Gepubliceerd: 14 oktober 2021
Indiener(s): René Peters (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35897-10.html
ID: 35897-10

Nr. 10 VERSLAG

Vastgesteld 14 oktober 2021

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I.

Algemeen

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Klein beleid

3

   

2.1.

Algemene ouderdomswet (artikel I en III)

3

   

2.2.

Arbeidswet 2000 BES (artikel II)

3

   

2.3.

Toeslagenwet (artikel V), Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel IX, onderdeel E) en Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (artikel XV)

3

   

2.4.

Werkloosheidswet (artikel VI)

4

   

2.5.

Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (artikel VII)

4

   

2.6.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel IX, onderdelen B tot en met D)

4

   

2.7.

Wet financiering sociale verzekeringen (artikel XI, onderdelen C en D) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdelen D en I)

4

   

2.8.

Wet inburgering 2021 (artikel XIV)

5

   

2.9.

Wet op het kindgebonden budget (artikel XVIII)

6

   

2.10.

Wet op de ondernemingsraden (artikel XIX)

6

   

2.11.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdeel C)

6

   

2.12.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (artikel XVII) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdelen E tot en met H) en Ziektewet (artikel XXII)

7

   

2.13.

Eerste nota van wijziging

7

   

2.14.

Tweede nota van wijziging

7

 

3.

Uitvoering

7

 

4.

Regeldruk

8

II.

Artikelsgewijs

8

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022) en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Verzamelwet SZW 2022.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

1. Inleiding

De leden van de D66-fractie constateren dat een goed sociaal zekerheidsstelsel voortdurend bijgeschaafd en bijgesteld dient te worden om onwenselijke uitkomsten te voorkomen. Deze leden spreken waardering uit voor de geleverde inspanningen rondom de totstandkoming van deze verzamelwet.

De leden van de SP-fractie spreken hun verbazing uit over het feit dat op twee plekken in de verzamelwet een wetswijziging wordt voorgelegd aan de Kamer die niet beleidsarm is. Ten eerste voorzag de Verzamelwet SZW 2022 in opneming van een hardheidsclausule in de Wet inburgering. De Raad van State heeft hier stevige kritiek op gehad omdat dit voorstel niet beleidsarm is, en een aparte behandeling in de Kamer verdient. Ten tweede was in de verzamelwet opgenomen dat een Werkloosheidswet (WW)-uitkeringsbesluit ook kan worden ingetrokken of herzien op grond van artikel 26 (§ 2.4 Werkloosheidswet (artikel VI)). Ook dit kan, zeker gezien de recente ophef over hardheden in wetten en bij de uitvoering, niet als beleidsarm aangemerkt worden. De leden van de SP-fractie vinden het een slechte zaak dat voorstellen in een verzamelwet belanden die niet beleidsarm zijn. Hoe kan dit gebeuren? Kan de regering toezeggen dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren? Welke waarborgen worden ingebouwd om te voorkomen dat niet-beleidsarme wetsvoorstellen aan de Kamer worden voorgelegd in een verzamelwet?

Tot slot informeren de leden van de SP-fractie graag of er zaken in de verzamelwet zitten die een duidelijke invloed hebben op het inkomen van werknemers of uitkeringsgerechtigden.

2. Klein beleid

2.1. Algemene ouderdomswet (artikel I en III)

De leden van de VVD-fractie lezen dat het hanteren van het nationaliteitsvereiste op gespannen voet staat met internationale bepalingen. Deze leden vragen zich af welke bepalingen daar aanleiding toe geven.

De leden van de VVD-fractie vragen zich ook af in hoeverre de naar schatting 439 personen die na invoering van de verzamelwet recht gaan krijgen op een (volledige) Algemene Ouderdomswet (AOW), nu gebruik maken van «aanvullende inkomensvoorziening ouderen» (AIO). Deze leden verzoeken de regering om meer duiding te geven over de financiële gevolgen hiervan.

De leden van de VVD-fractie vragen zich verder af in hoeverre het verlaten van de nationaliteitseis effect kan hebben op andere discussies zoals bijvoorbeeld de onvolledige opbouw van AOW door inwoners van Suriname die tot 1975 rijksgenoten waren.

De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de rechtspraak over de herziening van rechtens onaantastbare besluiten volgt dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in beginsel niet gehouden is om een besluit, dus ook de uitkering waarop dat besluit betrekking heeft, voor het verleden te herzien. Deze leden verzoeken daarom een toelichting hoe het mogelijk is dat de SVB niet aan een rechterlijke uitspraak is gehouden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat is besloten om de wetswijziging zonder terugwerkende kracht in werking te laten treden. Kan de regering deze afweging nader toelichten? Hoeveel mensen zouden extra in aanmerking komen als deze wijziging wel met terugwerkende kracht in werking zou treden?

2.2. Arbeidswet 2000 BES (artikel II)

2.3. Toeslagenwet (artikel V), Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel IX, onderdeel E) en Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (artikel XV)

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een reparatie in de Participatiewet plaatsvindt. Deze werkt terug met een per koninklijk besluit nader te bepalen datum. Deze leden vragen zich af welke termijn in het koninklijk besluit zal vallen. De financiële en maatschappelijke gevolgen hiervan kunnen immers groot zijn. Graag vernemen deze leden of de regering deze zorgen deelt en deze leden ontvangen hier graag een indicatie van.

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen betreffende § 2.3 Toeslagenwet (artikel V), Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel IX, onderdeel E) en Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (artikel XV). In de toelichting staat: «Dat betekent dat Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) na de wijziging de bevoegdheid heeft om – in overeenstemming met de bedoeling van het amendement – ook in de uitvoering van de Toeslagenwet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW), de oude Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (oWajong) en de Wajong 2015 mee te werken aan een minnelijke schuldregeling tegen finale kwijting, tenzij de vordering is ontstaan als gevolg van opzet of grove schuld als bedoeld in het Boetebesluit socialezekerheidswetten.» Hoe gaat de regering voorkomen dat de betreffende groepen alsnog buiten de boot vallen als wetsvoorstel 35 374 eerder in werking treedt? Als de voorliggende verzamelwet later in werking treedt, vallen immers de betreffende groepen alsnog buiten de boot, totdat de verzamelwet in werking treedt. Hoe gaat de regering garanderen dat beide wetten tegelijk in werking treden? De voor 19 januari 2021 voorziene plenaire behandeling van het wetsvoorstel 35 374 door de Eerste Kamer is op verzoek van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangehouden. De leden van de SP-fractie willen graag weten wat de reden hiertoe was en hoe het traject verder gaat.

2.4. Werkloosheidswet (artikel VI)

2.5. Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (artikel VII)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de lidstaten geen keuzevrijheid hebben om een uitzondering van de detacheringsrichtlijn al dan niet op te nemen. Deze leden vragen zich af of de regering antwoord kan geven op de vraag waarom deze keuzevrijheid in dit geval niet bestaat.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat een artikellid van de detacheringsrichtlijn alsnog geïmplementeerd wordt, waardoor de mogelijkheid ontstaat om bepaalde werkzaamheden uit te zonderen van de meldingsplicht. Deze leden lezen voorts dat een beperkte groep gedetacheerde werknemers daardoor geen recht heeft op de harde kern van arbeidsvoorwaarden. Deze leden vragen of de regering een inschatting kan geven hoe groot deze groep is in Nederland. Voorts vragen deze leden of de regering verwacht dat er van deze uitzondering gebruik gemaakt zal gaan worden, hoe vaak zij verwacht dat dit het geval zal zijn, en of de regering ook een risico ziet op misbruik van deze uitzondering. Zo ja, hoe kan dit risico zoveel mogelijk worden ingeperkt?

2.6. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel IX, onderdelen B tot en met D)

2.7. Wet financiering sociale verzekeringen (artikel XI, onderdelen C en D) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdelen D en I)

De leden van de VVD-fractie merken op dat de aanpassingen in dit voorstel een groot deel van de (middel)grote werkgevers treft. Een gemiddelde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkeringslast kost een (middel)grote werkgever over de 10 jaar dat zij verantwoordelijk zijn gemiddeld 150.000 euro. Heeft de regering cijfers waarmee zij kan aantonen dat dit binnen de bandbreedte van klein beleid valt?

De leden van de VVD-fractie lezen dat met de no-riskpolis in de Ziektewet is beoogd om werkgevers over de streep te trekken om werknemers met een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid in dienst te nemen en een dienstverband aan te bieden. Echter hoeven werknemers hier pas twee maanden na aanvang van het dienstverband openheid over te geven. Is de regering het eens dat het beoogde doel hier juist mee wordt gehinderd?

De leden van de D66-fractie vragen aan de regering wat de beweegredenen zijn geweest om middels de wijziging in paragraaf 2.17 onderdeel D (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) de algehele publicatie van de instroomcijfers WGA op te heffen, in plaats van slechts de controle door werkgevers. Is het niet mogelijk om een indicatie van de instroomcijfers hand te haven?

De leden van de D66-fractie vragen wat de wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen precies kan betekenen voor de arbeidsmarktpositie van mensen die gebruik maken van een no-risk polis. Zij vragen of de regering kan verduidelijk of het inderdaad gaat om het niet meer mogelijk maken van het met terugwerkende kracht gebruik maken van een no-risk polis en aan wat voor soort situaties zij moeten denken als werkgevers een fictieve ziektewet beoordeling aanvragen.

2.8. Wet inburgering 2021 (artikel XIV)

De leden van de D66-fractie vragen waar de veronderstelling op wordt gebaseerd dat het opleggen van boetes door gemeenten en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) aan inburgeringsplichtigen niet frequent zal plaatsvinden. Is er data beschikbaar die deze stelling onderbouwt of zijn hierover ook afspraken met de betrokken instanties gemaakt? Deze leden vragen of kan worden gemonitord of hier inderdaad sprake van zal zijn. De leden van de D66-fractie vragen of er data beschikbaar is over financiële problematiek bij inburgeringsplichtigen en in hoeverre die problematiek is gelegen in een stapeling van boetes. De leden van de D66-fractie vragen of concreet kan worden toegelicht op welke wijze uitdrukkelijk rekening is gehouden met het feit dat inburgeringsplichtigen een relatief kwetsbare groep is bij het bepalen van de (maximale) hoogte van de boetes die door gemeenten en DUO kunnen worden opgelegd.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering nader in kan gaan op het schrappen van de hardheidsclausule voor de inburgeringswet uit het wetsvoorstel. Zij vragen of naar inschatting van de regering de hardheidsbepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voldoende ruimte bieden om niet tot schrijnende situaties te hoeven komen, en of de regering nader in kan gaan op het advies van de Afdeling van de Raad van State dat hardheidsclausules alleen gelden als de uitkomst niet in lijn is met de intentie van de wet. De leden van de D66-fractie lezen dat door het toevoegen van het reeds verwijderde artikel 26a nog een extra ventiel zou worden ingebouwd aan alle waarborgen die al in het boetesysteem zijn ingebouwd. Deze leden vragen welke waarborgen in het boetesysteem worden bedoeld. De leden van de D66-fractie vragen of DUO en gemeenten nu al de voorgenomen hardheidsclausule in de praktijk zouden kunnen toepassen. Deze leden vragen of kan worden toegezegd dat aan gemeenten en DUO ook de overwegingen van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en de aangenomen motie Van Brenk1 worden meegegeven.

De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak een inburgeringstermijn met één jaar kan worden verlengd zonder dat er een boete wordt opgelegd (omdat er sprake is van niet-verwijtbare termijnoverschrijving). De leden van de D66-fractie vragen wanneer de verwijderde hardheidsclausule naar de Kamer zal worden verzonden.

De leden van de D66-fractie vragen welke gegevens er allemaal worden uitgewisseld tussen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Minister van SZW. Deze leden vragen waarom de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) hier geen advies over heeft gegeven.

De leden van de SP-fractie zien dat artikel 26a, de hardheidsclausule inburgering, is geschrapt na kritiek van de Raad van State. De leden van de SP-fractie vragen met nadruk of de regering de Kamer alsnog een wetsvoorstel hardheidsclausule inburgering gaat toesturen. Wat is het tijdspad? Wat gebeurt er tot die tijd met gevallen waarbij de wetten en/of uitvoering in deze onredelijk uitpakken? De leden van de SP-fractie willen weten of er een spoedwet komt. In hoeverre is de redelijkheid en billijkheid bij de huidige wetgeving op orde zonder hardheidsclausule? Heeft de regering enig zicht op de hoeveelheid mensen die in aanmerking zou komen voor een hardheidsclausule? Hoeveel zaken hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) of andere partijen aangegeven waarbij een hardheidsclausule aan de orde zou zijn? Om wat voor soort zaken gaat het hier?

2.9. Wet op het kindgebonden budget (artikel XVIII)

De leden van de D66-fractie zijn blij met de voorgestelde wijziging op de Wet op het kindgebonden budget om gezinnen waarbij een van de ouders geen verblijfsstatus heeft niet het recht te ontnemen op het kindgebonden budget. De focus komt zo terecht te liggen op het ondersteunen van het rechtmatig verblijvende kind met een rechtmatig verblijvende ouder, niet op het straffen van de onrechtmatige ouder.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er een uitzondering wordt gemaakt op het koppelingsbeginsel in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), omdat dit nadelige gevolgen heeft voor kinderen. Erkent de regering hiermee dat het koppelingsbeginsel nadelig uit kan pakken voor kinderen? Kent de regering nog meer situaties waar het koppelingsbeginsel nadelig uitpakt voor kinderen? Is dit een reden voor de regering om eindelijk het voorbehoud op artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) op te heffen? Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de gesprekken die de regering zou voeren met relevante actoren over het onlangs verschenen rapport «Kinderen missen recht op sociale zekerheid» van het Verwey Jonker Instituut?

