Gepubliceerd: 18 januari 2021
Indiener(s): Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: bestuur huisvesting organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35603-13.html
ID: 35603-13

Nr. 13 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 januari 2021

De in het verslag gestelde vragen worden beantwoord mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen. Deze leden vinden het goed dat een aantal zaken rondom de versterking nu ook wettelijk worden vastgelegd. De afgelopen jaren zijn er al diverse stappen gezet (zoals afbouw gaswinning naar nul, Nationaal Programma Groningen, regiodeal), maar we zijn er nog zeker niet. Het is volgens deze leden nu zaak dat de versterking van de gebouwen in de praktijk ook daadwerkelijk wordt versneld. Dat is van belang voor de veiligheid en het vertrouwen van de Groningers.

1. Tot nu toe verloopt de versterkingsoperatie nog tergend langzaam, zo menen deze leden. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan het versnellen van de versterkingsoperatie?

Het is van groot belang om meer snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie. Het wetsvoorstel draagt hier aan bij door te voorzien in heldere processen en één integraal versterkingsbesluit. Door te voorzien in een gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningprocedures wordt voorkomen dat de uitvoering van de versterking vertraging oploopt en krijgt de eigenaar één aanspreekpunt. Verder versnelt het wetsvoorstel de procedure voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming door beroep in één instantie voor te schrijven.

Een zeer wezenlijke versnelling wordt bereikt nu op grond van dit wetsvoorstel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) snellere beoordelingsmethoden worden vastgelegd. Met de zogenoemde «praktijkaanpak» (voorheen aannemersvariant) kunnen eigenaren zelf het voortouw nemen en aan de slag gaan met een aannemer. Met de typologieaanpak kan een meer gestandaardiseerd versterkingsadvies worden gegeven. Daarbij hoeven de gebouwen niet langer elk individueel één voor één worden doorgerekend; een proces dat voor ieder gebouw een doorlooptijd van enkele maanden kan hebben. Tot slot biedt het wetsvoorstel een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de betrokken instanties.

2. Wat verandert er met deze wijziging van de wet in de praktijk voor de Groningers en ten opzichte van de huidige situatie/praktijk?

In eerste instantie werd de versterkingsopgave door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) uitgevoerd. Inmiddels wordt sinds 2019 met het Besluit versterking gebouwen Groningen gewerkt. Op hoofdlijnen volgt het wetsvoorstel de systematiek die is opgenomen in het Besluit versterking gebouwen Groningen. In het wetsvoorstel is ook sprake van het vaststellen van risicoprofielen en de verrijking daarvan, een plan (programma) van aanpak, de opname en beoordeling van gebouwen, het versterkingsbesluit en het besluit tot niet versterken. Een eerste verschil is dat in het wetsvoorstel het aantal besluiten met betrekking tot een gebouw sterk is verminderd. Op grond van het nu nog geldende Besluit versterking gebouwen Groningen wordt naast het versterkingsbesluit ook een normbesluit genomen en is niet voorzien in gecoördineerde besluitvorming indien voor de uitvoering van werkzaamheden vergunningen moeten worden aangevraagd. De besluitvormingsprocedure is in het wetsvoorstel vereenvoudigd, hetgeen de procedure transparanter maakt en betekent dat de eigenaar uitsluitend contact hoeft te hebben met één overheidsorgaan: de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG). Verder gaat het Besluit versterking gebouwen Groningen ervan uit dat de uitvoering van de versterkingsmaatregelen geschiedt door de NCG. In de praktijk blijkt echter dat veel eigenaren de versterkingsmaatregelen in eigen beheer willen uitvoeren. Deze mogelijkheid is expliciet in het wetsvoorstel voorzien.

3. De leden van de VVD-fractie vragen of er een totaaloverzicht van lagere regelgeving die voortvloeit uit deze wetswijziging kan worden gegeven door de regering, bijvoorbeeld een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of ministeriële regeling.

Hoe wordt de Kamer bij deze lagere regelgeving betrokken? Geldt er wel of geen voor- of nahangbepaling? Waarom is daar wel of niet voor gekozen (per AMvB of ministeriële regeling)?

Het is voorzien dat uit dit wetsvoorstel een AMvB en een ministeriële regeling voortvloeien.

Het wetsvoorstel bevat zes grondslagen die bij of krachtens een AMvB uitgewerkt (kunnen) worden. In het kort betreffen deze grondslagen regels aangaande:

  • de reikwijdte van de wet;

  • het vaststellen van risicoprofielen van gebouwen;

  • de beoordelingsmethoden waarmee gebouwen worden beoordeeld en waarmee wordt bepaald welke versterkingsmaatregelen nodig zijn;

  • de lokale programma’s van aanpak en het advies hierover door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM);

  • de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor versterking, en

  • de maximale hoogte van de overlastvergoeding voor gedupeerden aan wie een schadevergoeding wordt toegekend.

Op een aantal punten voorziet de AMvB in nadere uitwerking bij ministeriële regeling van respectievelijk de Minister van Economische Zaken en Klimaat of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daarnaast bevat het wetsvoorstel twee grondslagen om in een ministeriële regeling nadere regels op te nemen. Deze regels gaan over:

  • de manier waarop de NCG en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: IMG) de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg op elkaar afstemmen, en

  • de uitkering ten behoeve van het versterken van gebouwen in batch 1.588.

Ten aanzien van de lagere regelgeving onder dit wetsvoorstel is niet voorzien in een voorhang- of nahangbepaling. In een wet wordt alleen in bijzondere omstandigheden voorzien in een voorhang- of nahangbepaling.1 In dit geval zie ik geen omstandigheden die ertoe leiden dat een voorhang- of nahangbepaling moet worden opgenomen. Van 14 december tot en met 10 januari 2021 heeft de AMvB voorgelegen voor internetconsultatie. Na verwerking van de reacties hierop wordt de route vervolgd via de ministerraad en de Afdeling advisering van de Raad van State. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd zodra deze AMvB wordt vastgesteld. De bestuurlijke afspraken van 6 november jl. slaan, indien van toepassing, neer in deze AMvB. De AMvB treedt gelijktijdig met het wetsvoorstel in werking.

4. De leden van de VVD-fractie vragen waarom er geen evaluatiebepaling in het wetsvoorstel is opgenomen om te kijken of er na bijvoorbeeld twee jaar bijgestuurd moet worden.

Het voorliggende wetsvoorstel bestaat voornamelijk uit een wijziging van de Tijdelijke wet Groningen. In de Tijdelijke Wet Groningen is al een evaluatiebepaling opgenomen, namelijk artikel 20. Die bepaling ziet op de gehele wet, inclusief de door dit wetsvoorstel aan te brengen wijzigingen, en is daarmee ook van toepassing op voorliggend wetsvoorstel.

5. Deze leden vragen tevens hoe wordt voorkomen dat er wordt geredeneerd vanuit regels, processen en procedures, in plaats van het oplossen van het probleem van de bewoners en bedrijven in Groningen?

Het doel is veilige gebouwen in Groningen. Deze wet is een belangrijk middel hiervoor maar geen doel op zichzelf. De wet legt een basis, maar het werk moet in de praktijk gebeuren. Er zijn objectieve normen om vast te stellen welke gebouwen onveilig zijn en om ervoor te zorgen dat de meest onveilige gebouwen eerst worden aangepakt. Het gaat hier om gebouwen die je niet los kunt zien van de omgeving waarin zij staan. Daarom wordt met dit wetsvoorstel de ruimte gecreëerd voor eigenaren om zelf regie te nemen in de versterking van hun gebouw en is er ruimte voor voldoende maatwerk bij het samen met de eigenaar bepalen welke versterkingsmaatregelen aan het gebouw worden getroffen. Ook is er ruimte voor afstemming met de gemeenten. Bovendien zijn er afspraken gemaakt die niet in wetgeving worden vastgelegd maar die voor de Groningers van groot belang zijn, zoals onderdelen van de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020.

6. Deze leden hebben in de begeleidende brief bij het wetsvoorstel gelezen dat onderdelen uit het programma «Eigen Initiatief» opgenomen zijn in het wetsvoorstel. Welke onderdelen zijn dat?

Met het programma «Eigen Initiatief» en de voorloper «Heft in Eigen Hand» stelt de NCG eigenaren in de gelegenheid om als particulier opdrachtgever de versterkingsmaatregelen en eventuele andere verbouwingen aan hun woning of gebouw zelf uit te laten voeren. Het wetsvoorstel biedt deze mogelijkheid ook voor andere eigenaren. De aanspraak op het treffen van versterkingsmaatregelen kan op verzoek van de eigenaar ook ter beschikking worden gesteld in de vorm van een budget. Uit dit budget kunnen door een eigenaar gegeven opdrachten worden betaald voor het uitvoeren van de versterking in eigen beheer.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het teleurstellend dat dit wetsvoorstel pas nu voor behandeling bij de Kamer is ingediend. De versterkingsoperatie is nog steeds niet goed op gang gekomen. Deze leden missen de vereiste crisisaanpak. Deze wet zet stappen in de goede richting, maar zoals altijd op dit dossier is het de vraag of de uitvoering ruimhartig en adequaat is. Deze leden hebben vragen over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat voorligt en hebben hier vragen over. De Verenigde Naties (VN) zegt dat de Nederlandse regering maatregelen moet nemen om de fysieke veiligheid en de mentale gezondheid te waarborgen, alsook de veiligheid van hun woningen. Naast gepaste compensatie moet toekomstige schade worden voorkomen, aldus de VN2. De Onafhankelijk Raadsman roept op tot gelijkwaardige behandeling van gedupeerden. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat meer dan 10.000 mensen gezondheidsschade hebben door de manier waarop de overheid met hen omgaat. Maatschappelijk organisaties roepen op tot eenduidige strategie en een integrale aanpak van schadeafhandeling en versterking. Zelfs toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert een crisisaanpak. Dit alles blijkt nog niet genoeg voor deze regering om een fundamenteel andere aanpak te kiezen, aldus deze leden. Zij vrezen dat door datgene wat tot nu toe steeds mislukte vast te leggen in een wet de kansen op een veilig thuis en herstel van schade hiermee verkleinen of zelfs verdwijnen. Tevens leidt dit wetsvoorstel volgens deze leden niet tot een eenduidige eindverantwoordelijkheid en sturing waardoor duidelijkheid voor de gedupeerden uitblijft.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat moet dienen tot veilige gebouwen in Groningen. De aan het woord zijnde leden waarderen de doelstellingen van een navolgbaar en transparant versterkingsproces met een centrale rol voor bewoners en eigenaren. Deze leden zijn er echter niet op gerust dat onderhavig wetsvoorstel voldoende waarborgt dat bewoners en eigenaren voldoende en tijdig worden ondersteund bij de versterking van hun woning of gebouw. Hieromtrent hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen. Deze leden onderschrijven het doel van de wet: te komen tot veilige gebouwen in Groningen. Wel hebben deze leden de nodige – soms kritische – vragen over de gevolgen en de toepassing daarvan.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

7. De leden van de VVD-fractie vragen wat het betekent voor het tempo van de versterking dat ervoor is gekozen om gehoor te geven aan de wens van de regio om gemeenten een sturende rol te geven. In hoeverre hebben gemeenten hiervoor dan ook voldoende bevoegdheden?

Voor snelheid in de uitvoering is maatschappelijk draagvlak essentieel. Aan het verkrijgen van draagvlak draagt bij dat de planning en prioritering van de versterkingsopgave worden belegd bij het overheidsorgaan – de gemeente – dat het dichtst bij de bewoners staat. Gemeenten hebben goed zicht op de situatie van bewoners en de overige (gemeentelijke) ontwikkelingen die op bewoners afkomen. In de vorm van het programma van aanpak krijgen de gemeenten de bevoegdheid om de versterkingsopgave samen met de NCG in hun gemeente vorm te geven. Het programma van aanpak geeft het kader voor de uitvoering van de versterkingsoperatie en bevat de planning en prioritering van de opname, beoordeling en uitvoering van de versterking. Daarmee hebben de gemeenten een centrale rol in de versterkingsoperatie en kan invulling worden gegeven- zolang de veiligheid voorop blijft staan – aan het koppelen van de versterkingsoperatie aan lokale initiatieven. Deze programma's van aanpak zijn voor de NCG het uitgangspunt in de uitvoering van de versterkingsopgave. Hiermee hebben de gemeenten dan ook voldoende bevoegdheden om richting de NCG te sturen op de planning en prioritering van de versterkingsoperatie. Het eigenaarschap en de dagelijkse en beleidsmatige aansturing van de NCG liggen bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

8. Hoe is invulling gegeven aan de wens om ruimte te bieden aan bewoners en/of eigenaren die zelf de versterking ter hand willen nemen?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.

De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit over het feit dat gehoor is gegeven aan de wens van de regio om gemeenten een sturende rol te geven. Ook waarderen deze leden de ruimte die met dit wetsvoorstel aan bewoners wordt geboden om zelf hun eigen keuzes te maken en de keuze die is gemaakt voor één integraal versterkingsbesluit. Deze leden merken echter op dat er niet voor is gekozen om een zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk te maken voor de besluitvorming in de versterkingsoperatie. Zij vragen de regering om deze keuze te verduidelijken.

9. en 10. Waarom is hier niet voor gekozen? Wat zouden de voor- en nadelen zijn geweest als er wel was gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan?

In het wetsvoorstel is sprake van één integraal besluit voor de versterking van een gebouw. Dit besluit wordt genomen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (in praktijk de NCG namens de Minister). Er is bewust gekozen om dit besluit niet te beleggen bij een zelfstandig bestuursorgaan. Het aansturen en uitvoeren van de versterkingsopgave gaat verder dan strikt gebonden regeluitvoering in individuele gevallen, zoals ook wordt gedaan door het IMG. Versterking van een woning grijpt in op het dagelijkse leven en het eigendom van eigenaren, en kan ook gevolgen hebben voor de omgeving van de gebouwen die worden versterkt. Bij de besluitvorming over en uitvoering van de versterking is het van belang om in voorkomende gevallen en in overleg met de betrokken partijen, ruimte voor maatwerk te kunnen bieden. Tegelijkertijd moet de voortgang van de algehele operatie worden bewaakt om de veiligheid van andere belanghebbenden te beschermen. Bij de uitvoering van de versterkingsmaatregelen is daarom voldoende ruimte voor maatwerk en een zekere beleidsvrijheid noodzakelijk om de eigenaren en andere belanghebbenden daadwerkelijk centraal te kunnen stellen. De NCG – die werkt onder de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – heeft de ruimte om bij de uitvoering rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Van belang is daarbij dat de Minister voor het parlement en de samenleving volledig aanspreekbaar is voor de uitvoering van de versterkingsoperatie. Daarom ligt het in de rede dat de ministeriële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsopgave ten volle geldt en dus niet bij een zelfstandig bestuursorgaan wordt belegd.

Naast deze reden om de taken niet op afstand van de Minister bij een zelfstandig bestuursorgaan te beleggen (en daarmee dus de ministeriële verantwoordelijkheid in te perken), lijkt het, gelet op de fase waarin de uitvoering van de versterkingsoperatie zich bevindt, niet wenselijk om nu een nieuwe organisatie op te richten of samen te voegen. Dit zou namelijk ingrijpende gevolgen hebben voor de voortgang van de bestaande operatie. De focus op het (her)inrichten van een nieuwe organisatie en bijkomende administratie komt de voortgang niet ten goede.

Het wetsvoorstel bevat tegelijkertijd voldoende waarborgen om op basis van onafhankelijkheid en onpartijdigheid te bepalen wat er voor de veiligheid nodig is. Het Adviescollege Veiligheid Groningen (hierna: ACVG) geeft onafhankelijk advies over de regels die betrekking hebben op de wijze waarop de veiligheid van een gebouw wordt vastgesteld en de wijze waarop wordt bepaald welke soort maatregelen nodig is om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Het ACVG stelt hiermee zeker dat in de wet- en regelgeving wordt gewaarborgd dat in de uitvoering op objectieve en onafhankelijke wijze de veiligheid van gebouwen wordt vastgesteld en daarmee het belang van eigenaren en andere belanghebbenden centraal staat. Verder regelt het wetsvoorstel dat de inspecteur-generaal der mijnen (SodM) gevraagd en ongevraagd kan adviseren over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen in relatie tot de veiligheid. Deze adviezen zijn openbaar en geven de Kamers de mogelijkheid om de Minister desgewenst daarover ter verantwoording te roepen.

11. Wat betekent deze keuze voor de navolgbaarheid en transparantie van het versterkingsproces voor bewoners in het gebied?

De stappen om tot versterking te komen zijn in dit wetsvoorstel vastgelegd, waardoor de rechtszekerheid voor de inwoners van Groningen geborgd is. Het proces is ook transparant en navolgbaar voor de eigenaar, omdat hij slechts te maken heeft met één instantie, namelijk de NCG. De NCG begeleidt de eigenaren bij elke stap in het proces.

In onderliggende regelgeving wordt de meer technische uitwerking vastgesteld. Voor zover die nadere regels zien op de veiligheid worden ze vastgelegd na onafhankelijk advies van het ACVG. Daarmee ligt er een transparant wettelijk kader voor de versterking.

Ook merken deze leden op dat de Afdeling advisering van de Raad van State heeft geadviseerd om de gemeenten een adviesrecht te geven. De regering heeft hier echter niet voor gekozen.

12. Deze leden vragen de regering om te verduidelijken waarom er niet gekozen is voor een adviesrecht voor de gemeenten. Wat waren voor de regering de belangrijkste redenen om hier niet voor te kiezen?

Het is noodzakelijk dat er voldoende draagvlak is voor de uitvoering van de versterking en dat daarbij rekening wordt gehouden met de context waarin de bewoners zich bevinden. Daarom is het primair aan de gemeente om in het kader van de veiligheid keuzes te maken over de planning en prioritering van de opname, beoordeling en uitvoering van de versterking. Gemeenten hebben goed zicht op de lokale situatie en de gemeentelijke ontwikkelingen die op de bewoners afkomen. Gemeenten staan immers het dichtst bij de burgers. Daarmee is de gemeentelijke rol juist van belang voor een goede uitvoering van het versterkingsproces. Het wetsvoorstel waarborgt dat daarbij veiligheid voorop blijft staan. De versterking kan immers ook grote gevolgen hebben voor de omgeving van de desbetreffende gebouwen. De gemeente weegt het belang van de bewoner en alle overige lokale belangen op een transparante wijze af binnen de wettelijke vastgelegde kaders. Een adviesrecht is niet voldoende om deze verantwoordelijkheid in te vullen. Het SodM adviseert in hoeverre de programma’s van aanpak in voldoende mate zijn gericht op veiligheid.

13. De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens waarom het advies van SodM uit de Voortgangsrapportage SodM Groningen 2019 – 20203, waarin aan de bewindspersonen werd geadviseerd om alsnog te kiezen voor een crisisaanpak, niet is overgenomen. Waarom is er door de regering niet voor deze crisisaanpak gekozen? Wat waren daarbij de belangrijkste overwegingen voor de regering?

Het SodM onderstreept in het genoemde advies het belang van het zo snel mogelijk bereiken van de geldende veiligheidsnorm. Het kabinet deelt dit advies. Veiligheid is het belangrijkste doel van de versterkingsoperatie. Voor het welslagen van de operatie is het essentieel dat de eigenaar centraal staat bij de versterking van zijn of haar gebouw, dat er ruimte is voor maatwerk en dat er recht wordt gedaan aan gedane toezeggingen. Dit vereist een aanpak die alleen mogelijk is in samenwerking tussen eigenaren, gemeenten en de NCG. Het kabinet stelt alles in het werk om tot versnelling in het versterkingsproces te komen. Voorbeelden hiervan zijn de bestuurlijke afspraken van 6 november jl. die tegen deze achtergrond tot stand zijn gekomen. Hierin zijn afspraken gemaakt om met het oog op het sneller bereiken van veiligheid de nieuwste inzichten toe te passen bij de beoordeling van de veiligheid van gebouwen, conform het advies van SodM, maar ook om de eigenaren meer keuzemogelijkheden te bieden en ongelijkheid te voorkomen. De toepassing van nieuwe inzichten bij de opnames en beoordelingen wordt op basis van dit wetsvoorstel bij of krachtens de AMvB geregeld.

Het SodM heeft geadviseerd om centrale, eenvormige sturing te organiseren. De regering blijft de lijn volgen dat deze operatie samen met de gemeenten en de bewoners moet worden uitgevoerd. Snelheid is belangrijk, maar zonder lokaal draagvlak komt de versterkingsoperatie niet van de grond. Bij de uitvoering van deze operatie heeft de NCG, conform advies van het SodM, mandaat om te doen wat nodig is voor de veiligheid. Ik verwijs u hierbij ook naar het antwoord op vraag 104.

14. Kernpunt van de door SodM voorgestelde crisisaanpak is een focus op het borgen van veiligheid, met een krachtige en éénduidige sturing. In hoeverre is hier volgens de regering al dan niet sprake van in het voorliggend wetsvoorstel?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 13.

De leden van de CDA-fractie merken op dat er op 6 november 2020 bestuurlijke afspraken tussen het Rijk, de provincie Groningen en de zeven gemeenten in het aardbevingsgebied zijn gepresenteerd4. Als onderdeel van deze afspraken zullen veel eigenaren de keuze moeten maken tussen een nieuwe beoordeling op nieuwste norm en uitvoering van de liggende beoordeling.

15. Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe deze bestuurlijke afspraken zich verhouden tot voorliggend wetsvoorstel voor versterking. In hoeverre en hoe sluiten het wetsvoorstel en de bestuurlijke afspraken op elkaar aan? Deze leden vragen de regering hier voor behandeling van het wetsvoorstel duidelijkheid over te verschaffen.

De bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 sluiten aan op het wetsvoorstel. In de bestuurlijke afspraken is afgesproken dat de nieuwste inzichten over de veiligheid worden toegepast bij de versterking. Het wetsvoorstel biedt de grondslag om de nieuwste inzichten vast te leggen bij of krachtens AMvB. Verder is afgesproken dat aanvullend op de versterking compensatie wordt geboden. Deze compensatie wordt bij nota van wijziging in het wetsvoorstel opgenomen.

16. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of zij dit wetsvoorstel passend acht bij de crisisaanpak die de versterkingsaanpak nodig heeft.

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 13.

17. Deze leden vragen ook wat de stand van zaken is rondom het versnellingspakket. In hoeverre hangt het versnellingspakket samen met dit wetsvoorstel?

Het Rijk en de regio werken samen om de versterkingsoperatie te versnellen. Zodoende is begin 2020 gezamenlijk een versnellingspakket vastgesteld. Hierin is getracht versnelling in het versterkingsproces te bewerkstelligen met onder andere de volgende maatregelen:

  • Typologiebenadering: Het ontwikkelen van een benadering waarmee op basis van gemeenschappelijke kenmerken van gebouwen bepaald wordt of ze aan de veiligheidsnorm voldoen. Als een gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet, wordt een standaardmaatregelenpakket bepaald. De typologieaanpak wordt toegepast zodra deze is gevalideerd door het ACVG en is opgenomen is regelgeving. De Tweede Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over het advies van het ACVG en de uitrol van de typologieaanpak op korte termijn.

  • Inrichten van één uitvoeringsorganisatie: Doordat onder meer de werkzaamheden van het Centrum Veilig Wonen (hierna: CVW) per 1 januari 2020 geïntegreerd zijn in de NCG, is de uitvoering publiek gemaakt. De NCG heeft het mandaat gekregen om deze rol te vervullen en heeft daarbij een groot aantal taken van het CVW overgenomen. Hiermee is er één uitvoeringsorganisatie en aanspreekpunt voor bewoners in het kader van de versterking.

  • Bouwakkoord: Uitvoeringscapaciteit maximaliseren en uitvoering versnellen door middel van een bouwakkoord, het oprichten van een bedrijfsbureau en het opstellen van een marktbenaderingsstrategie. De Bouwimpuls was een eerste opmaat naar een Bouwakkoord. Na het onderteken van de Bouwimpuls in februari 2020 zijn er aannemers gecontracteerd geregeld (april 2020). Het bedrijfsbureau is per 1 juli 2020 volledig operationeel. Op 2 september 2020 is het Bouwakkoord getekend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NCG en Bouwend Nederland. Het Bouwakkoord heeft betrekking op versnelde uitvoering van de voor de veiligheid benodigde versterkingsmaatregelen en eventuele aanvullende wensen van bewoners binnen de gehele versterkingsopgave.

  • Praktijkaanpak: Dit is een proces waarbij versterkingsmaatregelen door één opdrachtnemer bepaald worden op basis van kennis en expertise van aannemers en constructeurs. De praktijkaanpak wordt uitgevoerd door het bedrijfsbureau dat de Bouwimpuls uitvoert.

    Er is gestart met de eerste 262 adressen. Deze adressen zijn door de gemeenten aangedragen en de bewoners zijn hiervan inmiddels op de hoogte gesteld. De eerste gesprekken met bewoners zijn gevoerd en zij zijn veelal enthousiast. Verwacht wordt dat de eerste beoordelingen en uitvoeringsplannen deze winter kunnen worden opgeleverd. Het ACVG adviseert parallel aan de uitvoering van de eerste fase over de toepassing van de praktijkaanpak.

  • Batch 1581 steekproef: Er is besloten om alle adressen met een normaal risicoprofiel binnen batch 1581 in uitvoering te nemen op basis van de versterkingsadviezen die in het verleden zijn gemaakt. Deze worden uitgevoerd op basis van de Bouwimpuls, waarbij met het grootste deel van de bewoners inmiddels gesprekken worden gevoerd en aan de slag wordt gaan met een uitvoeringsontwerp. In 2020 is al met de uitvoering van de eerste adressen gestart. De start van de uitvoering van de versterking van de rest van de adressen is gepland in 2021.

Het wetsvoorstel en het versnellingspakket vullen elkaar aan en dragen beide bij aan de versnelling. Het wetsvoorstel biedt een wettelijke grondslag voor een aantal versnellingsmaatregelen. Zo worden de typologie- en de praktijkgerichte aanpak op grond van dit wetsvoorstel bij of krachtens AMvB uitgewerkt.

18. Wanneer is de versterkingsopgave naar verwachting compleet afgerond?

Er kunnen nog geen concrete uitspraken worden gedaan over wanneer de versterkingsoperatie is afgerond aangezien dit afhankelijk is van verschillende ontwikkelingen. Voor het proces rondom de opnames en beoordelingen wordt gestreefd naar 4.000 opnames en 4.000 beoordelingen per kalenderjaar. Dit betekent dat volgens de planning alle adressen in de versterkingsoperatie uiterlijk in 2023 zijn opgenomen en uiterlijk in 2024–2025 zijn beoordeeld. De huidige ontwikkelingen, zoals de implementatie van de typologieaanpak, leiden naar verwachting tot aanzienlijke versnelling.

De planning van de daadwerkelijke uitvoering is lastiger te voorspellen. Dit is onder meer van de volgende factoren afhankelijk:

  • (i) hoeveel versterking per gebouw nodig is, hetgeen pas duidelijk is na een beoordeling;

  • (ii) hoeveel bewoners kiezen voor een herbeoordeling conform de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020; en

  • (iii) hoe de planning van de uitvoering er in de praktijk uit ziet.

De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet in 2018 besloot de gaswinning in het Groningenveld versneld af te bouwen. De verwachting daarbij is dat de kans op een grote beving kleiner wordt en dat het aantal bevingen af zal nemen. Hoewel deze leden blij zijn met die beslissing, is helaas niet met zekerheid te zeggen wanneer de bevingen in het gebied zullen stoppen. De gevolgen van de ontstane aardbevingen zijn enorm. Overheidsfalen leidde tot een nog grotere ellende. Door de manier waarop de overheid met gedupeerden is omgegaan, zijn naast huizen ook mensen en buurten verscheurd, zo constateren deze leden. Het publiek maken van de versterkingsoperatie, nadat dat ook al voor de schadeafhandeling is gebeurd, juichen deze leden toe. Deze leden hopen dat door invoering van deze wet de belangen van Groningers voorop staan.

19. De leden van de SP-fractie constateren dat de wijziging van artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet in 2018 maakte dat de zorgplicht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) werd afgezwakt, waarmee de rechtspositie van de Groninger zwakker werd. Immers, er redelijkerwijs alles aan doen om schade door bodembeweging te voorkomen (artikel 33), is toch echt wat anders dan voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad (artikel 52g, lid 3). Is de regering alsnog bereid de zorgplicht voor gedupeerden te versterken?

Artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet bepaalt dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hen gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad. Uit het feit dat de bestuursrechtelijke inrichting van de versterkings- (en schade-)operatie wordt neergelegd in de Tijdelijke wet Groningen – met daarin opgenomen de zorgplicht voor beide Ministers in artikel 13ba –, vloeit het voorstel voort om dit lid te laten vervallen in de Mijnbouwwet. Deze wijziging heeft dus geen enkele relatie met de zorgplicht van de NAM. De zorgplicht van de NAM is geregeld in artikel 52g, eerste en tweede lid. In het eerste lid is bepaald dat de houder van de winningsvergunning Groningenveld de door de Minister van Economische Zaken en Klimaat vastgestelde operationele strategie zodanig uitvoert dat de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld zoveel mogelijk worden beperkt. In het tweede lid is voorts de plicht neergelegd om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de gevolgen van een zwaar ongeval voor mens en milieu te beperken. Deze leden blijven ongewijzigd. Voor de relatie tussen de zorgplicht zoals deze voorheen was opgenomen in artikel 33 van de Mijnbouwwet, en de zorgplicht zoals opgenomen in artikel 52g, derde lid van de Mijnbouwwet, verwijs ik naar de uitleg hierover in de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 3 juli 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 500).

20. Hoe gaat de regering regelen dat Groningers weer dezelfde rechten krijgen als de rest van Nederland?

Groningers hebben dezelfde rechten als andere inwoners van Nederland. In 2015 is de Meijdamnorm in de Mijnbouwwet vastgelegd. Deze norm is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de norm die wordt gehanteerd bij overstromingsrisico’s. Op basis van de Mijnbouwwet was de exploitant verantwoordelijk voor zowel de schadeafhandeling als de versterking. Hierdoor werden Groningers echter geconfronteerd met moeilijke en langdurige civielrechtelijke procedures tegen de NAM. Omwille daarvan heeft het kabinet ervoor gekozen om zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie bestuursrechtelijk in te richten. Dit is een unieke situatie in Nederland die tegemoetkomt aan de onzekerheid die Groningers hebben omtrent schade en veiligheid ten gevolge van de gaswinning. Groningers kunnen voor schade ten gevolge van bodembeweging door gaswinning terecht bij het IMG en voor de versterking van hun gebouwen bij de NCG. De inwoners van Groningen hoeven dus geen ingewikkelde civielrechtelijke procedures meer te voeren tegen de NAM. Daar komt bij dat het IMG voor het aardbevingsgebied werkt op basis van het bewijsvermoeden.

21. Hoe wordt het vertrouwen in de rechtsstaat hersteld?

Veel burgers in Groningen verkeren reeds lang in onzekerheid over de veiligheid van hun gebouw en daarmee ook over hun toekomstperspectief. Door langlopende civielrechtelijke kwesties tegen de exploitant werd die onzekerheid alleen maar versterkt. Daarom heeft de regering besloten zowel de schadeafhandeling als de versterking zelf ter hand te nemen. Bij de versterking krijgt de eigenaar een centrale positie en er wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met zijn wensen. Daarnaast wordt voorzien in een laagdrempelige rechtsbescherming, zodat eigenaren niet langer in langdurige rechtszaken verwikkeld raken. Het vertrouwen in de overheid kan alleen verbeteren als de praktijk van de versterkingsoperatie op gang komt. Het wetsvoorstel levert hier een belangrijke bijdrage aan. Daarnaast zijn er op 6 november jl. bestuurlijke afspraken gemaakt. Hieruit vloeit een pakket aanvullende maatregelen voort voor de versterking van woningen in het aardbevingsgebied. Hiermee krijgen mensen in Groningen meer keuzemogelijkheden en worden ongewenste verschillen in straten en wijken tegengegaan en wordt tegemoetkoming geboden. Ook is er aandacht voor het toekomstperspectief van de Groningers door middel van onder meer het Nationaal Programma Groningen. In dit kader is € 1,15 miljard ter beschikking gesteld om te investeren in de toekomst: door het versterken van de leefomgeving, de economie, opleidingen, banen en de natuur en het klimaat. Dit alles moet bijdragen aan meer perspectief voor de inwoners van Groningen.

Naast dit wetsvoorstel is vertrouwen in de rechtsstaat een breder vraagstuk. Ook wezenlijk voor dit vertrouwen is de manier waarop schade wordt vergoed. Bij het aantreden van dit kabinet was de NAM verantwoordelijk voor de schadeafhandeling. Daarmee was de veroorzaker van de schade ook verantwoordelijk voor de afhandeling van schade. Er was sprake van zeer lange doorlooptijden en immateriële schade en waardedaling werden niet automatisch vergoed. Inmiddels is de schadeafwikkeling publiek en onafhankelijk geregeld en is de verwachte doorlooptijd voor fysieke schade aan gebouwen gedaald tot onder de zes maanden voor meer dan de helft van de meldingen.

De leden van de 50PLUS-fractie juichen toe dat meer ingezet wordt op eigen regie van de bewoner.

22. Zoals ook uit een op 17 november 2020 aangenomen motie van het lid Van Otterloo5 is gebleken, vinden deze leden het belangrijk dat er zoveel mogelijk maatwerk wordt geleverd in deze ondersteuning. Wie ontzorgd wil worden, moet worden ontzorgd. Wie zelf het heft in eigen hand wil hebben, moet daartoe de gelegenheid krijgen. Deze leden vragen een reactie hierop van de regering.

De regering is het eens met de leden van de 50plus-fractie dat de bewoner centraal gesteld moet worden. Wanneer een eigenaar volledig ontzorgd wil worden, dan is dit mogelijk. De NCG bereidt in dat geval de versterkingsplannen voor de eigenaar voor. Wanneer een eigenaar geen ondersteuning wil en hij of zij de versterking volledig in eigen beheer wil uitvoeren, dan kan dit ook. Op grond van het wetsvoorstel is het bijvoorbeeld ook mogelijk een budget te verstrekken waarmee de eigenaar zelf opdrachten voor het uitvoeren van versterkingsmaatregelen kan verstrekken.

1.2. Doel

23. De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel tot een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en mogelijkheden tot versnelling van de uitvoering leidt. Kan dit uitgebreid worden toegelicht, met name die van de beide ministeries, Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en Nationaal Coördinator Groningen (NCG)?

Met dit voorstel wordt snelheid in de versterkingsoperatie gekregen, onder meer door in het voorstel te voorzien in heldere processen van normstelling tot uitvoering en één integraal versterkingsbesluit. In het wetvoorstel is verduidelijkt hoe de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de versterkingsoperatie tussen de daarbij betrokken instanties zijn verdeeld.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor de normstelling ten aanzien van de veiligheid in het kader van de gaswinning in het Groningenveld. De verantwoordelijkheid voor de versterkingsoperatie van gebouwen in Groningen die als gevolg van de bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg noodzakelijk is, ligt bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gezamenlijk hebben de Ministers de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad (artikel 13ba). Voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat mondt dit met name uit in het stellen van normen ten aanzien van de veiligheid in het kader van de gaswinning in het Groningenveld. Dit zijn de regels die op grond van de artikelen 13e en 13h van het wetsvoorstel worden vastgesteld. Voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties gaat het onder meer om het vaststellen van de risicoprofielen van gebouwen in Groningen, de besluitvorming of een gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen in samenspraak met de eigenaren.

De uitvoerende taken worden namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de NCG uitgevoerd. De NCG is als uitvoeringsorganisatie het coördinerend orgaan voor de versterkingsoperatie en daarmee het aanspreekpunt voor de eigenaren en bewoners.

Het IMG heeft geen taak bij de uitvoering van de versterkingsoperatie; de taak van het IMG betreft ingevolge de Tijdelijke wet Groningen het afhandelen van schade. In de praktijk bleek evenwel dat er enige onduidelijkheid bestond over een mogelijke overlap tussen het afhandelen van schademeldingen en het treffen van versterkingsmaatregelen. Om deze onduidelijkheid weg te nemen is in artikel 2, negende lid, geëxpliciteerd dat het IMG niet bevoegd is om maatregelen te treffen of vergoedingen uit te keren voor zover het de versterking van gebouwen betreft waarop hoofdstuk 5 van toepassing is.

24. Deze leden lezen tevens dat het primair aan de gemeenten is om met het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van de versterking. Hoe worden bewoners en bedrijven daarbij betrokken? Hoe is dat vastgelegd in dit wetsvoorstel?

Het kabinet onderkent het belang van vroegtijdige participatie van bewoners. Het is van belang dat de gemeenten de bewoners vroegtijdig betrekken bij het opstellen van de programma’s van aanpak. Participatie is maatwerk. De wijze waarop het participatieproces wordt vormgegeven is een keuze die de gemeenten lokaal maken op basis van de lokale situatie. Een participatieproces dat in een bepaalde gemeente goed werkt, hoeft in een andere gemeente niet ook goed te werken. Er zijn in het wetsvoorstel daarom geen regels omtrent participatie opgenomen. Wel gelden uiteraard de regels uit de Gemeentewet over openbare besluitvorming en inspraak. Daarnaast kan een bewoner altijd bij de bewonersbegeleider van de NCG terecht voor vragen. Deze bewonersbegeleider kan de bewoner ook helpen om contact te leggen met de gemeente. Bij de feitelijke versterking, zeker waar het gezamenlijke trajecten betreft, zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan met klankbordgroepen of andere wijzen van bewonersbetrokkenheid.

25. De leden van de VVD-fractie stellen vast dat er een gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningsprocedures wordt voorgesteld. Hoe is dat vastgelegd?

In artikel 13l van het wetsvoorstel is een coördinatiebepaling opgenomen die ertoe strekt dat het versterkingsbesluit en eventuele andere benodigde besluiten, zoals een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor afwijking van het bestemmingsplan, gecoördineerd worden behandeld. Daarbij is opgenomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het coördinerende bestuursorgaan is (in mandaat de NCG). Dit zorgt ervoor dat er geen vertraging optreedt in de besluitvorming en dat de eigenaar één aanspreekpunt heeft.

26. Hoe wordt voorkomen dat er toch zaken dubbel gebeuren, zoals het checken van de onderbouwing van de versterking?

Dit wetsvoorstel kent een duidelijke bevoegdheidsverdeling. Het checken van de onderbouwing van de versterking is een bevoegdheid die bij de NCG ligt, als uitvoerende partij van de versterkingsoperatie.

27. Waarom is er niet voor gekozen om voor de vergunningsprocedures een soort van crisisaanpak te regelen in deze wet, zoals een brede ontheffing voor de Natuurbeschermingswetvergunning, met het oog op de versnelling?

In het wetsvoorstel is voorzien in een coördinatiebepaling. Dit houdt in dat de NCG namens de Minister van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties een coördinerende taak krijgt. De NCG borgt een doelmatige en samenhangende voorbereiding van het versterkingsbesluit en eventueel de benodigde andere besluiten, zoals de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Dit leidt tot één integraal beslismoment, waarna gestart kan worden met de versterking van een woning. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden om het proces verder te versnellen. De Wet natuurbescherming kent bijvoorbeeld mogelijkheden tot het verlenen van een ontheffing. In samenspraak met de provincie wordt bezien hoe deze ontheffing kan worden ingevuld.

De leden van de CDA-fractie lezen met genoegen dat door dit wetsvoorstel bewoners meer centraal komen te staan in de versterkingsoperatie en daarbij controle houden over wat er wel of niet met hun gebouw gebeurt. Deze leden lezen tevens met genoegen dat er één centraal aanspreekpunt komt, de NCG, waarbij bewoners vanaf het begin van het versterkingsproces tot en met de nazorg na oplevering terecht kunnen voor ondersteuning. Echter, het blijft een feit dat er naast de NCG nog vele andere partijen, zoals gemeenten, provincie, en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, betrokken zullen zijn bij het uitvoeren van de versterking. Deze partijen hebben daarbij verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Het gevaar blijft daarbij bestaan dat bewoners van doen krijgen met een voor hen onoverzichtelijke situatie.

28. Deze leden vragen de regering daarom uiteen te zetten hoe de rol van de NCG als aanspreekpunt voor bewoners in de praktijk gestalte zal krijgen.

Voor een beschrijving van de rol van de NCG is de «Routekaart naar herstel» ontwikkeld. Deze routekaart kan door de bewoners en andere betrokkenen worden geraadpleegd via de site van de NCG en tijdens de gesprekken tussen NCG en bewoners/eigenaars worden toegelicht. De bewoners kunnen voor elke stap in het versterkingsproces terecht bij de NCG.

Vanaf de opname van een woning is een bewonersbegeleider van het betrokken versterkingspunt aanspreekpunt namens de NCG voor de bewoner. De bewoner kan gedurende het gehele versterkingsproces te allen tijde bij de bewonersbegeleider en zo nodig bij medewerkers van andere betrokken afdelingen terecht.

29. Kunnen bewoners bij elke stap in de door de regering beschreven «routekaart naar herstel», alsmede tijdens het proces wat aan de routekaart vooraf gaat, terecht bij de NCG of zullen zij alsnog zelf met andere overheidspartijen in contact moeten treden? Indien dat laatste het geval is, voor welke stappen voor, tijdens en na de routekaart naar herstel geldt dit en bij welke partijen kunnen bewoners daarbij terecht?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 28.

De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het bovenstaande nog de volgende concrete vragen.

30. Zo lezen deze leden dat het Rijk kan worden aangesproken wanneer onvoldoende maatregelen voor de versterking van een gebouw worden getroffen. Indien hiertoe aanleiding is, tot wie dient een bewoner zich dan te wenden? Kan de bewoner hiervoor terecht bij de NCG als centraal aanspreekpunt of is het Rijk het eerste aanspreekpunt? Kan de regering verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er in een dergelijk geval uit zou zien?

In het versterkingsproces zijn waarborgen ingebouwd om ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke versterkingsmaatregelen worden getroffen. Dit betekent dat op basis van beoordelingsmethoden die aan de hand van onafhankelijk advies tot stand zijn gekomen, wordt vastgesteld of een gebouw veilig of onveilig is en welke maatregelen eventueel nodig zijn. Deze beoordeling wordt in samenspraak met de eigenaar uitgewerkt tot een versterkingsbesluit. Mocht een eigenaar het niet eens zijn met de wijze waarop de maatregelen worden uitgewerkt, dan bestaat de mogelijkheid om tegen de beoordeling bedenkingen in te dienen. De NCG neemt dan een versterkingsbesluit rekening houdend met deze bedenkingen. Wanneer de eigenaar het niet eens is met versterkingsbesluit, dan staat bezwaar en beroep open.

31. Ook lezen deze leden dat het primair aan de gemeente is om met het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van de versterking en dat inspraak bij het opstellen van de programma’s van aanpak mogelijk is. Deze leden vragen de regering wat er precies wordt bedoeld met deze inspraak bij het opstellen van de programma’s van aanpak. Hoe zal deze inspraak worden vormgegeven? Wat als een bewoner het niet eens is met deze keuzes met betrekking tot planning en uitvoering van de versterking? Kan de bewoner hiervoor terecht bij de NCG als centraal aanspreekpunt of is de gemeente in dit geval het eerste aanspreekpunt? Kan de regering verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er in een dergelijk geval uit zou zien?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 24 en 30.

32. De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel laagdrempelige rechtsbescherming aan belanghebbenden biedt die zich niet kunnen vinden in de voorgenomen versterking. Deze leden vragen de regering met enkele voorbeelden te verduidelijken waar een dergelijk geschil over zou kunnen gaan en in welke gevallen dit zou kunnen leiden tot aanpassingen in de voorgenomen versterking.

Een geschil zou kunnen gaan over de wijze waarop de versterking wordt vormgegeven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de eigenaar het niet eens is met bepaalde maatregelen of de wijze waarop een bepaalde maatregel wordt uitgevoerd. In eerste instantie probeert de NCG dan – nog voor het nemen van het versterkingsbesluit – gezamenlijk met de eigenaar tot een oplossing te komen. Indien de eigenaar het desondanks niet eens is met het versterkingsbesluit, kan hij of zij ervoor kiezen om in bezwaar te gaan. In dit geval moet aan de hand van de aangedragen gronden worden heroverwogen of het bestreden besluit in stand kan blijven.

De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de regering dat het van groot belang is om snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie.

33. Deze leden vragen de regering om dieper in te gaan op hoe en waarom met dit wetsvoorstel daadwerkelijk snelheid wordt gekregen in de versterkingsoperatie. Welke elementen van het wetsvoorstel moeten gaan zorgen voor deze versnelling?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.

34. Daarbij vragen deze leden de regering tevens specifiek in te gaan op de gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningsprocedures en hoe dit zal leiden tot versnelling. Is deze gecoördineerde behandeling al vergaand in voorbereiding? Kan de regering aangeven welke gemeenten in staat zijn om hier op korte termijn invulling aan te geven en hoe deze gecoördineerde behandeling in de praktijk zal gaan werken?

In het voorgestelde artikel 13l is een coördinatiebepaling opgenomen die ertoe strekt dat het versterkingsbesluit en eventuele andere benodigde besluiten, zoals een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor afwijking van het bestemmingsplan, gecoördineerd worden behandeld. Daarbij is opgenomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het coördinerende bestuursorgaan is (namens hem de NCG). In het versterkingsbesluit wordt beoordeeld of met de voorgenomen werkzaamheden de woning aan de veiligheidsnorm zal voldoen. Indien voor de uitvoering van deze versterkingsmaatregelen bepaalde vergunningen benodigd zijn, dan treedt de NCG op als coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerende bestuursorgaan bevordert een gecoördineerde en samenhangende voorbereiding van besluiten. Dit om te voorkomen dat het versterkingsbesluit al verleend is terwijl één of meer van de voor de uitvoering vereiste toestemmingen worden geweigerd. Dit zou onnodige vertraging opleveren. Deze coördinatieregeling brengt als bijkomend voordeel met zich dat de eigenaar één aanspreekpunt heeft. De eigenaar dient bijvoorbeeld de aanvraag om een toestemming in bij de NCG. De NCG zendt de aanvraag door naar de betreffende bevoegde gezagen. De gemeente moet de voorgenomen versterkingswerkzaamheden uitsluitend beoordelen op basis van de geldende wet- en regelgeving waarvoor zij het bevoegd gezag is, zoals ze dat doet bij vergunningaanvragen voor gewone (ver)bouwprojecten. Dit is een proces dat behoort tot de reguliere taken van de gemeente en de gemeenten zijn hiervoor voldoende geëquipeerd. Voor gemeenten verandert er dus niets bij het verlenen van vergunningen. Wel levert de coördinatie door de NCG tijdswinst op, doordat de NCG bij het nemen van het versterkingsbesluit en de aanvraag van de vergunningen rekening houdt met de wettelijke criteria waarop de gemeente de aanvraag voor de vergunning moet beoordelen. Indien de gemeente desalniettemin reden ziet tot het niet verstrekken van een vergunning, kan de NCG, in overleg met de eigenaar, de aanvraag aanvullen of wijzigen. Daardoor wordt de eigenaar ontzorgd en heeft hij één aanspreekpunt gedurende de gehele versterkingsoperatie.

35. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of niet een bredere doelstelling moet worden gedefinieerd, zoals het aardbevingsbestendig maken van gebouwen. Op dit moment wordt alleen rekening gehouden met het overlijdensrisico, terwijl ongestoord woongenot een breder begrip is.

De beste manier om ongestoord woongenot na te streven is de gaswinning te beëindigen. Daarmee wordt de oorzaak van de bevingen weggenomen. Het kabinet heeft echter meer ambities dan alleen ongestoord woongenot – het gaat in combinatie met de versterking en schadeafhandeling ook om de mogelijkheid voor huurders en eigenaren om in hun woning te investeren, de mogelijkheid voor gemeenten om de woonomgeving te verbeteren en de mogelijkheden voor de regio om maatschappelijke en economische kansen te benutten.

36. Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zijn als iemand afziet van versterking. Wie is er dan verantwoordelijk voor mijnbouwschade?

Een eigenaar van een gebouw kan afzien van versterking, tenzij hiermee de belangen van anderen worden geschaad. Dit laat onverlet dat als er, los van de versterking, mijnbouwschade bestaat of ontstaat, deze voor vergoeding in aanmerking kan komen door het IMG. Echter, indien het afzien van versterken leidt tot meer schade kan dit voor het IMG op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht een reden zijn om de vergoeding voor de schade te verminderen (artikel 6:101 BW). Immers, deze schade had in dat geval (deels) voorkomen kunnen worden indien het gebouw was versterkt. Vooralsnog zijn hier geen gevallen van bekend.

37. De leden van de SP-fractie lezen dat het doel van dit wetsvoorstel is het bereiken van veilige gebouwen in Groningen. In plaats van het aardbevingsbestendig maken van onveilige gebouwen, wordt dit in dit wetsvoorstel beperkt tot het overlijdensrisico. Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat het doel is «gebouwen aardbevingsbestendig maken», zodat deze aansluit op de ambitie uit het Bestuursakkoord?

Het doel van de versterking is het bereiken van veilige gebouwen in Groningen. Hiervoor wordt de Meijdamnorm gehanteerd. Dit uitgangspunt wordt niet gewijzigd.

Naast de versterkingsaanpak wordt er veel gedaan om de situatie in Groningen te verbeteren, in aanvulling op de versterkingsoperatie en de schadeafhandeling. De afspraken uit het bestuursakkoord van 6 november 2020 zijn gemaakt om gemeenten, eigenaren en woningcorporaties mogelijkheden te bieden om te investeren in wijken en woningen. Daarnaast is er het Nationaal Programma Groningen waarmee de regio investeringen doet in leefbaarheid en economische toekomstbestendigheid. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik ook naar het antwoord op vraag 35.

38. De regering mist, wat deze leden betreft, een belangrijk ander doel. Deze wet zou ook moeten bijdragen aan het herstel en versterking van de gezondheid van inwoners van Groningen en het herstellen van scheuren in – en het versterken van – de samenleving. Hoe gaat de regering dit herstel actief regelen?

De inwoners van Groningen zijn gebaat bij een publieke afhandeling van zowel de schade- als de versterkingsoperatie. Dit publieke traject voor de versterking wordt in voorliggend wetsvoorstel beschreven, in aanvulling op de reeds door de Kamer aangenomen Tijdelijke wet Groningen voor schadeherstel.

Verder hebben regio en Rijk in overleg met de GGD Groningen besloten extra te investeren in preventieve zorg6. De aardbevingsgemeenten en de GGD Groningen hebben € 5,4 mln. ontvangen voor sociaal-emotionele ondersteuning in Groningen. Hiervan kunnen bijvoorbeeld aardbevingscoaches worden aangesteld, geestelijk verzorgers worden ingehuurd of sociale teams worden uitgebreid. De GGD Groningen ondersteunt aardbevingsgemeenten met het delen van kennis en ervaringen alsmede de evaluatie. Ook wordt ingezet op het trainen van diverse professionals in de aardbevingsgemeenten. Er wordt onder andere getraind op het herkennen van de problematiek achter de voordeur en het ervoor zorgen dat mensen voor zichzelf opkomen en zo nodig hulp durven te vragen. Daarnaast heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat eerder € 300.000 ter beschikking gesteld aan geestelijke verzorging en heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgelopen jaar nog eens € 250.000 gelabeld met hetzelfde doel. Op deze manier wordt geïnvesteerd in geestelijke verzorging en zingevingsvraagstukken waar bewoners in het aardbevingsgebied mee worstelen. Ook blijft de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek doen naar de sociale en emotionele gezondheid van de Groningers.

Omdat sociaal-emotionele ondersteuning blijvend aandacht vraagt, zijn er in de bestuurlijke afspraken van 6 november jl. extra middelen voor vrijgemaakt. In totaal is € 50 mln. gelabeld voor MKB, agrarische ondernemers, erfgoed en de sociaal-emotionele ondersteuning. De precieze verdeling van deze middelen vindt op een later moment plaats, waarbij de evaluatie die onlangs naar de Kamer is verzonden7 wordt betrokken.

De leden van de SP-fractie constateren dat de NCG in december 2016 in het meerjarenprogramma schrijft dat de bewoner centraal dient te staan. Deze leden constateren dat de wil er al lang is, maar dat het nog steeds niet is gelukt de bewoner centraal te stellen. Om de eigenaar een sterke positie en regie te geven, biedt het wetsvoorstel onder andere een transparant en navolgbaar versterkingsproces.

39. Hoe groot is de transparantie en navolgbaarheid als bepaalde processtappen pas later via een AMvB en andere regelingen geregeld gaat worden? Wat betekent dit precies voor mensen die al langer in het proces zitten?

De gedelegeerde regelgeving treedt gelijktijdig met de voorgestelde wetswijziging in werking. Hierdoor zijn op het moment van inwerkingtreding alle stappen en regels inzichtelijk. Voor eigenaren of bewoners wier gebouwen al langer in het proces zitten, bevat het wetsvoorstel een overgangsbepaling. Deze bepaling regelt dat die gebouwen op een later moment – afhankelijk van waar deze ten tijde van de inwerkingtreding in het proces zitten – instromen in het proces zoals beschreven in het wetsvoorstel. Hiermee wordt voorkomen dat stappen opnieuw moeten worden gezet en dat er vertraging optreedt.

40. Draagt dit wetsvoorstel bij aan meer eenduidigheid en gelijkheid? Zo ja, hoe?

Door alle stappen in de versterkingsoperatie in de regelgeving vast te leggen, wordt de bewoners in Groningen rechtszekerheid geboden. Hierdoor weten bewoners waar ze aan toe zijn en wordt de eenduidigheid en gelijkheid verzekerd en blijft er toch het nodige maatwerk mogelijk om zoveel als mogelijk rekening te kunnen houden met de wensen van eigenaren en bewoners.

41. Deze leden vinden ten aanzien van de rol van de eigenaar en meenemen van eigen wensen, het «in nauw overleg» van de NCG met de bewoner gaan over het versterkingsbesluit een prima uitgangspunt. Maar wat betekent dat «nauw overleg»? Staat de inwoner inderdaad centraal hier? Hoeveel inbreng heeft de bewoner in dat nauw overleg? Hoeveel initiatief kan de bewoner eigenlijk nemen? Wanneer en hoe wordt dat initiatief ook beloond? Begeleidt het NCG als centraal aanspreekpunt de eigenaar wanneer deze invulling geeft aan het versterkingsbesluit? Of bemiddelt het NCG ook als centraal aanspreekpunt tussen gemeente, buren en aannemer? Wordt de bewoner op deze manier ontzorgd?

«Nauw overleg» betekent dat een bewoner bij iedere stap in het proces betrokken wordt en hierbij zijn inbreng kan hebben. Uiteindelijk beslist de bewoner hoe zijn gebouw wordt versterkt. Hij of zij kan eveneens besluiten dat zijn gebouw niet wordt versterkt, mits dit geen nadelige gevolgen heeft voor overige bewoners. De bewoner heeft ook de gelegenheid het initiatief volledig naar zich toe te trekken door de versterking in eigen hand te nemen. Verder kan de bewoner koppelkansen inbrengen waarvoor hij zelf financiering heeft geregeld. Zijn inbreng wordt dan direct meegenomen bij de versterking. Ook als de bewoner zelf uitvoering geeft aan het versterkingsbesluit wordt deze door de NCG begeleid, onder meer om ervoor te zorgen dat het versterkingsbesluit correct wordt uitgevoerd door de aannemer. In voorkomende gevallen kan de NCG ook bemiddelen tussen de eigenaar en de aannemer.

42. De leden van de SP-fractie willen dat iedereen die zich onveilig voelt een opname kan verzoeken, ongeacht of men al in een versterkingstraject zit of waar men woont. Hoeveel mensen hebben inmiddels een dergelijk verzoek gedaan? Hoe lang duurt het voordat een opname dan plaatsvindt? Hoeveel verzoeken worden er opgenomen en beoordeeld? Hoe snel gebeurt dat? Waarom moet de gemeente weer betrokken worden wanneer het gebouw versterkt moet worden?

Op 2 maart 2020 is het digitale loket voor «opname op verzoek» geopend op de website van de NCG. Inmiddels zijn er 632 aanvragen binnengekomen bij het loket. Bij 417 adressen daarvan heeft inmiddels een opname plaatsgevonden of wordt deze uitgevoerd. Er zijn 22 adressen waarvoor een ingenieursbureau reeds een opname- en adviesrapport heeft gemaakt. De eigenaren zullen de komende weken een besluit ontvangen van de NCG.

Er vindt geen opname op verzoek plaats wanneer de aanmelder reeds in de versterkingsoperatie is opgenomen. De aanmelder krijgt dan immers al een opname en in de planning en prioritering wordt er rekening mee gehouden dat de onveilige gebouwen het eerst aan bod komen. Als na aanmelding bij het loket uit de opname blijkt dat de woning mogelijk onveilig is, dan geeft de NCG dit door aan de desbetreffende gemeente. De gemeente bepaalt vervolgens via het lokale programma van aanpak in welke volgorde de beoordeling door de NCG plaatsvindt.

De leden van de SP-fractie constateren dat, net als het centraal stellen van de bewoner, over het versnellen van de versterking ook al jaren wordt gesproken. Er zijn al vaak mooie dingen beloofd. Maar wanneer deze leden kijken naar de huidige cijfers, zien ze dat in september 2020 elf panden en in oktober 2020 vijf panden zijn opgeleverd, alle eerdere versnellingsmaatregelen ten spijt.

43. Hoe ver is het met de voorbereidingen voor de gemeentelijke vergunningsprocedures?

De gemeenten zijn, in samenspraak met de NCG, druk bezig om het proces van vergunningverlening met ingang van 1 januari 2021 nog verder op elkaar af te stemmen, om zo het tempo van vergunningverlening verder te verhogen. De gemeenten werken sinds 2016 nauw samen op het gebied van Vergunningen Toezicht en Handhaving (VTH) onder de vlag van de door de gemeenten gesloten overeenkomst met de naam VTH Drieslag. Deze samenwerking heeft als doel zoveel mogelijk eenduidig om te gaan met vergunningaanvragen in het kader van de versterkingsoperatie en er zo voor te zorgen dat vergunningverlening geen knelpunt is. Waar mogelijk maken de gemeenten generieke afspraken met de NCG en andere initiatiefnemers. De NCG neemt als uitvoeringsorganisatie deel aan de overleggen in het kader van VTH Drieslag. Gemeenten hebben deze overeenkomst op 17 december 2020 herbevestigd door middel van een vernieuwde opzet die erop gericht is dat de vergunningenprocedures nog vlotter dan nu al het geval is afgehandeld worden. De NCG onderschrijft dit initiatief en heeft een hiertoe opgestelde intentieverklaring mede ondertekend.

44. Hoeveel gemeenten kunnen vergunningen aan het versterkingsbesluit koppelen? En wanneer?

Alle aanvragen voor noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van maatregelen uit een versterkingsbesluit worden tegelijk met het voorbereiden van het versterkingsbesluit behandeld. Op deze manier is er één integraal beslismoment over de versterking van een woning. Na dit beslismoment zijn er geen besluiten meer nodig om te kunnen starten met de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Dit geldt voor alle gemeenten, genoemd in dit wetsvoorstel

Een crisisaanpak betekent per definitie iets anders doen dan men gewend is, ze menen deze leden. Een crisisaanpak waarbij de rollen van de overheid en de bewoner fundamenteel omdraaien. De bewoner kiest om schade te herstellen, huis op te knappen of te verstevigen, neemt het initiatief en komt met een voorstel. En de overheid faciliteert, ondersteunt, denkt mee en beoordeelt het voorstel.

45. De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij de bepaling of een gebouw in aanmerking komt voor versterkingsmaatregelen, uitsluitend wordt gekeken naar de kans dat een individu overlijdt in of bij een gebouw door een aardbeving. Deze leden vragen waarom er niet ook breder wordt gekeken naar verwachte schade aan het gebouw in het geval van een aardbeving. Iemand kan immers geïnvesteerd hebben in een fijn huis zonder dat de kans op overlijden wegens een aardbeving toeneemt.

In de versterkingsaanpak staat de veiligheid in Groningen centraal. De belangrijkste maatregel is het stopzetten van de gaswinning. Ondanks die maatregel blijft versterking nodig. Om te bepalen wat er voor de veiligheid nodig is wordt de Meijdamnorm gehanteerd (zie het antwoord op vraag 35).

Ook voor het voorkomen van schade is de belangrijkste maatregel het stoppen van de gaswinning. Het voorkomen van schade is niet hetzelfde als bouwkundig versterken. Het ontstaan van schades is geen goede indicatie van de aardbevingsbestendigheid van een constructie. Het optreden van schade wil niet zeggen dat een constructie onveilig is en dus versterking behoeft, net als dat het uitblijven van schade niet per definitie wil zeggen dat een constructie voldoende aardbevingsbestendig is. Bij constructies die bijvoorbeeld in staat zijn om veel krachten te weerstaan en binnen de constructie te absorberen, kan door het «meebewegen» nog wel enige schade ontstaan.

Het IMG zal schade die is ontstaan als gevolg van de gaswinning afhandelen. Dit brengt met zich dat het IMG herstelmaatregelen vergoedt of treft die schade op duurzame wijze herstellen en waarmee waar mogelijk tevens de kans wordt verkleind dat in de toekomst opnieuw schade optreedt.

46. Is de regering van oordeel dat (het risico op) overlijden de enige vorm van schade is die Groningers ondervinden wegens aardbevingen? Zo nee, waarom wordt er bij versterkingsmaatregelen dan uitsluitend naar dit criterium gekeken?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 35. Aanvullend hierop is het goed te benadrukken dat Groningers zich voor schade kunnen wenden tot het IMG.

47. Hoe beoordeelt de regering de vrees van deze leden dat door het hanteren van dit nauwe criterium Groningers die al jaren wachten op versterkingsmaatregelen wederom tekort worden gedaan?

Bij versterken staat veiligheid centraal. Hiervoor wordt de Meijdamnorm gehanteerd (zie het antwoord op vraag 35). Deze norm schrijft de maximaal aanvaardbare kans voor dat iemand bij een aardbeving komt te overlijden door instorting van een (deel van een) gebouw. De norm is te vergelijken met de norm die wordt gehanteerd bij overstromingsrisico’s. De versterkingsaanpak is erop gericht om iedere inwoner van Groningen deze veiligheid te bieden. De Meijdamnorm is sinds 2015 vastgelegd in de mijnbouwregelgeving.

48. Deze leden vragen voorts waar de maximale aanvaardbare kans van 1 op 100.000 per jaar dat een individu overlijdt door een aardbeving op is gebaseerd. Kan de regering toelichten hoe de kans op overlijden bij een aardbeving wordt ingeschat? Wordt daarbij rekening gehouden met de mogelijkheid van sterkere aardbevingen in de toekomst?

Iedere woning in de versterkingsoperatie krijgt een individuele beoordeling op basis van een objectieve beoordelingsmethodiek. Dit betekent dat per woning wordt onderzocht of de woning aan de veiligheidsnorm voldoet, en dus wat de kansen zijn op overlijden. Momenteel wordt hiervoor de Nederlandse Praktijkrichtlijn 9998 gebruikt. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de kans op sterkere aardbevingen dan er tot nu toe hebben plaatsgevonden. Door het stopzetten van de gaswinning wordt in toenemende mate aan de veiligheidsnorm voldaan. Het aantal aardbevingen daalt en de kans op een zware aardbeving neemt af.

49. De leden van de PvdA-fractie merken op dat er niet is gekozen voor een onafhankelijke instantie om te beoordelen over de (on)veiligheid van een gebouw, ondanks de aanbeveling van de Afdeling advisering van de Raad van State. Deze leden vragen of de regering deze keus nader toe kan lichten en specifiek kan ingaan op het verschil met schadeafhandeling, waar wel bewust is gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan dat in onafhankelijkheid en onpartijdigheid op basis van aansprakelijkheidsrecht schadevergoedingen aan gedupeerden uitkeert.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 9 en 10.

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen bij de ambitie om de eigenaar een sterke positie en regie te geven in het versterkingsproces.

50. Hoeveel bewoners moeten nog beginnen aan het versterkingsproces en hoeveel bewoners zitten al verder in het proces?

De NCG rapporteert maandelijks op de website over de voortgang van de versterkingsoperatie. Op 30 november 2020 moesten er nog 3.158 adressen opgenomen worden in de gemeentelijke lokale plannen van aanpak. Bij deze adressen moet het versterkingsproces dus nog worden gestart. De rest van de ruim 26.000 adressen uit de werkvoorraad bevindt zich in een van de stappen van het versterkingsproces.

51. Hoe beoogt de regering een sterkere positie en meer regie te geven aan bewoners die al verder in het proces zitten?

Een eigenaar bepaalt zelf wat er wel of niet met zijn gebouw gebeurt. Hij/zij bepaalt of het gebouw wel of niet wordt versterkt, tenzij belangen van derden zich ertegen verzetten dat een gebouw niet wordt versterkt. Een eigenaar kan ervoor kiezen om de versterking door de NCG of in eigen beheer te laten uitvoeren. Tot ver in het proces kan een eigenaar ervoor kiezen om versterkingsmaatregelen in eigen beheer uit te voeren. Zolang er door NCG nog geen aannemersovereenkomst is getekend, kan een eigenaar in principe zelf de opdrachten aan een aannemer verstrekken. Dit mag echter geen vertraging opleveren voor de versterking van gebouwen van andere belanghebbenden die in hetzelfde versterkingsproject zitten, zoals andere eigenaren uit een rijtje woningen.

52. Kan de regering nader toelichten hoe de mogelijkheid tot inspraak bij het opstellen van de programma’s wordt vormgegeven?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 24.

53. Deze leden vragen tevens waarom het werkingsgebied van de versterking beperkt is tot zes gemeenten. Waarom is het werkingsgebied niet gelijk aan het werkingsgebied van schade? Is de regering bereid om het werkingsgebied van versterking in overeenstemming te brengen met het werkingsgebied van schade? Is de regering bereid om alle gebouwen die vallen binnen het werkingsgebied van de beving van Huizinge onder te brengen bij het werkingsgebied van de versterking?

Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 45, is het ontstaan van schade geen goede indicatie van de aardbevingsbestendigheid van een constructie. Het optreden van schade wil niet zeggen dat een constructie per definitie onveilig is en dus versterking behoeft, net als dat het uitblijven van schade niet per definitie wil zeggen dat een constructie voldoende aardbevingsbestendig is.

Schade en versterken kennen daarmee ook elk een eigen regime. Bij schade is sprake van een wettelijk bewijsvermoeden. Dit wettelijk bewijsvermoeden dat is gerelateerd aan de beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg is niet territoriaal beperkt. Binnen die reikwijdte bepaalt het IMG op basis van adviezen van experts waar schade «redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg zou kunnen zijn». Voor waardedaling geldt dat door onafhankelijke adviseurs is bepaald binnen welke postcodegebieden er sprake is van waardedaling door gaswinning uit het Groningenveld. Het gebied waarin versterking aan de orde is valt binnen de gemeenten die zijn genoemd in het wetsvoorstel. Het is noodzakelijk om in de wet de gemeenten te benoemen die onderdeel zijn van de versterking. Dit komt doordat deze specifieke gemeenten met deze wet nieuwe taken en verantwoordelijkheden krijgen.

Voorheen werd er bij versterken gewerkt op basis van een contourlijn, een gebied waarbinnen alle gebouwen moesten worden onderzocht, gebaseerd op een bepaalde verwachte grondversnelling. Na advies van onder andere de Mijnraad en SodM in 2018 is dit losgelaten en is de huidige risicogestuurde aanpak ingezet (waarna de gemeente Oldambt ook onderdeel is geworden van de versterking). De jaarlijkse dreigings- en risicoanalyse vormt daarmee de basis van de werkvoorraad van de NCG. Er zijn vele analyses en adviezen verstrekt over de versterkingsoperatie die dit principe onderschrijven. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er buiten de genoemde gemeenten woningen zijn die niet aan de veiligheidsnorm voldoen. Het is de verwachting dat door het stopzetten van de gaswinning het gebied eerder kleiner dan groter wordt. Zo kan het voorkomen dat er gebieden zijn waar wel schades zijn opgetreden als gevolg van grondbeweging, maar waar geen gebouwen staan die versterkt moeten worden, omdat niet elk gebouw dat schade heeft ondervonden als gevolg van grondbeweging ook zodanig onveilig is geworden dat versterking nodig is.

54. De aan het woord zijnde leden lezen dat eigenaren die zich niet veilig voelen in hun gebouw bij de NCG een verzoek kunnen indienen om te laten onderzoeken of hun gebouw versterking behoeft en dat de NCG aan de hand van enkele criteria zal onderzoeken of een gebouw versterkt moet worden. Welke criteria worden hier gehanteerd? Hoe verloopt dit proces indien een huurder zich niet veilig voelt?

Er worden drie criteria gehanteerd:

  • 1. de aanvrager moet de eigenaar van de woning zijn;

  • 2. het gebouw moet staan in de gemeente Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen of Oldambt; en

  • 3. het gebouw heeft geen (licht) verhoogd risicoprofiel en maakt geen onderdeel uit van het versterkingsprogramma van de NCG.

Een huurder kan de woning alleen in samenspraak met de eigenaar van het gebouw aanmelden voor een opname op verzoek. Voor het proces van opname op verzoek verwijs ik naar het antwoord op vraag 42.

55. De leden van de PvdA-fractie constateren dat schade en versterken nog steeds los staan van elkaar. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen beide samen te behandelen? Mensen met grote schade hebben veelal ook versterking nodig en moeten nu alsnog naar verschillende instanties en verschillende procedures doorlopen. Hoe rijmt de regering dit met de wens vanuit de mensen te denken?

Ik ben het met de leden eens dat een eigenaar zo min mogelijk overlast moet ondervinden van de processen van schadeafhandeling en versterking en dat deze waar mogelijk en wenselijk gecombineerd moeten worden. De processen van schadeherstel en versterking zijn niet in één organisatie geplaatst, omdat zij wezenlijk verschillen van aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid. Het zijn twee fundamenteel andere operaties die ook andere eisen stellen aan een uitvoerende organisatie. Vanwege deze verschillen is de keuze gemaakt de twee operaties bij twee verschillende organisaties onder te brengen en geen focus en energie te steken in de fusie van twee vanuit hun kern wezenlijk verschillende organisaties. In aanvulling verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 53.

Dit laat onverlet dat, wanneer er zowel sprake is van schade als van de noodzaak tot versterken, de behandeling van schade en versterken zoveel mogelijk gezamenlijk gebeurt, indien de eigenaar dit ook wenst. Het bij voorbaat koppelen van deze activiteiten kan namelijk tot onwenselijke vertraging leiden. Uit een eerste inventarisatie waarbij is gevraagd naar de ervaringen van eigenaren met samenloop, blijkt dat er eigenaren zijn die een gezamenlijke aanpak niet wenselijk vinden, omdat het tempo van beide operaties uiteenloopt. Eigenaren willen snel hun schadevergoeding, zonder te moeten wachten op versterking. Dit is ook goed te begrijpen. Een schadevergoeding is meestal afgerond met het overboeken van het desbetreffende bedrag. Een versterkingstraject duurt langer. Eerst moet de NCG onderzoeken wat nodig is voor de veiligheid. Daarna maakt de NCG in samenspraak met de eigenaar een ontwerp voor de versterking, hetgeen vaak in afstemming met de buren moet gaan indien de woningen constructief met elkaar verbonden zijn. Daarna pas kunnen de versterkingswerkzaamheden aanvangen.

Tot op heden is er slechts bij een beperkt aantal adressen sprake van operationele samenloop van versterken en schade. De NCG en het IMG constateerden al eerder dat voor bijna driekwart van de te versterken gebouwen geen schademelding was gedaan. Voor die te versterken gebouwen waar wél een schademelding is gedaan, is driekwart al afgehandeld.

Voor die gevallen waar samenloop mogelijk en wenselijk is, werken het IMG en de NCG samen op basis van een samenwerkingsconvenant en treffen zij maatregelen gericht op de samenloop. Dit met het oog op heldere procedures waarbij aan de eigenaar één integrale oplossing wordt geboden. Momenteel verkennen het IMG en de NCG deze samenwerking nader, op basis van het samenwerkingsconvenant. Dit doen zij door verdere uitwerking van drie specifieke pilotprojecten. Ook werken genoemde organisaties aan een gezamenlijk loket, met bijvoorbeeld een gezamenlijk doorkiesnummer. Verder wordt de informatievoorziening op de websites op elkaar afgestemd, en zijn door het combiteam van NCG en IMG inmiddels enkele tientallen bewoners benaderd voor een gezamenlijke behandeling van hun dossier. In januari 2021 communiceren zij over de stand van zaken van de samenwerking. De Tweede Kamer wordt hiervan op de hoogte gebracht.

In het wetsvoorstel een grondslag opgenomen om waar nodig regels op te stellen over de wijze waarop het IMG en de NCG samenwerken. Hiermee kunnen, als dit nodig en mogelijk is, afspraken die in het convenant zijn opgenomen vastgelegd worden in regelgeving.

Tot slot, samenvoeging van het IMG en de NCG tot één organisatie zou voor slechts een beperkt aantal gevallen meerwaarde kunnen hebben. Het zou echter een tijdrovende reorganisatie vragen, die beslag zou leggen op capaciteit die nu hard nodig is om vaart te maken. De samenvoeging destijds van het Centrum voor Veilig Wonen en de NCG was onvermijdelijk om de NAM geheel uit het proces te halen, maar heeft veel voeten in de aarde gehad en was een tijdrovende klus.

56. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de doelen van de wet zich beperkt tot uitsluitend het overlijdensrisico. Deze leden zijn van mening dat een bredere doelstelling, zoals «het aardbevingsbestendig maken van gebouwen», meer mogelijkheden biedt en passender is bij de versterkingsoperatie. Deze leden zijn benieuwd of de regering dat met hen eens is.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 35.

57. De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat het van groot belang is om snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie en dat deze snelheid wordt verkregen door heldere processen van normstelling tot uitvoering en één integraal versterkingsbesluit. Deze leden vragen een reflectie op de praktische uitvoering van de versterkingsafspraken.

De Bestuurlijke afspraken die Rijk en regio op 6 november 2020 hebben gemaakt, richten zich op het versnellen en beheersbaar maken van de versterkingsoperatie aan de hand van de nieuwste inzichten over de veiligheid. Het kabinet heeft hiervoor een bedrag van € 1,42 miljard vrijgemaakt. Dit bedrag komt bovenop de kosten van versterking in verband met de veiligheid. Daarmee wordt hoofdzakelijk beoogd bewoners meer keuzemogelijkheden te bieden, worden ongewenste verschillen in straten en wijken tegengegaan en wordt tegemoetkoming geboden. Alle betrokken partijen werken momenteel hard aan de praktische uitvoering hiervan en aan het gericht duidelijkheid bieden aan individuele bewoners. In de begeleidende brief aan de Kamer8 zijn daarvoor streefdata genoemd. Besluitvorming over versterkingsprojecten vindt nu al plaats op grond van het Besluit versterking gebouwen Groningen en wacht dus niet op inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

58. Een eerder gebleken probleem is een gebrek aan concrete capaciteit om versterkingsactiviteiten uit te voeren. Heldere afspraken zijn belangrijk, maar capaciteit om ze uit te voeren ook. Is dat er niet, dan lopen alle denkbare afspraken spaak. Deze leden vragen een reactie hierop van de regering.

Het kabinet onderkent het belang van voldoende uitvoeringscapaciteit. Begin 2020 is het versnellingspakket afgesproken tussen de regio, het Rijk en de NCG. Onderdeel van dit versnellingspakket zijn ook afspraken om de uitvoeringscapaciteit te vergroten o.a. met de Bouwimpuls en het Bouwakkoord. In het kader van de Bouwimpuls worden op dit moment voor 1250 woningen voorbereidingen getroffen voor de versterking.

1.3. Reikwijdte voorstel

59. De leden van de VVD-fractie vragen waarom wordt gezegd dat «in beginsel» alle gebouwen in dit gebied binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen. Zijn dit dus ook agrarische panden en midden- en kleinbedrijf (mkb)-panden? Welke vallen er niet binnen?

Ook agrarische gebouwen en MKB-gebouwen vallen onder de reikwijdte van het wetsvoorstel. Uitzondering hierop zijn de gebouwen die bij AMvB worden uitgesloten. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwen die zich reeds in een vergevorderd stadium van de versterkingsprocedure bevinden. Het dient in deze gevallen geen doel om deze gebouwen opnieuw de gehele versterkingsprocedure te laten doorlopen. Denk aan gebouwen waarvoor al een vaststellingsovereenkomst is gesloten, of die reeds in de uitvoering van het scholen- of zorgprogramma zijn opgenomen.

60. Deze leden vragen tevens welk voordeel dan wel nadeel er is voor gebouwen die reeds in een vergevorderd stadium in één van de bestaande uitvoeringsbatches zitten, om niet onder de bepalingen van dit wetsvoorstel te vallen. Welke gevolgen heeft dat voor die gebouwen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 59.

61. De leden van de CDA-fractie lezen dat gebouwen die reeds in een vergevorderd stadium in één van de bestaande uitvoeringsbatches of in het reeds in uitvoering genomen scholen- of zorgprogramma zitten, van de reikwijdte van de wet zullen worden uitgezonderd. Ook andere gebouwen die zich reeds in een vergevorderd stadium van de versterkingsprocedure bevinden kunnen van de reikwijdte van de wet worden uitgezonderd. Deze leden vragen de regering om aan de hand van het huidige dashboard van de NCG aan te gegeven hoe ver een gebouw in de procedure moet zitten om buiten dit wetsvoorstel te vallen. Om hoeveel gebouwen gaat dat momenteel en om hoeveel gebouwen zal het gaan als deze wet formeel van kracht is?

Als er overeenstemming is met de eigenaar over de wijze waarop de woning wordt versterkt is het proces dermate vergevorderd dat het de eigenaar terug in de tijd zou zetten als de voorafgaande stappen van het proces over zouden moeten worden gedaan. Dit heeft ongewenste vertraging tot gevolg. Dit moment kan in verschillende stappen van het dashboard vallen. Daarom is niet precies aan te geven om hoeveel gebouwen het gaat. Wel is duidelijk dat het in ieder geval gaat om de gebouwen vanaf stap 5.1 uit het dasboard (bouw voorbereiden).9 Dit betekent dat er in ieder geval 2.447 gebouwen niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen omdat de versterking al te ver gevorderd is.

62. De leden van de CDA-fractie vragen ook wat de grondslag van de versterkingsoperatie is tot aan het in werking treden van dit wetsvoorstel. Zijn dat de beleidsregels uit juni 2019? Zo ja, kan de regering aangeven waarin die regels verschillen ten opzichte van voorliggend wetsvoorstel en daarbij duidelijk maken hoe de praktijk, in ieder geval voorlopig nog, zal afwijken van de voornemens uit dit wetsvoorstel?

De grondslag voor de versterkingsoperatie is op dit moment de zorgplicht uit artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet. In het Besluit versterking gebouwen Groningen is vastgelegd hoe hier invulling aan wordt gegeven.

Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

63. In dit kader merken deze leden tevens op dat momenteel door de NCG wordt gewerkt met een criterium «verblijfsfunctie» voor gebouwen in de versterking. Hierdoor wordt een gebouw niet in de versterking meegenomen als het geen verblijfsfunctie heeft. Met voorliggend wetsvoorstel zal dit veranderen, maar niet per direct. Deze leden vragen de regering welke mogelijkheid zij ziet om de definitie van gebouw zoals geformuleerd in voorliggend wetsvoorstel per direct door de NCG te laten hanteren.

In het wetsvoorstel en in het Besluit versterking gebouwen Groningen op basis waarvan de NCG nu de versterking uitvoert, wordt dezelfde begripsbepaling van gebouw gehanteerd, namelijk een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Er is dus geen verschil in reikwijdte van dit begrip onder het Besluit en het wetsvoorstel.

64. De leden van de CDA-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen, dijken en gebouwen die vallen onder de industrieaanpak, niet onder de reikwijdte van het voorstel vallen. Voor deze elementen wordt een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Deze leden vragen de regering op welke termijn de infrastructuuraanpak en de industrieaanpak uitgewerkt zullen worden en wanneer de Kamer daarover wordt geïnformeerd.

De publieke aanpak van versterking van infrastructuur en industrie wordt op dit moment met de betrokken partijen afgestemd en in een beleidsregel vastgelegd. De Kamer wordt hier begin 2021 nader over geïnformeerd.

65. De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er verschillende geografische afbakeningen gelden voor schadeafhandeling, versterking en de waardedalingsregeling. Kan dit toegelicht worden door de regering?

Voor de beantwoording van deze vraag met betrekking tot schadeafhandeling en versterking verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

Voor waardedaling geldt dat aan de hand van berekeningen kon worden vastgesteld waar waardedaling door gaswinning uit het Groningenveld aan de orde is. Op basis van het advies van de Adviescommissie Waardedaling hierover, heeft het IMG op postcodeniveau vastgesteld of woningeigenaren aanspraak kunnen maken op de regeling. Per volledig postcodegebied (vier cijfers en twee letters) is voor iedere datum tussen augustus 2012 en januari 2019 een procentuele waardedaling vastgesteld.

66. Kan worden aangegeven hoe ver een gebouw in de versterkingsprocedure moet zitten om buiten het wetsvoorstel te vallen? Om welke gebouwen gaat dit?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 59 en 61.

67. Deze leden constateren dat de definitie van een gebouw in het voorliggende wetsvoorstel breder is. Kan de definitie van gebouw zoals geformuleerd in deze wet niet per direct worden gehanteerd door de NCG?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 63.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering contouren van vijf gemeenten beschrijft.

68. Waarom zijn er voor de schadeafhandeling, waardevermindering en versterking geografisch drie verschillende gebieden? Wat ligt daaraan ten grondslag?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

69. Deze leden zijn van mening dat ieder onveilig huis, binnen of buiten deze vijf gemeenten, in aanmerking dient te komen voor versterking. Welke argumenten heeft de regering om deze beperking vast te leggen? Wat betekent dit voor mensen met een onveilig huis buiten deze contouren? Kunnen mensen die net buiten één van deze gemeenten wonen een opname verzoeken wanneer zij zich zorgen over de veiligheid maken?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

Het loket opname op verzoek staat open voor woningeigenaren in de aangewezen gemeenten. Daarnaast is er voor iedereen de mogelijkheid een acuut onveilige situatie te melden als er twijfels zijn over de veiligheid van een gebouw.

70. De leden van de PvdA-fractie lezen dat gebouwen die zich reeds in een vergevorderd stadium van de versterkingsprocedure bevinden van de reikwijdte van de wet kunnen worden uitgezonderd. Kan de regering een indicatie geven in welk stadium van de vertrekprocedure een gebouw zich moet bevinden om uitgezonderd te kunnen worden? Om welk aandeel van alle relevante gebouwen gaat dit (ongeveer)?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 59 en 61.

71. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de interactie van het wetsvoorstel met het daaraan voorafgaande bestuursakkoord. Veel onderdelen van dit wetsvoorstel worden al in het bestuursakkoord geregeld, soms is er zelfs sprake van tegenstrijdigheden. Zo gaat het wetsvoorstel uit van een individuele benadering van de Groningers, terwijl het akkoord uitgaat van clustering. Deze leden vragen daarom hoe dit wetsvoorstel en het bestuursakkoord zich tot elkaar verhouden. Wat is de noodzaak en meerwaarde van deze wet gelet op het bestuursakkoord?

Het wetsvoorstel en de bestuurlijke afspraken zijn in overeenstemming met elkaar. Beide gaan ervan uit dat alle gebouwen in de werkvoorraad worden beoordeeld en dat de bewoner en eigenaar centraal staan. Het wetsvoorstel legt de bevoegdheidsverdeling tussen overheden vast, regelt welke rechten en rechtsbescherming individuele Groningers hebben bij de versterking en voorziet in de mogelijkheid om eigenaren een budget voor de uitvoering van de versterking ter beschikking te stellen. Dit kan alleen bij formele wet worden geregeld.

In aanvulling hierop zijn er voor een beperkte groep gebouwen afspraken gemaakt over een logische clustering in de uitvoering. De uitvoering van de afspraken in deze clusters past binnen dit wetsvoorstel. Ook binnen clusters hebben bewoners keuzemogelijkheden. Waar nodig wordt, in aanvulling op de wet, voor deze groep een aanvullende regeling opgesteld voor het bieden van compensatie bovenop de benodigde versterking.

72. De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen en dijken, niet onder de reikwijdte van dit voorstel valt. Hiervoor wordt in overleg met de infrastructuurbeheerders een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Gebouwen die vallen onder de industrieaanpak vallen evenmin onder de reikwijdte. Voor beide zaken wordt een afwijkende publieke aanpak ontwikkeld. Deze leden horen graag wanneer deze afspraken bekend worden, en vragen alvast om een doorkijkje.

De publieke aanpak van versterking van infrastructuur en industrie worden op dit moment met de betrokken partijen afgestemd en in een beleidsregel vastgelegd. De Kamer wordt hier begin 2021 nader over geïnformeerd.

1.4. Samenhang schade en versterken

73. De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet in het wetsvoorstel is opgenomen dat NCG en IMG moeten samenwerken om het proces van schade en versterken op elkaar af te stemmen.

Daar waar in de uitvoering van deze bevoegdheden samenloop mogelijk en wenselijk is, is het van belang flexibele werkafspraken te kunnen maken. Daartoe hebben het IMG en de NCG in september 2019 een samenwerkingsconvenant gesloten om de wijze waarop ze samenwerken vast te leggen. Er is gekozen voor een samenwerkingsconvenant omdat afspraken over hoe deze twee partijen in de uitvoeringspraktijk samenwerken het beste tussen de twee betrokken instanties zélf onderling kunnen worden bepaald. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert dat schade en versterking in de uitvoering zoveel mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd, zodat een integrale oplossing kan worden gerealiseerd. Om die reden is een grondslag opgenomen in het wetsvoorstel om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de wijze waarop het IMG en de NCG de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schade op elkaar afstemmen. Op voorhand een specifieke werkwijze voorschrijven voor samenwerking is niet passend, aangezien dit niet of niet voldoende zou aansluiten bij de werkelijke situatie in de uitvoering. Het bij ministeriële regeling stellen van voorschriften maakt het mogelijk dat voorschriften snel kunnen worden gewijzigd en aangevuld indien blijkt dat hier in de praktijk aanleiding toe bestaat. Op dit moment vinden gesprekken met het IMG en de NCG plaats om te bezien of, en zo ja hoe in deze ministeriële regeling regels worden gesteld over deze samenwerking. In januari 2021 communiceren het IMG en de NCG over de stand van zaken van de samenwerking. De Tweede Kamer wordt hiervan op de hoogte gebracht.

74. Waarom is gekozen voor een samenwerkingsconvenant en de mogelijkheid van een ministeriële regeling?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 73.

75. Welke juridische status heeft het samenwerkingsconvenant?

Het samenwerkingsconvenant is een samenstel van werkafspraken tussen de NCG en het IMG, zoals dat wel vaker voorkomt tussen verschillende onderdelen van de rijksoverheid, waarbij de ondertekenaars daarvan, in dit geval de directeur van de NCG en de voorzitter van de toenmalige Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen, instaan voor de goede uitvoering van de afspraken.

76. Wat zijn de gevolgen als het samenwerkingsconvenant niet wordt nageleefd? Wie is er in dat geval verantwoordelijk voor het helpen van Groningers?

Het is de taak van het IMG en van de NCG, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties handelt, om ervoor te zorgen dat de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding en de uitvoering van de versterkingsoperatie op een vlotte en zorgvuldige manier verloopt. Daarbij hoort ook dat het IMG en de NCG waar dat nodig is voor de uitvoering van hun taken goed met elkaar samenwerken. Zij treffen maatregelen om te voorkomen dat bewoners tussen wal en schip vallen. In een eerder stadium is een convenant gesloten tussen het IMG en de NCG om de wijze waarop zij samenwerken vast te leggen. Momenteel verkennen IMG en NCG de onderlinge samenwerking op basis van het convenant verder. Dit wordt gedaan in de vorm van drie pilotprojecten (koploper, urgente combinatiedossiers en Bouwimpuls). Ook wordt er gewerkt aan een gezamenlijk loket, met bijvoorbeeld een gezamenlijk doorkiesnummer en wordt de informatievoorziening op de websites op elkaar afgestemd. In het voorjaar van 2021 informeer ik u over de stand van zaken hieromtrent. Wanneer de samenwerking tussen deze organisaties niet goed verloopt, dan spreekt het kabinet het IMG en de NCG daarop aan. Het wetsvoorstel biedt een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de wijze waarop het IMG en de NCG samenwerken.

77. Wat zijn de concrete plannen en stappen om ervoor te zorgen dat NCG en IMG tot één loket komen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 73 en 76.

78. In het wetsvoorstel wordt het voorbehoud gemaakt dat NCG en IMG zoveel mogelijk naar één loket toewerken mits dat bijdraagt aan meer helderheid voor gebouweigenaren. Wanneer is er volgens de regering geen sprake van helderheid voor gebouweigenaren?

Er zijn eigenaren van gebouwen waarop zowel de schadevergoedings- als versterkingsoperatie van toepassing is, die de keuze maken om deze trajecten niet te integreren, bijvoorbeeld vanwege de verschillende doorlooptijden. In dergelijke gevallen levert één loket niet direct meerwaarde op, maar leidt het juist tot onduidelijkheid omdat de verschillende trajecten verschillende expertise vragen. Wel zet het kabinet er dus op in dat daar waar mogelijk en gewenst schade en versterking gezamenlijk wordt opgepakt.

79. Deze leden lezen dat er wordt gesteld dat op een beperkt aantal adressen sprake is van samenloop. Om hoeveel adressen gaat het? Hoe kan het aantal zo laag zijn, terwijl dit toch regelmatig als probleempunt wordt aangegeven?

In de beginfase van de uitvoering van het samenwerkingsconvenant tussen het IMG en de NCG is gekeken naar de scope van de gezamenlijke aanpak. Geïnventariseerd is voor welke adressen binnen de versterkingsoperatie bij het TCMG/IMG een schademelding is gedaan. Hieruit bleek dat bij circa 70% van de 26.000 adressen in de versterkingsoperatie bij de TCMG of het IMG geen schademelding is gedaan. Van de 30% waar wel een schademelding is gedaan, is die melding in 75% van de gevallen al afgehandeld door de TCMG of het IMG of in een vergevorderd stadium nog voordat de versterking van de woning op dat adres in uitvoering is genomen. Het IMG en de NCG hebben binnen een aantal pilottrajecten eigenaren benaderd met de vraag of zij samenhang wilden. Dit bleek bij enkele tientallen eigenaren zo te zijn.

80. In hoeverre is geregeld dat er voor inwoners en bedrijven in Groningen één begeleider voor hen is voor het gehele proces (dus zowel schade als versterken)?

Het IMG en de NCG hebben in hun samenwerkingsconvenant opgenomen dat zij bij een combinatiedossier ernaar streven om de eigenaar te voorzien van één begeleider die zowel bekend is met het versterkingsproces als met het proces van schadeafhandeling, alsook met hoe die in elkaar ingrijpen. Beide organisaties treffen maatregelen om die samenloop, waar nodig en gewenst door de eigenaar, soepel te laten verlopen. In het antwoord op vraag 76 staat beschreven hoe IMG en NCG momenteel het convenant uitvoeren. In januari 2021 communiceren het IMG en de NCG over de stand van zaken van de samenwerking.

81. De leden van de CDA-fractie merken op dat SodM heeft geadviseerd om de schadeafhandeling en versterking samen te voegen en deze organisatie van een ruim mandaat en een eigen budget te voorzien. In het wetsvoorstel is hier echter niet voor gekozen. Deze leden vragen de regering om deze keuze verder te verduidelijken. Welke onoverkomelijke redenen zijn er voor de regering om dit advies van SodM niet op te volgen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 55.

82. Deze leden constateren dat het de bedoeling is dat bewoners wel te maken krijgen met één gezamenlijk aanspreekpunt en dat het IMG en de NCG daarover afspraken hebben gemaakt. Deze leden vragen de regering te verduidelijken wat de exacte inhoud is van deze afspraken. Houden deze afspraken ook in dat bewoners niet langer twee verschillende trajecten hoeven te bewandelen voor schade en versterken als zij dat niet willen? Zo nee, waarom niet?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 80.

83. De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat het wetsvoorstel de mogelijkheid biedt om in een ministeriële regeling regels op te nemen over de manier waarop de NCG en het IMG de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schade op elkaar afstemmen. Deze leden maken daaruit op dat deze afstemming nog verdere uitwerking behoeft. Kan de regering verduidelijken op welke termijn deze uitwerking plaats zal vinden en hoe de afstemming tussen NCG en IMG in de praktijk gestalte zal krijgen?

Op dit moment werken het IMG en de NCG samen op basis van een convenant. In overleg met beide partijen wordt bezien, indien dit noodzakelijk zal blijken voor een voortvarende uitvoering van het convenant, hoe de samenwerking kan worden vastgelegd in een ministeriële regeling. In afstemming met NCG en IMG wordt daarbij bezien, mede op basis van hun ervaringen met het convenant tot nu toe, of er elementen zijn die zich lenen voor opname in de ministeriële regeling.

84. Ook biedt het wetsvoorstel een grondslag waarmee beide organisaties onderling gegevens uit kunnen wisselen om zo de schadeafhandeling en de versterking op elkaar af te stemmen. Op welke termijn zal hieraan verdere uitwerking worden gegeven en hoe zal de gegevensuitwisseling tussen NCG en IMG in de praktijk verlopen? Hoe wordt hierbij voorkomen dat dit voor de bewoners leidt tot onduidelijkheid of extra administratieve lasten?

Mede op basis van de ervaringen van de NCG en het IMG met het convenant tot nu toe, kan worden bekeken of dit een element is dat zich leent voor opname in de ministeriële regeling. De gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG wordt op een doelmatige wijze ingericht via een veilige, digitale verbinding, een en ander conform de geldende privacyregels. Hierdoor ontstaan er geen extra handelingen, onduidelijkheid of administratieve lasten voor eigenaren.

85. Hoe zal tevens worden voorkomen dat afstemming tussen NCG en IMG leidt tot vertraging van schadeafhandeling en/of versterking?

De schadeafhandeling en de versterkingsoperatie hebben andere doorlooptijden en verschillen in de aard van werkzaamheden. Het herstellen van schade is niet te vergelijken met het bouwen van een nieuwe woning of het uitvoeren van versterkingsmaatregelen. Vanwege de verschillende doorlooptijden, waarbij die van schade gemiddeld korter is dan die van versterken, is er geen reden om aan te nemen dat een versterkingsoperatie moet wachten op schadeherstel. Schade aan gebouwen betreft niet noodzakelijk onderdelen van het gebouw die versterkt worden en herstel van schade belemmert de uitvoering van versterkingsmaatregelen over het algemeen niet. Andersom is het niet de bedoeling dat de eigenaar lange tijd met schade zit, in afwachting van de versterking van zijn of haar gebouw. Om die reden moeten schadeafhandeling en versterking onafhankelijk van elkaar door kunnen blijven gaan, tenzij dat juist bevorderlijk is voor een integrale aanpak en een eigenaar wil dat beide trajecten gezamenlijk worden opgepakt. Afstemming per individuele situatie tussen het IMG en de NCG is hiervoor het meest aangewezen.

86. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of met maatschappelijke organisaties in overleg kan worden gegaan over de mogelijkheden van een integrale benadering van de versterking en schadeafhandeling. Vaak wordt benadrukt hoe belangrijk dit is, en elke mogelijkheid hiertoe dient te worden onderzocht, zo menen deze leden.

In het traject van totstandkoming van het wetsvoorstel is regelmatig overleg gevoerd met de maatschappelijke organisaties. Zoals uit het antwoord op vraag 55 blijkt, maakt de regering een andere keuze ten aanzien van de samenloop tussen de schadeafhandeling en versterking, juist ook om ruimte te geven voor maatwerk voor individuele bewoners. Los van deze inrichting vindt over de uitvoering van beide operaties geregeld overleg plaats tussen het IMG, de NCG en de maatschappelijke organisaties.

87. De leden van de SP-fractie lezen dat het argument dat de regering gebruikt om van de schadeafhandeling en het versterkingsproces niet één instantie te maken, is dat 71% van de mogelijk 25.000 te versterken panden geen schade heeft gemeld. Dat vinden deze leden te kort door de bocht. Uit onderzoek blijkt dat 50% van de «gemiddelde» huizen in het gebied schade heeft. Van een kwart van die huizen melden de bewoners geen schade meer, onder andere door negatieve ervaringen uit het verleden. Onder de 25.000 mogelijk te versterken huizen vallen de woningen met een verhoogd risico. Is de regering het met deze leden eens dat het niet melden van schade niet hoeft te betekenen dat die schade er niet is, en dat het toch eenvoudiger zou zijn wanneer er één loket komt? Juist omdat er tussen cosmetisch herstel van schade en versterking van een huis, zodat bewoners er levend uit kunnen komen, zaken nodig zijn om te voorkomen dat schade steeds terug komt en panden door de vele bevingen verzwakt zijn. Deze leden zijn van mening dat twee verschillende tijdpaden meer belastend voor inwoners zijn dan één tijdpad. Eén proces zal sneller verlopen dan twee gescheiden processen. Waarom is de regering zo bang om IMG en NCG samen als één loket verder te laten gaan?

Het niet melden van schade hoeft inderdaad niet noodzakelijk te betekenen dat er geen schade is. Zoals in de reactie op de vragen 55 en 81 reeds is aangegeven kiest de regering er bewust voor om de eigenaar de mogelijkheid te bieden om of te kiezen voor één integraal traject of voor de mogelijkheid om schadeafhandeling en versterking los van elkaar te benaderen. Het verschilt per situatie en eigenaar wat de beste oplossing is. Het is aan de eigenaar – bijgestaan door de zaakbegeleider van het IMG en de NCG – om hier een keuze in te maken.

88. De leden van de SP-fractie vinden het convenant dat IMG en NCG hebben gesloten onvoldoende om Groningers de regie te geven. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft aan dat de gedupeerde geen nadeel mag ondervinden van het procedurele onderscheid waar dit wetsvoorstel toe leidt. Gezien het feit dat naast het SodM, ook de maatschappelijke organisaties pleiten voor één loket, vragen deze leden waarom de regering zo halsstarrig vasthoudt aan deze twee sporen. Is de regering bereid alsnog te overwegen de schadeafhandeling en de versterking samen te voegen, passend binnen een crisisaanpak zoals de toezichthouder adviseert?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op vraag 55.

89. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom een expliciete scheiding tussen enerzijds de opgave inzake het toekennen en verstrekken van schadevergoedingen en anderzijds de opgave voor versterken in het wetsvoorstel is opgenomen. Hoe verhoudt deze scheiding tussen schade vergoeden en versterken zich tot de samenhang van schade en versterken in het bestuursakkoord?

De schadeafhandeling en de versterking verschillen wezenlijk van aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid. Het zijn twee fundamenteel andere operaties die ook andere eisen stellen aan een uitvoerende organisatie. Vanwege deze verschillen is de keuze gemaakt de twee operaties bij twee verschillende organisaties onder te brengen. Het is belangrijk om deze verschillen in acht te nemen en recht te doen aan de verschillende uitgangspunten bij schade en versterking.

Dat neemt niet weg dat schade en versterking in samenhang moet worden opgepakt, waar dat noodzakelijk en wenselijk is vanuit het perspectief van de eigenaar. Dit aspect is benadrukt in de bestuurlijke afspraken die onlangs zijn gemaakt met het oog op een integraal toekomstplan voor Groningen. Met deze afspraken is een basis gelegd om de samenwerking tussen het IMG en de NCG rond schrijnende situaties te intensiveren.

90. Het Groninger Gasberaad is van mening dat een strikte scheiding tussen de opgaven betreffende schade en versterken voor bewoners nadelig is. Deze leden zijn benieuwd of de regering het hiermee eens is. Zo ja, welke wijziging is de regering bereid door te voeren in het wetsvoorstel? Zo nee, waarom niet?

Ik ben van mening dat er geen sprake is van een strikte scheiding. Zo is er sprake van gezamenlijke zaakbegeleiders voor eigenaren en kan de eigenaar de afhandeling van schade en de uitvoering van versterken in samenhang oppakken. Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vraag 55.

91. De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat dit wetsvoorstel een grondslag biedt waarmee IMG en NCG gegevens kunnen uitwisselen om zo schadeafhandeling en versterking op elkaar af te stemmen. Deze afstemming mag niet leiden tot vertraging. Deze leden lezen graag een beschouwing hoe dit gegarandeerd gaat worden. Deze vragen zich bijvoorbeeld af hoe het zit met de ICT.

Er is een combinatieteam opgezet met medewerkers van de NCG en het IMG, met als doel de samenwerking tussen partijen op combinatiedossiers te intensiveren en te stroomlijnen. De informatie-uitwisseling is gestructureerd, inclusief een dashboard schade-versterken, er zijn eigenaren benaderd voor gezamenlijke behandeling van dossiers en er is meer inzicht in de voortgang en samenhang. Bij meldingen inzake acuut onveilige situaties, die door het IMG worden behandeld, heeft het IMG bij gevallen waar dat nodig bleek, contact opgenomen met de NCG zodat er tegelijkertijd vanuit versterking afhandeling van schade kon plaatsvinden. De gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG wordt op een doelmatige wijze ingericht via een veilige, digitale verbinding conform de geldende privacyregels.

2. Versterkingsproces

De leden van de SP-fractie constateren dat er inmiddels meer woningen in verschillende groepen zijn ingedeeld, dan dat er nog woningen in het reguliere proces zitten en dat kennelijk het reguliere proces niet voldoet. Iedere groep, (pilot of batch), heeft een andere aanpak. Dit heeft grote gevolgen voor de samenleving. Deze leden zien hoe mensen tegen elkaar op worden gezet door de verschillende regels en kaders die er gelden.

2.1. Het versterkingsproces vanuit perspectief eigenaar

92. De leden van de VVD-fractie lezen in het schema dat de stappen die een eigenaar doorloopt volgordelijk worden weergegeven. Waarom zijn daar geen termijnen aan gekoppeld?

Het klopt dat in dit schema geen termijnen zijn opgenomen. Dit betekent echter niet dat er geen termijnen in het wetsvoorstel zijn opgenomen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties neemt na het delen van de beoordeling uiterlijk binnen één jaar een versterkingsbesluit. Het streven is om dit zo snel als mogelijk te doen. Daarnaast neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen acht weken een versterkingsbesluit wanneer de eigenaar bedenkingen indient. Deze bedenkingen kunnen worden ingediend nadat de beoordeling met de eigenaar is gedeeld. Deze bedenkingen geven de eigenaar de mogelijkheid om een versterkingsbesluit te laten nemen wanneer tijdens de uitwerking blijkt dat hij of zij het niet eens is met de uitgangspunten uit de beoordeling, het soort maatregelen of de wijze waarop de maatregelen kunnen worden uitgewerkt. Op dat moment hebben de eigenaar en de NCG veelal al uitvoerig overleg gevoerd over de wijze waarop de versterking wordt uitgevoerd, maar komen er samen toch niet uit. Hierdoor is het mogelijk om snel een versterkingsbesluit te nemen, waartegen een bewoner bezwaar en eventueel beroep kan aantekenen.

93. Deze leden vinden het belangrijk dat er duidelijkheid komt voor de bewoners en bedrijven in Groningen. Waarom is de verplichting tot het opstellen van een meerjarenprogramma voor de versterking niet opgenomen in het wetsvoorstel?

Alle gemeenten uit het wetsvoorstel moeten een programma van aanpak opstellen. Door middel van dit programma van aanpak krijgen gemeenten sturingsmogelijkheden voor de uitvoering en de planning van de opnames en beoordelingen. Een programma van aanpak bevat uitvoeringskaders voor de versterking binnen de betreffende gemeente, een meerjarige planning voor het opnemen en beoordelen van gebouwen ten behoeve van het nemen van een versterkingsbesluit, en een meerjarige planning voor de uitvoering van versterkingsmaatregelen aan gebouwen. Deze programma’s (nu nog plannen van aanpak) zijn openbaar. Voordat een gemeenteraad een programma van aanpak vaststelt, wordt over het ontwerp daarvan advies ingewonnen bij het SodM en bij de NCG. De programma's van aanpak zijn leidend in de planning en prioritering van de opname, beoordeling en uitvoering van de versterking.

Op basis van de lokale programma’s van aanpak maakt de NCG een uitvoeringsplanning, waarin alle lokale programma’s samenkomen. Deze uitvoeringsplanning wordt jaarlijkse op wijkniveau opgesteld. Hierdoor wordt de uitvoering van de versterkingsopgave inzichtelijk gemaakt. De uitvoeringsplanning voor het komende jaar wordt naar verwachting in Q1 2021 door de NCG vastgesteld.

De uitvoeringsplanning vormt de basis voor het meerjarenversterkingsplan (hierna: mjvp). Hierin wordt een prognose opgenomen van het aantal adressen waarvan de versterking wordt voorbereid en uitgevoerd, en wordt op basis van verschillende scenario’s een globale planning geschetst voor het verdere verloop van de versterkingsopgave. Het mjvp volgt op de uitvoeringsplanning en de lokale programma’s van aanpak. Het mjvp is niet op wijkniveau. Het is niet noodzakelijk om deze overkoepelende prognose wettelijk vast te leggen.

94. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe bewoners worden begeleid in de keuze tussen een nieuwe beoordeling op de nieuwste norm of de liggende beoordeling. Dit is een ingrijpende keuze met veel impact op een mensenleven. Er zijn ook andere ingrijpende keuzes die gemaakt moeten worden. Dit komt nog bovenop alle andere stressfactoren die een mens kan hebben, in het bijzonder een inwoner van het aardbevingsgebied. Wordt hier proactief hulp voor aangeboden? Kunnen bewoners hierover praten met professionals, niet vanuit een technisch oogpunt, maar vanuit een menselijk oogpunt?

De NCG is het centrale aanspreekpunt voor bewoners en de NCG biedt aan alle bewoners begeleiding aan voor het gehele versterkingsproces. De bewoners die een keuze krijgen voor een herbeoordeling naar de nieuwste inzichten, krijgen de mogelijkheid tot het inschakelen van onafhankelijke ondersteuning bij het maken van deze keuze. Dit wordt de komende periode nader uitgewerkt in samenwerking met de maatschappelijke organisaties. Deze ondersteuning is bovenop de begeleiding die standaard vanuit de NCG wordt aangeboden.

Bewoners hebben tijdens het versterkingstraject een bewonersbegeleider die met hen de gesprekken voert over het proces en daarbij ondersteuning biedt. Het blijft maatwerk; de ene eigenaar heeft bijvoorbeeld behoefte aan meer begeleiding dan de andere eigenaar. Zo zijn er daarnaast zijn er aardbevingscoaches werkzaam. Zij bieden hulp en leggen verbindingen naar andere organisaties die mogelijk een meerwaarde kunnen hebben in het oplossen van problemen van inwoners van Groningen. De aardbevingscoaches gaan zo nodig langs de deuren en bellen aan om actief hun hulp aan te bieden. Dat maakt dat mensen die mogelijk minder makkelijk de stap zetten naar de hulpverlening toch kunnen worden bereikt en geholpen.

95. De leden van de SP-fractie vinden dat de hoeveelheid aan stappen die er bedacht zijn voordat een woning eindelijk veilig is, past bij het enorme bureaucratische monster dat is gecreëerd. Waarom wordt alles gebaseerd op causaliteit, normen, kaders en regels? Waarom wordt de bewoner niet echt het uitgangspunt? Waarom wordt er niet gekeken naar wat er echt nodig is en waar is behoefte aan? Hoeveel instanties zouden er kunnen verdwijnen als dat het uitgangspunt wordt? Hoeveel zou dat financieel opleveren?

De eigenaar staat centraal in dit wetsvoorstel. Het kabinet spant zich doorlopend in om het proces te versnellen en te versimpelen. Hierbij is de typologieaanpak die aanstaande is van essentieel belang. Het wetsvoorstel biedt eigenaren onder meer een transparant en navolgbaar versterkingsproces, ondersteuning van start tot eind, één centraal aanspreekpunt en de mogelijkheid om mede te bepalen hoe zijn gebouw wordt versterkt. Juist met het oog op duidelijkheid voor de bewoner, evenals voor aannemers en ingenieurs die in de praktijk aan de slag moeten, legt dit wetsvoorstel een verantwoordelijkheidsverdeling en besluitvormingsproces vast in kaders en regels. Het versterken van gebouwen is een complexe operatie die vraagt om houvast. Het loslaten van kaders en regels zou naar de inschatting van het kabinet leiden tot onduidelijkheid en onzekerheid voor bewoners.

96. Ook vragen deze leden waarom er geen tijdpad wordt genoemd in de «routekaart naar herstel»? Hoe lang gaat alles duren? Voor de transparantie zou het goed zijn inzichtelijk te maken wie het bouwteam is, wie er bij het kennismakingsgesprek zit, wie de opdrachtgever van het bouwteam is, waar de gemeente een rol heeft, et cetera.

Voor de gedeeltelijke beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 92. Met het bouwteam wordt een team bedoeld dat bestaat uit de bewoner, projectleider, bouwer, architect, constructeur, bewonersbegeleider en het bouwtoezicht. Als de eigenaar de versterking in eigen beheer uitvoert, dan is de eigenaar zelf opdrachtgever. Anders is de NCG opdrachtgever van het bouwteam.

97. Ook een vraag van deze leden is hoe deze routekaart zich verhoudt tot het bestuursakkoord. Wie heeft welke beleidsvrijheid gekregen? Wie is er eindverantwoordelijk?

De routekaart naar herstel zoals deze in de memorie van toelichting is opgenomen, is gemaakt op het moment dat de bestuurlijke afspraken nog niet waren vastgesteld. Dit betekent dat de aanvullende keuzemogelijkheden uit de bestuurlijke afspraken, zoals de mogelijkheid tot herbeoordeling, nog niet in de routekaart zijn benoemd. Op de website van NCG wordt op korte termijn een actuele routekaart gepubliceerd. In het kader van de versterking heeft de NCG het mandaat gekregen om te doen wat nodig is voor de veiligheid. Dit houdt in dat de NCG ook beslissingen kan nemen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn. In het kader van de uitvoering van de versterking is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eindverantwoordelijk. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is eindverantwoordelijk voor de normstelling voor de veiligheid.

98. De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over het bijgevoegde schema. Een van de eerste stappen is «kennismakingsgesprek». Met wie maakt de eigenaar kennis?

De eigenaar maakt kennis met de NCG, in het bijzonder met de bewonersbegeleider van het betrokken versterkingspunt.

99. Deze leden lezen dat in de ontwerpfase gesprekken worden gevoerd met de NCG en het bouwteam. Kan de regering een toelichting geven op de totstandkoming en de opdrachtgever van het bouwteam? Waar en hoe speelt de gemeente een rol in het schema?

De gemeente speelt in deze fase geen directe rol. Opdrachtgever van het bouwteam is in de meeste gevallen de NCG, tenzij de eigenaar ervoor kiest de versterking in eigen hand te nemen. In dat geval is de eigenaar de opdrachtgever van het bouwteam. Bij grootschalige gebiedsontwikkelingstrajecten waar bijvoorbeeld ook aanpassingen in de openbare ruimte aan de orde zijn of aanvullende financiering wordt ingebracht kan de gemeente wel een rol spelen.

2.2. Rolbeschrijving partijen

100. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de rol van het IMG hier niet wordt beschreven, gelet op de samenhang tussen schade en versterken.

Voorliggend wetsvoorstel is een aanvulling op de reeds aangenomen Tijdelijke wet Groningen, waarin de rol van het IMG (voorheen TCMG) reeds uitvoerig is beschreven.

101. Deze leden vragen tevens waarom niet is gekozen voor het verantwoordelijk maken van één bestuursorgaan voor de besluitvorming in de versterkingsoperatie.

Er is één organisatie verantwoordelijk voor de besluitvorming in de versterkingsoperatie namelijk de NCG die het versterkingsbesluit neemt. Naast de NCG spelen gemeenten een rol in de prioritering middels de programma’s van aanpak. Als er sprake is van ingrijpende versterking spelen gemeenten uiteraard ook in vergunningverlening een rol. In artikel 13l van het wetsvoorstel is geregeld dat vergunningen en het versterkingsbesluit gecoördineerd worden behandeld met de NCG als coördinerend bestuursorgaan. Dit zorgt ervoor dat er geen vertraging optreedt in de besluitvorming en dat de eigenaar één aanspreekpunt heeft.

102. Wie is eindverantwoordelijk en aanspreekbaar op de versterkingsoperatie?

De eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de versterkingsoperatie is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De NCG voert in mandaat namens de Minister de versterkingsoperatie uit.

103. Door verschillende partijen is aangegeven dat er behoefte is aan een krachtige en eenduidige sturing. Hoe wordt daar met dit wetsvoorstel invulling aan gegeven?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 13.

104. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de rollen en verantwoordelijkheden rondom dit wetsvoorstel. Deze leden vinden deze verdeling te complex en vragen of het NCG geen groter mandaat moet krijgen.

De algemeen directeur van de dienst Nationaal Coördinator Groningen heeft het mandaat om te doen wat nodig is voor de veiligheid. Het mandaat omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn. Hiervoor geldt geen financieel maximum. De NCG heeft hiermee reeds een afdoende ruim mandaat. Daarnaast is middels het bestuurlijk akkoord een knelpuntenpot ter beschikking gesteld van waaruit de NCG zaken kan financieren die vanuit veiligheidsperspectief niet per se noodzakelijk zijn maar wel bijdragen aan het draagvlak en een soepel verloop.

105. Ook vragen deze leden wat, concreet, de rol van de gemeenteraad is in het versterkingsproces.

De gemeenteraad vervult hun reguliere rol zoals bij iedere gebiedsontwikkeling en bij bouwprojecten. Aanvullend hierop is in het wetsvoorstel geregeld dat de gemeenteraad het lokale programma van aanpak vaststelt. Hiermee is de gemeenteraad verantwoordelijk voor de planning en prioritering van de opname, beoordeling en uitvoering van de versterking.

106. Ook vragen deze leden, net als de Afdeling advisering van de Raad van State, of de onafhankelijkheid bij het nemen van versterkingsbeslissingen wel voldoende gewaarborgd is.

Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is om zo veel als mogelijk de bewoner en zijn of haar wensen centraal te stellen. Dat vergt ook de mogelijkheid om in overleg maatwerkoplossingen te bieden en naast fysieke veiligheid ook de bredere veiligheidsaspecten te wegen. In het wetsvoorstel is gezocht naar een aanpak met ruimte voor maatwerk voor bewoners waarvoor een Minister volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar is voor het parlement en de samenleving. Ik verwijs hierover ook naar het antwoord op de vragen 9 en 10. Onafhankelijkheid in het versterkingsproces wordt geborgd door het onafhankelijke ACVG. Het ACVG adviseert over alle regelgeving op basis van dit wetsvoorstel die betrekking heeft op de veiligheid. Dit gaat over de wijze waarop de veiligheid van een gebouw wordt vastgesteld en de wijze waarop wordt bepaald welke soort maatregelen nodig is om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Het ACVG consulteert de colleges en de inspecteur-generaal der mijnen over het conceptadvies alvorens het beide Ministers adviseert. Hiermee wordt gewaarborgd dat in de uitvoering op objectieve en onafhankelijke wijze de veiligheid van gebouwen wordt vastgesteld en daarmee het belang van eigenaren en andere belanghebbenden centraal staat. Verder regelt het wetsvoorstel dat de inspecteur-generaal der mijnen (SodM) gevraagd en ongevraagd kan adviseren over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen in relatie tot de veiligheid. Deze adviezen zijn openbaar en geven de Kamers de mogelijkheid om de Minister desgewenst daarover ter verantwoording te roepen.

107. Verantwoordelijkheden voor de besluitvorming over en uitvoering van versterking liggen namelijk verdeeld over verschillende bestuursorganen en uitvoeringsinstanties. Welke mogelijkheden ziet de regering om de complexiteit te verminderen (en de daadkracht te vergroten)?

De regering onderschrijft de noodzaak tot voortvarende en eenduidige besluitvorming. In navolging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en de consultatiereacties van de maatschappelijke organisaties, gemeenten en de provincie zijn in het wetsvoorstel het norm-, versterkings- en financieringsbesluit in één integraal besluit samengevoegd. Dit besluit wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in nauw overleg met de eigenaar genomen. Hiermee wordt de procedure versneld en vereenvoudigd en krijgt de eigenaar in één keer zekerheid over de te treffen maatregelen en het budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Hiermee is de complexiteit van het versterkingsproces sterk gereduceerd.

2.2.1. Eigenaar van een gebouw

108. De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat de eigenaar ervoor kan kiezen om af te zien van de versterking, tenzij de belangen van derden hierdoor worden geschaad. Wat zijn de gevolgen van deze keuzemogelijkheid?

Indien een eigenaar afziet van de versterking, schrijft de NCG het besluit dat het gebouw niet wordt versterkt in de openbare registers in. Hierdoor is bij verkoop van het gebouw de koper hiervan op de hoogte. Een eigenaar die afziet van de bestuursrechtelijke versterking of een opvolgende eigenaar kan de NAM nog wel civielrechtelijk aansprakelijk stellen voor vergoeding van de versterkingsmaatregelen. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 36.

