Nr. 17 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BERG

Ontvangen 27 mei 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel F, wordt na «een op grond van artikel 1, vierde lid,» ingevoegd «of onder toepassing van artikel 24, vierde lid,».

II

In artikel II wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:

Sa

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «cliënt» vervangen door «betreffende persoon».

2. Onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd artikel 1, vierde lid, kan de rechter op verzoek van het CIZ een machtiging als bedoeld in het eerste lid verlenen ten aanzien van een persoon met een psychische stoornis en de stoornis van die persoon gelijkstellen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, indien de rechter op basis van de verklaring van een ter zake kundige arts oordeelt dat sprake is van een psychische stoornis:

    • a. die dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kan veroorzaken;

    • b. waarbij de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap; en

    • c. waarbij deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.

  • 5. Ingeval van een aanvraag om een machtiging als bedoeld in het vierde lid, is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «cliënt» vervangen door «persoon».

III

Artikel II, onderdeel T, wordt als volgt gewijzigd:

1. «In artikel 25, derde lid,» wordt vervangen door «Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid».

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 2. In het vierde lid wordt «de cliënt» vervangen door «de persoon ten aanzien van wie een verzoek wordt ingediend als bedoeld in het eerste lid».

IV

Aan artikel II, onderdeel V, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

3. In het derde lid (nieuw) wordt «tweede en derde lid» vervangen door «tweede tot en met vierde lid».

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «cliënt» vervangen door «persoon».

V

Artikel II, onderdeel HH, wordt als volgt gewijzigd:

1. «In artikel 39, vierde lid,» wordt vervangen door «Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid».

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

2. In het zesde lid wordt «derde lid» vervangen door «derde en vierde lid».

Toelichting

De indiener vindt dat de mogelijkheden voor cliënten om bij een wisselende zorgbehoefte over te stappen van de ouderenzorg of gehandicaptenzorg naar de geestelijke gezondheidszorg en andersom verruimd moeten worden. De cliënt krijgt nu niet altijd op de voor haar meest geschikte plek onvrijwillige dan wel verplichte zorg kan ontvangen. De indiener is ervan overtuigd dat dit ten goede komt aan de juiste zorg op de juist belang en daarmee het belang van de patiënt/cliënt dient. Zeker gezien de rechtelijke uitspraken waarin de vraag aan de orde komt of een cliënt met een psychische stoornis in een Wzd-accommodatie kan worden opgenomen ondanks dat de Wzd die mogelijkheid niet biedt. In de ene uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2020:5095) verleende de rechter een rechterlijke machtiging op basis van de Wzd. Doorslaggevend hierbij was dat iedereen het erover eens was dat deze cliënt het beste paste in een Wzd-accommodatie. Hiermee gaf hij het belang van de cliënt voorrang boven strikte toepassing van de wet.

In de andere uitspraak (ECLI:NL:RBROT:2020:9917) concludeert de rechter echter dat, nu de Wzd geen mogelijkheid biedt om een cliënt met een psychische stoornis onder de Wzd te brengen, het niet aan de rechter is om daar toch in te voorzien. Het is aan de wetgever om hierin een andere keuze te maken. Hij constateert «dat het een onbedoeld gevolg van de wetswijziging is dat cliënt nu niet op de voor haar meest geschikte plek onvrijwillige dan wel verplichte zorg kan ontvangen. Daarbij vindt de indiener het van belang dat er een instantie onderzoekt of die bepaald patiënt/cliënt vanwege de wisselende zorgbehoefte gebaat is bij een ander wettelijk regime daarom dient het CIZ gevraagd te worden onafhankelijk te adviseren.

Van den Berg