Gepubliceerd: 6 juli 2021
Indiener(s): Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA)
Onderwerpen: criminaliteit economie ondernemen openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35689-7.html
ID: 35689-7

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2021

Hierbij ontvangt u het evaluatierapport «Evaluatie van de Wet Precursoren voor Explosieven, met aandacht voor het vergunningstelsel voor particulieren en de registratie- en meldplicht van bedrijven»1. Deze evaluatie vond plaats in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en werd uitgevoerd door Bureau Ateno. Laatstgenoemde deed onderzoek naar de ervaringen van de partijen die bij de uitvoering van dit stelsel, de registratie van transacties en de meldplicht voor het op de markt brengen van precursoren voor explosieven, betrokken zijn.

Kader

Het vergunningstelsel en de meldplicht komen voort uit de Europese verordening 98/2013. De registratieverplichting komt op zijn beurt weer voort uit de onderliggende nationale ministeriële regeling. De wetgeving heeft als doel het reguleren van de markt, de verkoop, het bezit en het gebruik van grondstoffen voor explosieven. Hierbij is in Nederland gekozen voor een vergunningenstelsel omdat dit het beste past bij de praktijk in ons land: vrijheid, maar wel in combinatie met controle op de verkoop, het bezit en het gebruik. Inmiddels is sinds 1 februari 2021 een nieuwe EU-verordening (2019-1148) van kracht, die de versie uit 2013 vervangt en waarin verbeteringen zijn aangebracht die nauw aansluiten bij de onderstaande verbeterpunten.

Resultaten

Uit het onderzoek volgen een viertal aandachtspunten ten aanzien van het vergunningstelsel, de meldplicht en de registratieplicht:

  • 1. Beter afstemmen met en meer eisen stellen aan de betrokken partijen en de informatiedeling tussen ketenpartners op orde brengen;

  • 2. Aanpassing van proces rondom de aanvraag en de verkoop in het vergunningstelsel;

  • 3. Betere inzet van administratieve controles; en

  • 4. Onderzoek naar de mogelijkheden voor terugkoppeling rondom meldingen door het meldpunt.

Hieronder volgt per punt een korte uiteenzetting voor wat betreft de opvolging.

1. Beter afstemmen met en meer eisen stellen aan de betrokken partijen. Informatiedeling tussen ketenpartners beter op orde brengen

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en daarbinnen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), is verantwoordelijk voor de implementatie van beleid rondom precursoren voor explosieven in Nederland. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is gemandateerd als inspectie-en handhavingsdienst en verleent de vergunningen. Het meldpunt voor verdachte transacties is belegd bij de Nationale Politie en de FIOD.

Uit de recente EU-verordening volgt een nieuwe taak: het jaarlijkse rapporteren aan de EU over de voortgang van de uitvoering van de verordening. Om hieraan invulling te geven zullen de gemaakte afspraken over de uitvoering van de taken zoals genoemd in de Wet precursoren voor explosieven (Wpe) met de ketenpartners (Politie, ILT, FIOD en Douane) ter hand worden genomen en bestendigd in convenanten. Met de ILT en de Douane is dit proces al in een ver gevorderd stadium. Deze aanpak sluit aan bij het advies van de onderzoekers om meer eisen te stellen aan de verschillende partijen, door bijvoorbeeld de informatiedeling tussen deze partijen beter op orde te brengen. Doel is om samen met in elk geval de ILT, Douane en Politie te komen tot een verbeterde informatiedeling tussen de betrokken organisaties, zodat ieders taak geoptimaliseerd kan worden.

2. Aanpassing van proces rondom de aanvraag en de verkoop.

Ondanks het geringe aantal aanvragen van de afgelopen jaren is de verwachting, op basis van ervaring in de landen met een vergelijkbaar stelsel en door de invoering van de nieuwe verordening, dat het aantal aanvragen zal stijgen.2 De nieuwe verordening introduceert een aantal nieuwe elementen: een aantal nieuwe vergunningsplichtige stoffen, nieuwe toegestane percentages en de verplichting aan professionele gebruikers om in bepaalde gevallen een vergunning aan te vragen.3 Gezien de verwachte toename van het aanvragen, is het van belang om het vergunningstelsel door te zetten.