2.2.2. Gemeenten

109. De leden van de VVD-fractie vragen binnen welke kaders de gemeenten moeten opereren en de programma’s van aanpak opstellen. Wie stelt de kaders daarvoor op? Binnen welke termijn moeten gemeenten een programma van aanpak opstellen?

Het wetsvoorstel geeft de kaders voor het lokale programma van aanpak. In artikel 13g is opgenomen dat het programma van aanpak wordt vastgesteld op basis van de risicoprofielen met daarin een prioritering van gebouwen. Bij AMvB wordt het uitgangspunt neergelegd dat gebouwen met een hoger risicoprofiel in principe met een hogere prioriteit worden opgenomen in de programma’s van aanpak van de gemeenten. De invulling van het lokale programma van aanpak is aan de gemeente zelf, binnen de voorwaarden die de AMvB hieraan stelt. De gemeenten hebben op dit moment reeds plannen van aanpak opgesteld; op basis van het overgangsrecht gelden deze als programma’s van aanpak. Deze programma’s van aanpak moeten actueel zijn. Dit betekent dat de programma’s regelmatig geactualiseerd moeten worden. In de praktijk zal dit jaarlijks zijn, naar verwachting op het moment dat de nieuwe risicoprofielen beschikbaar zijn. Zowel het SodM als de NCG adviseert de gemeente over de programma’s van aanpak.

2.2.3. Minister van Economische Zaken en Klimaat

110. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de hoogte van de heffing die wordt opgelegd aan de NAM bepaald wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Welke kosten van versterking zijn in de heffing meegenomen?

Dit wetsvoorstel biedt een grondslag om kosten die worden gemaakt ten behoeve van de versterking, op te nemen in de heffing. In het wetsvoorstel is voorzien dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat de heffing oplegt. De hoogte van de heffing voor versterking wordt gebaseerd op de informatie die door de NCG wordt opgesteld. De heffing omvat in ieder geval, maar niet uitsluitend, de kosten die worden gemaakt voor de versterkingsmaatregelen zelf, voor de beoordeling van gebouwen, de uitvoering van de versterkingsmaatregelen, de apparaatskosten van de NCG, voor zover die betrekking hebben op het versterken van gebouwen, de inhuur van experts, de kosten voor het faciliteren van eigenaren die geconfronteerd worden met versterking (zoals vervangende woonruimte en reiskostenvergoedingen) en onderzoek dat wordt verricht om de kaders voor versterken te ontwikkelen (zoals het ontwikkelen en publiek maken van de seismische dreigings- en risico-analyse; hierna: SDRA en de ontwikkeling van een typologieaanpak voor versterken).

2.2.4. De NCG

111. De leden van de CDA-fractie lezen dat de NCG een bovenlokale toets uitvoert op haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de door gemeenten opgestelde programma’s van aanpak, ook in relatie tot beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering te verduidelijken wat er vervolgens zal gebeuren met de uitkomsten van deze bovenlokale toets. Op welke wijze wordt een besluit genomen over bijvoorbeeld prioritering indien er knelpunten op het gebied van haalbaarheid en uitvoerbaarheid naar voren komen uit deze toets? Bij wie ligt hierbij de eindverantwoordelijkheid en wie beslist uiteindelijk?

Wanneer uit de uitvoeringstoets van de NCG blijkt dat een gemeente of alle gemeenten gezamenlijk meer capaciteit wensen dan beschikbaar is voor de uitvoering van de operatie én gebleken is dat de gemeenten er onderling niet uitkomen vindt hierover overleg plaats. Dit overleg vindt plaats tussen de gemeenten, provincie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te komen tot een verdeling van de beschikbare capaciteit. Als uit het overleg volgt dat de gemeentelijke programma’s niet aansluiten bij de beschikbare capaciteit en er redelijkerwijs geen extra capaciteit gegenereerd kan worden, stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de programma’s zelf vast. De Minister houdt hierbij zoveel mogelijk de reeds door de gemeenten gemaakte prioritering aan.

112. De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat een zekere beleidsvrijheid noodzakelijk is om de eigenaren en andere belanghebbenden daadwerkelijk centraal te kunnen stellen in het versterkingsproces. Op welke partij wordt hierbij gedoeld? Is het de NCG die deze beleidsvrijheid zal krijgen of een andere partij? Zal deze beleidsvrijheid tevens worden gekoppeld aan doorzettingsmacht voor de NCG?

De bedoelde beleidsvrijheid ziet op de wijze waarop de versterkingsoperatie wordt uitgevoerd. De NCG die namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelatie de versterkingsoperatie uitvoert, is de partij die deze beleidsvrijheid heeft zodat daarmee het nodige maatwerk kan worden toegepast dat voor de uitvoering van de versterking redelijk is. Met de bestuurlijke afspraken is € 100 miljoen voor knelpunten aan de NCG ter beschikking gesteld. Dit komt bovenop hetgeen er voor de veiligheid nodig is. Het wetsvoorstel voorziet daarnaast in de mogelijkheid om een versterkingsbesluit te nemen wanneer dit nodig is ter bescherming van de belangen van derden. Ook is de bevoegdheid voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgenomen om een plicht aan de eigenaar op te leggen om de uitvoering van bepaalde versterkingsmaatregelen te gedogen, wanneer dit noodzakelijk is met het oog op belangen van derden.

2.2.5. Adviescollege Veiligheid Groningen

113. De leden van de CDA-fractie constateren dat de wijze van beoordeling of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet uiteindelijk zal worden vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften, bij of krachtens AMvB. Deze leden vragen de regering te verduidelijken op welke termijn en op welke wijze deze vastlegging plaats zal vinden. Hoe zal hierbij de afweging tussen zorgvuldigheid en snelheid worden gemaakt? Op welke wijze en op basis van welke criteria zal de balans tussen actualisatie van de methode en uitvoerbaarheid worden geborgd?

Van 14 december 2020 tot en met 10 januari 2021 heeft de ontwerpversie van de AMvB voorgelegen ter internetconsultatie. Op een aantal punten zal de ontwerpAMvB voorzien in nadere uitwerking bij ministeriële regeling. Beoogd is inwerkingtreding daarvan gelijktijdig plaats te laten vinden met inwerkingtreding van het wetsvoorstel en de AMvB.

Het ACVG is ingesteld om onafhankelijk advies te geven over regels die zien op de versterking van gebouwen in relatie tot de veiligheid en de uitvoering van de versterking en ziet in die rol toe op de zorgvuldigheid van de operatie.

Het is van groot belang dat de versterkingsoperatie voortvarend kan plaatsvinden. Door de snel dalende gaswinning wordt het steeds veiliger en zijn dientengevolge naar verwachting minder versterkingsmaatregelen nodig. Daarom is het belangrijk dat de beoordelingsmethoden hierop kunnen worden aangepast. In dit kader wordt – conform de bestuurlijke afspraken – de Nederlandse Praktijkrichtlijn (hierna: NPR) versie 2020 in de ministeriële regeling aangewezen als de te gebruiken versie. In principe wordt de NPR versie 2020 niet meer gewijzigd; het advies van het ACVG wordt hierbij betrokken. Het gebruik van de NPR 2020 wordt voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, AMvB en ministeriële regeling worden aangewezen in het Besluit versterking gebouwen Groningen.

114. De leden van de SP-fractie zijn geschrokken van de hoge kosten van het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG). Kan de regering specifiek aangeven waaraan dit geld wordt uitgegeven? Staat dit volgens de regering in verhouding tot de moeite die veel inwoners van Groningen moeten doen om hun schade vergoed te krijgen? Welke meerwaarde heeft het ACVG ten opzichte van SodM? Komen adviezen van beiden altijd overeen? Welk advies wordt gevolgd? Is het ACVG onafhankelijk? Waar blijkt dat uit?

Het ACVG is vooruitlopend op instelling bij het onderhavige wetsvoorstel tijdelijk ingesteld op basis van artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges en is onafhankelijk. De Kaderwet adviescolleges bevat regels om de onafhankelijkheid te waarborgen.

Het budget voor het ACVG wordt conform de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies uitgegeven aan de vergoedingen van de leden van het ACVG, ambtelijke ondersteuning, directe uitvoeringskosten en inhuur van expertise.

De veiligheid van de inwoners van Groningen staat voorop. De advisering over de veiligheidskaders door het ACVG zorgt ervoor dat deze kaders onafhankelijk en op basis van expertise tot stand komen. Dit is van groot belang voor de inwoners van Groningen.

Het SodM wordt door het ACVG betrokken bij de totstandkoming van de adviezen van het ACVG (artikel 2.4 instellingsbesluit ACVG en artikel 13c, vierde lid, van het onderhavige wetsvoorstel).

Daarnaast adviseert het SodM over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen in relatie tot de veiligheid. Waar het ACVG adviseert over de kaders aan de voorkant, adviseert SodM over de uitvoering zelf (artikel 13d van het wetsvoorstel).

De adviezen zijn hiermee aanvullend op elkaar.

2.2.6. Maatschappelijke organisaties

115. De leden van de VVD-fractie vragen welke andere maatschappelijke organisaties, naast het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging, nog meer van belang zijn. Waarom worden hier niet vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en/of agrariërs genoemd?

Het Groninger Gasberaad is een collectief van verschillende maatschappelijke organisaties, waarin onder andere ook de Groningse afdelingen van MKB-Nederland en VNO-NCW en LTO zijn vertegenwoordigd. Ook de Groninger Bodembeweging kent een achterban met verschillende doelgroepen, waaronder ook MKB’ers en agrariërs. Zij hebben dan ook regelmatig vanuit hun achterban aandacht gevraagd voor de problematiek die bij deze specifieke doelgroepen speelt. Uiteraard wordt ook met de maatschappelijke organisaties gesproken over specifieke onderwerpen. Waar het bijvoorbeeld gaat om het op handen zijnde agroprogramma van de provincie Groningen is er nauw contact met het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt, LTO Noord, de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, de Nederlandse Akkerbouw Vakbond en Boerenbelang mijnbouwschade.

116. De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging noemt als belangrijk platform voor de belangen van burgers en organisaties. De adviesrol van deze maatschappelijke organisaties wordt echter niet in het wetsvoorstel geborgd. Deze leden vragen de regering waarom hiervoor gekozen is. Ziet de regering mogelijkheid om, bijvoorbeeld op bepaalde onderdelen, een formele adviesfunctie voor deze organisaties in het wetsvoorstel te borgen?

Maatschappelijke organisaties vervullen een belangrijke rol bij het agenderen van problemen, het geven van adviezen en het bijstaan van burgers en organisaties. In die hoedanigheid nemen zij als adviseur deel aan lokale stuurgroepen, het versterkingsoverleg Groningen en het bestuurlijk overleg Groningen. Ook bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel zijn de maatschappelijke organisaties uitvoerig geconsulteerd. Het kabinet acht inspraak bij de totstandkoming van wet en regelgeving van groot belang en faciliteert dit door middel van bijvoorbeeld internetconsultatie. Maatschappelijke organisaties worden, daar waar dat relevant is, dus steeds betrokken bij de beleidsvorming en uitvoering. Daarvoor is net als bij andere wet- en regelgeving geen wettelijke grondslag nodig. Voor IMG geldt aanvullend dat, aangezien het een zelfstandig bestuursorgaan is, het op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, verplicht is om een jaarverslag op te stellen over zijn taakuitoefening en maatschappelijke verantwoording af te leggen. Het IMG is bijvoorbeeld verplicht om voorzieningen te treffen waardoor personen en instellingen, die met het IMG in aanraking komen, in de gelegenheid worden gesteld voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te doen (zie artikel 18 en artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). Dit geldt dus ook voor de maatschappelijk organisaties.

117. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de positie van de maatschappelijke organisaties wettelijk geborgd kan worden.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 116.

118. De leden van de SP-fractie zijn ronduit verontwaardigd over de manier waarop de bestuurdersovereenkomst is gepresenteerd zonder akkoord van de maatschappelijke organisaties. Waarom heeft de regering niet meer moeite gedaan om nader tot de maatschappelijke organisaties te komen, zodat er ook draagvlak in de Groninger samenleving kan komen voor de plannen?

Het kabinet hecht veel waarde aan de inbreng van de maatschappelijke organisaties. De bestuurlijke afspraken bevatten onderdelen die zonder de inbreng van deze organisaties in het proces in aanloop naar het publiceren van de bestuurlijke afspraken niet of onvoldoende naar voren waren gekomen en daarmee mogelijk niet onderdeel van de bestuurlijke afspraken zouden zijn geweest. Dit geldt bijvoorbeeld voor de woningverbeteringsregeling van woningen buiten de scope van de versterkingsoperatie, de onafhankelijke ondersteuning bij het maken van een keuze door bewoners en de € 50 miljoen voor schrijnende situaties.

2.3. Veiligheid, normstelling en wijze van beoordelen

119. De leden van de SP-fractie constateren dat in de bestuurdersovereenkomst is geregeld dat gedupeerden meer zeggenschap krijgen over hun situatie. Zo mogen zij kiezen of zij door willen gaan met hun versterking wanneer zij al verder in het proces zitten of niet. Wanneer men kiest voor inspectie volgens de Nationale Praktijkrichtlijn (NPR) 2020, waaruit blijkt dat hun woning toch niet versterkt hoeft te worden, vinden deze leden het rechtvaardig dat er een bedrag komt waarmee zijn hun woningen alsnog kunnen verbeteren. Deze leden zien dat deze bewoners zo inderdaad weer enige regie terug krijgen. Waarom mogen bewoners niet zelf weten waaraan ze dat geld besteden? Waarom heeft de regering gekozen voor verschillende bedragen voor verschillende groepen? Hoe verhoudt een standaard maatregelenpakket bij de typologie-aanpak zich tot het, in nauw overleg met de eigenaar, komen tot een versterkingsbesluit? Welke keuzevrijheid heeft de eigenaar hier? Wat betekent het voor de eigenaren wanneer zij toch iets willen dat zij eerder ook in hun woning hadden? Hoe zit het dan met de kosten?

Bij nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel een grondslag opgenomen voor regels over de vergoeding voor bewoners die kiezen voor inspectie volgens de laatste versie van de NPR. Een deel van de vergoeding is bedoeld om het verschil te verkleinen tussen bewoners die een ingrijpende versterking hebben doorlopen en bewoners waar versterking niet meer nodig is. Vaak leidt een ingrijpende versterking ook tot woningverbetering, bijvoorbeeld omdat delen van het huis in nieuwstaat worden hersteld. Het ligt daarom in de rede dat (een deel van) die vergoeding ook in de eigen woning wordt gestopt. De regels over de vergoeding worden de komende maanden uitgewerkt in overleg met de regionale overheden en maatschappelijke organisaties. De Kamer wordt geïnformeerd over de definitieve regeling.

Het standaardmaatregelenpakket bij de typologieaanpak geeft weer welke maatregelen nodig zijn voor de veiligheid. In overleg met de bewoner wordt bepaald of en hoe deze maatregelen ook daadwerkelijk worden toegepast. Hierbij is het uitgangspunt dat de aard, oppervlakte en het gebruik van de woning vergelijkbaar blijven. Als er vanwege de versterking bijvoorbeeld een keuken moet worden verwijderd, dan hoort het terugplaatsen van een nieuwe keuken bij de versterking. Dit geldt ook bij toepassing van de typologieaanpak. De kosten komen in een dergelijk geval voor rekening van de NCG, net als de kosten voor de veiligheidsmaatregelen.

2.3.1. HRA

120. De leden van de VVD-fractie lezen dat zodra er een publiek alternatief beschikbaar is, dit bij of krachtens AMvB op grond van artikel 13e aangewezen kan worden. Wanneer is dit beschikbaar? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken?

Op 6 november 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de publieke SDRA. De SDRA komt in publiek beheer. Het gebruik van de SDRA wordt vastgelegd in de AMvB onder het wetsvoorstel. De Kamer wordt over deze AMvB geïnformeerd zodra deze wordt vastgesteld. TNO voert de eerste SDRA Groningen begin 2021 uit. Deze analyse wordt zowel gebruikt bij de besluitvorming over de operationele strategie voor het gasjaar 2021–2022, als bij het bepalen van de risicoprofielen voor de gebouwen in de aardbevingsgemeenten.

121. De leden van de PvdA-fractie constateren dat er kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de bruikbaarheid van het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model. Erkent de regering nu eindelijk het failliet van deze aanpak? Het HRA-model behoort wat deze leden betreft in de prullenbak en dient plaats te maken voor een individuele benadering. Deelt de regering deze opvatting?

Ik deel de opvatting van de leden van de PvdA-fractie over het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model niet. In lijn met het advies van de Mijnraad en de afspraken met de regio wordt nu het HRA-model gebruikt om te prioriteren welke gebouwen nader worden onderzocht op de veiligheid.

Vanaf 2021 wordt de jaarlijkse SDRA uitgevoerd door TNO, die ook de daarvoor benodigde modellen beheert en verder ontwikkelt. Het kabinet acht het van groot belang dat de analyse wordt uitgevoerd door een onafhankelijke, deskundige partij.

122. In hoeverre is de gekozen typologie-aanpak werkbaar? Wat zijn de eerste ervaringen? Is het niet zo dat ook als verschillende typen huizen worden onderscheiden, er alsnog individueel gekeken moet worden? Immers, de staat van onderhoud, de hoeveelheid verbouwingen en de onderliggende grond kunnen allemaal verschillen, zo menen deze leden.

De typologieaanpak wordt toegepast zodra deze is gevalideerd door het ACVG. De Kamer is op 17 december 2020 geïnformeerd over het advies van het ACVG en de uitrol van de typologieaanpak

Bij toepassing van de typologieaanpak wordt altijd een opname in de woning uitgevoerd om na te gaan of er verbouwingen of schade zijn die ertoe leiden dat het gebouw niet past binnen de typologie.

2.3.2. Typologie-aanpak

123. De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat woningen en bedrijven die niet in de typologie-aanpak passen, pas als laatste aan de beurt komen dan wel dat er geen versnelling plaatsvindt voor deze gebouwen.

Bij toepassing van de typologieaanpak worden er geen individuele berekeningen meer uitgevoerd bij de beoordeling van gebouwen. Deze berekeningen zijn in de huidige aanpak een groot capaciteitsknelpunt en kennen een lange doorlooptijd. Als het grootste deel van de gebouwen via de typologieaanpak wordt beoordeeld, komt er capaciteit vrij om de resterende gebouwen via individuele berekeningen te beoordelen waardoor ook voor deze groep een versnelling plaatsvindt.

124. Wanneer verwacht de regering dat het model van TNO waarmee op gebiedsniveau betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan of gebouwen al dan niet aan de veiligheidsnorm voldoen in gebruik kan worden genomen?

Het model van TNO is al voor advies voorgelegd aan het ACVG. De Kamer is op 17 december 2020 geïnformeerd over het advies van het ACVG en de uitrol van de typologieaanpak

125. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe een standaard maatregelenpakket zich verhoudt tot het komen tot een versterkingsbesluit. Worden bewoners niet geconfronteerd met een pakket waar ze maar mee moeten leven?

De eigenaar heeft altijd de regie over de versterking van zijn woning. Maatregelen worden op een goede manier in een woning ingepast. Dit wordt in samenspraak met de eigenaar vormgegeven. Hierbij is het uitgangspunt dat de aard, oppervlakte en het gebruik van de woning vergelijkbaar blijven. Daarnaast kunnen op verzoek van de eigenaar eigen wensen in de uitvoering van de versterkingsoperatie worden meegenomen. In het versterkingsbesluit worden de maatregelen, de inpassing ervan en eventuele koppelkansen meegenomen.

2.3.3. Praktijkaanpak

126. De leden van de CDA-fractie merken op dat de typologie-aanpak en de praktijkaanpak beiden nog in ontwikkeling zijn. Toch bevat het wetsvoorstel een grondslag waarmee deze nieuwe beoordelingsmethoden in de versterkingsoperatie kunnen worden toegepast. Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe zij de rol ziet van de typologie-aanpak en de praktijkaanpak in de versterkingsoperatie. Op welke termijn verwacht de regering beide methoden toe te kunnen passen in de versterkingsoperatie? Op welke wijze zal deze toepassing vorm worden gegeven? Wanneer verwacht de regering het advies van het ACVG over deze methoden en wat zullen daarna de vervolgstappen zijn?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 123 en 124.

Op dit moment wordt de eerste fase van de praktijkaanpak uitgevoerd. Het ACVG zal adviseren aan de hand van de uitkomsten van deze eerste fase. Waar mogelijk worden de typologieaanpak en de praktijkaanpak gecombineerd. Wanneer op basis van de typologieaanpak wordt vastgesteld dat een gebouw onveilig is, wordt in samenspraak met de eigenaar en de aannemer bepaald welke maatregelen nodig zijn. Wanneer een gebouw niet binnen de typologieaanpak past, wordt in eerste instantie gekeken of een aannemer op basis van de kennis die opgedaan is bij vergelijkbare gebouwen vastgesteld kan worden wat nodig is voor de veiligheid. Alleen wanneer dit niet mogelijk is, wordt een gebouw individueel doorgerekend.

127. De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat deze aanpak nog geen vleugels heeft gekregen, terwijl een eigenaar met deze methode alle regie krijgt en de doorlooptijd sneller kan zijn. Wat doet de regering om de praktijkaanpak in de praktijk te brengen?

De praktijkaanpak houdt in dat het versterkingsproces van opname tot uitvoering bij een aannemer wordt belegd. De eigenaar is van begin tot eind betrokken bij de versterking van zijn woning en kan zijn wensen inbrengen (ruimte voor maatwerk). Er wordt voor een veiligheidsbeoordeling zo min mogelijk aan individuele woningen gerekend, waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de typologieaanpak. Dit om versnelling te realiseren. In het versnellingspakket van januari 2020 is afgesproken dat er bij de eerste ca. 250 woningen wordt gekeken wat wel en niet werkt. De NCG werkt aan een beoordelingskader op basis waarvan de NCG besluiten kan nemen. De uitvoering van de pilot is ondergebracht bij de Bouwimpuls. De Bouwimpuls is volledig operationeel vanaf 1 juli 2020. De versterkingsplannen van de eerste 10 adressen zijn dit jaar uitgewerkt en met de bewoner afgestemd conform de hierboven beschreven methodiek. Daarna kan dit begin 2021 worden uitgevoerd. Voor ca. 200 adressen is op dit moment een akkoord bereikt met de eigenaren. De versterking van hun huizen is of wordt verder ingepland vanaf heden tot en met medio 2021. Als de pilot slaagt en het ACVG positief adviseert over de praktijkaanpak, wordt er opgeschaald. Overigens zijn veel elementen van de praktijkaanpak voor de andere adressen van de Bouwimpuls met een versterkingsadvies van toepassing (eigenaar en aannemer direct aan tafel, ruimte voor eigen inbreng).

2.4. Planning en prioritering

128. De leden van de CDA-fractie lezen dat handmatige verrijking van de HRA-resultaten nodig is en dat zowel gemeenten als het IMG hiervoor bij de NCG gebouwen kunnen aandragen. Deze leden vragen welke rol bewoners en/of maatschappelijke organisaties kunnen spelen bij het aandragen van gebouwen voor deze verrijking. Ziet de regering hiertoe mogelijkheden en op welke wijze zou dit gestalte kunnen krijgen?

Eigenaren die zich niet veilig voelen in hun gebouw en een opname wensen, kunnen bij de NCG een verzoek indienen om te laten onderzoeken of hun gebouw versterking behoeft.

2.5. Programma van aanpak

2.5.1. Programma van aanpak

129. De leden van de CDA-fractie merken op dat de wijze waarop inwoners kunnen participeren bij de vormgeving van de programma’s niet zal worden voorgeschreven, maar dat het aan de gemeenten is om hier invulling aan te geven. Deze leden hechten er veel waarde aan dat bewoners zoveel mogelijk worden betrokken in de versterkingsoperatie. Zij vragen de regering in hoeverre hiermee deze betrokkenheid zal worden geborgd. Heeft de regering nagedacht om, in overleg met gemeenten, bewoners en maatschappelijke organisaties, bepaalde minimumcriteria op te stellen waaraan deze participatie zou moeten voldoen? Zo nee, waarom niet? Is dit alsnog een mogelijkheid?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 24.

2.5.2. Prioritering in programma van aanpak

130. De leden van de VVD-fractie lezen dat bij of krachtens AMvB regels kunnen worden gesteld over het programma van aanpak. Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Aan wat voor soort regels wordt gedacht?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

2.5.3. Uitvoeringstoets Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

131. De leden van de VVD-fractie vragen naar welke aspecten wordt gekeken in de uitvoeringstoets van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.«

Bij de uitvoeringstoets wordt gekeken naar de totale capaciteit die beschikbaar is voor opname en beoordeling. Verder wordt getoetst of rekening is gehouden met de beschikbare capaciteit voor tijdelijke huisvesting, voor het afgeven van vergunningen en de capaciteit in de markt. Er wordt gekeken of gemeenten op adresniveau inzichtelijk maken welke programma’s er worden benut voor opname, beoordeling en uitvoering (regulier programma, lijst bijzondere gevallen en pilots).

132. De leden van de CDA-fractie constateren dat wanneer uit de uitvoeringstoets blijkt dat een gemeente of alle gemeenten gezamenlijk meer capaciteit wensen dan beschikbaar is en de gemeenten hier onderling niet uitkomen, er overleg plaats zal vinden om te komen tot een verdeling van de beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering wie uiteindelijk de beslissing zal nemen over de verdeling van de beschikbare capaciteit. Op basis van welke criteria zal deze beslissing worden genomen? Wat is de rol van de NCG in dit geheel? Is de NCG ook partij bij het overleg dat zal plaatsvinden indien deze situatie zich voordoet? Voorziet de regering hierbij ook een rol voor bewoners en/of maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom niet?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik in de eerste plaats naar het antwoord op vraag 111. Aanvullend op dat antwoord kan worden aangegeven dat de NCG de gemeenten ondersteunt in het maken van de lokale programma’s. Hiertoe inventariseert de NCG de capaciteit die op de markt (ingenieurs, aannemers etc.) beschikbaar is voor het opkomende jaar. Vervolgens wordt er samen met de gemeenten gekeken naar een verdeling van deze capaciteit. Daarbij wordt gekeken naar factoren zoals de grootte van de versterkingsopgave in de verschillende gemeenten en het aandeel gebouwen daarin met een verhoogd risicoprofiel en naar de reeds lopende projecten.

Als de gemeenten er onderling niet uitkomen, dan kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de programma’s vaststellen. Hierbij houdt de Minister zoveel mogelijk de reeds door de gemeenten gemaakte prioritering aan.

2.5.4. Vaststelling programma van aanpak

133. De leden van de SP-fractie hebben de regering via meerdere moties gevraagd om mensen zekerheid te bieden. Deze leden vinden het belangrijk dat inwoners weten waar zij aan toe zijn. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een overzicht van risicoprofielen van gebouwen stuurt naar het betrokken college en de inspecteur-generaal der mijnen. Denkt de regering dat deze kennis bij zou kunnen dragen aan het verminderen van onzekerheid van gedupeerden? Is de regering bereid om deze risicoprofielen ook naar de bewoner te sturen?

Op korte termijn krijgen eigenaren de mogelijkheid om het risicoprofiel van hun gebouw in te zien. Daarmee wordt transparant welk risico wordt verwacht en daarmee ook of het gebouw in de versterkingsoperatie zit.

2.6. De versterking van een gebouw

134. De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de plannen van aanpak van de gemeenten leidend zijn voor de versterkingsaanpak. Hoe staan deze plannen van aanpak in verhouding tot het meerjarenversterkingsplan? Is er voldoende capaciteit voor de uitvoering van deze plannen? Ook vragen deze leden hoe groot de bijdrage van de gemeenteraad is in het hele versterkingsproces. Hoe zijn de raadsleden betrokken bij de plannen van aanpak? Welke rol spelen zij bij de uitvoering? Welke kaders zijn er vastgesteld? Waar zijn die te vinden?

Voor het antwoord op de vragen hoe de plannen van aanpak in verhouding staan tot het meerjarenversterkingsplan en hoe groot de bijdrage is van de gemeenteraad in het versterkingsproces, verwijs ik naar het antwoord op vraag 93. Voor het antwoord op de vraag of er voldoende capaciteit is voor de uitvoering van deze plannen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 58.

Voor het antwoord op de vragen naar de kaders verwijs ik naar het antwoord op vraag 109.

135. Verder missen deze leden in dit wetsvoorstel de mogelijkheid voor iedere inwoner van het gaswinningsgebied om hun huis te laten inspecteren. Deze leden vinden dat iedereen die zich onveilig voelt in staat moet zijn om zijn huis te laten inspecteren. Niet alleen als omstandigheden daartoe aanleiding geven. Waarom kan schade worden ingediend, maar moet versterking worden aangevraagd?

Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid van een opname op verzoek voor eigenaren van gebouwen, die op basis van de SDRA en een handmatige verrijking een normaal risicoprofiel hebben. Deze mogelijkheid wordt bij AMvB verder uitgewerkt. Iedere eigenaar binnen de in het wetsvoorstel genoemde gemeenten die een normaal risicoprofiel heeft maar zich desondanks onveilig voelt, kan zich melden bij de NCG met het verzoek om een opname. Eigenaren van gebouwen die al in de versterkingsopgave zijn opgenomen, kunnen geen verzoek indienen. Deze gebouwen krijgen namelijk al een opname. De eigenaar van een gebouw dat mogelijk onveilig is, hoeft niet te verzoeken om versterking van zijn gebouw. Deze eigenaren worden actief benaderd voor het laten uitvoeren van een opname en beoordeling van het gebouw. Op basis van de opname en beoordeling kan vastgesteld worden wat nodig is voor de veiligheid. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

2.6.1. Uitvoeren opname en beoordeling

136. De leden van de VVD-fractie constateren dat de NCG een ruim mandaat heeft om de uitvoering voortvarend ter hand te kunnen nemen. Hoe ziet dat mandaat er uit? En waaruit blijkt dat het een ruim mandaat is? In hoeverre betekent mandaat ook doorzettingsmacht?

De NCG heeft het mandaat om alles te doen wat nodig is voor de veiligheid. Dit houdt ook in dat de NCG beslissingen kan nemen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn. Binnen dit mandaat geldt geen financieel maximum. Voor een volledige weergave van het mandaat verwijs ik u naar het Mandaatbesluit BZK 202010. Wat de vraag over doorzettingsmacht betreft: de NCG neemt het versterkingsbesluit en neemt tevens de uitvoering daarvan ter hand. Het wetsvoorstel voorziet daarnaast in de mogelijkheid om een versterkingsbesluit te nemen wanneer de belangen van derden worden geschaad. Ook is de bevoegdheid voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgenomen om een plicht aan de eigenaar op te leggen om de uitvoering van bepaalde versterkingsmaatregelen te gedogen, wanneer dit noodzakelijk is met het oog op belangen van derden.

137. De leden van de GroenLinks-fractie vragen waar de tijdswinst uit bestaat. Hoe is dit anders dan de afgelopen jaren het geval was?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

2.6.2. Uitkomst beoordeling

138. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de grondrechten zijn afgewogen bij de mogelijkheid in dit wetsvoorstel om het gebouw binnen te treden. Er wordt gesteld dat het in bijzondere gevallen mogelijk is dat de termijn van acht weken niet haalbaar is. In dat geval kan de termijn eenmalig worden verlengd met zes weken. Wat is de consequentie indien blijkt dat ook deze termijn niet haalbaar blijkt?

In paragraaf 2.8.1 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is uitgebreid ingegaan op de verhouding tussen het recht op binnentreden en het recht op privéleven van de eigenaar. Van de bevoegdheid tot binnentreden kan gebruik worden gemaakt indien dit noodzakelijk is voor de opname van het gebouw, de uitvoering van de versterkingsmaatregelen en de gedoogplicht opgelegd aan een eigenaar van een gebouw voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. De bevoegdheid tot het binnentreden van de woning kan noodzakelijk zijn voor de bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van anderen. Dit is het geval indien een gebouw mogelijk onveilig is voor derden en de bewoner weigert mee te werken aan het opnemen van het gebouw of de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van versterkingsmaatregelen aan een gebouw als daarvoor de medewerking van de eigenaar of bewoner van een aanpalend pand noodzakelijk is en aan die eigenaar of bewoner een gedoogplicht is opgelegd. In het geval waarin de eigenaar ook de bewoner is en deze er bewust voor kiest om zijn gebouw niet te laten versterken, dan wordt dit vastgelegd in een besluit dat wordt ingeschreven in de openbare registers. In dat geval wordt dus niet van de bevoegdheid tot binnentreden gebruikt gemaakt. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan uitsluitend een machtiging verlenen tot het binnentreden van het gebouw, indien de veiligheid van omwonenden, andere bewoners of gebruikers van het gebouw in het geding is.

Op basis van de beoordeling voert de NCG overleg met de eigenaar om tot een gedragen versterkingsbesluit te komen, waarin rekening gehouden wordt met de wensen van de eigenaar voor de inpassing van de versterkingsmaatregelen die worden voorgesteld in de beoordeling. Indien de eigenaar tot de conclusie komt dat dit overleg niet tot het gewenste effect leidt, kan hijschriftelijk bij de NCG bedenkingen indienen over de beoordeling. De NCG moet binnen acht weken en met inachtneming van de ingediende bedenkingen een versterkingsbesluit nemen. Op deze wijze krijgt de eigenaar de mogelijkheid van bezwaar en beroep zonder dat hij eerst de uitwerking van de versterkingsmaatregelen moet afwachten. Hiermee krijgt hij snel duidelijkheid over het verdere traject. Indien de eigenaar in zijn bedenkingen aangeeft dat hij het gebouw niet wil laten versterken en daardoor de belangen van gebruikers of derde belanghebbenden niet worden geschaad, kan de NCG het besluit tot niet versterken nemen. Indien de eigenaar aangeeft dat hij het oneens is met de beoordeling of geen overeenstemming met de NCG kan bereiken over de inpassing van de in de beoordeling voorgestelde versterkingsmaatregelen, dan neemt de NCG in het versterkingsbesluit de in de beoordeling voorgestelde maatregelen op. Slechts in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld verband houdende met de complexiteit, kan de NCG die termijn eenmaal verlengen met ten hoogste zes weken. Hierbij kan gedacht worden aan een gebouw dat een rijksmonument is omdat daarvoor specifieke regels kunnen gelden.

139. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er gebeurt als NCG en de eigenaar het fundamenteel oneens zijn, ook na mediation en het inbrengen van de bedenkingen. Is de bewoner niet machteloos als men het bijvoorbeeld niet eens is over een alternatieve maatregel of wanneer een maatregel duurder uitvalt dan een strikt noodzakelijke versterkingsmaatregel? Dient dan niet het ruimhartigheidsprincipe worden toegepast?

De NCG streeft ernaar om samen met de eigenaar tot een gedragen versterkingsbesluit te komen. Het kan echter zo zijn dat de NCG en de eigenaar het niet eens zijn. In dat geval kan de eigenaar schriftelijk bedenkingen indienen tegen de beoordeling van de maatregelen die nodig zijn voor de versterking. De NCG is dan verplicht om een versterkingsbesluit te nemen. De NCG neemt dit versterkingsbesluit naar eigen inzicht, maar houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de bedenkingen van de eigenaar en de wensen die de eigenaar wellicht in eerdere instantie heeft ingebracht. De eigenaar heeft daarna de mogelijkheid om tegen de eventueel overgebleven geschilpunten in bezwaar en beroep te gaan.

140. Deze leden vragen in het algemeen hoe flexibel en ruimhartig men is. Wat gebeurt er wanneer versterkingsmaatregelen dusdanig ingrijpend zijn, omdat het hele huis er bijvoorbeeld anders uit gaat zien of er een balk in een kamer moet komen, dat een bewoner deze maatregelen niet wil?

Het uitgangspunt is dat de aard, oppervlakte en het gebruik van de woning vergelijkbaar blijven. Dit is een belangrijk beginsel, maar het is geen absolute regel. Voor het versterken van een gebouw kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een muur dikker te maken, waardoor het vloeroppervlak van een ruimte net iets kleiner wordt. Indien sloop/nieuwbouw op basis van de beoordeling aan de orde is, dan heeft de eigenaar recht op een nieuwbouwwoning die voldoet aan alle huidige normen en regels die gelden voor nieuwbouw, en met zoveel mogelijk dezelfde functionaliteit en afwerkingsniveau als het oude huis. Uiteraard wordt hierbij zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de bewoner.

141. De leden van de SP-fractie lezen dat wanneer de beoordeling is afgerond, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan besluiten versterking wel of niet door te laten gaan. Aan welke eisen moet het besluit voldoen? Waarom krijgt de Minister deze verantwoordelijkheid? Waarom is hier überhaupt iemand verantwoordelijk voor? Is de beoordeling niet leidend tenzij de bewoner niet akkoord is? Welke rechten heeft de bewoner hier?

De beoordeling houdt een technische doorrekening van het gebouw in en bevat – indien het gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet – tevens het soort maatregelen dat genomen moet worden om het gebouw te versterken. Samen met de eigenaar dient de NCG de soort maatregelen in te passen in het betreffende gebouw. De uitwerking hiervan, alsmede de aanspraak op de vergoeding voor de uitvoering van die maatregelen, wordt vastgelegd in het versterkingsbesluit dat vatbaar is voor bezwaar en daarna beroep. Hiermee wordt de eigenaar rechtsbescherming geboden. De NCG kan uitsluitend een besluit tot niet versterken nemen indien de eigenaar niet wenst mee te werken aan de versterking en die versterking niet noodzakelijk is voor de veiligheid van een bewoner, gebruiker of derden. Ook tegen een besluit tot niet versterken staat bezwaar en beroep open.

142. Tevens vragen deze leden waarom er voor dit versterkingsbesluit de termijn van één jaar is genomen. Waarom niet een veel kortere termijn? Waarom kan een bewoner geen termijnverlenging aanvragen? Welke dag wordt bedoeld met de datum dagtekening? Is dat de dag dat het besluit bekend gemaakt wordt aan de bewoner, of de dag dat het versterkingsadvies wordt opgeleverd of overhandigd aan bewoner (c.q. is goedgekeurd en/of geaccepteerd)? Waarom wordt er geen termijn en eventuele dwangsom gesteld voor de periode tussen inspectie/opname en dagtekening van de beoordeling?

De regering onderschrijft het belang om eigenaren zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. Juist om duidelijkheid te bieden is een termijn opgenomen. Bij het vaststellen van een maximumtermijn waarbinnen een besluit wordt genomen, is het belangrijk dat het ook een realistische termijn is. Als een termijn dusdanig kort is dat deze in de regel niet kan worden gehaald, dan draagt dit geenszins bij aan het (herstel van) vertrouwen in de overheid. Daarom is gekozen voor een termijn van maximaal één jaar, maar de NCG streeft ernaar om het versterkingsbesluit, in overleg met de eigenaar, sneller te nemen. Het is belangrijk om hierbij te realiseren dat zowel de eigenaar als de NCG tussen de beoordeling en de uitwerking van het versterkingsbesluit tijd moeten hebben om bepaalde processtappen te zetten. De eigenaar heeft begrijpelijkerwijs tijd nodig om keuzes te maken over de wijze waarop soms ingrijpende versterkingsmaatregelen moeten worden ingepast. De NCG draagt er zorg voor dat dit ook in een technisch ontwerp wordt opgenomen, zodat een eigenaar kan zien wat een bepaalde keuze betekent. Een eigenaar kan te allen tijde verzoeken om het nemen van het versterkingsbesluit op te schorten. Wanneer de veiligheid van derden niet in het geding is, werkt de NCG hieraan in principe mee. Met de datum van dagtekening wordt bedoeld de dag waarop de beoordeling met de eigenaar wordt gedeeld. Er is geen termijn gesteld tussen het moment van opname en beoordeling. In deze periode wordt een beoordeling in het kader van de veiligheid opgesteld. Het is niet passend om hieraan een bepaalde termijn te stellen. Het kabinet zet zich in om de tijd tussen opname en beoordeling zo kort mogelijk te maken, bijvoorbeeld middels de Bouwimpuls en de typologieaanpak. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt en zo snel mogelijk met optimale inzet van de capaciteit in de markt. Om deze reden is ook geen recht op dwangsom opgenomen bij niet tijdig beslissen. Versterkingsmaatregelen zijn nodig om te borgen dat een woning aan de veiligheidsnorm voldoet. Het is belangrijk dat deze maatregelen met zorgvuldigheid en in samenspraak met de eigenaar worden uitgewerkt. Hierbij is de NCG ook afhankelijk van capaciteit uit de markt. Bijvoorbeeld een aannemer die een uitvoeringsgereed ontwerp moet maken. Om deze redenen ligt het niet voor de hand om het proces onder druk te zetten met een verplichting tot het uitkeren van een dwangsom bij niet tijdig beslissen.

2.6.3. Versterkingsbesluit algemeen

143. De leden van de VVD-fractie vragen waarom hier wel een termijn wordt genoemd, namelijk dat het versterkingsbesluit in beginsel één jaar is, en bij de overige stappen niet? Waarom wordt gezegd dat het «in beginsel» één jaar is? Waarop is de termijn van één jaar gebaseerd? In hoeverre kan dit worden bekort? De NCG kan de termijn eenmaal verlengen, gaat het dan om een termijn van weer één jaar?

Voor de gedeeltelijke beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 142. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is een maximumtermijn genoemd. In een concrete situatie kan in overleg met de eigenaar een kortere termijn worden gehanteerd als dit mogelijk. Voor deze situaties is geen vaste termijn opgenomen. Per geval moet worden bekeken wat mogelijk is. Er wordt in ieder geval gestreefd naar een zo kort mogelijke termijn voor verlenging.

144. Deze leden lezen tevens dat met het onherroepelijk worden van het besluit tot niet versterken, het versterkingsproces van het desbetreffende gebouw stopt. Als er een nieuwe eigenaar is, kan het versterkingsproces dan alsnog weer opgestart worden op verzoek van een nieuwe eigenaar? Zo nee, waarom niet?

De NCG zet zich ervoor in om te voorkomen dat eigenaren ervoor kiezen om niet te versterken. Mocht versterking voor een eigenaar op korte termijn niet uitkomen, dan kan een eigenaar de NCG verzoeken om de termijn voor het nemen van een versterkingsbesluit op te schorten of kan waar mogelijk in de planning voor de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden met de wensen van de eigenaar. Als het besluit tot niet versterken is genomen, dan kan het versterkingsproces niet opnieuw worden opgestart op verzoek van een nieuwe eigenaar. Het besluit tot niet versterken wordt ingeschreven in de openbare registers. Hiermee is kenbaar voor een aspirant koper dat het gaat om een woning die mogelijk niet aan de veiligheidsnorm voldoet.

145. De leden van de CDA-fractie lezen dat de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit in beginsel één jaar is. Zij vragen de regering op basis waarvan tot deze termijn is gekomen. Welke mogelijkheden zijn er om deze termijn in te korten?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 142 en 143.

146. De leden van de GroenLinks-fractie vinden een termijn van een jaar die eenzijdig verlengd kan worden niet acceptabel. Is de regering bereid dit te verkorten naar een termijn van in beginsel vier maanden en met wederzijdse toestemming mogelijkheid tot verlengen naar een jaar?

Voor de gedeeltelijke beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vraag 142. De mogelijkheid van verlengen is niet ongeclausuleerd. Dit mag alleen in bijzondere gevallen verband houdend met de complexiteit daarvan of het aantal te nemen besluiten. Als gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid, dan moet dit worden gemotiveerd.

147. De leden van de SP-fractie willen dat er snel versterkt gaat worden waar nodig. Is de regering bereid om termijnen aan NCG op te leggen voor opname en beoordeling? Van bijvoorbeeld acht weken? Is de regering bereid eventueel dwangsommen op te leggen wanneer termijn niet wordt gehaal?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 142.

148. Waarom wordt er in dit wetsvoorstel uitgegaan voor een termijn van één jaar voor het nemen van een versterkingsbesluit door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Is de regering bereid hier een maximale termijn van vier maanden te hanteren, en alleen verlenging van die termijn toe te staan indien de eigenaar daar mee akkoord gaat, en ook hier zo nodig dwangsommen op te leggen?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 142, 143 en 146.

149. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit in beginsel één jaar is en de NCG de termijn bovendien eenmaal kan verlengen in bijzondere gevallen. Waarom kan hier gezien de noodzaak om snel stappen te zetten niet gekozen worden voor maximaal enkele maanden? Kan de regering meer voorbeelden geven van bijzondere gevallen die rechtvaardigen dat de NCG de termijn verlengt? Welke ruimte heeft de NCG om, ook bij niet bijzondere gevallen, de termijn te verlengen? Wat als de NCG onvoldoende tempo maakt? Deelt de regering de mening met deze leden dat indien de NCG onterecht eenzijdig de termijn verlengt, een vergoeding op zijn plaats is? Zo nee, waarom niet?

Voor de gedeeltelijke beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 142. Verder kan in complexe gevallen of vanwege het grote aantal te nemen besluiten de termijn eenmaal worden verlengd met een redelijke termijn. Bij grote aantallen moet het gaan om een situatie waarin op een bepaald tijdstip zoveel versterkingsbesluiten moeten worden genomen dat hierdoor de zorgvuldige voorbereiding in het geding is. Een vertraging die alleen te wijten is aan een langer besluitvormingsproces bij de NCG is dus geen reden om de termijn te verlengen.

150. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom er zoveel rek is gestopt in de genoemde termijnen. Groningers hebben wat deze leden betreft al lang gewacht, en zijn nog lang aan het wachten, op uitsluitsel rondom hun beschadigde woning. Is de regering het met deze leden eens dat een termijn van een jaar tussen de dagtekening van een beoordeling en het daadwerkelijke besluit teveel is? En is de regering bereid hier een en ander in aan te passen?

Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 142.

2.6.4. Inhoud versterkingsbesluit

151. De leden van de VVD-fractie vragen wat het (juridisch) betekent dat de vordering tot vergoeding van de schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen worden overgedragen aan de Staat.

Dit betekent dat de eigenaar vanaf het moment dat hij of zij met de NCG de procedure van de versterkingsoperatie doorloopt, geen vergoeding meer kan vorderen van de exploitant in verband met de kosten van de versterkingsmaatregelen. Dat is ook niet nodig omdat de versterking plaatsvindt langs publiekrechtelijke weg. De kosten daarvan worden via een heffing verhaald op NAM.

Deze bepaling is nodig omdat voor het verhalen van de kosten van de versterkingsmaatregelen door de eigenaar ook de weg naar de burgerlijke rechter open blijft. Hoewel deze civiele procedure voor het treffen van versterkingsmaatregelen, gelet op de duur, niet voor de hand ligt, kan de eigenaar er wel voor kiezen zijn vordering rechtstreeks op NAM te verhalen. Nu deze mogelijkheid dus wel bestaat, is voorzien in een bepaling die het wisselen tussen de publieke en private weg uitsluit, zoals dat is gebeurd bij schadeafhandeling in artikel 2, derde lid, onderdeel a, vierde lid, onderdelen b tot en met e, en vijfde lid, van de TwG.11 Het is namelijk niet de bedoeling dat gedupeerden verschillende procedures tegelijk of achter elkaar kunnen voeren. Dat zou leiden tot onduidelijkheid, dubbel werk en mogelijk tot dubbele vergoedingen. Hiermee wordt dus uitgesloten dat een eigenaar naast de publiekrechtelijke versterking ook via de privaatrechtelijke weg de kosten van de versterking kan verhalen op de exploitant.

152. De leden van de CDA-fractie lezen dat de soort maatregelen uit de beoordeling de referentie vormt voor de versterkingsmaatregelen en de aanspraak op vergoeding van deze maatregelen die in het versterkingsbesluit worden opgenomen. Bij de beoordeling zal tevens een budget worden gedeeld met de eigenaar. Deze leden ontvangen signalen dat dit in de huidige praktijk nog niet het geval is en vragen de regering op welke termijn het delen van het budget met de eigenaar in de praktijk als standaard zal worden ingevoerd.

Het klopt dat in het verleden vaak het budget niet met de eigenaar werd gedeeld, wanneer de NCG versterkingsmaatregelen voor de eigenaar uitvoerde. Inmiddels neemt de NCG versterkingsbesluiten. In een versterkingsbesluit wordt tevens het voor de eigenaar relevante budget meegedeeld. Het meedelen van het budget voor versterking aan de eigenaar is daarmee inmiddels staande praktijk. Dit wordt in het wetsvoorstel voortgezet.

2.6.5. Coördinatie vergunningverlening

153. De leden van de VVD-fractie vragen wat het concreet betekent dat ten behoeve van de uitvoering van de versterkingsopgave in het Groninger aardbevingsgebied reeds een generieke ontheffing op grond van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is verleend. Klopt het dat daarmee nog niet voor alle flora en fauna ontheffingen zijn verleend? Voor welke nog niet? Klopt het dat dit voor de zwaluw, mus en vleermuis nog niet het geval is? Waarom is dat nog niet gebeurd? Wat zijn de gevolgen van het niet voor alle flora en fauna ontheffingen verlenen voor het tempo van de versterkingsoperatie?

De NCG beschikt over een generieke ontheffing van de Wet natuurbescherming voor de versterkingsopgave in de provincie Groningen toegesneden op het proces van sloop/nieuwbouw en versterken van gebouwen. Dit zorgt ervoor dat er niet voor elk project afzonderlijk een ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Daarnaast hoeft de NCG door de voorgeschreven werkwijze in de ontheffing geen jaarrond onderzoek te verrichten. De generieke ontheffing is verleend voor beschermde diersoorten die relevant zijn in het kader van de versterkingsoperatie, namelijk die dieren die in gebouwen leven (gebouwbewonende diersoorten). Alle andere plant- en diersoorten die niet relevant zijn in het kader van de versterkingsoperatie zijn niet opgenomen in de ontheffing. De gierzwaluw, huismus en de vleermuis zijn juist wél in de ontheffing geregeld want dit zijn de gebouwbewonende diersoorten die relevant zijn in het kader van de versterkingsoperatie.

2.6.6. Gedoogplicht

154. De leden van de VVD-fractie vragen welke waarborgen er zijn opgenomen voor een verantwoord proces als het gaat om het zonder de toestemming van de eigenaar kunnen uitvoeren van werkzaamheden.

De mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt om zonder de toestemming van de eigenaar versterkingsmaatregelen uit te voeren, kan alleen worden toegepast indien dat noodzakelijk is voor de veiligheid van bewoners, gebruikers of derden, zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 138. Dit wordt vastgelegd in het versterkingsbesluit, waartegen de eigenaar alsnog bezwaar en beroep kan instellen.

2.6.7. Uitvoering

155. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het wordt geregeld als een eigenaar ervoor kiest om zelf opdrachten te verstrekken. Zijn er geen andere mogelijkheden dan dat de betalingen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gedaan? Hoe gaat dit in de praktijk uitgevoerd worden? Kan niet op een andere manier gewaarborgd worden dat het budget wordt besteed aan de uitvoering van de versterkingsmaatregelen?

Het staat voorop dat iedere eigenaar de mogelijkheid wordt geboden om de versterking in eigen beheer uit te voeren. Op dit moment worden op basis van dit wetsvoorstel een AMvB en een ministeriële regeling voorbereid waarin de wijze wordt vastgelegd waarop het budget aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld. Hierin wordt – in lijn met de Subsidieregeling versterking gebouwen Groningen – geregeld dat door de NCG een budget aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld waaruit betalingen kunnen worden verricht voor de versterking van een gebouw. Het doel is om op basis van dit wetsvoorstel te komen tot een regeling die zo min mogelijk regeldruk voor eigenaren met zich brengt. Het ligt daarom in de rede dat, overeenkomstig het beleid voor subsidieregelingen, de kleinere bedragen direct uitgekeerd worden aan de eigenaar. De grotere bedragen worden na het indienen van verantwoordingsstukken uitgekeerd.

156. De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het gebrek aan capaciteit bij aannemers en leveranciers. Hoe schat de regering dit in? Wordt er proactief voor gezorgd dat er voldoende bouwbedrijven en personeel beschikbaar zijn? Op welke manier?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 58.

157. Deze leden vragen op welke manier het bedrag ter besteding wordt gesteld. Hoe wordt ervoor zorggedragen dat dit niet teveel rompslomp met zich meebrengt?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 155.

158. De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over welke eigendommen inwoners na versterking nog hebben. Voordat versterkingsprojecten begonnen kregen bewoners te horen dat ze terugkregen wat ze hadden. Hoe is in dit wetsvoorstel geregeld dat dat ook gaat gebeuren?

De NCG zoekt samen met de eigenaar zoveel mogelijk naar een inpassing van de versterkingsmaatregelen waarbij aard, omvang en gebruik van het gebouw vergelijkbaar blijft met de huidige situatie. Er moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat versterking het woongenot op de lange termijn verstoort. Wanneer een bepaalde maatregel bijvoorbeeld leidt tot een significante afname van de gebruiksoppervlakte van een woning, dan wordt gezocht naar een alternatieve maatregel.

2.7. Rechtsbescherming

159. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de vaststelling van risicoprofielen door de NCG en het programma van aanpak van de gemeente wordt uitgezonderd van bezwaar en beroep. Hoe worden Groningers daar dan wel bij betrokken, bijvoorbeeld in het voortraject? Wat wordt verstaan onder een belanghebbende die beroep in kan stellen? Hoe is de bezwaarprocedure bij de NCG organisatorisch geregeld? Is er sprake van «Chinese Walls» tussen de afdeling die het besluit heeft genomen en de afdeling die het bezwaar beoordeelt? Op welke manier is de objectiviteit van het besluit op bezwaar gewaarborgd?

Het risicoprofiel is geen definitief oordeel over de vraag of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Het risicoprofiel is informatie voor een gemeente om in het programma van aanpak te bepalen welke gebouwen in welke volgorde worden opgenomen en beoordeeld. Het is een voorbereidende handeling voor het vaststellen van de gemeentelijke programma’s van aanpak. Daarom wordt de vaststelling van het risicoprofiel uitgezonderd van bezwaar en beroep. Het programma van aanpak bepaalt de prioritering van de opname en beoordeling van gebouwen en is gericht tot de overheidsinstanties die betrokken zijn bij de versterkingsoperatie en niet tot de eigenaar. De eigenaar kan wel bezwaar en beroep instellen tegen het versterkingsbesluit, het besluit tot niet versterken, het besluit om zonder de toestemming van de eigenaar versterkingsmaatregelen uit te voeren en het besluit tot gedogen.

De besluiten in eerste aanleg worden genomen door het team Besluiten van de afdeling Juridische en Economische zaken van de NCG. Indien een bewoner bezwaar indient, komt dit bezwaar terecht bij het team Bezwaar en Beroep van de afdeling Juridische en Economische zaken. De juristen van het team Bezwaar en Beroep zijn niet betrokken bij de totstandkoming van het besluit in eerste aanleg. Indien een jurist van het team Bezwaar en Beroep op een eerder moment tijdens zijn of haar werkzaamheden voor NCG bij het dossier van de bezwaarmaker is betrokken, wordt de bezwaarzaak door een andere jurist binnen het team Bezwaar en Beroep afgehandeld. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat een heroverweging van het besluit in eerste aanleg objectief plaatsvindt.

160. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom voor de termijn voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep de hoofdregel van zes weken van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gevolgd, terwijl in de vorige versie nog, in aansluiting op het privaatrecht, werd uitgegaan van een termijn van dertien weken (paragraaf 9.3.4). Deze leden zijn van mening dat, gezien derde-belanghebbenden ontbreken, er weinig op tegen is de termijn van dertien weken te hanteren, terwijl de verschillende betrokken organen en overheden een stuk langere wachttijden hanteren. Is de regering bereid om de termijn voor het maken van bezwaar op te rekken naar dertien weken?

Deze leden verwijzen waarschijnlijk naar de consultatieversie van het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet Groningen voor de afhandeling van schade. Daarin was een voorstel opgenomen voor een verlengde termijn voor het indienen van bezwaarschriften van dertien weken. In de reacties op de internetconsultatie12 is wisselend gereageerd op het verruimen van de termijn voor het indienen van bezwaar tegen besluiten van het IMG. Verschillende partijen gaven aan dat zij het gunstig vonden als de termijn voor het indienen voor een bezwaarschrift zou worden verruimd, omdat aanvragers zo langer de tijd zouden hebben om hun bezwaarschrift in te dienen. Andere partijen gaven aan dat het verruimen van de termijn overbodig is, omdat eenzelfde effect of zelfs langere verlenging van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift kan worden bereikt door het indienen van een pro forma bezwaar en het op een later moment aanvullen van de gronden. Ook waren er partijen die wezen op het belang van het terughoudend omgaan met afwijkingen van de termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar in de Algemene wet bestuursrecht, het ontbreken van een voldoende rechtvaardiging daarvoor, en het feit dat ook in andere procedures over schadevergoeding daar niet van wordt afgeweken. In het licht van de gemaakte opmerkingen is daarom in het wetsvoorstel inzake schadeafhandeling de afwijking van de reguliere termijn van zes weken voor het indienen van bezwaarschriften geschrapt. Aanvragers hebben daarbij de mogelijkheid om deze termijn materieel te verlengen door een pro forma bezwaar in te dienen en op een later moment de gronden van het bezwaarschrift aan te vullen. Het oprekken van de bezwaartermijn naar dertien weken is dan ook niet nodig. In het kader van de versterking is daarbij aangesloten. In de meeste gevallen wordt het versterkingsbesluit immers samen met de eigenaar voorbereid. In de gevallen waarin er een versterkingsbesluit genomen wordt op basis van de bedenkingen die een eigenaar indient tegen de beoordeling, is het evenmin noodzakelijk deze termijn te verlengen omdat de eigenaar zijn bezwaren reeds heeft bekendgemaakt in die schriftelijke bedenkingen. Het verlengen van de bezwaartermijn zou ook kunnen leiden tot vertraging van de versterkingsoperatie.

2.8. Relatie met hoger recht

2.8.1. Bescherming persoonsgegevens

161. De leden van de VVD-fractie vragen welke betrokken partijen nu wel of niet persoonsgegevens mogen uitwisselen. Zijn er dan nog knelpunten te verwachten? Mogen NCG en IMG persoonsgegevens uitwisselen?

Het IMG en de NCG mogen persoonsgegevens uitwisselen voor de uitvoering van ieders taak. Ook mag de exploitant persoonsgegevens delen met zowel het IMG als de NCG. De Tijdelijke wet Groningen biedt hiertoe al een wettelijke basis. Met deze wetswijziging wordt deze wettelijke basis aangevuld. De gegevensuitwisselingen zullen door het IMG en de NCG getoetst blijven worden aan het bestaande kader van privacyregels voor gegevensuitwisseling.

3. Financiering en heffing

162. De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat alle kosten die gemoeid zijn met schadeherstel en versterken via een heffing worden doorbelast aan de exploitant. Wat wordt verstaan onder «alle kosten»? Zijn dat ook de kosten van de recent afgesproken regiodeal? In hoeverre is het juridisch mogelijk dit soort kosten via de heffing ook door te berekenen? Hoeveel kosten zijn inmiddels al in rekening gebracht bij de NAM, als het gaat om schade en versterking, en betaald door de NAM?

Voor de gedeeltelijke beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 110.

Alle kosten die moeten worden gemaakt voor het versterken van gebouwen vanuit de veiligheid worden doorbelast aan de NAM, die als exploitant van het Groningen gasveld hiervoor aansprakelijk is. Dit betreft de feitelijke versterkingskosten, maar ook kosten voor bijvoorbeeld opname en beoordeling en de uitvoeringskosten van de NCG. De gemaakte bestuurlijke afspraken zien vooral op een aanvullende set van afspraken tussen de rijksoverheid en de regio bovenop de noodzakelijke activiteiten die worden uitgevoerd vanuit veiligheid. Er is geen juridische grondslag om de kosten van de bestuurlijke afspraken via de heffing door te berekenen aan de NAM.

Voor de versterkingsoperatie zijn in 2020 de kosten van de eerste drie kwartalen middels separate facturen in rekening gebracht bij de NAM; in totaal € 178 mln. Daarvan zijn de betalingen van de facturen van het 1e en 2e kwartaal ontvangen; in totaal € 89 mln.

Voor schade is er tot en met 2018 door NAM zelf € 768 mln. uitgegeven aan schadevergoedingen en uitvoeringskosten. Naar verwachting is er tot eind 2020 door de overheid circa € 1 mld. betaald en daarvan is er tot en met het tweede kwartaal van 2020 € 420,9 mln. ontvangen van NAM.

Tot en met het tweede kwartaal is over 2020 € 89,997 mln. aan NAM doorbelast.

4. Samenhang met andere dossiers

4.1. Samenhang met afbouw gaswinning

163. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de voortgang is van de bouw van de stikstoffabriek.

Zodra de stikstofinstallatie die in Zuidbroek wordt gebouwd operationeel is, wordt de capaciteit om hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas te converteren sterk vergroot. Daardoor kan de winning uit het Groningenveld verder worden teruggebracht. De verwachting is dat deze stikstofinstallatie in het tweede kwartaal van 2022 in bedrijf komt. In combinatie met de voortgang van andere maatregelen, zoals de reductie van de export naar Duitsland, België en Frankrijk leidt dit ertoe dat vanaf medio 2022 het Groningenveld alleen nog tijdelijk beschikbaar moet blijven om de leveringszekerheid in uitzonderlijke situaties te garanderen, de zogenoemde minimumflow.13

5. Gevolgen en neveneffecten

5.1. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven

164. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de begeleiding voor burgers en bedrijven van de schade- en versterkingsprocedure is geregeld. Welke keuzemogelijkheden hebben burgers en bedrijven daarin, bijvoorbeeld om het zelf te regelen?

Voor schadeafhandeling geldt dat het IMG ingezet heeft op een navolgbare procedure voor zowel burgers als bedrijven. De grote aantallen aanvragen tot vergoeding laten zien dat eigenaren het IMG weten te vinden en de hoge tevredenheidscijfers geven aan dat eigenaren de procedure met succes doorlopen. Voor eigenaren die moeite hebben met de procedure heeft het IMG mobiele steunpunten opgericht waar zij terecht kunnen voor hulp met hun aanvraag. Daarnaast hebben het IMG en de NCG zaakbegeleiders tot hun beschikking die eigenaren helpen met administratief werk rondom schadeafhandeling en versterking. In het kader van de versterking begeleidt de NCG een eigenaar gedurende het proces van opname tot uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Hiervoor wordt een bewonersbegeleider van de NCG ter beschikking gesteld. Daarnaast wordt ook de mogelijkheid geboden om de versterking in eigen beheer uit te voeren. In het kader van de bestuurlijke afspraken krijgt de eigenaar de mogelijkheid om onafhankelijk advies in te winnen bij de keuze voor een eventuele herbeoordeling.

5.2. Gevolgen voor het MKB

165. De leden van de VVD-fractie vragen wat definitie van mkb is als aangegeven wordt dat het gaat om ruim drieduizend mkb’ers. Waarom wordt er geen speciale aandacht besteed aan de agrarische ondernemers in het gebied? De verwachting is dat de regeldrukeffecten voor het mkb beperkt zullen zijn, zo lezen deze leden. Hoe is dat beoordeeld? Wat wordt er bedoeld met regeldrukeffecten?

De NCG heeft speciale aandacht voor agrarische panden en MKB-panden. De NCG heeft een agro-loket en een MKB-loket. Er zijn specifieke afspraken met het IMG over de aanpak van schade en versterken voor agro en MKB. Zo zijn er voor het MKB regelingen om winstderving te compenseren als dit door versterking aan de orde is.

Er is een analyse gemaakt van de verwachte effecten op de regeldruk voor woningeigenaren en het MKB, waar agrarische ondernemers onder kunnen vallen. Bij regeldrukeffecten gaat het om alle investeringen en inspanningen die burgers, bedrijven of professionals moeten doen of verrichten om te voldoen aan verplichtingen uit regelgeving afkomstig van de rijksoverheid. Naar verwachting vermindert de regeldruk van eigenaren en bewoners ten opzichte van de situatie waarin de exploitant (de NAM) de versterking uitvoerde. De NCG biedt iedereen die dat wil ondersteuning. Mede vanwege deze ondersteuning is de verwachting dat de regeldrukeffecten voor het MKB beperkt zullen zijn.

6. Adviezen en internconsultatie

166. De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de wijzigingen op basis van de consultatie.

De adviezen en consultatiereacties hebben op meerdere onderdelen aanleiding gegeven tot aanpassing van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Zo is de memorie van toelichting onder andere aangevuld om meer duidelijkheid te scheppen over het proces van versterking, het Nationaal Programma Groningen en de reikwijdte van het wetsvoorstel. Verder is er een «routekaart naar herstel» toegevoegd en wordt er meer duidelijkheid gegeven rondom de rol van het ACVG en de werking van de HRA. Het wetsvoorstel is (mede) naar aanleiding van de consultatie gewijzigd op verschillende punten. Zo is de besluitvormingsprocedure in het vernieuwde voorstel mede naar aanleiding van de consultatiereacties versneld en vereenvoudigd door het norm-, versterkings- en financieringsbesluit in één integraal besluit samen te voegen. Ook is mede naar aanleiding van de opmerking over het vervallen van artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet een algemene zorgplichtbepaling opgenomen in het wetsvoorstel. Aan de opmerkingen over het in positie brengen van de eigenaar en het vergroten van zijn zeggenschap over de versterking is op meerdere manieren tegemoet gekomen. Zo is een belangrijke toevoeging ten opzichte van de consultatieversie dat de eigenaar op grond van dit wetsvoorstel de keuze krijgt om de uitvoering van de versterking zelf op te pakken door te versterken in eigen beheer. Verder is in het wetsvoorstel opgenomen dat de NCG fungeert als coördinerend bestuursorgaan om de verschillende samenhangende besluiten (versterkingsbesluit en (omgevings)vergunningen) en het beschikbaar stellen van een eigen budget samen te laten lopen. Op deze manier komt er één gecoördineerd moment waarop de besluiten in samenhang worden genomen. De eigenaar hoeft hiervoor geen extra inspanning te leveren. Ook is in het wetsvoorstel opgenomen dat eigenaren bij de NCG een verzoek kunnen indienen om te laten onderzoeken of hun gebouw versterking behoeft. Daarnaast krijgen eigenaren de mogelijkheid tot inzage van hun risicoprofiel.

6. Routekaart naar herstel/klantreis

167. De leden van de VVD-fractie vragen waarom er wordt gesproken van een «klantreis». Groningers zijn toch «geen klant»? Deze leden lezen tevens dat er een aantal stappen wordt geschetst, maar onduidelijk is wat wanneer gaat gebeuren. Hoeveel tijd is er gemoeid met de stappen? Kan dat aangegeven worden?

Op verzoek van de Kamer en naar aanleiding van de consultatie waarin de maatschappelijke organisaties verzocht hebben om de weergave van een «klantreis» is de «routekaart naar herstel» toegevoegd (zie hoofdstuk 8 in de toelichting). De term «klantreis» wordt hier gebruikt om duidelijk te maken dat het gaat om een beschrijving van het proces vanuit het perspectief van de individuele bewoner in plaats van vanuit het perspectief van overheden of uitvoeringsorganisatie. Voor het antwoord op de vraag over termijnen verwijs ik naar het antwoord op vraag 92.

168. De leden van de CDA-fractie constateren dat bewoners in de «routekaart naar herstel» een centrale rol krijgen. Het is deze leden echter nog niet duidelijk hoeveel tijd elke stap in deze routekaart in beslag zal nemen. Deze leden vragen de regering om een inschatting te maken van de benodigde tijd voor elke stap in deze routekaart en in de periode die daaraan vooraf gaat. Binnen welke tijd dienen de gemeenten de programma’s van aanpak te hebben ontwikkeld? Op welke termijn dient de uitvoeringstoets en afstemming van de programma’s van de diverse gemeenten gereed te zijn? Binnen welke periode dient de stap van prioritering naar kennismakingsgesprek en opname worden gemaakt? Hoeveel tijd staat er voor de stap van opname naar beoordeling en het delen hiervan? Hoe snel daarna dient een versterkingsbesluit te worden genomen? Wanneer dient de realisatie daarna van start te gaan? Hoeveel tijd mag er zitten tussen het begin van de realisatie en oplevering? Kan de regering tevens duidelijk maken hoeveel tijd er naar verwachting nodig zal zijn voor de gemiddelde bewoner om de gehele routekaart af te leggen?

Het kabinet streeft ernaar dat het versterkingsproces zorgvuldig en voortvarend wordt doorlopen. In het algemeen is niet te zeggen hoelang het duurt om de gehele routekaart te doorlopen. Daarvoor verschillen de situaties te veel van elkaar. In de situatie waarin blijkt dat een woning veilig is of dat er zeer beperkt versterkingsmaatregelen nodig zijn, kan de routekaart binnen enkele maanden doorlopen zijn. Wanneer het gaat een complexe versterking of sloop/nieuwbouw dan is het een meerjarig proces. Ditzelfde geldt voor de termijn tussen start van de realisatie en oplevering. De termijn hangt samen met de complexiteit van de situatie. Eenvoudige versterking kan na start van de realisatie binnen enkele weken worden opgeleverd. Het bouwen van een volledig nieuwe woning duurt al snel een jaar of langer.

Wat betreft de vraag binnen welke termijn een programma van aanpak moet zijn opgesteld merk ik op dat de gemeenten hebben al plannen van aanpak hebben vastgesteld. In het overgangsrecht van dit wetsvoorstel worden deze plannen van aanpak aangemerkt als programma’s van aanpak. De gemeenten dragen er zorg voor dat deze programma’s van aanpak actueel zijn. Er is geen termijn gesteld aan de actualiseren van de programma’s van aanpak. In de praktijk worden de programma’s jaarlijks geactualiseerd. Zowel Sodm als NCG adviseren binnen zes weken na het verzoek van de gemeenteraad om advies over de programma van aanpak.

Voor de termijnen die staan voor de verschillende stappen tot het versterkingsbesluit verwijs ik naar het antwoord op vraag 142.

169. De leden van de CDA-fractie merken op dat het hen tevens nog niet duidelijk is hoe deze routekaart er in de praktijk uit zal zien. Zij merken bijvoorbeeld op dat er in de ontwerpfase gesprekken zijn met de NCG en het bouwteam. Kan de regering verduidelijken wat hier met het «bouwteam» wordt bedoeld? Wie zijn de leden van dat team en wie is opdrachtgever van het bouwteam? Is dat de NCG, de eigenaar zelf of bijvoorbeeld de gemeente?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 96.

170. Deze leden vragen de regering om bij elke stap in de routekaart duidelijk aan te geven welke partijen daarbij betrokken zijn. Deze leden vragen de regering daarbij aan te geven wat de rol is van de NCG, gemeenten, provincie, Rijk en eigenaar bij elke stap in de routekaart en om te verduidelijken bij welke stap en op welke momenten eigenaren terecht kunnen bij welke partij voor eventuele klachten, bezwaar en beroep, vragen en voor ondersteuning.

De eigenaar kan bij elke stap terecht bij de NCG voor vragen of klachten. In de stappen die in de routekaart worden onderscheiden is alleen de NCG betrokken. De gemeenten en provincie zijn uitsluitend betrokken in het kader van vergunningverlening. De NCG is op dat moment coördinerend bestuursorgaan en daarmee het eerste aanspreekpunt voor eigenaren. De NCG is de organisatie waar de eigenaar terecht kan bij eventuele klachten, vragen en ondersteuning.

171. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe vaak de gedupeerden wel niet door een dergelijk ingewikkeld en tijdrovend proces zijn gegaan. Realiseert de regering zich dit? Deze leden zijn van mening dat op proactieve wijze alles op alles moet worden gezet om de bewoners te ontlasten. Hoe wordt dit gedaan? Hoe lang duurt een gemiddeld proces gerekend vanaf vandaag? Moeten er niet onorthodoxe methodes worden gebruikt om alle betrokkenen voldoende en proactief te informeren en vooral om met alle betrokkenen in gesprek te gaan? Een inspraakavond over het plan van aanpak lijkt niet voldoende. In de ogen van deze leden is er meer nodig dan nu wordt geschetst. Wordt wetenschappelijk advies ingewonnen over hoe dit op de juiste manier moet gebeuren? Wordt hierover in gesprek gegaan met de maatschappelijke organisaties?

Het is voor de regering duidelijk dat de versterking voor het aardbevingsgebied in Groningen sneller moet en dat de bewoners deze versnelling merkbaar moeten terugzien. Hiervoor zijn Rijk en regio in juni 2019 reeds overeengekomen dat de versterkingsoperatie versneld moet worden, hetgeen vervolgens in het Versnellingspakket is uitgewerkt.14 Ook is er aandacht voor het toekomstperspectief van de Groningers door middel van onder meer het Nationaal Programma Groningen. Daarnaast zijn er op 6 november 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt. Hieruit vloeit een pakket aanvullende maatregelen voort voor de versterking van gebouwen in het aardbevingsgebied en voor genoegdoening. Hiermee krijgen mensen in Groningen meer keuzemogelijkheden en worden ongewenste verschillen in straten en wijken tegengegaan. Dit alles moet bijdragen aan meer perspectief voor de inwoners van Groningen. Daarnaast is het wetsvoorstel van belang om snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie. Voor een toelichting op de versnelling die het wetsvoorstel met zich brengt verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.

Om de burger te ontlasten wordt de eigenaar – indien gewenst – ondersteund door de NCG die het versterkingsbesluit in nauw overleg met de eigenaar voorbereidt. De NCG functioneert voor alle vragen en ondersteuning rondom versterking als het centrale aanspreekpunt. De NCG begeleidt het gehele proces en bereidt in samenspraak met de eigenaar het versterkingsbesluit voor. In de memorie van toelichting is ter verduidelijking van de stappen in het proces bovendien een routekaart opgenomen die ook wordt gepubliceerd op de site van de NCG.

Met het programma van aanpak krijgen de gemeenten de regie over de versterkingsaanpak in hun gemeente. Uitgangspunt hierbij zijn de risicoprofielen zoals vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gezien het grote belang en de impact van de versterkingsoperatie is het noodzakelijk dat hiervoor een groot commitment is op bestuurlijk en politiek vlak en dat daarvoor ook draagvlak is bij de bewoners van de betrokken gemeenten. Juist daarom is voorgesteld om het programma van aanpak te laten vaststellen door de gemeenteraad. Hierbij hebben de gemeenteraadsleden, als vertegenwoordigers van de inwoners, de vrijheid om te beslissen op welke wijze de inwoners kunnen participeren bij de vormgeving van de programma’s. Het is dus aan de gemeenten zelf om hier op passende wijze invulling aan te geven. Het staat de gemeenteraad hierbij vrij om onorthodoxe methodes te gebruiken, wetenschappelijk advies in te winnen en in overleg te gaan met de maatschappelijke organisaties.

Bij het opstellen van het programma van aanpak dient de gemeenteraad wel altijd advies in te winnen bij de inspecteur-generaal der mijnen over de vraag of het programma van aanpak voldoende is gericht op het zo snel mogelijk realiseren van de versterkingsopgave en of het voldoet aan de in lagere regelgeving bepaalde voorwaarden, alsmede de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een oordeel vragen over de uitvoerbaarheid van het ontwerp van het programma.

172. De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens waarom het nodig is voor de eigenaar om een verklaring te ondertekenen waarbij hij aangeeft zijn kosten niet te verhalen op de NAM. Wanneer alles juridisch goed is verankerd hoeft de NAM toch nergens voor te vrezen?

Voor beantwoording van de vraag waarom deze verklaring nodig is, verwijs ik naar het antwoord op vraag 151.

In verband met de vraag over de juridische verankering, wordt opgemerkt dat het ondertekenen van de verklaring juist deel uitmaakt van deze juridische verankering. Bij deze overdracht van de vordering tot vergoeding van deze schade op de exploitant door de eigenaar aan de Staat gaat het om een levering van een vordering op naam (cessie) als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De eigenaar zal daarom een schriftelijke verklaring van overdracht moeten doen aan de Staat. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet namens de Staat aan de exploitant mededeling van de levering van de vordering op het moment dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanspraak vaststelt. Dit betekent dat de eigenaar vanaf dat moment geen vergoeding meer kan vorderen van de exploitant. Indien de verklaring van overdracht niet wordt ontvangen, wordt er geen mededeling van de overdracht gedaan aan de exploitant en kan de eigenaar in dat geval een vergoeding vorderen van de exploitant. In dat geval kan de eigenaar echter geen aanspraak maken op het budget dat voor de versterking is opgenomen in het versterkingsbesluit.

II. ARTIKELGEWIJS

Artikel I

Onderdeel B

173. De leden van de VVD-fractie constateren dat in dit onderdeel eigenlijk wordt geschetst wat IMG en NCG wel en niet moeten doen. In hoeverre wordt er ook gekeken naar het voorkomen van schade door maatregelen? Waar vallen die maatregelen onder? Hoe wordt voorkomen dat er schade hersteld wordt, terwijl de versterking op korte termijn begint? Hoe past de samenloop en afhandeling van herstel van schade en versterking, waar een eigenaar voor kan kiezen, in artikel 2, negende lid?

Wanneer het IMG aanvragen om schadevergoeding afhandelt streeft het IMG ernaar om schade op deugdelijke wijze te herstellen. Dit brengt met zich dat het IMG herstelmaatregelen vergoedt of treft die schade op duurzame wijze herstellen en waarmee waar mogelijk tevens de kans dat in de toekomst opnieuw schade optreedt wordt verkleind. Het doel van de versterkingsoperatie is gebouwen te laten voldoen aan de veiligheidsnorm. Dit betekent dat de constructie van een gebouw zodanig wordt aangepast dat het gebouw beter in staat is om bodembeweging «te incasseren». Het zodanig treffen van versterkingsmaatregelen dat cosmetische schade in de toekomst wordt voorkomen is niet altijd mogelijk. Er kan zelfs sprake zijn van een omgekeerd verband tussen schade en versterken (zie ook het antwoord op vraag 45). Mocht na versterking schade optreden dan kan de eigenaar hiervoor een vergoeding aanvragen via het IMG.

Het IMG en de NCG wisselen waar dit noodzakelijk is voor de goede uitoefening van hun taken informatie uit over aanvragen om schadevergoeding en de uitvoering van de versterkingsoperatie. Hiervoor is tussen deze partijen een convenant afgesloten. Wanneer bij de beoordeling van een aanvraag om schadevergoeding uit de uitgewisselde informatie blijkt dat een gebouw deel uitmaakt van de versterkingsoperatie, dan beoordeelt het IMG of de schade waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd op korte termijn hersteld wordt door de te treffen versterkingsmaatregelen. Als dat het geval is kan het IMG hiermee rekening houden in zijn besluit op de aanvraag. Dit kan bijvoorbeeld door de aanvraag op dit punt af te wijzen omdat de schade op korte termijn op andere wijze wordt vergoed.

In artikel I, onderdeel B, (artikel 9, tweede lid) is geëxpliciteerd dat een eigenaar zijn pand niet langs twee publiekrechtelijke regelingen kan laten versterken of hiervoor een vergoeding kan ontvangen. In het artikel is verduidelijkt dat een bewoner bij de versterking van zijn woning wordt geholpen door de NCG en voor de vergoeding van zijn schade terecht kan bij het IMG. Dit laat onverlet dat deze organisaties zoveel mogelijk samenwerken wanneer schade en versterken samenlopen.

Onderdeel C

174. De leden van de VVD-fractie vragen of er ook direct informatie-uitwisseling tussen IMG en NCG plaats kan vinden. Wie is eindverantwoordelijk voor de uitwisseling van gegevens tussen de verschillende instanties? Waarom wordt niet nu al in dit wetsvoorstel geregeld wat de wijze is waarop de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het IMG, indien er samenloop is van schade en versterken bij een gebouw, met elkaar afstemmen dat de schadeafhandeling en de versterking gecoördineerd worden? Hoe wordt de Kamer betrokken bij deze ministeriële regeling?

Er kan directe gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG plaatsvinden. De gegevensuitwisseling tussen de NCG en het IMG wordt op een doelmatige wijze ingericht via een veilige, digitale verbinding, een en ander conform de geldende privacyregels. Daarmee dragen de NCG en het IMG ieder een zelfstandige verantwoordelijkheid voor de gegevens die zij met de andere partij delen. Mede op basis van de ervaringen van de NCG en het IMG met het convenant tot nu toe, wordt bekeken of er elementen zijn die zich lenen voor opname in de ministeriële regeling waarmee de samenwerking tussen IMG en NCG kan worden geborgd. Met de flexibiliteit van een regeling kan voortvarend worden ingespeeld op wat actueel nodig is. De Kamer wordt geïnformeerd over afspraken die in de ministeriële regeling worden opgenomen.

175. De leden van de CDA-fractie lezen dat indien IMG gegronde vermoedens heeft dat een gebouw niet voldoet aan de veiligheidsnorm, dit zal worden gemeld aan NCG en het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten. Deze leden vragen de regering waarom het college van burgemeester en wethouders hierbij betrokken dient te worden. Is dit in het kader van de planning of tevens voor handhaving van het bouwbesluit? Kan de regering duidelijk maken hoe het proces verloopt nadat een dergelijke melding door IMG is gedaan? Welke partij is verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de afhandeling van het dossier na de melding?

Het IMG kan adressen aandragen bij de NCG en de gemeenten als er reden is om te veronderstellen dat een gebouw risicovol is. Op die manier wordt het gebouw opgenomen in de versterkingsaanpak. Omdat gemeenten via het programma van aanpak de prioritering van de versterking bepalen, worden ook gemeenten geïnformeerd. Dit gaat niet om gebouwen waarbij een acuut onveilige situatie (AOS) wordt verondersteld door het IMG. In dat geval volgt binnen 48 uur duidelijkheid over de constructieve veiligheid.

176. De leden van de CDA-fractie hebben tevens nog enige vragen over de samenhang tussen schade en versterken die in dit onderdeel naar voren komt. Zo vragen deze leden wie uiteindelijk verantwoordelijk en daarmee aanspreekbaar is op de uitwisseling van gegevens, met name persoonsgegevens, tussen de in dit onderdeel genoemde instanties. Wat wordt in negende lid concreet verstaan onder «het afstemmen van de vergoeding tussen NCG en IMG»? Waarom wordt er alleen op ministerieel niveau afgestemd over schadevergoeding en versterking? Hoe zal worden geborgd dat het samenwerkingsconvenant tussen IMG en NCG zal zorgen voor een daadwerkelijk effectieve integratie van schade en versterken?

De NCG en het IMG dragen ieder een zelfstandige verantwoordelijkheid voor gegevensuitwisseling tussen hen. Op grond van de (Uitvoeringswet) Algemene verordening gegevensbescherming zijn de NCG en het IMG verwerkingsverantwoordelijken met de bijbehorende verantwoordelijkheden. Doorgaans is de verstrekkende partij degene waar het zwaartepunt ligt van een inhoudelijke beoordeling. IMG en NCG blijven echter beiden verantwoordelijk voor de gegevensuitwisseling. De gegevensuitwisseling tussen het IMG en de NCG is vastgelegd in een gegevensuitwisselingsovereenkomst. Hierin is nader beschreven wat van iedere partij verwacht wordt. Het afstemmen van de vergoeding tussen de NCG en het IMG betreft het afstemmen van vergoeding voor de kosten van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen op grond van hoofdstuk 5 en de vergoeding van schade op grond van hoofdstuk 2.

Wat de keuze voor het niveau van een ministeriële regeling betreft verwijs ik naar het antwoord op vraag 174. Zoals eerder in de beantwoording is aangegeven, is een integratie van het schade- en versterkingsproces, niet wenselijk. Waar de eigenaar dat wenst worden de schadeafhandeling en de versterking gezamenlijk opgepakt. Bij regeling kan de samenwerking worden vastgelegd.

177. De leden van de CDA-fractie lezen in het tiende lid dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de «exploitant» elkaar desgevraagd de gegevens, waaronder persoonsgegevens, verstrekken voor zover die noodzakelijk zijn in het belang van een goede uitvoering van de versterking op grond van hoofdstuk 5. Deze leden vragen waarop wordt gedoeld met de «exploitant» en waarom deze exploitant hier vermeld staat. Hoe verhoudt dit zich tot de stelling dat de NAM uit het systeem is? Tevens vragen deze leden de regering een voorbeeld te geven van een situatie waarin uitwisseling van gegevens tussen de NAM en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties noodzakelijk is.

Het betreft in dit geval het uitwisselen van persoonsgegevens tussen NAM en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de versterking. Het is mogelijk dat NAM, voortvloeiend vanuit de periode waarin zij verantwoordelijk was voor uitvoering van versterking, over persoonsgegevens beschikt die nu nog noodzakelijk zijn om de versterking uit te voeren. In deze gevallen moet het mogelijk zijn om deze persoonsgegevens uit te wisselen. In de regel zijn deze persoonsgegevens reeds overgedragen. Mocht dit niet het geval zijn, dan moet het mogelijk zijn om deze persoonsgegevens uit te wisselen, zodat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties haar taken voortvarend kan uitvoeren.

Onderdeel E

178. De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt verstaan onder «grote aantallen aanvragen».

Artikel I, onderdeel E, voorziet in een uitzonderingsmogelijkheid voor situaties waarin het IMG aanvragen om schadevergoeding afdoet zonder deskundigenonderzoek én grote aantallen aanvragen heeft ontvangen of verwacht. Het moet dan gaan om een dermate grote aanvragenstroom dat het IMG niet in staat is de afhandelingstermijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag te waarborgen. Om welke aantallen dit gaat is moeilijk aan te geven, omdat het IMG continu bezig is haar capaciteit op te schalen en dus steeds meer aanvragen aankan. Hierbij kan echter worden gedacht aan de situatie die ontstond bij het openstellen van de mogelijkheid om een vergoeding voor schade door waardedaling aan te vragen. Voor die vorm van schade werden bij inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen ruim honderdduizend aanvragen verwacht. Wanneer deze aanvragen allemaal tegelijk of binnen een zeer kort tijdsbestek worden ingediend, is het voor het IMG niet langer mogelijk om de aanvragen binnen acht weken af te handelen. Het IMG heeft er in dat geval, binnen de kaders van de algemene regeling over beslistermijnen in de Algemene wet bestuursrecht die thans nog van toepassing zijn, voor gekozen om de behandeling van deze aanvragen te faseren15.

Onderdeel F

179. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer wordt betrokken bij de genoemde AMvB. Agrarische gebouwen vallen onder de toepassing van dit hoofdstuk, geldt dit ook voor het mkb?

Voor het antwoord ten aanzien van de betrokkenheid van de Kamer verwijs ik naar het antwoord op vraag 3. Wat het toepassingsbereik betreft geldt dat in beginsel alle gebouwen in dit gebied binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen, dus ook agrarische panden en MKB-panden, tenzij in de versterking daarvan op een andere wijze wordt voorzien.

180. In hoeverre wordt door artikel 13, tweede lid, de rechtspositie van de schademelder beperkt ten opzichte van de Awb? Als deze wordt beperkt, waarom is daar dan voor gekozen?

Met de wijziging die artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel aanbrengt in artikel 13, tweede lid, van de Tijdelijke wet Groningen wordt de rechtspositie van de schademelder niet beperkt ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 13 van de Tijdelijke wet Groningen bevat termijnen voor besluitvorming op aanvragen om schadevergoeding. Voor aanvragen die zonder deskundigenonderzoek worden afgehandeld, bedraagt deze termijn acht weken na ontvangst van de aanvraag (artikel 13, onderdeel a, van de Tijdelijke wet Groningen). Voor aanvragen die met een deskundigenonderzoek worden afgehandeld, bedraagt de termijn twaalf weken na ontvangst van het deskundigenadvies (artikel 1, onderdeel b, van de Tijdelijke wet Groningen). Dit artikel is nog niet in werking getreden omdat de termijn van acht weken na ontvangst van een aanvraag voor het IMG niet werkbaar bleek voor vormen van schade die zonder deskundigenonderzoek worden afgehandeld én waarvoor in korte tijd grote aantallen aanvragen werden verwacht (Stb. 2020, nr. 182). Het ging daarbij concreet om de vergoeding van schade door waardedaling en immateriële schade.16

Dat artikel 13 van de Tijdelijke wet Groningen nog niet in werking is getreden, betekent dat voor de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding op grond van de Tijdelijke wet Groningen thans de standaardregeling voor beslistermijnen van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 4:13 en 4:14) geldt. Op grond van die standaardregeling is een bestuursorgaan (zoals het IMG) verplicht om binnen een redelijke termijn een besluit te nemen op een aanvraag. Artikel 4:13, derde lid, stelt daarbij in principe een bovengrens van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Op grond van artikel 4:14, derde lid, kan een bestuursorgaan, wanneer het niet binnen acht weken een besluit kan nemen op een aanvraag, dit binnen die termijn aan de aanvrager meedelen en daarbij een redelijke termijn geven waarbinnen wel op de aanvraag wordt besloten.

Om een georganiseerde aanpak van grote aantallen aanvragen die zonder deskundigenonderzoek worden afgehandeld mogelijk te maken heeft het IMG een werkwijze ontwikkeld.17 Deze aanpak wordt thans door het IMG toegepast op grond van de standaardregeling voor beslistermijnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Met de wijziging van artikel 13 van de Tijdelijke wet Groningen, voorzien in artikel I, onderdeel E, wordt deze georganiseerde aanpak voor vormen van schade waarvoor in korte tijd veel aanvragen zijn ontvangen of worden verwacht en die worden afgehandeld zonder deskundigenonderzoek voorzien van een specifieke wettelijke grondslag. Voor andere gevallen geldt dan de in artikel 13 voorgeschreven beslistermijn.

181. Met betrekking tot artikel 13a, eerste lid, vragen deze leden waarom het werkingsgebied niet gelijk is aan het werkingsgebied van de schade.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

182. Welke gebouwen of categorieën gebouwen worden bedoeld in artikel 13a, tweede lid? Wat is een andere wijze van versterking waarin wordt voorzien?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 60.

183. Wat is de genoemde verantwoordelijkheid in artikel 13ba?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 23.

184. Deze leden vragen met betrekking tot artikel a13d of er in plaats van «kan» adviseren over, niet moet staat «moet» adviseren. En als dat niet het geval is, waarom niet? Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor de veiligheid in Groningen?

In artikel 13d van het wetsvoorstel is opgenomen dat de inspecteur-generaal der mijnen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd en ongevraagd kan adviseren over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen in relatie tot de veiligheid. Indien de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de inspecteur-generaal der mijnen om een advies vraagt, dan brengt hij uiteraard een advies uit. In het artikel is echter ook sprake van het uitbrengen van ongevraagde adviezen. Een moet-bepaling met betrekking tot het uitbrengen van ongevraagde adviezen ligt niet voor de hand omdat dan in die bepaling ook opgenomen dient te worden in welke gevallen hiervan sprake is. Dit zou een onwenselijke beperking inhouden van de bevoegdheid van de inspecteur-generaal der mijnen om adviezen op eigen initiatief uit te brengen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de gaswinning in Groningen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat blijft verantwoordelijk voor de normstelling ten aanzien van de veiligheid in het kader van de gaswinning in het Groningenveld. De verantwoordelijkheid voor de versterkingsoperatie van gebouwen in Groningen die als gevolg van de bodembeweging door gaswinning noodzakelijk is, ligt bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gezamenlijk hebben de Ministers de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad.

185. Met betrekking tot artikel 13g vragen deze leden waarom het pas mogelijk is om in het tweede kwartaal 2021 een meerjarige planning te presenteren als het programma al een meerjarige planning bevat en de plannen al klaar zijn.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 93.

186. Waarom wordt er gesproken over het «op verzoek» geven van een oordeel over de uitvoerbaarheid?

Alvorens de gemeenteraad het programma van aanpak definitief kan vaststellen, moet hij het ontwerp van het programma van aanpak ter advisering voorleggen aan zowel de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als de inspecteur-generaal der mijnen. De inspecteur-generaal der mijnen beoordeelt het ontwerp van het programma van aanpak in relatie tot de veiligheid en de Minister beoordeelt de uitvoerbaarheid ervan. Voor deze beoordeling moet de gemeenteraad het ontwerp uiteraard toezenden aan beide instanties.

187. De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in brede zin allemaal aan de NCG mandateert volgens artikel 13i. Of doet het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daadwerkelijk alle taken die in de wet vermeld staan zelf?

In algemene zin heeft de algemeen directeur van de dienst Nationaal Coördinator Groningen het mandaat om te doen wat nodig is voor de veiligheid. Het mandaat omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn. Het mandaat kent geen financieel maximum. Voor een volledige weergave van het mandaat verwijs ik naar het Mandaatbesluit BZK 202018. In brede zin worden alle besluiten voor het versterken van een gebouw door de NCG genomen. Meer in het bijzonder worden alle taken genoemd artikel 13i door de NCG in mandaat uitgevoerd.

188. Wat wordt verstaan onder «direct belanghebbenden»?

In het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting wordt bij de toelichting op het zesde lid van artikel 13i, het begrip «direct belanghebbenden» gebruikt. Hier wordt bepaald wie bezwaar en beroep kan instellen tegen een besluit tot niet versterken. Tegen een dergelijk besluit kunnen zowel de eigenaar als direct belanghebbenden bezwaar en beroep instellen. Onder direct belanghebbenden worden dan verstaan de bewoner, gebruiker of omwonende van het gebouw waarop dat besluit betrekking heeft.

189. Waarom is er bij schade gekozen voor een onafhankelijke partij (IMG) en bij versterking voor een zelfstandig bestuursorgaan (NCG)?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 9 en 10.

190. Hoe wordt de bewoner/eigenaar betrokken bij het besluit?

Met dit wetsvoorstel komen eigenaren meer centraal te staan in de versterkingsoperatie. Eigenaren houden controle over wat er wel of niet met hun gebouw gebeurt. Om de eigenaar een sterke positie en regie te geven in het versterkingsproces, wordt voorzien in een transparant en navolgbaar versterkingsproces waarbij de eigenaar wiens gebouw voor versterking in aanmerking komt, de mogelijkheid heeft om te bepalen of en hoe zijn gebouw wordt versterkt. Daarnaast wordt een eigenaar de mogelijkheid geboden om eigen wensen mee te nemen bij de versterking van een gebouw. Ook wordt voorzien in een opname op verzoek van een eigenaar die zich zorgen maakt over de veiligheid van zijn gebouw. Belangrijk is ook dat het wetsvoorstel één centraal aanspreekpunt creëert voor ondersteuning vanaf het begin van het versterkingsproces tot en met de nazorg na oplevering. Voorts wordt door het wetsvoorstel een laagdrempelige rechtsbescherming mogelijk gemaakt. Ten slotte biedt het wetsvoorstel ook mogelijkheden tot versnelling van de uitvoering.

191. Welke kosten worden er bedoeld in artikel 13i, vierde lid?

In het vierde lid van artikel 13i gaat het om de kosten voor het treffen van versterkingsmaatregelen die een eigenaar via privaatrechtelijke weg op NAM zou kunnen verhalen wanneer niet wordt gekozen voor versterking via publiekrechtelijke weg.

192. De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 13j dat de termijn in bijzondere gevallen eenmalig door de NCG kan worden verlengd. Wat wordt verstaan onder «bijzondere gevallen»? Met hoeveel tijd kan de termijn verlengd worden? Waarom is gekozen voor de termijn «binnen één jaar na de dagtekening van de beoordeling»? In hoeverre is het mogelijk dat deze termijn wordt verkort?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 142, 143 en 146. De termijn van één jaar na de beoordeling voor het nemen van een versterkingsbesluit is bewust gekozen om de eigenaar en de NCG de mogelijkheid te geven om het versterkingsbesluit voor te bereiden. Deze voorbereiding vraagt immers ook overleg met de aannemer en andere partijen. Echter, het gaat hier om een maximale termijn. Het streven is om het besluit sneller te nemen. Op verzoek van de eigenaar kan de termijn ook worden verlengd. In complexe gevallen of vanwege het grote aantal te nemen besluiten kan de termijn eenmaal worden verlengd met een redelijke termijn.

193. Wat wordt verstaan onder een gebouw met monumentale waarde? Is dit een rijksmonument? Of ook een provinciaal of gemeentelijk monument?

Artikel 13j, derde lid, maakt het mogelijk dat het versterkingsbesluit voor een beschermd monument maatregelen bevat waardoor de veiligheid verbetert, maar met het oog op het behoud van de monumentale waarden niet volledig wordt voldaan aan de veiligheidsnorm. In artikel 13b is een begripsbepaling opgenomen van wat onder een beschermd monument wordt verstaan, namelijk een monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat op grond van een gemeentelijke verordening is aangewezen of een (archeologisch) Rijksmonument. De provincie Groningen heeft namelijk geen provinciale monumenten aangewezen.

194. Op welk moment in het proces moet de vordering van vergoeding worden overgedragen aan de Staat?

Indien een gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet en versterkt moet worden, wordt in een gesprek tussen de NCG en de eigenaar het soort maatregelen besproken dat nodig is om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Hierbij zal van de eigenaar gevraagd worden om een verklaring te ondertekenen waarbij hij de vordering tot vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen overdraagt aan de Staat. Zie hiervoor artikel 13i, vierde lid, van het wetsvoorstel.

195. Ook lezen deze leden dat aan een eigenaar die in eigen beheer de maatregelen uitvoert een bedrag wordt toegekend dat maximaal kan worden uitgegeven voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Hoe wordt omgegaan met een onvoorziene overschrijding die nodig is vanwege de veiligheid?

Wanneer blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een hoger bedrag nodig is voor de uitvoering van noodzakelijke versterkingsmaatregelen, dan wordt het besluit herzien. Er wordt dan een bedrag toegekend waarmee de versterking kan worden uitgevoerd.

196. Ten aanzien van artikel 13j, derde lid, vragen deze leden hoe de bewoners en/of eigenaar bij dit besluiten worden betrokken.

Ook in het geval van een monument is het delen van de uitkomst van de beoordeling het startpunt om met de eigenaar in gesprek te gaan over de concrete invulling van de uit te voeren versterkingsmaatregelen. Het doel is om in overleg met de eigenaar tot een gedragen versterkingsbesluit te komen. Indien het een gebouw met monumentale of karakteristieke waarden betreft, wordt hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de noodzakelijke maatregelen uit de beoordeling alsmede bij het bepalen van de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Het kan zijn dat het gebouw niet versterkt kan worden zonder afbreuk te doen aan de monumentale waarde ervan. De eigenaar kan dan zelf kiezen om minder maatregelen te treffen dan noodzakelijk is om de veiligheidsnorm te halen. Bij de voorbereiding van de versterkingsmaatregelen worden een deskundige constructeur, restauratiearchitect en/of bouw- of cultuurhistoricus betrokken. De NCG geeft daarnaast de eigenaar met inschakeling van het bevoegd gezag, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de monumentencommissie zo vroeg mogelijk in het proces inzage in wat naar hun oordeel belangrijke aandachtspunten zijn voor de versterking en waar mogelijkheden liggen.

197. Ten aanzien van artikel 13j, vierde lid, vragen deze leden waar het begrip «andere maatregelen» betrekking op heeft. Op niet-versterkingsgerelateerde maatregelen of op versterkingsmaatregelen die op een andere manier worden uitgevoerd dan in het versterkingsbesluit is voorgesteld?

In dit geval gaat het om versterkingsmaatregelen die op een andere manier worden uitgevoerd dan voortvloeit uit de beoordeling. Met deze alternatieve versterkingsmaatregelen voldoet de woning aan de veiligheidsnorm.

198. Ten aanzien van artikel 13j, zesde lid, vragen deze leden in welke vorm nadere voorwaarden kunnen worden verbonden aan het versterkingsbesluit. Aan welke voorwaarden moet dan worden gedacht? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide uitleg over wat hier wordt bedoeld.

Op basis van artikel 13j, zesde lid, wordt aan ieder versterkingsbesluit de voorwaarde verbonden dat de aanspraak die de eigenaar heeft op vergoeding van de versterkingsmaatregelen vervalt indien de eigenaar de versterking via een privaatrechtelijke vordering op de exploitant probeert te verhalen. Dit geldt ook indien de eigenaar ervoor kiest om zijn schade langs de civielrechtelijke weg direct op de exploitant te verhalen door een schikkingsovereenkomst te sluiten met de exploitant of een vordering tot schadevergoeding in te stellen bij de burgerlijke rechter. Als de eigenaar de onderhandelingen met NAM afbreekt of de vordering bij de burgerlijke rechter intrekt, voordat deze een uitspraak heeft gedaan over de vergoeding waar de eigenaar recht op heeft, kan de eigenaar wel bij de NCG terecht.

199. Deze leden vragen ten aanzien van artikel 13j, zevende lid, of het klopt dat de eigenaar/bewoner toch allereerst aan zet is om te bepalen dat herstel van schade en versterking gekoppeld kunnen worden. Hoe is dit te rijmen met dit artikel?

Het klopt dat een eigenaar in beginsel aan zet is om te bepalen of schade en versterken tegelijk worden afgehandeld. Het kan echter zo zijn dat de schade in zijn geheel wordt weggenomen door uitvoering van de versterking. Bijvoorbeeld omdat sloop/nieuwbouw wordt toegepast. In die situatie moet rekening gehouden kunnen worden met de uitgekeerde of uit te keren schadevergoeding. Hierdoor kunnen dubbele vergoedingen worden voorkomen.

200. De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot artikel 13k wat is geregeld in het kader van de medewerkingsplicht als het gaat om overleg vooraf. Kan door de regering een aantal voorbeelden gegeven worden welke belangen van derden kunnen spelen?

Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, is het voor de versterking van een gebouw in bepaalde gevallen noodzakelijk om gebruik te maken van een aanliggend perceel of gebouw. Te denken valt aan het plaatsen van een steunbeer die deels over de erfgrens komt of het ingraven van een verankering in de tuin van de buren. Ook kan gedacht worden aan een tussenwoning waarin enkele ankers of balken aangebracht moeten worden om de naastgelegen gebouwen te versterken. Uitgangspunt is dat met de eigenaar van het betrokken perceel of gebouw overeenstemming wordt bereikt over het gebruik van diens perceel of gebouw. In het geval geen overeenstemming kan worden bereikt, is het niet wenselijk dat de versterkingsmaatregelen niet genomen kunnen worden. In die gevallen kan de NCG de eigenaar verplichten het gebruik van diens perceel of gebouw te gedogen. De verwachting is dat dit niet vaak voorkomt. Hoewel het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de eigenaar de regie heeft, kunnen er situaties zijn waarbij het noodzakelijk is voor de veiligheid van derden dat een eigenaar meewerkt aan de uitvoering van versterkingsmaatregelen. In beginsel vindt dat plaats in overleg met de desbetreffende eigenaar, maar het kan niet worden uitgesloten dat als ultimum remedium een gedoogplicht moet worden opgelegd.

201. Over artikel 13l vragen deze leden of het hier gaat om de rijkscoördinatieregeling? Wat houdt dit precies in?

In artikel 13l van het wetsvoorstel is een coördinatiebepaling opgenomen die ertoe strekt dat het versterkingsbesluit en eventuele andere benodigde besluiten, zoals een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor afwijking van het bestemmingsplan, gecoördineerd worden behandeld. Deze gecoördineerde besluitvorming houdt geen verband met de rijkscoördinatieregeling, waarbij de rijksoverheid in het kader van projecten van nationaal belang de besluitvorming coördineert.

202. De leden van de CDA-fractie lezen dat het hoofdstuk versterking uitsluitend van toepassing is op gebouwen in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt. Deze leden vragen de regering waarom het werkingsgebied van de versterking beperkt wordt tot deze gemeenten. Kan de regering duidelijk maken waarom dit gebied niet gelijk is aan het werkingsgebied van schade? Wat betekent dit voor gebouwen aan de randen van het gebied, bijvoorbeeld in Westerkwartier en rond Norg?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

203. De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13a, tweede lid, dat bij AMvB kan worden bepaald dat dit hoofdstuk niet van toepassing is, of onderdelen daarvan niet van toepassing zijn, op gebouwen of categorieën van gebouwen waarvoor op een andere wijze in de versterking wordt voorzien. Deze leden vragen de regering op welke gebouwen of categorieën van gebouwen hierbij wordt gedoeld.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 59.

204. Wat wordt daarnaast bedoeld met deze «andere wijze waarop in de versterking wordt voorzien»? Kan de regering uitleggen waarom ervoor wordt gekozen om deze gebouwen of categorieën van gebouwen aan te wijzen middels een AMvB?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 59.

205. en 206. De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13c dat het ACVG tot taak heeft om te adviseren over de regels, bedoeld in de artikelen 13e, derde lid, en artikel 13h. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten wat de meerwaarde van het ACVG is ten opzichte van reeds bestaande adviserende instanties zoals SodM. Kan de regering tevens duidelijk maken in hoeverre er een overlap kan bestaan tussen deze instanties en hun adviezen en welk advies er gevolgd zal worden als er sprake is van tegengestelde adviezen van bijvoorbeeld het ACVG en SodM?

Het ACVG adviseert vooraf over de veiligheidskaders waarmee wordt bepaald welke gebouwen in de veiligheidsoperatie worden opgenomen, en over de kaders die zien op de methoden voor opname en beoordeling van de gebouwen in Groningen, evenals het bepalen van de benodigde versterkingsmaatregelen. Het is vanuit het oogpunt van veiligheid van belang dat onafhankelijke experts over deze veiligheidskaders adviseren.

Het SodM wordt, evenals de colleges van de betrokken gemeenten, door het ACVG betrokken bij de totstandkoming van de adviezen van het ACVG (zie artikel 2.4 instellingsbesluit ACVG en artikel 13c, vierde lid, van het onderhavige wetsvoorstel).

Daarnaast adviseert het SodM over de uitvoering van de versterking. Waar het ACVG adviseert over de veiligheidskaders die aan de voorkant de versterkingsoperatie inkaderen, adviseert SodM over de uitvoering van de versterkingsoperatie (artikel 13d van het wetsvoorstel).

De adviezen zijn hiermee aanvullend op elkaar.

207. De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13g de rol van de gemeenten wordt beschreven. De gemeenteraad stelt volgens dit artikel een programma van aanpak vast op basis van de risicoprofielen met daarin een prioritering van gebouwen die mogelijk versterking behoeven. Deze leden merken op dat in het wetsvoorstel niet wordt gesproken over het meerjarenversterkingsplan. Kan de regering uiteen zetten wat de stand van zaken is omtrent dit meerjarenversterkingsplan en hoe dit zich verhoudt tot de door de gemeenteraden vast te stellen plannen van aanpak?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 93.

208. De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat er middels een AMvB regels kunnen worden gesteld omtrent de zogenaamde «opname op verzoek». Deze leden vragen de regering waarom er, mede in het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor gekozen is om deze regels in de voorliggende wet zelf op te nemen. Deze leden hebben dezelfde vraag bij artikel 13h.

Het wetsvoorstel regelt op hoofdlijnen het recht op opname op verzoek. De nadere criteria worden uitgewerkt op het niveau van een AMvB. Het feit dat regels bij of krachtens AMvB worden opgenomen betekent niet dat deze regels minder duidelijk of kenbaar zijn, maar dit biedt wel de nodige flexibiliteit om de regels eventueel aan te passen als dat in de praktijk nodig blijkt. Op dit moment wordt ervaring opgedaan met de eerste opnames op verzoek. Hiervan vindt een evaluatie plaats. Mogelijk leidt dit tot aanpassing van de criteria.

209. Ook de regels over de wijze waarop wordt vastgesteld of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en de wijze waarop wordt bepaald welke maatregelen nodig zijn om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen zullen middels een AMvB worden gesteld. Deze leden vragen de regering waarom er, mede in het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor gekozen is om deze regels in voorliggend wetsvoorstel zelf op te nemen.

Het gaat hier om de vaststelling van methodieken die conform de Aanwijzingen voor de regelgeving beter passen in een AMvB. Het moet mogelijk zijn om de beoordelingsmethoden aan te passen indien actuele ontwikkelingen daarom vragen. Het opnemen van beoordelingsmethoden op wetsniveau biedt hiervoor te weinig flexibiliteit. Vanzelfsprekend wordt het ACVG om advies gevraagd bij een voorgenomen aanpassing van de beoordelingsmethoden in de AMvB. Het feit dat de regels in een AMvB worden gesteld, betekent niet dat ze daarmee minder duidelijk zijn voor bewoners.

210. De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13i dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een besluit kan nemen dat een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en geen versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Deze leden vragen waarom er in dit artikel wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een onafhankelijke partij een besluit neemt over de veiligheid van een gebouw. Kan de regering tevens verduidelijk aan welke eisen dit besluit moet voldoen? Op welke wijze zullen bewoners op de hoogte worden gebracht van dit besluit en welke mogelijkheden tot beroep of bezwaar tegen dit besluit bestaan er voor hen?

Voor de vraag waarom niet gekozen is voor een onafhankelijke organisatie verwijs ik naar het antwoord op de vragen 9 en 10. Het besluit omtrent versterken en het versterkingsbesluit worden allebei genomen op basis van bij of krachtens AMvB vastgestelde beoordelingsmethoden. Beide besluiten worden schriftelijk bekendgemaakt aan de eigenaren van het betreffende gebouw. Het besluit wordt daarnaast door de NCG mondeling toegelicht. De eigenaar heeft de mogelijkheid om tegen beide besluiten in bezwaar en beroep te gaan.

211. De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13i, vierde lid, een versterkingsbesluit wordt voorbereid nadat schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn vordering tot vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen overdraagt aan de Staat. Deze leden vragen welke kosten in dit lid exact worden bedoeld. Kan de regering verduidelijken in hoeverre dit vergelijkbaar is met de situatie bij schade, waarbij de eigenaar de vordering tevens overdraagt aan de Staat? Gaat het in dit artikel over een overdracht aan de Staat van een claim betreffende schade, betreffende versterking of betreffende beide? Geldt deze verplichte overdracht ook in het geval dat er een zaak loopt over deze schade bij de civiele rechter? Wat zijn de gevolgen indien de eigenaar zijn vordering niet overdraagt aan de Staat?

Het is vergelijkbaar met de wijze waarop dit bij schade is vastgelegd. Artikel 13i, vierde lid, regelt dat eigenaren (een vergoeding voor) versterkingsmaatregelen krijgen. De eigenaar kan hier uitsluitend aanspraak op maken indien hij zijn vordering tot vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen overdraagt aan de Staat. Deze bepaling is nodig omdat voor het verhalen van de kosten voor de versterkingsmaatregelen ook de weg naar de burgerlijke rechter openblijft, hoewel deze zeker bij het treffen van versterkingsmaatregelen, gelet op de duur van de civiele procedures, niet voor de hand ligt. Nu deze mogelijkheid bestaat, is hiermee voorzien in een bepaling die het wisselen tussen publieke en private weg uitsluit. Als dit niet wordt uitgesloten dan leidt dit tot onduidelijkheid, dubbel werk en mogelijk tot dubbele vergoedingen. Met deze bepaling wordt dit voorkomen door te regelen dat een eigenaar zijn vordering voor vergoeding van die schade op de exploitant overdraagt aan de Staat.

212. De leden van de CDA-fractie constateren dat in artikel 13j staat dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen één jaar na de dagtekening van de beoordeling een versterkingsbesluit neemt. Deze leden merken op dat de NCG de bewoner assisteert bij de aanvraag voor het versterkingsbesluit, maar dat de NCG ook het versterkingsbesluit neemt namens de Minister. Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe de onafhankelijkheid van de NCG wordt geborgd in dit proces.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 106.

213. Tevens vragen deze leden op welke wijze de afhankelijkheden met andere instanties, bijvoorbeeld als het gaat om de omgevingsvergunning en bouwvergunning, zullen worden gecoördineerd.

De NCG is verantwoordelijk voor het coördineren van het versterkingsproces. Alleen rond vergunningverlening is binnen het proces van opname tot uitvoering een besluit van een ander bestuursorgaan nodig (de gemeente). In dit kader is de NCG verantwoordelijk voor een doelmatige en samenhangende voorbereiding van het versterkingsbesluit en eventueel benodigde vergunningen, ontheffingen of andere besluiten die nodig zijn voor de versterking van een woning. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de betreffende besluiten gelijktijdig worden genomen waarna de woning versterkt kan worden.

214. De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13j, vierde lid, dat er op verzoek van de eigenaar andere maatregelen kunnen worden opgenomen om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen dan de versterkingsmaatregelen. De extra kosten daarvan komen dan voor rekening van de eigenaar. Deze leden vragen de regering wat er wordt bedoeld met deze «andere maatregelen». Gaat het daarbij om maatregelen die geen verband houden met de versterking, zoals bijvoorbeeld een uitbouw of worden hier versterkingsmaatregelen bedoeld die anders en/of duurder zijn dan de in het versterkingsbesluit voorgestelde maatregelen? Indien dit laatste het geval is, betekent dat dan dat de bewoner alleen de in het versterkingsbesluit voorgestelde maatregelen vergoed krijgt?

In het vierde lid van artikel 13j gaat het om andere versterkingsmaatregelen dan de versterkingsmaatregelen die volgen uit de beoordeling die ter voorbereiding op het nemen van het versterkingsbesluit met de eigenaar is gedeeld. De versterkingsmaatregelen die uit de beoordeling volgen, krijgt de eigenaar in ieder geval vergoed. Dit wordt gebaseerd op een budget dat wordt vastgesteld op grond van de versterkingsmaatregelen die uit de beoordeling volgen. Wanneer de alternatieve versterkingsmaatregelen ongeveer even duur zijn, dan worden de alternatieve versterkingsmaatregelen geheel vergoed. Wanneer de alternatieve versterkingsmaatregelen duurder zijn, dan komen de meerkosten voor rekening van de eigenaar.

215. De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13j, zesde lid, enkele redenen worden genoemd waarmee aanspraak op het versterkingsbesluit vervalt. Deze leden vragen de regering te verduidelijken op welke wijze het voor kan komen dat dit artikel van toepassing wordt op een besluit.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 198.

216. Ook vragen deze leden wat wordt bedoeld met de andere voorwaarden aan het versterkingsbesluit zoals die in artikel 13j, achtste lid, worden genoemd. Aan welke voorwaarden moet hierbij worden gedacht?

Op basis van artikel 13j, achtste lid, kunnen voorwaarden aan het versterkingsbesluit verbonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat de versterking van een gebouw dat deel uitmaakt van een complex, plaatsvindt op het moment dat het gehele complex wordt versterkt. Ook andere afspraken tussen de eigenaar en de NCG over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen kunnen als voorwaarde worden opgenomen in het versterkingsbesluit.

217. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van artikel 13m, tweede lid. Dit artikel kan in de uitwerking met zich meebrengen dat tegen de wil van een eigenaar vergaande maatregelen aan een woning worden getroffen. Deze leden denken daarbij bijvoorbeeld aan de situatie waarbij een twee-onder-een-kapwoning een helft wordt versterkt of zelfs gesloopt, en het andere deel van de woning medewerking zal moeten verlenen. De leden vragen hoe dit moet worden gezien ten opzichte van het uitgangspunt dat de regie bij de woningeigenaar ligt.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 200.

218. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het werkingsgebied van de versterking in het wetsvoorstel is beperkt tot zes gemeenten. Kan de regering uitleggen waarom niet is gekozen voor een werkingsgebied dat gelijk is aan het werkingsgebied van schade?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.

219. En hoe denkt de regering moeilijkheden en onduidelijke situaties aan de randen van het gebied te voorkomen?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 53 en 69.

Onderdeel G

220. De leden van de VVD-fractie vragen welke kosten er niet vallen onder de heffing. In hoeverre zijn extra kosten die nodig zijn in het proces ook op te nemen? Wat gebeurt er als de partij failliet gaat?

Voor de beantwoording van de vraag over de kosten die onder de heffing vallen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 110.

NAM heeft voorzieningen genomen voor aardbevingskosten. Die voorzieningen hebben alleen betrekking op NAM haar aandeel in de verplichtingen. Voorts zijn in het Akkoord op Hoofdlijnen met de aandeelhouders van NAM, Shell en ExxonMobil, afspraken gemaakt over de financiële robuustheid van NAM en hebben de aandeelhouders tot einde van de gaswinning zekerheden gesteld voor eventuele kosten met betrekking tot schade en versterken. In het Akkoord op Hoofdlijnen is afgesproken dat voorafgaand aan het vervallen van de garanties, passende zekerheden gesteld worden voor de periode daarna. Op deze wijze is in de bestaande afspraken met Shell en Exxon geborgd dat NAM haar financiële verplichtingen ten aanzien van schade en versterken kan nakomen.19

Onderdeel H

221. De leden van de VVD-fractie vragen wat nut en noodzaak is van het toevoegen van artikel 15b.

Momenteel is er een ministeriële regeling in voorbereiding om middelen ter beschikking te kunnen stellen aan een derde tranche projecten in het kader van het NPG. Die regeling kan, vooruitlopend op een formeel wettelijke grondslag, worden vastgesteld op grond van artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorwaarde daarbij is dat er binnen een jaar na verstrekking van de uitkering een wetsvoorstel bij de Staten-Generaal is ingediend waarin alsnog in een wettelijke grondslag wordt voorzien. Met het onderhavige voorstel wordt aan die voorwaarde voldaan en wordt voorgesteld om deze grondslag te creëren (artikel 15b).

Artikel III

222. De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden uitgelegd wat hier wordt bedoeld dan wel geregeld. Wat zijn hiervan de gevolgen?

In eerdere instantie zijn de bestuursrechtelijke versnellingen uit de Crisis- en herstelwet van toepassing verklaard op de versterkingsopgave in Groningen. Dit betekent dat de bestuursrechter in principe binnen zes maanden uitspraak doet. Deze bestuursrechtelijke versnellingen zijn nu opgenomen in het wetsvoorstel om te borgen dat deze gedurende de gehele uitvoering van de versterking van toepassing zijn.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes