Kamerstuk 35603-19

Gewijzigd amendement van het lid Beckerman ter vervanging van nr. 8 over het beleggen van de schadeafhandeling en versterking van woningen in één hand

Dossier: Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Gepubliceerd: 16 februari 2021
Indiener(s): Sandra Beckerman (SP)
Onderwerpen: bestuur huisvesting organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35603-19.html
ID: 35603-19
Origineel: 35603-8
Wijzigingen: 35603-36

Nr. 19 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BECKERMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8

Ontvangen 8 februari 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt na onderdeel 1 een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 1a. In de begripsomschrijving van Instituut wordt «Instituut Mijnbouwschade Groningen» vervangen door «Instituut voor Groningers».

II

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 01. In het eerste lid wordt «Instituut Mijnbouwschade Groningen» vervangen door «Instituut voor Groningers».

2. 2. Onderdeel 1, onder b, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «wordt» vervangen door «worden» en wordt «een onderdeel» vervangen door «twee onderdelen».

b. In onderdeel c wordt de punt vervangen door een puntkomma.

c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. heeft tot taak maatregelen te treffen of vergoedingen uit te keren, voor zover het de versterking van gebouwen betreft.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 1a. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. Bij de afstemming van de taken, genoemd in het derde lid, is een integrale benadering van de afwikkeling van de schade en de versterking leidend, tenzij de eigenaar die zowel met schade als versterking te maken heeft, aangeeft te kiezen voor een afzonderlijke afhandeling.

4. Onderdeel 2 vervalt.

III

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «wordt «de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie»» vervangen door «vervalt «, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie»».

2. In de aanhef van onderdeel 2 wordt «vijf» vervangen door «vier».

3. In het in onderdeel 2 voorgestelde zesde lid vervalt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en».

4. Het in onderdeel 2 voorgestelde zevende lid vervalt.

5. In het in onderdeel 2 voorgestelde achtste lid vervalt «, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

6. In het in onderdeel 2 voorgestelde negende lid vervallen «en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en» en wordt «afstemmen» vervangen door «afstemt».

7. In het tiende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

IV

Na artikel I, onderdeel C, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dit hoofdstuk» vervangen door «dit hoofdstuk en hoofdstuk 5» en wordt «aanvragen» vervangen door «aanvragen als bedoeld in artikel 11 en de voorbereiding van versterkingsbesluiten als bedoeld in artikel 13i, vierde lid».

2. In het tweede lid wordt na «schadeafhandeling» ingevoegd «en een snelle en op de belangen van de eigenaar van een te versterken pand gerichte besluitvorming».

Cb

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De voorbereiding en afwikkeling van een versterkingsbesluit wordt gedaan in overleg met de eigenaar van het betrokken gebouw.

Cc

In artikel 12, eerste lid, wordt «besluit» vervangen door «besluit over de afwikkeling van schade», wordt na «aard van de schade» ingevoegd «en over de afstemming tussen de afwikkeling van de schade en het te nemen versterkingsbesluit» en wordt «in het licht van» vervangen door «ten behoeve van».

V

In artikel I, onderdeel F, vervalt in artikel 13ba «en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties», wordt «nemen, elk voor de aan hen toebedeelde taken,» vervangen door «neemt» en wordt «hen» vervangen door «hem».

VI

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13c, derde lid, «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

VII

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13d «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

VIII

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13e, eerste lid, «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

IX

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13f «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

X

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13g als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder b, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «oordeel» vervangen door «advies».

2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «oordeel» vervangen door «advies».

3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

4. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

5. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XI

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13i als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «De Minister» vervangen door «Het Instituut».

3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

4. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut».

5. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

6. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut».

XII

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13j als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

2. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

3. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

4. In het achtste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

5. In het negende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XIII

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13k als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut», wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut» en wordt «De Minister» vervangen door «Het Instituut».

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

4. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister».

XIV

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13l als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XV

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13m als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister» en wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XVI

In artikel I, onderdeel G, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XVII

In artikel I, onderdeel H, wordt in artikel 15a, tweede en vierde lid en in artikel 15b, eerste, tweede en derde lid «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» telkens vervangen door «Onze Minister».

XVIII

Na artikel I, onderdeel Ma, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Mb

In artikel 21, eerste lid, wordt «het Instituut Mijnbouwschade als bedoeld in artikel 2, derde lid» vervangen door «het Instituut».

XIX

In artikel I, onderdeel N, wordt artikel 22b als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «bij regeling van Onze Minister» en wordt «besluit Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «besluit het Instituut».

2. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» telkens vervangen door «het Instituut».

3. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

4. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister».

XX

In artikel VI wordt in artikel 13l, onder a, «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

Toelichting

De toezichthouder, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), heeft meermaals uitdrukkelijk geadviseerd één partij eindverantwoordelijk te maken voor schadeafhandeling en versterking in Groningen. Dit is volgens het SodM een noodzakelijke stap om tot de vereiste snelheid te komen en om de bewoner daadwerkelijk centraal te stellen. Hiervoor geven zij drie argumenten: 1. Er is een kleine maar significante groep bewoners bij wie schade en versterking niet los van elkaar kan worden gezien. 2. Een grotere groep bewoners is sterk gebaat bij een gecoördineerde aanpak voor afhandeling van schade aan en versterking van hun huis. Eén aanspreekpunt en een integrale aanpak zorgt voor minder rompslomp voor de bewoner. 3. Tot slot is het van belang dat de lessen die geleerd worden in het versterkingsproces toegepast worden in de schadeafhandeling en vice versa. De relatie tussen schade en versterking wordt pas goed inzichtelijk door de dossiers in samenhang te analyseren en aan te pakken. Dat gebeurt nu niet voldoende.

In het voorliggende wetsvoorstel wordt ervoor gekozen om de bij schadeafhandeling en versterking betrokken organisaties, te weten het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), samen te voegen tot één instantie: het Instituut voor Groningers. Indieners willen -aansluitend op het advies van het SodM- dat er de verantwoordelijkheid volledig bij de Minister van EZK komt te liggen. Dit is nodig om bewoner centraal te kunnen stellen, aldus het SodM.

Beckerman