2.10. Wet op de ondernemingsraden (artikel XIX)

Voor de leden van de D66-fractie zijn inspraak en medezeggenschap ook belangrijke waarden. Daarmee laten zij zich dan ook positief uit over de voorgestelde wijziging van de Wet op de ondernemingsraden. Zij vragen of de regering bereid is de opbrengsten hiervan ook te monitoren (in termen van verhoogde participatie) en met sociale partners in overleg wil blijven over eventuele verdere verbeteringen.

De leden van de SGP-fractie zien graag een nadere onderbouwing van de keuze om het onderscheid tussen actief en passief kiesrecht qua aantal maanden (6 resp. 12 maanden) los te laten bij deze verkorting naar drie maanden. Om welke redenen acht de regering het wenselijk en noodzakelijk de betrokkenheid van flexkrachten te verhogen door hen ook zelf deel te laten nemen aan de medezeggenschap, terwijl er volgens de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de sociaaleconomische Raad (SER) ook andere maatregelen denkbaar zijn?

2.11. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdeel C)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgestelde wijziging ertoe leidt dat UWV niet langer de instroomcijfers WGA publiceert. Dit heeft tot gevolg dat werkgevers geen inzicht meer krijgen in het resultaat van hun inspanningen op het gebied van arbeidsongeschiktheid op basis van hun WGA-instroompercentage. Deze leden vragen zich af of de regering een andere mogelijkheid ziet waarop de instroomcijfers met betreffende instanties kunnen worden gedeeld.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het, gelet op het huidige juridische kader voor het verwerken van persoonsgegevens, niet meer mogelijk is om de bijlage met persoonsgegevens te verstrekken. Kan de regering nader toelichten wat precies de juridische belemmeringen hiervoor zijn, en waarom er niet voor is gekozen om een juridische grondslag hiervoor in de wet op te nemen, in plaats van het schrappen van de betreffende artikelen?

2.12. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (artikel XVII) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel XXI, onderdelen E tot en met H) en Ziektewet (artikel XXII)

De leden van de SP-fractie gebruiken graag de gelegenheid om te informeren naar de grootte van de achterstanden bij de WIA- en Ziektewet keuring.

2.13. Eerste nota van wijziging

De leden van de D66-fractie constateren dat door enkele wijzigingen, zoals deze toegelicht in paragraaf 2.2 van de eerste nota van wijziging, de administratieve lasten van inwoners, ambtenaren en werkgevers afnemen. De leden van de D66-fractie staan voor een toegankelijke overheid en kijken dan ook met tevredenheid naar dergelijke voorstellen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering in het kader van de wijziging van de Wet ongevallenverzekering Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) (onderdeel 9 – artikel XVa Verzamelwet SZW 2022) nader toe te lichten hoe de hoogte van de toeslag tot op heden wordt bepaald. Voorts vragen deze leden of indexeren leidt tot precies dezelfde hoogte van uitkeringen als het werken met toeslagen. Is er een risico op inkomensachteruitgang?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn in het kader van de wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (onderdeel 11 – artikel XXa Verzamelwet SZW 2022) enthousiast over het voornemen om in bepaalde gevallen persoonsgegevens van mensen door te geven aan hulpverlening. Deze leden vragen of het klopt dat dit met dit voorstel theoretisch gezien bij iedere persoon mogelijk is. Voorts vragen deze leden waarom alleen uitwisseling mogelijk is met instanties die onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 werken, en niet ook bijvoorbeeld zorginstellingen (onder andere geestelijke gezondheidszorg) en/of huisartsen.

2.14 Tweede nota van wijziging

De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld over het voornemen van de regering om de afbouw van de dubbele heffingskorting door te zetten. Dit heeft, in tegenstelling tot wat de regering in de toelichting stelt, al jaren een negatief effect op de inkomens van mensen met een bijstandsuitkering, en daarmee op mensen die soms al jarenlang in armoede leven. Deze leden vragen de regering om het inkomenseffect voor deze groep weer te geven, als de afbouw het komende jaar zou worden stilgezet. Voorts vragen deze leden ook naar de budgettaire consequenties van het stilzetten van de afbouw voor komend jaar.

3. Uitvoering

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van laagdrempelige toegang tot preventieve schuldhulpverlening, zoals wordt aangekaart door de VNG. Deze leden vragen of een onderscheid tussen preventieve en curatieve schuldhulpverlening, waarbij er voor preventieve schuldhulpverlening een lichte toetsing is, de laagdrempelige toegang zou kunnen verbeteren, zodat problematische schulden kunnen worden voorkomen.

4. Regeldruk

II. Artikelsgewijs

De fungerend voorzitter van de commissie, Peters

De adjunct-griffier van de commissie, Blom