Voorgesteld 30 maart 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zogenoemde Europese btw-tarievenrichtlijn (Bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG) het mogelijk gaat maken na 5 april 2022 een btw-nultarief toe te passen op het openbaar vervoer;
constaterende dat ter ontlasting van de kosten van woon-werkverkeer overgegaan wordt tot accijnsverlaging over ongelode benzine, diesel en lpg/nlg en tot het verhogen van de onbelaste kilometervergoeding;
overwegende dat het reizigersaantal in het openbaar vervoer na de voorgaande coronamaatregelen naar verwachting pas in 2025 op het oorspronkelijke niveau teruggekeerd zal zijn;
overwegende dat het versneld herstellen van het reizigersaantal in het openbaar vervoer de mogelijkheid biedt om de regeling openbaar vervoer te bekorten of versneld te beëindigen;
verzoekt de regering, ten gunste van het vergroten van het aantal reizigers in het openbaar vervoer en het beperken van de reiskosten, te onderzoeken of het verlaagde btw-tarief op openbaarvervoersbewijzen tijdelijk naar 0% kan worden gebracht, en dit te betrekken bij de brede evaluatie van het lage btw-tarief waarvan het openbaar vervoer deel uitmaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Inge van Dijk
Van der Molen