Aan het verbeteren van het proces van de aanvraag van de vergunning en klantvriendelijker maken hiervan, wordt al gewerkt. Zo gaat de aanvraag en het verkrijgen van een vergunning zeer binnenkort digitaal verlopen.

Daarnaast zal mijn ministerie samen met de ILT met de verschillende marktpartijen het verkoopproces onder de loep nemen zodat deze beter aansluit op het vergunningstelsel. Daarbij wordt gekeken of het mogelijk is om zaken als geldigheid van de vergunning en administratieve bewaartermijnen gelijk te trekken.

3. Betere inzet van administratieve controles als onderdeel van risico gestuurd toezicht

De ILT zou volgens het onderzoek meer gebruik moeten maken van administratieve controles om ontduiking van het vergunningstelsel en/of het niet melden van verdachte transacties, vermissingen of diefstallen op het spoor te komen. Deze administratieve controles zijn onderdeel van risico-gestuurd toezicht.

De ILT heeft afgelopen jaren een goed doordachte risico-gestuurde strategie gevolgd, waarbij in het begin veel aandacht is geweest voor het bekend stellen van marktpartijen met de wet en minder is ingezet op toezicht. De focus lag op het informeren van hoofdkantoren van winkelketens en branche verenigingen, met als doel dat zij zo snel mogelijk hun bedrijfsstrategie konden aanpassen op de verplichtingen uit de Wpe. Deze aanpak is succesvol gebleken, niet in het minst door de medewerking van marktpartijen. Zo zijn bijvoorbeeld bepaalde stoffen al niet meer te koop voor particulieren. Als gevolg van de corona crisis (winkels gesloten, inspecties opgeschort) heeft de uitvoering van risico gestuurd toezicht vertraging opgelopen.

Vanaf dit jaar is, met de introductie van de verificatieverplichting in de nieuwe EU-verordening, de registratieverplichting zoals Nederland die had, aangescherpt. Met de betrokken overheidspartners en het bedrijfsleven (dat een eigen verantwoordelijkheid krijgt in dit proces) wordt gewerkt aan een goede implementatie van deze nieuwe verplichting. Dat houdt onder andere in dat de ILT de administratieve controles als onderdeel van het risico-sturend toezicht vaker zal toepassen om te controleren of de verificatieverplichting correct wordt toegepast.

Ten aanzien van wat de onderzoekers stellen met betrekking tot de medewerking vanuit de ILT aan het onderzoek, hecht ik eraan op te merken dat het ILT mij heeft bericht dat vanwege de vertrouwelijkheid (inspectie- en opsporingsgegevens) en beschikbaarheid van de informatie deze niet zonder meer te verschaffen was.

4. Onderzoek wat de mogelijkheden zijn voor terugkoppeling rondom meldingen door het meldpunt

Betrokken partijen, zoals brancheverenigingen en marktpartijen, zouden graag zien dat inzichtelijk wordt gemaakt wat er met hun meldingen gedaan wordt. Ik onderschrijf het belang van het vergroten van de inzichtelijkheid in het proces en zal daarom samen met de politie de mogelijkheden verkennen om informatie over de gedane meldingen te verstrekken. Dit zal immers ook bijdragen aan de kwaliteit en de kwantiteit van de meldingen.

Tot slot

Het onderzoek van het WODC stelt dat het Nederlandse vergunningstelsel aan de verwachtingen heeft voldaan. Op deelgebieden zijn verbeteringen mogelijk. Zoals hiervoor geschetst zal dit voor een belangrijk deel ingevuld worden met de implementatie van de nieuwe verordening uit 2021. De komende tijd zal met de betrokken partijen en in nauwe afstemming met de partners binnen en buiten de overheid worden gewerkt aan het vergroten van de awareness en het verbeteren van de samenwerking.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus