Gepubliceerd: 7 juli 2020
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35520-2.html
ID: 35520-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de koppeling van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat en de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, aan de stijging van de levensverwachting te veranderen teneinde de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat en de pensioenrichtleeftijd jaarlijks minder te doen laten stijgen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

Artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel n tot onderdeel o een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • n. in 2025: 67 jaar, respectievelijk 17 jaar;.

2. In het eerste lid, onderdeel o (nieuw), wordt «2025» vervangen door «2026».

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in 2026 en de kalenderjaren daarna wordt jaarlijks, voor de eerste maal uiterlijk op 1 januari 2021 voor het jaar 2026, vastgesteld volgens de formule:

    V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)

    waarbij:

    V staat voor de periode waarmee de pensioengerechtigde leeftijd respectievelijk aanvangsleeftijd wordt verhoogd, uitgedrukt in perioden van een jaar;

    L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in het kalenderjaar van verhoging;

    P staat voor de pensioengerechtigde leeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar van verhoging.

    Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.

    De volgens de formule vastgestelde verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.

4. In het derde lid wordt «1 januari 2025» vervangen door «1 januari 2026».

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP DE LOONBELASTING 1964

In de Wet op de loonbelasting 1964 komt artikel 18a, achtste lid, te luiden:

  • 8. De in het zesde lid genoemde pensioenrichtleeftijd wordt bij algemene maatregel van bestuur bij het begin van het kalenderjaar gewijzigd. De wijziging wordt berekend op basis van de volgende formule:

    V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)

    waarbij:

    V staat voor het aantal jaren waarmee de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd;

    L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting voor de Nederlandse bevolking in jaren op 65-jarige leeftijd in het kalenderjaar dat is gelegen tien jaar na het kalenderjaar van wijziging;

    P staat voor de geldende pensioenrichtleeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar van wijziging.

    Indien V negatief is of vóór afronding minder dan 1 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien V vóór afronding 1 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op 1. Een wijziging ingevolge de eerste volzin van de pensioenrichtleeftijd wordt bekendgemaakt ten minste een jaar voordat deze toepassing vindt.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL IV. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verandering koppeling AOW-leeftijd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,