Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Inhoudsopgave

Inleidende opmerkingen

1

Algemeen deel

2

Inleiding

2

Hoofdlijnen van het voorstel

11

Uitvoerings- en handhavingsaspecten en gevolgen van het voorstel

15

Financiële gevolgen

20

Constitutionele paragraaf

22

Consultatie

22

Artikelsgewijs

26

Inleidende opmerkingen

De initiatiefnemers danken de fracties van de VVD, D66, de PVV, het CDA, de SP, ChristenUnie, de Groep Van Haga, de SGP en BBB voor hun vragen en opmerkingen over het voorstel tot invoering van een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. De initiatiefnemers zijn blij dat hun zorgen over de wijze waarop de jaarwisseling in Nederland wordt gevierd worden gedeeld door het merendeel van de genoemde fracties en dat de noodzaak wordt onderschreven om de problemen met vuurwerk tijdens de jaarwisseling te bestrijden. De initiatiefnemers hebben tegelijkertijd kennisgenomen van de kritische opmerkingen en vragen of een algemeen consumentenvuurwerkverbod de beste oplossing is om de door vuurwerk veroorzaakte problemen (vuurwerkslachtoffers, verstoringen van de openbare orde, schade en hinder voor mens, dier en milieu) aan te pakken. De initiatiefnemers gaan graag in op alle vragen en opmerkingen en hopen van harte dat de nadere verduidelijking de fracties zal overtuigen van de noodzaak tot invoering van een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. De initiatiefnemers hanteren in hun beantwoording zoveel mogelijk de volgorde van het Verslag, waarbij gelijkluidende vragen van de afzonderlijke fracties gebundeld zullen worden beantwoord.

Algemeen deel

Inleiding

De leden van de fracties van de VVD, D66, de PVV, het CDA, de SP en de BBB werpen de vraag op hoe in vergelijking met het in 2020 ingevoerde verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen een algemeen consumentenvuurwerkverbod bijdraagt aan een rustiger, veiliger en gezonder verloop van de jaarwisseling en of niet de effecten van deze eerder ingevoerde beperkende maatregelen moeten worden afgewacht. In 2020 is uitvoering gegeven aan het advies van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid om, met het oog op de risico’s, knalvuurwerk en vuurpijlen te verbieden. Dit gebeurde in aanvulling op het eerdere verbod van zogenoemd F3-vuurwerk. Door de coronapandemie was het met het oog op de overbelasting van de medische zorg en de handhavers van de openbare orde verstandig om een tijdelijk vuurwerkverbod af te kondigen, waardoor niet gebleken is of de verdere beperkingen van het toegelaten consumentenvuurwerk voldoende soelaas biedt.

De afgelopen jaarwisselingen waarbij een tijdelijk vuurwerkverbod gold hebben laten zien dat er aanzienlijk minder vuurwerkslachtoffers waren. Zo waren er bij de jaarwisseling van 2020–2021 70% minder vuurwerkslachtoffers ten opzichte van het jaar ervoor toen er 1300 vuurwerkslachtoffers vielen. De jaarwisseling van 2021–2022 telde met 773 vuurwerkslachtoffers weliswaar meer incidenten dan de jaarwisseling van het voorgaande jaar, maar het was 40% minder in vergelijking met de laatste jaarwisseling waar geen (tijdelijk) vuurwerkverbod gold. Oogarts Tjeerd de Faber heeft erop gewezen dat het onethisch is om consumentenvuurwerk weer in te voeren nadat bleek dat de tijdelijke vuurwerkverboden succesvol waren: «In een medisch experiment met een populatie waarin het weghalen van een ziekmakende factor (consumentenvuurwerk) een hoog significante reductie (>75%) geeft van lichamelijk letsel, is het weer introduceren van deze factor om te bewijzen dat de letselcijfers weer toenemen medisch ethisch niet verantwoord en zal ook nooit door een medisch ethische commissie worden goedgekeurd. Het ligt nu aan de Tweede Kamer hoe wijs en vooral ook hoe ethisch er met een consumentenvuurwerk in de vorm van een wetsvoorstel omgegaan wordt.» 1

De initiatiefnemers zijn van mening dat de gezondheidsschade en het letsel dat jaarlijks wordt aangericht bij mensen voldoende aanleiding geven om over te gaan tot een verbod op consumentenvuurwerk. Bij de jaarwisseling van 2019–2020 werd ruim de helft van alle letsels veroorzaakt door legaal siervuurwerk volgens VeiligheidNL. Zo was 12% van de incidenten het gevolg van zogenaamde cakeboxen en 9% van de incidenten het gevolg van sierpotten en fonteinen. Bij de jaarwisseling ervoor werden vergelijkbare percentages gesignaleerd. Beide vormen vallen onder de vuurwerkcategorie F2 en leiden jaarlijks tot onder andere honderden oogletsels, brandwonden en open wonden.2 Oogartsen Tjeerd de Faber en Jan Keunen wezen er al in 2017 op dat het letsel dat zij rond de jaarwisseling zien vooral ook door siervuurwerk, en niet alleen door vuurpijlen en knalvuurwerk wordt veroorzaakt.3 Nadere beschouwing van de vuurwerkletsels laat zien dat letsel wordt veroorzaakt door verschillende typen vuurwerk, waarbij er in het algemeen niet één soort ver bovenuit steekt4. Uit de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid over het Landelijk beeld jaarwisseling 2021–2022 blijkt dat 34% van de letsels is veroorzaakt door siervuurwerk (tijdens de jaarwisseling 2019–2020 ging het om 55% van het totale aantal letsels)5. Het gedeeltelijke consumentenvuurwerkverbod op knalvuurwerk en vuurpijlen zal daarom vanuit medisch perspectief te weinig effect sorteren op het voorkomen van letsel.

Daarnaast zijn de initiatiefnemers dat voor tal van andere problemen rond de jaarwisseling, zoals de massale openbare ordeverstoringen, de overlast voor mens en dier, de schade aan het milieu en de hieraan verbonden disproportionele inzet van capaciteit van de politie en de hulpdiensten, niet kan worden volstaan met een beperkt consumentenvuurwerkverbod. Vanuit het oogpunt van de handhaving van de openbare orde valt te betwijfelen of een gedeeltelijk consumentenvuurwerkverbod soelaas biedt. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft in de reactie op dit wetsvoorstel ook aangegeven dat zij van oordeel is dat uitzonderingen op het verbod het toezicht op de naleving en de handhaving bemoeilijken. Ook het Veiligheidsberaad stelt in haar zienswijze op het wetsvoorstel dat vuurwerk, ook legaal, een katalysator is voor normloos gedrag. Alle tot nu toe genomen maatregelen hebben niets opgeleverd en, gezien het pleidooi voor de invoering van een algemeen consumentenvuurwerkverbod, bestaat er bij de hulpdiensten onvoldoende vertrouwen dat het verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen zal bijdragen aan een rustig verloop van de jaarwisseling. De initiatiefnemers zijn daarom tot het oordeel gekomen dat niet langer kan worden geduld dat de feestelijkheden rond de jaarwisseling door mens en dier en door de hulpdiensten zoals politie, brandweer en medische zorg worden ervaren als een «warzone».

De leden van de VVD-fractie vragen naar het verwachte effect van het initiatiefwetsvoorstel op de door de initiatiefnemers beschreven zware omstandigheden waaronder hulpverleners hun werk moeten doen. De initiatiefnemers benadrukken dat vuurwerk niet betrokken is bij al het geweld tegen hulpverleners, maar zij verwachten wel dat hulpverleners als gevolg van de invoering van een consumentenvuurwerkverbod tijdens jaarwisselingen te maken krijgen met minder gewelddadige omstandigheden. Dit effect wordt bewerkstelligd doordat consumenten, naast de reeds verboden F3 en F4 categorieën, door het voorliggende wetsvoorstel niet langer legaal toegang hebben tot vuurwerk uit de categorie F2. Bij de jaarwisseling van 2019–2022 werd ruim de helft van alle letsels veroorzaakt door legaal siervuurwerk volgens VeiligheidNL. Zo waren bijvoorbeeld 12% van de incidenten het gevolg van zogenaamde cakeboxen en 9% van de incidenten het gevolg van sierpotten en fonteinen. Bij de jaarwisseling ervoor werden vergelijkbare percentages gesignaleerd. Beide vormen vallen onder de vuurwerkcategorie F2 en leiden jaarlijks tot onder andere honderden oogletsels, brandwonden en open wonden.6 Het is aannemelijk dat wanneer hulpverleners minder vaak hoeven uit te rukken voor het behandelen van opgelopen letsel zij ook minder vaak in contact zullen komen met omstanders. Bovendien is een algeheel vuurwerkverbod voor consumenten een stuk beter te handhaven dan een gedeeltelijk verbod. Er is echter naar het weten van de initiatiefnemers geen helder overzicht van hoe vaak welke vuurwerkcategorieën voorkomen bij geweld tegen hulpverleners. Te verwachten valt dat vuurwerk uit de F1 categorie nauwelijks gebruikt wordt bij dergelijke geweldsincidenten, al wordt dat slechts gesteund door gebrek aan anekdotisch bewijs waarin de betrokkenheid van sterretjes of knalerwten genoemd wordt. Het gaat vaak juist om zwaar vuurwerk.7

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de afgelopen twee jaarwisselingen waarin een vuurwerkverbod gold, er weliswaar ongeregeldheden plaatsvonden. Echter is het belangrijk om hierbij te vermelden, zoals reeds benoemd wordt in de memorie van toelichting, dat tijdens de jaarwisseling van 2021–2022 40% minder vuurwerkgerelateerde incidenten telde, dat het aandeel letsels door zwaar illegaal vuurwerk lager lag dan de jaarwisseling daarvoor en dat de brandweer ruim 10% minder meldingen heeft ontvangen vergeleken met de laatste jaarwisseling zonder tijdelijk vuurwerkverbod.8 9 Hoewel er dus ongeregeldheden waren, was dit fors minder in vergelijking met jaarwisselingen zonder vuurwerkverbod. De jaarwisselingen van 2020–2021 en 2021–2022, waarbij een vuurwerkverbod gold, hebben laten zien dat het werkt. Daarnaast geeft VeiligheidNL aan dat er reden is om aan te nemen dat de lockdown in verband met de coronapandemie van invloed is geweest op de wijze waarop de jaarwisseling is gevierd en wellicht daardoor ook op het aantal vuurwerkletsels.10 De geobserveerde ongeregeldheden in de afgelopen twee jaarwisselingen zijn dus wellicht deels te wijten aan maatregelen in verband met de coronapandemie.

De leden van de fractie van de VVD vragen de initiatiefnemers om een verklaring van het toenemende aantal vuurwerkvrije zones binnen gemeentes, terwijl burgemeesters stellen nooit voorstander te zijn geweest van lokale vuurwerkverboden. De initiatiefnemers wijzen erop dat burgemeesters vanaf het moment dat lokale vuurwerkverboden konden worden ingevoerd al betwijfelden of de naleving van lokale vuurwerkverboden kon worden gehandhaafd. Een gedeeltelijk verbod voor bepaalde gebieden binnen de gemeentegrenzen bemoeilijkt de handhaving aanzienlijk. Korpschef van de Nationale Politie Akerboom wees er in 2019 op dat «een wirwar aan maatregelen» zorgt voor een onoverzichtelijke situatie voor politie, hulpverleners en burgers11. De initiatiefnemers vinden het wrang om te moeten constateren dat, ondanks de evidente tekortkomingen van de maatregel, op dit moment het instellen van lokale vuurwerkvrije zones de enige mogelijkheid is om op lokaal niveau maatregelen te nemen tegen vuurwerk. Het verbaast de initiatiefnemers dan ook allerminst dat uit de recente rondvraag van de VNG blijkt dat een ruime meerderheid van de Nederlandse burgemeesters de invoering van een algemeen landelijk consumentenvuurwerkverbod steunt.12

De leden van de VVD-fractie wijzen op de risico’s van illegaal geïmporteerd vuurwerk. Ze vragen tevens hoeveel kilogram illegaal vuurwerk de politie onderschept heeft in de afgelopen vijf jaarwisselingen. In de jaarwisselingen van 2017–2018, 2018–2019, 2019–2020, 2020–2021 en 2021–2022 is respectievelijk 40 duizend kilogram13, 56 duizend kilogram14, 61 duizend kilogram15, 123 duizend kilogram16 en 205 duizend kilogram17 verboden vuurwerk in beslag genomen. Illegaal vuurwerk uit het buitenland speelt hierin een significante rol.18 De inzet op de aanpak van illegaal vuurwerk leidt al een aantal jaren achtereen tot meer inbeslaggenomen vuurwerk. In de jaren met een tijdelijk vuurwerkverbod was die stijging groter. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Het kan zo zijn dat er meer verboden vuurwerk is aangetroffen, omdat de definitie van verboden consumentenvuurwerk is uitgebreid in de afgelopen twee jaar van slechts de F3 en F4 categorieën naar de F2, F3 en F4 categorieën. Daarnaast kan de hogere inbeslagname ook toe te schrijven zijn aan succesvollere handhaving. Gepaard met de observatie dat het aandeel letsels door zwaar illegaal vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2021–2022 lager lag dan de jaarwisseling daarvoor en lager lag dan het aandeel letsels dat in de laatste jaarwisseling zonder vuurwerkverbod werd veroorzaakt door vuurwerk dat door het voorliggende voorstel verboden zou worden, lijkt het erop dat het tijdelijk vuurwerkverbod heeft geleid tot relatief minder letsels met zwaar illegaal vuurwerk.19 20 Dit is een indicator dat de stijging in inbeslaggenomen vuurwerk niet veroorzaakt is door een stijging in de productie en/of import van verboden vuurwerk. Er is dus geen signaal dat het tijdelijk vuurwerkverbod heeft geleid tot een stijging in de productie en/of import van zwaar illegaal vuurwerk.

De leden van de VVD-fractie wijzen op potentiële organisatorische obstakels met betrekking tot het overlaten van lokale vuurwerkshows aan professionals. De initiatiefnemers realiseren zich dat vuurwerkliefhebbers de mogelijkheid hebben om de benodigde training te volgen om gecertificeerd vuurwerkdeskundige te worden en vervolgens inzetbaar kunnen zijn bij het organiseren van lokale vuurwerkshows. Het vraagt weliswaar wat om professioneel afsteker te mogen zijn, maar de kosten die een cursist maakt bij het volgen van dergelijke training eens in de drie jaar21 moeten worden opgewogen tegen het budget dat hij/zij op jaarbasis anderszins aan consumentenvuurwerk zou hebben uitgegeven. Als er meer vraag komt naar vuurwerkshows, zal ook het aanbod van vuurwerkprofessionals toenemen. Organisatorisch lijkt het dus zeker haalbaar om een dekkend aanbod van evenementen te organiseren tijdens de jaarwisseling. De initiatiefnemers wijzen daarnaast graag op de beschikbare alternatieven voor vuurwerkshows. Alternatieve spektakelshows, bijvoorbeeld met drones of lasers, voorzien in een alternatief voor vuurwerkshows, zoals bijvoorbeeld sinds 2006 in Eindhoven wordt georganiseerd. Tevens kunnen naburige gemeenten één gezamenlijke vuurwerk- of spektakelshow organiseren. Mogelijkheden van andere, innovatieve shows met bijvoorbeeld drones of lasers voorzien in een alternatief voor vuurwerkshows, zoals bijvoorbeeld sinds 2006 in Eindhoven wordt georganiseerd.

De leden van de VVD-fractie stellen vragen over de praktische uitvoeringsaspecten en risico’s van de eventuele voorgestelde alternatieven voor het afsteken van consumentenvuurwerk. Naar het oordeel van de initiatiefnemers kunnen professionele, gemeenschappelijk georganiseerde vuurwerkshows voorzien in een aantrekkelijk alternatief voor vuurwerkliefhebbers. De initiatiefnemers denken daarbij vooral aan een regierol voor gemeenten. Uit de zienswijzen van onder meer de VNG en de G4 blijkt daarvoor ook een positieve grondhouding, maar zal uit nader overleg tussen betrokken ministeries en (vertegenwoordigers van) de gemeenten moeten blijken hoe die regierol kan worden vormgegeven. Gemeenten beschikken over de expertise hoe al dan niet grootschalige evenementen in goede banen geleid kunnen worden. Voor veel gemeenten, waaronder de vier grootste gemeenten van Nederland, is dat bijna dagelijks werk. Ook met het organiseren van vuurwerkshows en andere evenementen bestaat inmiddels ruime ervaring en kan worden teruggevallen op «best practices». In samenwerking met gecertificeerde vuurwerkdeskundigen die zijn opgeleid om onder geconditioneerde omstandigheden zo veilig mogelijk vuurwerkshows uit te voeren kunnen gemeenten voorzien in een aantrekkelijk en beheersbaar alternatief voor de huidige vuurwerkpraktijk.

De leden van de D66-fractie wijzen op een potentiële stijging in de koop en gebruik van (zwaar) illegaal vuurwerk en de effecten hiervan op de zwaarte van vuurwerkgerelateerde letsels. Dit is iets wat de initiatiefnemers hebben meegewogen in hun afwegingen. In het rapport van VeiligheidNL over de jaarwisseling van 2021–2022 wordt ernstig letsel geclassificeerd als «blijvend letsel (littekens/functieverlies), visusverlies, ernstige brandwonden, (open) fracturen waarvoor operatie noodzakelijk was, amputaties of intra thoracaal/abdominaal letsel».22 In de laatste jaarwisseling is zeven procent van de vuurwerkslachtoffers na een SEH-behandeling opgenomen in het ziekenhuis, wat een enorme daling is vergeleken met de 25% die achteraf werd opgenomen in de jaarwisseling van 2020–2021 en de jaarwisselingen daarvoor.23 Dit is een indicatie dat de vuurwerkletsels relatief minder ernstig waren.24 Het aandeel ernstig letsel is in de jaarwisseling van 2021–2022 gedaald ten opzichte van de laatste jaarwisseling zonder vuurwerkverbod.25 26 Daarnaast neemt het aandeel letsels dat als licht ernstig wordt beoordeeld toe; in de jaarwisseling van 2019–2020 was dit 16%27, in de jaarwisseling van 2020–2021 was dit 17%28 en in de jaarwisseling van 2021–2022 was dit 20%29. Ook is het aandeel letsels door zwaar illegaal vuurwerk in de jaarwisseling van 2021–2022 gedaald ten opzichte van de jaarwisseling ervoor.30 Alles wijst erop dat het vuurwerkverbod heeft geleid tot minder letsels veroorzaakt door zwaar vuurwerk en tot minder ernstige letsels. In een reflectie op het risico betreffende een toename van het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk en daaruit voortvloeiend een toename van zwaar letsel, is het belangrijk om voorop te stellen dat uit de ervaringen van de jaarwisseling van 2020–2021 blijkt dat het gevaar van een waterbedeffect niet is opgetreden. Desalniettemin erkennen de initiatiefnemers dat – ook al is het gebruik ervan en aantal ernstige letsels als gevolg ervan afgenomen – zwaar illegaal vuurwerk met dit wetsvoorstel niet verdwenen zal zijn. De indieners verwachten wel dat tijdig en adequaat ingrijpen gemakkelijker wordt, aangezien de politie zich niet langer hoeft te bekommeren om het onderscheid tussen F2 en F3 vuurwerk en andere obstakels die leiden tot grote handhavingsproblemen voor personen met een publieke taak. Hierdoor zal naar verwachting de handhaving met betrekking tot de aanpak van zwaar illegaal vuurwerk makkelijker worden.

De leden van de D66-fractie vragen naar het risico bij een geheelverbod dat consumenten vuurwerk in de grensregio’s in Duitsland en België kopen. Allereerst wijzen de indieners erop dat het kopen van vuurwerk over de grens geen nieuwigheid van het afgelopen jaar is. Sommige Nederlanders halen al jaren vuurwerk in bijvoorbeeld België. Het is van belang om in overleg te treden met buurlanden om te zorgen dat het verboden wordt om in België en Duitsland vuurwerk (anders dan F1) aan Nederlanders te verkopen om op die manier significante import te voorkomen. Het maken van zulke afspraken met buurlanden ligt echter buiten de (wetgevende) bevoegdheid van de initiatiefnemers en zij stellen de leden van de D66-fractie daarom voor om deze vraag aan de Minister te stellen bij de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie wijzen op de positie die vuurwerk heeft in de traditionele viering van de jaarwisseling voor veel Nederlanders. De initiatiefnemers kunnen zich goed voorstellen dat mensen het jammer vinden als zij niet langer vuurwerk mogen afsteken. De initiatiefnemers zijn desalniettemin van mening dat de invoering van een consumentenvuurwerkverbod niet aan een feestelijke jaarwisseling in de weg staat. Zo is het mogelijk om lokale vuurwerkshows door professionals en andere shows te organiseren. Een belangrijk verschil hierin is dat de schade aan mensen, dieren en eigendom veel beter wordt beperkt en kan in beginsel iedereen die dat wil van een feestelijke jaarwisseling genieten. Het is dus niet het einde van een traditie, maar de traditie wordt anders vormgegeven.

De initiatiefnemers zijn blij dat de leden van de CDA-fractie de opvatting van de initiatiefnemers delen dat de jaarwisseling zo veilig mogelijk moet plaatsvinden, dat vuurwerk grote overlast en schade aanricht en dat vuurwerk bij veel van de incidenten een prominente rol speelt. De leden van de fractie van het CDA gaan ervan uit dat de grote problemen vooral worden veroorzaakt door illegaal vuurwerk en vuurwerk dat buiten de toegestane afsteektijden wordt afgestoken. Deze leden gaan ervan uit dat een algemeen consumentenvuurwerkverbod vooral de bonafide vuurwerkliefhebbers treft en dat de relschoppers hun (illegale) vuurwerk over de grens halen. Deze leden veronderstellen een discrepantie tussen de oorzaak van onveiligheid en het voorstel tot invoering van een algemeen consumentenvuurwerkverbod. Allereerst wijzen de initiatiefnemers er de leden van de CDA-fractie graag op dat de handhaving van de openbare orde niet de enige reden is om een consumentenvuurwerkverbod in te voeren. Ook het ernstige lichamelijke letsel dat door legaal en illegaal vuurwerk wordt veroorzaakt, geschaad dierenwelzijn en schade aan het milieu zijn belangrijke overwegingen om een consumentenvuurwerkverbod in te voeren. Volgens de initiatiefnemers wordt de onveiligheid rond de jaarwisseling niet alleen veroorzaakt door illegaal vuurwerk, waaronder inmiddels ook knalvuurwerk en vuurpijlen horen. Ook legaal vuurwerk zorgt voor vuurwerkslachtoffers en ernstige ongevallen en stress bij huisdieren. Ook legaal vuurwerk wordt gebruikt om hulpverleners te bestoken. En ook legaal vuurwerk wordt gebruikt om hulpverleners te bestoken. Legaal vuurwerk is eveneens schadelijk voor mens, dier en milieu. De initiatiefnemers zien net als de leden van de CDA-fractie het risico dat vuurwerk voortaan buiten Nederland wordt gekocht. Daarom geven de initiatiefnemers het kabinet in overweging om goed overleg met buurlanden en met andere EU-lidstaten te zoeken om te regelen dat buitenlandse vuurwerkverkopers geen vuurwerk mogen leveren aan Nederlandse ingezetenen.

De leden van de CDA-fractie wijzen er terecht op dat elke vorm van milieuvervuiling onwenselijk is en ook vuurwerkshows milieuvervuiling kunnen veroorzaken. Ze vragen tevens welke milieuwinst het wetsvoorstel oplevert als iedere gemeente ook een eigen vuurwerkshow gaat organiseren. Naar de onderbouwde inschatting van de initiatiefnemers zal er, bij een verbod op consumentenvuurwerk, in zijn totaliteit minder vuurwerk afgestoken worden. Daarmee zal het verbod ook automatisch zorgen voor minder milieuvervuiling. De initiatiefnemers wijzen er verder op dat gemeentelijke vuurwerkshows niet het enige alternatief zijn. Ook gemeentelijke droneshows, licht- en lasershows of andere vormen van vermaak zijn een mogelijk (en milieuvriendelijker) alternatief.

De leden van de CDA-fractie vragen welke organisaties of beroepsbeoefenaars professionele vuurwerkshows kunnen organiseren en of deze groep zodanig omvangrijk is dat elke gemeente in staat zou moeten kunnen worden geacht een publiekstrekkende vuurwerkshow te kunnen organiseren tijdens de jaarwisseling. De certificering van het vuurwerkdeskundigen is opgedragen aan KIWA. KIWA registreerde al een sterke toename in het aantal geldige certificaten (167 in 2020 naar 265 in 2021). De initiatiefnemers verwachten dat de sector goed in staat is om snel meer vuurwerkdeskundige op te leiden en te certificeren. Tegelijkertijd benadrukken de initiatiefnemers dat innovatieve spektakelshows met bijvoorbeeld drones of lasers ook tot de mogelijkheden behoren.

De leden van de fracties van D66, de SP, de ChristenUnie, Groep Van Haga en de SGP constateren allen terecht dat er bij de afgelopen jaarwisseling alsnog veel vuurwerk werd afgestoken en vragen wat er qua handhaving nodig is om naleving van het verbod te realiseren. Ten eerste vinden de initiatiefnemers het belangrijk om te benoemen dat er bij de afgelopen jaarwisseling nog steeds coronamaatregelen golden. VeiligheidNL stelt ook dat de maatregelen in verband met de coronapandemie ertoe geleid hebben dat de afgelopen twee jaarwisseling anders zijn verlopen. Dit kan volgens het kenniscentrum gevolgen hebben gehad op het gedrag van afstekers en de daaruit vloeiende handhavingsproblemen.31 Daarnaast heeft de naleving van coronamaatregelen voorrang gekregen in vergelijking met het vuurwerkverbod.32 Die andere prioriteit van de handhaving bij de laatste twee jaarwisselingen is dus gedeeltelijk te wijten aan de coronapandemie. Door de coronamaatregelen was het ook niet mogelijk voor gemeenten om evenementen te organiseren. Hierdoor was er voor veel mensen geen alternatief beschikbaar. De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat een alternatief in de vorm van een centrale vuurwerkshow voor veel mensen een uitkomst zal bieden. Door gemeentelijk vuurwerk- of spektakelshows te organiseren, wordt de traditie op een nieuwe manier voortgezet en worden veel van de veiligheidsrisico’s weggenomen.

Ten tweede heeft een algeheel verbod voordelen ten opzichte van een tijdelijk vuurwerkverbod. Zo kunnen gemeenten eerder voorbereidingen treffen om lokale vuurwerk- of spektakelshows te organiseren en weten de vuurwerkbranche en -liefhebbers ruim van tevoren waar ze aan toe zijn. Tevens is een landelijk vuurwerkverbod beter te handhaven dan de huidige lokale vuurwerkverboden, zo stellen ook het Veiligheidsberaad, de politie, de VNG en de G4.

Ten derde zullen er na invoering van dit permanente vuurwerkverbod meer maatregelen genomen moeten worden om de handhaving van het verbod effectiever te maken. De intensivering van de aanpak van de invoer, het bezit en het afsteken van illegaal vuurwerk is van belang. Zo kunnen er onder meer afspraken gemaakt worden met buurlanden en met andere EU-lidstaten. Te denken valt bijvoorbeeld aan de toepassing van een ingezetenencriterium. Met landen zoals Duitsland en België zou afgesproken kunnen worden dat geen vuurwerk mag worden verkocht aan Nederlandse ingezetenen.

De leden van de Groep Van Haga vragen naar de belasting van de zorg tijdens de jaarwisseling en een overzicht van zware verwondingen door vuurwerk. De initiatiefnemers zijn er niet mee bekend dat artsen hebben aangegeven, zoals de leden stellen, dat de extra druk op bijvoorbeeld de spoedeisende hulp door vuurwerkslachtoffers verwaarloosbaar is en nemen graag kennis van de betreffende bron(nen). De initiatiefnemers wijzen graag op het beschikbare uitgebreide onderzoek waarin de extra hoge druk op de zorg cijfermatig wordt aangetoond33 en berichtgeving waarin de invoering van een algemeen vuurwerkverbod door artsenfederatie KNMG wordt onderschreven34. Ook oogartsen bepleiten vanaf 2009 een vuurwerkverbod en onderstrepen het succes van de tijdelijke vuurwerkverboden die gedurende de afgelopen jaarwisselingen met het oog op de overbelasting van de gezondheidszorg werden ingevoerd35. Tot slot wijzen de initiatiefnemers graag op de persoonlijke observaties van artsen die een jaarwisseling zonder vuurwerkverbod als «horrornacht» beschrijven36. Voor een overzicht van de ernst van letsels en de legaliteit van het veroorzakende vuurwerk verwijzen de initiatiefnemers de leden van de Groep Van Haga graag naar de beantwoording van gelijkluidende vragen van de leden van de fractie van D66.

De leden van de Groep Van Haga vragen de initiatiefnemers om te onderbouwen waarom zij geen toename verwachten in het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk. De initiatiefnemers delen met de leden van de Groep Van Haga dat illegaal vuurwerk voor overlast zorgt. Daarom stellen zij ook dat de aanpak van illegaal vuurwerk onverminderd hard nodig blijft. De initiatiefnemers zien drie redenen om te veronderstellen dat een significante toename van zwaar illegaal vuurwerk niet waarschijnlijk is. Allereerst kan er een waardig alternatief geboden worden voor consumentenvuurwerk in de vorm van spectaculaire gemeentelijke vuurwerk- drone- en/of lichtshows. Ten tweede is de ervaring uit de jaren zonder consumentenvuurwerk bemoedigend. Zo stelde het rapport «Ongevallen met Vuurwerk – Jaarwisseling 2020–2021»: «in absolute aantallen zijn de vuurwerkongevallen door zwaar illegaal vuurwerk en carbid dit jaar lager dan tijdens de vorige jaarwisseling».37 Ten derde kunnen er afspraken worden gemaakt met buurlanden en andere EU-lidstaten over de verkoop van vuurwerk (in het buitenland) aan Nederlanders.

De leden van de fractie van de SGP veronderstellen dat een deel van de problemen die de initiatiefnemers op het conto van het afsteken van vuurwerk schrijven ook na invoering van een consumentenvuurwerkverbod zullen blijven bestaan. De initiatiefnemers onderschrijven dat, al moet worden opgemerkt dat vuurwerk volgens de Veiligheidsregio’s en de VNG een katalysator is voor overlast en vernieling. In het algemeen bieden strafbepalingen geen garantie dat ongewenst en strafbaar gesteld gedrag wordt uitgebannen, maar het geeft een duidelijk signaal van de wetgever dat overtreding consequenties heeft. De initiatiefnemers hopen vooral dat invoering van een consumentenvuurwerkverbod zorgt voor minder vuurwerkslachtoffers, minder gestreste huisdieren, minder geweld tegen hulpverleners, minder gezondheidsklachten bij longpatiënten en minder openbare ordeverstoringen om voor en met iedereen een feestelijke en veilige jaarwisseling te vieren.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de positieve effecten van de tijdelijke vuurwerkverboden zijn toe te wijzen aan de contactbeperkende maatregelen, die werden opgelegd door de coronapandemie. Tevens vragen zij wat die relatie zegt over de effectiviteit van het voorgestelde vuurwerkverbod. De initiatiefnemers hebben ook geconstateerd dat de contactbeperkende maatregelen hebben bijgedragen het succes van het eerste tijdelijke verbod van 2020–2021. Bij het tweede tijdelijke verbod van 2021–2022 was goed te zien dat de contactbeperkende maatregelen een stuk minder goed werden nageleefd en er ook meer vuurwerk werd afgestoken. Een mogelijke oorzaak daarvoor kan zijn dat de politie vooraf had aangekondigd niet streng te handhaven op vuurwerkgebruik. De coronamaatregelen leidden er mede toe dat er minder vuurwerkslachtoffers waren. Tegelijkertijd leidden de maatregelen in verband met de coronapandemie er ook toe dat er weinig alternatieven waren. Zo konden gemeenten bijvoorbeeld geen evenementen organiseren. De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat een evenement in de vorm van een centrale vuurwerkshow of innovatieve spektakelshow voor veel mensen juist ook een alternatief voor het afsteken van vuurwerk zou bieden. Door de coronamaatregelen kon dit alternatief niet geboden worden. VeiligheidNL stelt ook dat de maatregelen in verband met de coronapandemie ertoe geleid hebben dat de afgelopen twee jaarwisseling anders zijn verlopen. Dit kan volgens het kenniscentrum gevolgen hebben gehad op het gedrag van afstekers en de daaruit vloeiende handhavingsproblemen.38 Daarnaast heeft de naleving van coronamaatregelen voorrang gekregen in vergelijking met het vuurwerkverbod.39 Die andere prioriteit van de handhaving bij de laatste twee jaarwisselingen is dus gedeeltelijk te wijten aan de coronapandemie.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de conclusie van het RIVM uit mei 2021 waarderen dat de emissies naar het milieu door het afsteken van vuurwerk rond de jaarwisseling leiden tot beperkte, meestal tijdelijke effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater, de bodem en de lucht.40 De initiatiefnemers benadrukken dat het onvermijdelijk is dat er bij elke jaarwisseling een significant deel van het afgestoken vuurwerk in het milieu terechtkomt. Daarmee zorgt het afsteken van vuurwerk automatisch voor milieuvervuiling. Omdat vuurwerk ook schadelijke stoffen bevat die niet afbreken (zoals zware metalen) is ook evident dat de vervuiling van het milieu met deze stoffen jaarlijks toeneemt. Het RIVM erkent dat ook. Naar de mening van de indieners moet vervuiling, in welke vorm of mate dan ook, zoveel mogelijk voorkomen worden. In de door de leden van de SGP-fractie genoemde publicatie geeft het RIVM inderdaad aan dat de vervuiling meestal leidt tot tijdelijk en beperkte effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater, de bodem en de lucht. Het is belangrijk om te beseffen dat de vervuiling die zich geconcentreerd kortstondig manifesteert toch langdurig diffuus aanwezig kan blijven. Milieuvervuiling is niet alleen slecht voor ecosystemen, maar ook voor de gezondheid. De initiatiefnemers verwijzen hierbij graag naar het onderzoek van Nivel waaruit blijkt dat vuurwerk de bron van luchtvervuiling is die het meeste last veroorzaakt bij longpatiënten. 74% van de longpatiënten geeft namelijk aan enige tot ernstige mate van last te hebben van vuurwerk als bron van luchtvervuiling.41 Dat betekent dat een zeer ruime meerderheid van de ruim 700.000 longpatiënten last ondervinden van de luchtvervuiling (kortdurend of niet) die wordt veroorzaakt door vuurwerk.

Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie geven aan dat een vuurwerkverbod niet alle incidenten rondom de jaarwisseling zullen worden voorkomen, omdat er bijvoorbeeld ook schade veroorzaakt wordt door vernielingen en autobranden. Dit is ook niet wat de initiatiefnemers beweren. Zij willen echter met een vuurwerkverbod voor consumenten een substantiële bijdrage leveren aan een veiligere jaarwisseling. Rondom grote evenementen zoals de jaarwisseling zullen altijd veiligheidsrisico’s blijven bestaan waarop gehandhaafd zal moeten worden. Met een vuurwerkverbod willen de initiatiefnemers deze risico’s verkleinen, maar het risico op geweldsincidenten en vandalisme kunnen zij nooit volledig wegnemen. Zij delen niet de kritiek van de leden van de VVD-fractie dat het aandeel letsels als gevolg van legaal siervuurwerk maar marginaal is. Bij de jaarwisseling van 2019–2020 (voordat een tijdelijk verbod gold) was het merendeel van de letsels het gevolg van legaal vuurwerk. Het expertisecentrum VeiligheidNL42 constateerde toen dat het totaal aantal slachtoffers opliep naar bijna 1.300 gewonden. De helft van deze incidenten was het gevolg van het afsteken van legaal siervuurwerk. Zo waren bijvoorbeeld 12% van de incidenten het gevolg van zogenaamde cakeboxen en 9% van de incidenten het gevolg van sierpotten en fonteinen. Vergelijkbare percentages waren te zien bij de jaarwisseling van 2018–2019. Beide vormen vallen onder de vuurwerkcategorie F2, leiden jaarlijks tot onder andere honderden oogletsels, brandwonden en open wonden en zijn daarmee zeker niet marginaal. Met betrekking tot incidenten met hulpverleners verwijzen de initiatiefnemers naar de antwoorden op de gelijkluidende vragen van de leden van de VVD-fractie. De initiatiefnemers vinden de gevolgen voor de openbare orde, mens, dier en milieu dusdanig groot, dat zij een landelijk vuurwerkverbod proportioneel vinden.

De leden van de D66-fractie vragen naar de inrichting door gemeenten van een veilige jaarwisseling waarbij mensen kunnen genieten van een professionele vuurwerkshow of een alternatief. Bij innovatieve spektakelshows kan men onder andere denken aan shows met lichtgevende drones die in formatie kunnen vliegen om zo in kleur bepaalde patronen in de lucht te maken (zoals bijvoorbeeld gedaan is tijdens Bevrijdingsdag 2021 in Rotterdam43), zwevende «vuurvliegjes»44 en grootschalige lichtshows45. Daarnaast worden er meer initiatieven ontwikkeld. Naarmate de technologische mogelijkheden groeien, zijn er nog mooiere spektakelshows te verwachten die een invulling kunnen geven aan een veilige viering van de jaarwisseling. De leden van de D66-fractie vragen terecht hoe deze inrichting eruit moet komen te zien voor kleinere gemeenten met een beperkt budget. Het lijkt de initiatiefnemers verstandig als het kabinet in gesprek gaat met gemeenten over hoe dergelijke evenementen financieel mogelijk gemaakt kunnen worden. Daarnaast kunnen gemeenten er ook voor kiezen om een faciliterende rol te spelen, bijvoorbeeld door vergunningen te verlenen aan professionals en het initiatief over te laten aan vuurwerkliefhebbers. Op deze manier kunnen de kosten geremd worden en blijft de jaarwisseling een feest dat in alle gemeenten, ongeacht de grootte van het budget, gevierd kan worden op een veilige en spectaculaire wijze.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar het huidige aanbod van professionele vuurwerkafstekers. De vijftien organisaties die lid zijn van de Vereniging Evenementenvuurwerk Nederland (VEN) hebben een toepassingsvergunning en hebben een professionele opleiding gevolgd en zijn in het bezit van een door KIWA erkend certificaat van vakbekwaamheid.46 Grootschalige spektakelshows worden door een deel van deze organisaties georganiseerd. De initiatiefnemers verwachten dat er met deze organisaties in combinatie met individuele vuurwerkprofessionals en gemeenten die zich faciliterend, dan wel stimulerend, opstellen voldoende professionele partijen zijn om door heel Nederland vuurwerkshows te organiseren. De certificering van vuurwerkdeskundigen is opgedragen aan KIWA. Zij registreerde al een sterke toename in het aantal geldige certificaten (167 in 2020 naar 265 in 2021).

De leden van de PVV-fractie stellen dat de initiatiefnemers de adviezen van de Raad van State ten aanzien van illegaal vuurwerk niet onderschrijven. Dat is echter onjuist. De initiatiefnemers hebben op alle punten opvolging gegeven aan de adviezen van de Raad van State. Ook omtrent de vraag wat illegaal vuurwerk moet zijn hebben zij het voorliggende wetsvoorstel aangepast. De leden van de PVV-fractie doelen vermoedelijk op de analyse van de Raad van State dat er een sterker «waterbedeffect» zal optreden voor wat betreft het kopen van illegaal vuurwerk over de grens. De initiatiefnemers stellen in de memorie van toelichting dat zij van mening zijn dat de aanpak van illegaal vuurwerk onverminderd hard nodig zal blijven. Bovendien wijzen zij erop dat het kopen van vuurwerk over de grens geen nieuwigheid van het afgelopen jaar is. Sommige Nederlanders halen al jaren vuurwerk in bijvoorbeeld België. Wel denken de indieners dat het mogelijk is om een belangrijk deel van de import te voorkomen door in overleg met België en Duitsland te zorgen dat het verboden wordt om in België en Duitsland vuurwerk (anders dan F1) aan Nederlanders te verkopen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de initiatiefnemers beseffen dat zij een Nederlandse traditie afschaffen. De initiatiefnemers zijn van mening dat de Nederlandse traditie rond de jaarwisseling draait om een feestelijke viering waarin men met dierbaren terugblikt op de gebeurtenissen van het afgelopen jaar, stilstaat bij waar ze nu zijn en vooruitkijken het nieuwe jaar. De initiatiefnemers realiseren zich dat veel mensen veel plezier ontlenen aan vuurwerk. Daarom is er, zoals wordt beschreven in de memorie van toelichting, ruimte voor lokale vuurwerkshows en alternatieve eindejaarsspektakels. Op die manier kunnen mensen op een veilige manier blijven genieten. Het is dus niet het einde van een traditie, maar de traditie wordt anders vormgegeven. De door de leden van de fractie van de PVV geuite veronderstelling dat invoering van een consumentenvuurwerkverbod gelijkstaat aan de afschaffing van Oud en Nieuw gaat voorbij aan de jaarlijks door consumentenvuurwerk veroorzaakte maatschappelijke, materiële en immateriële schade voor mens, dier en natuur. Ook zorgt de huidige vuurwerkpraktijk ervoor dat vele duizenden publieke hulpverleners, waaronder politieagenten, brandweerlieden, ambulancepersoneel, medici en boa’s doorgaans zélf geen feestelijke jaarwisseling kunnen vieren en worden ingezet in, wat zij zelf kwalificeren als «the warzone» en «het gevaarlijkste feest van het jaar». Tevens zorgt de huidige vuurwerkpraktijk voor enorm veel dierenleed. De jaarwisseling zorgt voor veel stress en ernstige ongevallen bij huisdieren.

De leden van de CDA-fractie vragen naar een reflectie op de verschuiving naar illegaal vuurwerk gedurende de afgelopen jaarwisseling. De initiatiefnemers hebben gezien dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling relatief veel vuurwerk werd gebruikt. Echter is er geen sprake van een verschuiving. Zo was het aandeel letsels door zwaar illegaal vuurwerk bijvoorbeeld lager dan de jaarwisseling daarvoor.47 Er is al een aantal jaren achtereen meer inbeslaggenomen vuurwerk.48 Deze observaties zijn indicatoren dat er geen verschuiving heeft plaatsgevonden naar het gebruik van illegaal vuurwerk gedurende de afgelopen jaarwisseling. De initiatiefnemers zien graag tegemoet uit welke observaties blijkt dat er bij de afgelopen jaarwisseling sprake is geweest van een verschuiving naar illegaal vuurwerk.

De leden van de SGP-fractie constateren dat bepaalde soorten F2-vuurwerk relatief weinig slachtoffers veroorzaken en in het kader van de handhaving mogelijk goed te onderscheiden zijn van andere vuurwerksoorten. In dat kader vragen zij hoe de initiatiefnemers hiertegen aan kijken en of zij hebben overwogen om dergelijke soorten uit te zonderen middels een positieflijst. De initiatiefnemers kunnen de redenatie van de leden van de SGP-fractie goed plaatsen. In de eerdere versie van het wetsvoorstel hadden de initiatiefnemers daarom de mogelijkheid tot een positieflijst opgenomen waarbij onder strenge voorwaarden bepaalde vormen van F2-vuurwerk zou kunnen worden toegestaan. Hierbij was de eis dat deze soorten «zo veilig, zo stil en zo dier- en milieuvriendelijk als mogelijk» zou moeten zijn. De Afdeling advisering van de Raad van State constateerde echter dat uitzonderingen op het verbod het toezicht op de naleving en de handhaving zou bemoeilijken. Een totaalverbod zonder uitzonderingen ligt volgens de Afdeling meer voor de hand. De initiatiefnemers hebben ervoor gekozen om het advies van de Raad van State op te volgen. Tevens verscheen later het onderzoek van Royal Haskoning naar de veiligheid van consumentenvuurwerk rond de jaarwisseling49. In het onderzoek met stakeholders van onder andere de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), VeiligheidNL, politie en oogartsen, werd een algemeen verbod onder de deelnemers als beste handhaafbaar en uitvoerbaar geacht. Tevens signaleerde de ILT dat de huidige certificering van vuurwerk niet voldoet. Hierdoor loopt de consument onnodige risico’s bij het afsteken van consumentenvuurwerk met een CE-markering.50

De leden van de SGP-fractie vragen hoe groot de initiatiefnemers het risico achten dat door minder controle op vuurwerkstromen meer zwaar illegaal vuurwerk zal worden afgestoken en/of dat het op een onveilige manier zal worden opgeslagen. Het opslaan van vuurwerk door particulieren is ook nu, bij legale verkoop, al een bron van zorg. De politie treft regelmatig significante hoeveelheden vuurwerk aan op plekken waar dit absoluut onverantwoord is. Berichten dat onder een kinderbed legaal vuurwerk ligt opgeslagen doen de schrik om het hart slaan. Dat doet niet af aan het gegeven dat ook de honderden kilo’s (illegaal) vuurwerk die met enige regelmaat in garageboxen worden gevonden zeer zorgwekkend zijn.

In reactie op de zorgen hieromtrent van de SGP-fractie willen de initiatiefnemers allereerst aangeven dat zij niet verwachten dat er een significante toename zal zijn in het inkopen, afsteken en/of opslaan van illegaal vuurwerk, zie hiervoor ook de beantwoording van gelijkluidende vragen van de leden van de fracties van D66 en Groep Van Haga. De initiatiefnemers zijn van mening dat door afspraken te maken met België en Duitsland over een verkoopverbod aan Nederlanders de import van veel illegaal vuurwerk voorkomen kan worden. Daarnaast zal, vooral voor het aanpakken van de serieuzer georganiseerde (illegale) importeurs, een stevige inzet van onder andere de politie onverminderd belangrijk blijven.

Het lid van de BBB-fractie wijst op het onderscheid tussen legaal en illegaal vuurwerk. Het lid noemt het voorliggende voorstel disproportioneel. De initiatiefnemers zijn van mening dat het voorliggende voorstel wel degelijk proportioneel is. Gezien de grote schade die het gevolg is van vuurwerkincidenten – zowel de enorme hoeveelheid en ernst van schade aan mens, dier en milieu, als schade aan eigendom die oploopt in de miljoenen euro’s51 – vraagt een proportionele respons om een ingreep. De initiatiefnemers hebben het proportionaliteitsbeginsel gerespecteerd door niet harder in te grijpen dan nodig is om de beoogde doelen te behalen. Zo is het nog steeds toegestaan om lokale vuurwerk- en andere spektakelshows te organiseren door professionals, waardoor mensen nog steeds kunnen genieten van siervuurwerk of een andere spektakelshow tijdens de jaarwisseling. Het aansteken van een vuurwerklont aan een vuurwerkprofessional overlaten om daarmee vuurwerkgerelateerd letsel en schade flink te verminderen is, naar mening van de indieners, geen disproportioneel middel. Het lid van de BBB-fractie beweert daarnaast dat het voorliggende voorstel niet zal leiden tot het gewenste effect, omdat illegale afstekers vaak gebruik zouden maken van illegaal vuurwerk en wijst hierbij op het vuurwerkbeleid van buurlanden. De initiatiefnemers verwachten dat het voorliggende voorstel wel degelijk zal leiden tot het gewenste effect. Voor een uitgebreide toelichting verwijzen de indieners naar het antwoord dat wordt gegeven aan de leden van de VVD-fractie.

Het lid van de BBB-fractie wijst op de positie die vuurwerk heeft in het Nederlandse cultureel erfgoed en de verbinding en het genot dat mensen eruit halen. De initiatiefnemers delen de opmerking dat vuurwerk ook mooie aspecten heeft. Daarom wordt er in de memorie van toelichting dan ook benoemd dat er na invoering van een consumentenvuurwerkverbod nog steeds vuurwerkshows georganiseerd kunnen worden door professionals. Het is dus niet het geval dat de jaarwisseling zal plaatsvinden zonder vuurwerk, enkel dat dat vuurwerk alleen mag worden afgestoken door een pyrotechnicus. Op deze manier kunnen de mooie aspecten van vuurwerk, waaronder de verbinding dat het met zich meebrengt en het feit dat veel mensen ervan genieten, blijven bestaan en wordt het niet gedomineerd door de lelijke kanten ervan, zoals de schade aan mens, dier en eigendom.

Het lid van de BBB-fractie beweert daarnaast dat in landen met een vuurwerkverbod het aantal vernielingen en rellen tijdens de jaarwisseling niet afneemt. De initiatiefnemers zijn niet bekend met empirische analyses die deze bewering ondersteunen. Zij zijn daarentegen wel bekend met onderzoeken die aantonen dat lossere vuurwerkregels een ongewenst effect hebben op het aantal vuurwerkslachtoffers52 53 54 in het buitenland, een vergelijkend onderzoek tussen Nederland en Finland waaruit blijkt dat strengere vuurwerkregels wel degelijk gewenst effect hebben op het aantal vuurwerkslachtoffers in beide landen55. Een lidstaat van de Europese Unie met strengere vuurwerkregels is bijvoorbeeld Ierland. Daar is het aantal vuurwerkgerelateerde ongevallen substantieel lager dan in Nederland.56 Daarnaast is het aantal vernielingen en rellen tijdens de afgelopen jaarwisseling met een tijdelijk vuurwerkverbod in Nederland wel degelijk afgenomen.57 Al deze observaties onderschrijven het standpunt van de indieners dat een vuurwerkverbod in een land geen ongewenst effect heeft met betrekking tot het aantal vernielingen en rellen tijdens de jaarwisseling.

Uitvoerings- en handhavingsaspecten en gevolgen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers om te reflecteren op uitspraken van de korpschef van de nationale politie dat lokale verboden kunnen leiden tot een lappendeken en zorgen voor onoverzichtelijke situaties. De initiatiefnemers zien hierin de noodzaak tot het invoeren van een algemeen consumentenvuurwerkverbod. De vele factoren die relevant zijn bij het handhaven van huidige vuurwerkverboden (tijdstip, locatie, type vuurwerk, leeftijd afsteker, etc.) maken dat het moeilijk vergelijkbaar is met de meeste andere handhavingsvraagstukken. De initiatiefnemers verschillen van mening met de leden van de VVD-fractie dat vuurwerk vooral een vraagstuk is dat om maatwerk in de lokale driehoeken vraagt. Zij scharen zich achter de professionele inschatting van de nationale politie.

De leden van de VVD-fractie delen hun zorgen over de mogelijke toename van de import en de verkoop van zwaar illegaal vuurwerk. Hierbij vragen zij naar de reactie van de nationale korpschef en de mogelijke consequenties voor de lokale en landelijke handhaving. De initiatiefnemers begrijpen de zorg van de leden van de VVD-fractie dat een algeheel vuurwerkverbod mogelijk zou leiden tot een toename van de import en de verkoop van illegaal vuurwerk. Al het vuurwerk (met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk in de categorie F1) is namelijk illegaal voor consumenten wanneer dit wetsvoorstel ingaat. Tegelijkertijd pleitte de toenmalige korpschef Akerboom in januari 2020 voor een stop op gevaarlijk consumentenvuurwerk, juist omdat de politie het drukker had dan ooit tijdens de jaarwisseling door incidenten met vuurwerk. Ook de Veiligheidsregio’s, 65% van alle burgemeesters en specifiek de burgemeesters van de G4 zijn allen voorstander van een landelijk verbod op consumentenvuurwerk. Tevens zien de initiatiefnemers ook veel voordelen ten aanzien van de handhaving als het gaat om de invoering van een algeheel vuurwerkverbod. Zo is het voor handhavers met dit wetsvoorstel veel makkelijker om onderscheid te maken tussen legaal vuurwerk (F1) en illegaal vuurwerk (F2 t/m F4) dan in de huidige situatie. De Afdeling advisering van de Raad van State concludeerde in hun advies op het voorliggende wetsvoorstel ook dat het organiseren van gemeentelijke evenementen rond de jaarwisseling de handhaving kan vergemakkelijken. De initiatiefnemers hebben daarom in het wetsvoorstel expliciet benadrukt dat zij hier een groot voorstander van zijn. De initiatiefnemers hebben op verzoek van vragen van de leden van de SGP-fractie de politie gevraagd om een quickscan uit te voeren naar de handhavingscapaciteit die nodig is. De politie heeft aangegeven binnen een week of twee een quickscan te doen om naar de handhavingscapaciteit die nodig is om het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten te handhaven.

De leden van de D66-fractie geven aan dat zij de handhaafbaarheid van het verbod een belangrijke overweging bij dit wetsvoorstel. In dat kader vragen de leden welke gemeenten gebruikgemaakt hebben van de mogelijkheid om hun hele grondgebied vuurwerkvrij te verklaren en wat in die situaties de ervaringen waren. Voor zover het bij de initiatiefnemers bekend is, hebben de volgende gemeenten gebruik gemaakt van de lokale verboden: Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen, Haarlem, Soest, Gennep, Heumen, Mook en Middelaar, Apeldoorn, Bergen op Zoom, Schiedam en Utrecht. Uit de zienswijze van de VNG58 blijkt wel dat, ook met het oog op de ervaringen met de toepassing van lokale vuurwerkverboden, een grote meerderheid van de gemeenten achter een landelijk verbod staat. Daarnaast geven gemeenten ook richting de VNG aan dat lokale verboden lastig, zo niet onmogelijk, te handhaven zijn. Men kan zich dat enigszins voorstellen wanneer de versnippering binnen gemeenten (begrijpelijkerwijs) rekening houdt met de locatie van ziekenhuizen, verzorgingshuizen, dierenasiels, kinderboerderijen en andere locaties die extra last ondervinden van vuurwerk.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar een nadere onderbouwing van de stelling dat tweederde van de Nederlandse bevolking achter de invoering van een consumentenvuurwerkverbod staat. Deze leden wijzen op de resultaten van de StemWijzer, waaruit juist zou blijken dat een meerderheid juist geen verbod op siervuurwerk wil. De initiatiefnemers hebben kennisgenomen van de uitkomsten van de StemWijzer van vorig jaar. Een kleine meerderheid van 57% van de gebruikers van de StemWijzer wilden toen dat het weer toegestaan zou worden om siervuurwerk af te steken. De initiatiefnemers vragen zich echter af of die resultaten representatief zijn. De StemWijzer wordt ingevuld door 40–50% van de kiezers en uit onderzoek blijkt dat dat relatief vaak mannen zijn en relatief vaak jonge, hoogopgeleide kiezers zijn. Bovendien wordt de StemWijzer door veel mensen vaker dan eens ingevuld, waardoor de resultaten verder scheefgetrokken worden.59 De initiatiefnemers willen erop wijzen dat uit de meeste peilingen blijkt dat de meeste Nederlanders voorstander zijn van een algeheel vuurwerkverbod voor consumenten. Uit onderzoek van I&O Research60 uit januari 2020 bleek dat maar liefst 85% van de Nederlanders het onverantwoord vond om op de oude manier met vuurwerk om te gaan. Twee op de drie Nederlanders (65%) waren daarbij voorstander van een algemeen vuurwerkverbod. Hiernaar werd door de initiatiefnemers verwezen in de memorie van toelichting. In datzelfde onderzoek gaf zelfs 69% van de respondenten aan dat zij voorstander waren van het verbieden van consumentenvuurwerk, maar mét professionele vuurwerkshows. Datzelfde wordt met dit wetsvoorstel beoogd. In recentere opiniepeiling van het EenVandaag Opiniepanel61 uit november 2021 bleek dat 62% van de Nederlanders vóór een algeheel verbod was. Hetzelfde panel deed in januari 2022 onderzoek naar het sentiment onder de achterbannen van de verschillende politieke partijen. Hieruit bleek dat alleen de achterbannen van de PVV, FVD, JA21 en BBB tegen een algeheel vuurwerkverbod zijn. Van de overige partijen, waaronder het CDA, is een meerderheid van de achterban vóór een algeheel vuurwerkverbod. 62 Tot slot wijzen de initiatiefnemers er ook op dat 670.000 particulieren en organisaties het Vuurwerkmanifest hebben ondertekend. Deze petitie is aangeboden aan de Tweede Kamer.

De leden van de SP-fractie vragen of een mogelijke verschuiving van legaal naar illegaal vuurwerk de handhaving van het vuurwerkverbod zal bemoeilijken en in hoeverre er een gebrek aan handhavingscapaciteit is. De initiatiefnemers benadrukken dat de inzet op de aanpak van illegaal vuurwerk met dit wetsvoorstel onverminderd hard nodig blijft. In de memorie van toelichting hebben de initiatiefnemers aangegeven dat de handhaving effectiever kan worden door de aanpak van de invoer, het bezit en het afsteken van illegaal vuurwerk te intensiveren. Door afspraken te maken met buurlanden en met andere EU-lidstaten kan dit bijvoorbeeld gerealiseerd worden. Te denken valt aan de toepassing van een ingezetenencriterium. Met landen zoals Duitsland en België zou afgesproken kunnen worden dat geen vuurwerk mag worden verkocht aan Nederlandse ingezetenen. Tevens zijn de initiatiefnemers van oordeel dat de mogelijkheden voor gemeenten om professionele vuurwerkshows te organiseren op den duur voor veel mensen de prikkel wegneemt om zelf illegaal vuurwerk te kopen. Er is immers een alternatief. Tot slot willen de initiatiefnemers benadrukken dat de inzet van handhaving op dit moment ook al zeer groot is rond de jaarwisseling. Bij de vorige jaarwisseling werd bovendien de prioriteit gelegd op het handhaven van de coronamaatregelen. De initiatiefnemers willen benadrukken dat die handhavingscapaciteit waarschijnlijk anders kan worden ingezet bij de komende jaarwisselingen nu de coronamaatregelen niet langer gelden. Bovendien is het voor handhavers met dit wetsvoorstel veel makkelijker om onderscheid te maken tussen legaal fop- en schertsvuurwerk (F1) en illegaal vuurwerk (F2 t/m F4). De politie voert op dit moment een quickscan uit naar de handhavingscapaciteit die nodig is om het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten te handhaven, die binnen een week of twee gereed zal zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de initiatiefnemers ernaar kijken dat een volledig vuurwerkverbod een zwaar gepolariseerd onderwerp is en of zij aandacht hebben voor deze polarisatie en emoties van tegenstanders. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of de initiatiefnemers ideeën hebben om meer draagvlak te creëren onder tegenstanders van het verbod. De initiatiefnemers zijn zich zeer bewust van het feit dat vuurwerk voor veel Nederlanders een belangrijke traditie is bij de jaarwisseling. Zij zien ook dat dit onderwerp op dit moment tot polarisatie leidt en begrijpen zeer goed dat het tot emotie bij vuurwerkliefhebbers kan leiden. Daarom hebben de initiatiefnemers in het wetsvoorstel benadrukt dat er wel centrale vuurwerk- en andere spektakelshows in gemeenten georganiseerd kunnen worden. Op die manier kunnen mensen alsnog genieten van vuurwerk tijdens de jaarwisseling. Door een goed alternatief te bieden, hopen de initiatiefnemers meer draagvlak te creëren onder de huidige tegenstanders van een verbod.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de initiatiefnemers staan tegenover de, onder andere in de media, veelgenoemde zorg dat een vuurwerkverbod zal zorgen voor minder zicht op de markt en dus meer illegaal en gevaarlijk vuurwerk. De initiatiefnemers herkennen het beeld dat de leden van de ChristenUnie in de media geschetst zien. Hoewel nooit precies valt te voorspellen hoe een verbod op consumentenvuurwerk zich zal effectueren zien de indieners geen reden om een significante toename van illegaal vuurwerk te verwachten. Daartoe zien zij een aantal redenen. Allereerst kan met gemeentelijke vuurwerk- drone en/of lichtshows een volwaardig alternatief geboden worden. Ten tweede was er ook geen toename (zelfs een afname) in het letsel door illegaal vuurwerk toen er eerder (vanwege de coronapandemie) een geheelverbod was. Ten derde kunnen er naar de mening van de indieners goede afspraken gemaakt worden met buurlanden om de verkoop van vuurwerk aan Nederlanders te beperken.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de gevolgen van een consumentenvuurwerkverbod voor kleine gemeenten. Deze leden constateren dat deze gemeenten waarschijnlijk niet kunnen voorzien in alternatieven voor de huidige vuurwerkpraktijk en vaak ook al kampen met handhavingsproblemen van de huidige vuurwerkregels en onvoldoende draagvlak voor een vuurwerkverbod. De initiatiefnemers delen deze zorgen en dringen er bij het kabinet op aan om deze zorgen te adresseren, door in goed onderling overleg met gemeenten toereikende middelen en handhavingscapaciteit beschikbaar te stellen. De VNG heeft in de brief van 15 maart 2022 aangegeven graag actief betrokken te worden bij de noodzakelijke verdere uitwerking van de uitvoerings- en handhavingsaspecten van het voorstel tot invoering van een consumentenvuurwerkverbod en het bieden van alternatieven.63 Op verzoek van de initiatiefnemers is de VNG momenteel bezig met een uitvoeringstoets. Overigens constateren de initiatiefnemers ook dat heel veel gemeenten ook nu al, al dan niet in samenwerking met particulieren, voorzien in spektakelshows64.

De leden van de Groep van Haga vragen de initiatiefnemers naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het wetsvoorstel, met name in relatie tot illegaal vuurwerk. Allereerst wijzen de initiatiefnemers erop dat het kopen van vuurwerk over de grens geen nieuwigheid van het afgelopen jaar is. Sommige Nederlanders halen al jaren vuurwerk in bijvoorbeeld België. De initiatiefnemers denken dat het mogelijk is om significante import te voorkomen door in overleg met België en Duitsland te zorgen dat het verboden wordt om in België en Duitsland vuurwerk (anders dan F1) aan Nederlanders te verkopen. De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de Groep van Haga niet dat dit ondernemers in buurlanden disproportioneel zou raken.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de extra handhavingscapaciteit die nodig zal zijn bij de politie en de ILT. De leden van de SGP-fractie horen graag of het mogelijk is om een handhavings- en uitvoeringstoets te doen door de ILT en de politie. De initiatiefnemers hebben de politie gevraagd om een handhavings- en uitvoeringstoets te doen. De politie heeft aangegeven binnen een week of twee een quickscan te doen naar de handhavingscapaciteit die nodig is om het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten te handhaven. Het is echter goed om te vermelden dat de politie aangegeven heeft dat er bij de afgelopen jaarwisseling op veel plekken onvoldoende capaciteit was om te handhaven, omdat er vanwege de coronapandemie voorrang werd gegeven aan de handhaving van de coronamaatregelen en de openbare orde en omdat er geen centraal georganiseerde alternatieven waren.65 In het kader van markttoezicht houdt de ILT toezicht op de legale handel van vuurwerk en biedt ondersteuning aan de politie, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid in hun aanpak van illegaal vuurwerk. Met betrekking tot vuurwerk is de ILT verantwoordelijk voor het bevorderen van de veiligheid voor de consument. Zo controleert de ILT op de productveiligheid van vuurwerk; de classificatie van vuurwerk; de naleving meldingsplicht invoer, uitvoer en ter beschikking stelling van vuurwerk; het transport van vuurwerk; en het voorhanden hebben van vuurwerk. Deze controles vinden plaats bij de importeurs, aan de grens, in de havens, langs de weg en bij verkooppunten.66 De verwachting is dus dat de ILT eerder minder dan meer werkzaamheden zal krijgen op den duur. Dat komt omdat een deel van de werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld het controleren van verkooppunten voor consumenten) zal wegvallen.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of betere handhaving op illegaal vuurwerk niet meer voor de hand ligt dan een verbod op (sier)vuurwerk. De initiatiefnemers delen deze opvatting niet, maar onderschrijven wel volledig de stelling van het lid van de BBB-fractie dat goede handhaving op illegaal vuurwerk van belang is. Het voorliggende wetsvoorstel doet daar ook niets aan af. Zie hiervoor ook het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de Groep Van Haga.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat een verbod op legaal siervuurwerk geen effect heeft op het voorkomen van agressie tegen hulpverleners (voornamelijk politie). Volgens dit lid draagt, gezien de ervaringen van de afgelopen jaren, een vuurwerkverbod niet bij aan het terugdringen van agressie. De initiatiefnemers merken hierbij vooraf op dat de handhaving van de openbare orde een belangrijke, maar niet de enige reden is om een algemeen consumentenvuurwerkverbod in te stellen. Ook met het oog op de vele en soms zeer ernstige letsels en met het oog op de veroorzaakte overlast, het dierenwelzijn en het milieu is een consumentenvuurwerkverbod noodzakelijk. De initiatiefnemers vinden het te kort door de bocht geredeneerd om te veronderstellen dat een vuurwerkverbod niet tot een afname zou leiden van het aantal geweldsincidenten. Een vuurwerkverbod haalt, zo schrijft bijvoorbeeld de VNG in een brief van 24 januari 2020, een belangrijke angel uit de risicovolle cocktail van drank, drugs en vuurwerk rondom de jaarwisseling. Ook met het legale siervuurwerk worden hulpverleners bekogeld, zo benadrukt de VNG. Het Veiligheidsberaad stelt in de brief van 3 februari 2022 dat vuurwerk, ook legaal, een katalysator is geworden van normloos gedrag. De initiatiefnemers zijn het op zich eens met het lid van de fractie van BBB dat een mentaliteitsverandering noodzakelijk is, maar met het oog op de getroffen maatregelen van de afgelopen jaren, waaronder opeenvolgende voorlichtingscampagnes, valt niet te verwachten dat zonder een consumentenvuurwerkverbod een feestelijke en relatief veilige jaarwisseling voor iedereen te bereiken valt.

Het lid van de BBB-fractie stelt dat zelfs de politie zegt dat vuurwerkverboden niet te handhaven zijn en dat het voorstel voor een consumentenvuurwerkverbod om die reden niet zou moeten worden doorgezet. Naar het oordeel van de initiatiefnemers moet dit beeld worden gecorrigeerd: de handhaving is juist gediend bij de invoering van een algemeen consumentenvuurwerkverbod. In de afgelopen jaren werd de handhaving onder meer bemoeilijkt door de lokale lappendekens aan vuurwerkvrije en vuurwerkvriendelijke zones. Ook is het niet altijd eenvoudig gebleken om de precieze classificatie van het afgestoken vuurwerk vast te stellen. Die vraagstukken worden door de invoering van een algemeen consumentenvuurwerkverbod ondervangen. Bij de recente jaarwisseling van 2021–2022 is aangegeven dat door beperkte capaciteit het toezicht op de handhaving van de coronamaatregelen en de handhaving van de openbare orde voorrang werd gegeven boven de handhaving van het vuurwerkverbod en omdat er geen centraal georganiseerde alternatieven waren 67. Onder normale omstandigheden is een consumentenvuurwerkverbod naar het oordeel van de politie wel degelijk te handhaven.

Financiële gevolgen

De leden van de fracties van de VVD, D66, de PVV, de ChristenUnie, de Groep Van Haga en de BBB stellen vragen over de financiële gevolgen van de invoering van een consumentenvuurwerkverbod voor de detailhandel en over de mogelijkheden om deze gevolgen te compenseren. De initiatiefnemers realiseren zich terdege dat er financiële consequenties verbonden zijn aan het consumentenvuurwerkverbod. Nederland telt ongeveer 1.000 ondernemers, voornamelijk uit het kleinbedrijf, die jaarlijks consumentenvuurwerk verkopen, met een jaarlijkse omzet van ongeveer 70 miljoen euro. Om vuurwerk te mogen opslaan, verpakken en verkopen moet een ondernemer aan strikte voorwaarden voldoen, die investeringen vereisen. De initiatiefnemers vinden compensatie van gederfde inkomsten met het oog op voorzienbaarheid en betrouwbaarheid van wetgeving en bestuur geïndiceerd. Daarvoor is een specifieke compensatieregeling de meest aangewezen route. Eerder is bijvoorbeeld een compensatieregeling overeengekomen voor de pelsdierhouderij en de kokkelvisserij. In beginsel zou ook kunnen worden gedacht aan de toepassing van nadeelcompensatie op basis van de generieke beleidsregels van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, maar daaraan kleven de nodige administratieve lasten voor ondernemers die de initiatiefnemers ongewenst vinden. Daarom hebben de initiatiefnemers, zoals ook al in de memorie van toelichting is uiteengezet, de voorkeur voor een compensatieregeling zoals ook bij de eerdere tijdelijke vuurwerkverboden met de branche is overeengekomen, met dien verstande dat de compensatie van de tijdelijke vuurwerkverboden beperkter van omvang waren dan bij het voorgestelde consumentenvuurwerkverbod te verwachten valt. Ondernemers weten dan vooraf onder welke voorwaarden en voor welke bedragen compensatie zal worden geboden. Dat laat voor individuele ondernemers overigens onverlet dat daarnaast aanspraak kan worden gemaakt op nadeelcompensatie. Voor de vaststelling van de hoogte van het compensatiebedrag speelt ook het ontbreken van een overgangstermijn mee.

Bij de compensatieregeling voor de vuurwerkverkopende detailhandel zal het naar de inschatting van de initiatiefnemers gaan om de vaststelling van definitieve meerjarige schade, waarvan de omvang met het oog op de diversiteit van de vuurwerkverkopende ondernemers (denk aan fietsenmakers, tuincentra e.d. met relatief kleine omvang tot detailhandelaren met een capaciteit van meer dan 10.000 kg vuurwerk) zal wisselen. Daarnaast valt te denken aan de vuurwerkimporteurs, waarvan Nederland er momenteel 12 telt. Voor hen zou een verschuiving naar professioneel vuurwerk denkbaar zijn. Voor een definitieve vaststelling van een financiële regeling is een onafhankelijk en onderbouwd beeld van de specifieke kosten en overleg met de vuurwerkbranche gewenst.

De initiatiefnemers hebben een beredeneerde inschatting gemaakt van de hoogte van de compensatieregeling voor de vuurwerkbranche. Daarbij wordt uitgegaan van een jaaromzet van het eindejaarsvuurwerk van de detailhandel ten belope van ongeveer 80 miljoen euro. De groothandel betreft een jaaromzet van ongeveer 40 miljoen euro. Het is naar het oordeel van de initiatiefnemers redelijk om uit te gaan van een afbouwperiode van 5 jaar, zeker met het oog op het feit dat vuurwerkverkoop voor vrijwel alle ondernemers moet worden gezien als neveninkomsten, met een staffel met stappen van 25 tot 30 miljoen euro per jaar. Zoals bekend beogen de initiatiefnemers onmiddellijke inwerkingtreding van het consumentenvuurwerkverbod, zonder dus een uitverkoopjaar. Inclusief vernietigingskosten is de inschatting dat de totale kosten uitkomen op een bedrag van tussen de 100 tot 150 miljoen euro incidenteel verspreid over vijf jaar.

Bij de inschatting van de hoogte van de totale nadeelcompensatie zijn de vermoedelijke hogere handhavingskosten van de eerste jaren na invoering van het consumentenvuurwerkverbod niet meegenomen. Daar staat tegenover dat er belangrijke kostenbesparingen tegenover staan voor wat betreft lagere materiële schades, minder beslag op de gezondheidszorg, lagere belasting van het milieu en lagere immateriële schades zoals aantasting van het welzijn van mens en dier. De initiatiefnemers betwijfelen of de veronderstelling van de leden van de fractie van Groep Van Haga dat de invoering van een consumentenvuurwerkverbod zal leiden tot faillissementen, al zal, in antwoord op een vraag van het lid van de fractie van de BBB, voor een beperkte groep ondernemers die zich uitsluitend op de verkoop van consumentenvuurwerk richt wijziging of zelfs beëindiging van de bedrijfsvoering te vrezen zijn. Gezien de maatschappelijke impact van de huidige vuurwerkpraktijk zijn de initiatiefnemers van mening dat dit onvermijdelijk is. Voor vrijwel alle andere vuurwerkverkopende ondernemers geldt dat het gaat om neveninkomsten die in slechts de laatste dagen van het jaar worden gegenereerd, terwijl de rest van het jaar inkomsten uit de hoofdactiviteiten binnenkomen. Ook de constatering van de leden van de fractie van de PVV dat de gevolgen van dit initiatiefwetsvoorstel desastreus zullen zijn delen de initiatiefnemers niet. Juist de instandhouding van de huidige vuurwerkpraktijk leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de hulpdiensten, de gezondheidszorg en voor mens, dier en natuur.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de tijdens de jaarwisselingen veroorzaakte schades, uitgesplitst naar legaal en illegaal vuurwerk en naar reeds verboden vuurwerk en naar vuurwerk dat door dit initiatiefwetsvoorstel zal worden verboden. De initiatiefnemers verwijzen hiervoor naar cijfers van het Verbond van Verzekeraars. Vóór 2020 sprak het Verbond van Verzekeraars van een jaarlijks schadebedrag van circa 14 á 15 miljoen euro. Voor de jaarwisseling van 2020/2021 en 2021/2022 wordt uitgegaan van een schadebedrag van circa 10 miljoen euro. Om moverende redenen wordt lang niet alle schade geclaimd, bijvoorbeeld als het schadebedrag onder het eigen risico van een schadeverzekering blijft. Ook de weersomstandigheden tijdens de jaarwisseling zijn van invloed op de hoogte van het uiteindelijke schadebedrag. Daarbij is het van belang te realiseren dat de werkelijke schade aanzienlijk hoger ligt dan de verzekerde materiële schade omdat medische kosten en claims op zakelijke verzekeringen niet zijn meegenomen. Navraag bij het Verbond van Verzekeraars leert dat verdere uitsplitsing naar aard en oorzaak van de schade, bijvoorbeeld naar legaal of illegaal vuurwerk, niet mogelijk is. De initiatiefnemers willen tot slot benadrukken dat lichamelijke schade, zeker wanneer deze permanent is, nauwelijks in geld uit te drukken is.

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom het bieden van alternatieven voor de huidige vuurwerktraditie een overheidstaak zou moeten zijn en hoe de daarmee gemoeide kosten begrotingstechnisch worden verdeeld. De initiatiefnemers wijzen graag op de hiervoor beschreven huidige gemeentelijke initiatieven om de jaarwisseling in goede banen te leiden door de lokale bevolking een spektakelshow aan te bieden. Voor een indicatie van de kosten wijzen de initiatiefnemers op de aanpak van de gemeente Rotterdam. Daar worden per jaarwisseling vier vuurwerkshows aangeboden. De grootschalige vuurwerkshow op en rond de Erasmusbrug kost 350.000 euro. De drie andere, elders in de stad aangeboden vuurwerkshows kosten in totaal 375.000 euro, plus 200.000 euro voor flankerende maatregelen. Het gaat hier om totaalbedragen, waarin de kosten rond de provinciale vergunningprocedures, de voorbereidingen door gemeentelijke diensten, het treffen van veiligheidsmaatregelen door handhaving en de politie en het in goede banen leiden van het verkeer. De gemeente Amsterdam maakt jaarlijks 200.000 euro vrij voor een vuurwerkshow. Kleinere gemeenten zoals Naarden besteden rond de 25.000 euro aan een jaarlijkse vuurwerkshow, die overigens volgens vuurwerkliefhebbers in de top 10 van vuurwerkshows in Nederland thuishoort. De gemeente Hilversum geeft vergelijkbare bedragen uit voor de organisatie van een jaarlijkse vuurwerkshow. De keuze om na invoering van een consumentenvuurwerkverbod een alternatieve spektakelshow aan te bieden is uiteindelijk aan de individuele gemeenten zelf.

Constitutionele paragraaf

De leden van de fracties van de VVD en BBB stellen dat door het ontbreken van voldoende gecertificeerde professionals er substantieel minder vuurwerk zal worden afgestoken dan voorheen. Daardoor zou, naar het oordeel van deze leden, betwijfeld kunnen worden of de invoering van een algemeen consumentenvuurwerkverbod wel proportioneel is. De certificering van vuurwerkdeskundigen is opgedragen aan KIWA. Eind 2021 registreerde KIWA 265 geldige certificaten. In 2020 telde KIWA nog 167 gecertificeerde vuurwerkdeskundigen in het register. Er zijn op dit moment drie erkende opleidingsinstituten die het examen tot vuurwerkdeskundige mogen afnemen. Daarnaast wijzen de initiatiefnemers graag op beschikbare alternatieven voor vuurwerkshows. Zo kunnen naburige gemeenten één gezamenlijke vuurwerkshow organiseren. Ook de mogelijkheden van andere, innovatieve spektakelshows met bijvoorbeeld drones of lasers voorzien in een alternatief voor vuurwerkshows, zoals bijvoorbeeld sinds 2006 in Eindhoven wordt georganiseerd.

Consultatie

De leden van de fracties van de VVD, Groep Van Haga en BBB stellen vragen over de motivatie van degenen die zich in de internetconsultatie tegen het voorstel tot invoering van een consumentenvuurwerkverbod hebben gekeerd. De initiatiefnemers hechten eraan te benadrukken dat de internetconsultatie zich niet leent voor representatieve conclusies. Het gehanteerde systeem leent zich niet voor genereren van de gevraagde statistische gegevens. Gezien de grote omvang van de inbrengen zou een wetenschappelijk gevalideerd statistisch inzicht ook niet op korte termijn kunnen worden aangeleverd. Dat is ook niet het doel van een internetconsultatie: het biedt betrokkenen de gelegenheid om diens opvattingen over een voorstel kenbaar te maken. Zoals ook al door de initiatiefnemers in de memorie van toelichting is aangegeven vrezen de meeste tegenstanders van een consumentenvuurwerkverbod voor het einde van een Nederlandse traditie.

De leden van de VVD-fractie vragen of het effect van het reeds aanwezige verbod op knalvuurwerk, singleshots en vuurpijlen positieve invloed zal hebben voor hinder voor dieren en of de dierenwelzijnsorganisaties hier aandacht aan hebben besteed. Het ligt in de lijn der verwachting dat een vermindering van het vuurwerk en het aantal types vuurwerk ook een vermindering van het dierenleed zal betekenen. Het voorliggende wetsvoorstel regelt een verdere beperking van het beschikbare vuurwerk en daarmee valt een verdere beperking van het leed te verwachten. In antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie kunnen de initiatiefnemers antwoorden dat zij geen uitgesplitst overzicht hebben van welk type vuurwerk specifiek welke diersoort in welke mate raakt. Wel is bekend dat de jaarwisseling voor veel dieren een enorm stressvolle periode is: 65% van de honden verstopt zich bijvoorbeeld als er buiten vuurwerk wordt afgestoken. Ook andere huisdieren zoals katten, konijnen, vogels en knaagdieren kunnen angstig zijn.68 Daarnaast kan de brede beschikbaarheid van vuurwerk, ook van het type F2, door asociaal of zelfs misdadig gebruik ook al problematisch zijn voor dieren. Wanneer er vuurwerk naar een hulphond gegooid wordt maakt het nauwelijks uit of dat een rotje of een grondbloem is. Beide zullen stevig schrik aanjagen. Voor een ander deel van het leed dat dieren wordt aangedaan zal het in het geheel niet uitmaken welk type vuurwerk gebruikt wordt. De afgelopen jaren zijn bijvoorbeeld meerdere katten op gruwelijke wijze overleden door vuurwerk waarbij het niet of nauwelijks uit had gemaakt welk type vuurwerk (F2 of F3, sier of knal) werd gebruikt. 69 Na invoering van dit wetsvoorstel is het alleen nog door professionele partijen toegestaan om professionele vuurwerkshows te organiseren. Het tijdstip en gebied waarbinnen vuurwerk zal worden afgestoken en overlast veroorzaakt zal, met dit wetsvoorstel aanzienlijk beperkter zijn dan zonder. Eigenaren van huisdieren kunnen er dan ook bewuster voor kiezen om dergelijke evenementen te vermijden met hun huisdier.

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers om de VNG te betrekken bij de noodzakelijke verdere uitwerking van de uitvoerings- en handhavingsaspecten van het voorstel. Zij vragen ook of de VNG niet eerder betrokken hadden moeten worden en of de initiatiefnemers bereid zijn om het voorstel aan te houden totdat helder is op welke manier de door de VNG beschreven risico’s voor handhaving en uitvoering kunnen worden beheerst. De initiatiefnemers benadrukken dat zij regelmatig informeel contact hebben gehad met de VNG over het standpunt met betrekking tot vuurwerk. Recentelijk is gebleken dat een ruime meerderheid van de gemeenten (65%) voorstander is van een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. Mede naar aanleiding van de vragen van de leden van de VVD-fractie hebben de initiatiefnemers de VNG gevraagd om de handhaafbaarheid voor en door gemeenten te onderzoeken met een uitvoeringstoets. In een nieuwsbericht van de VNG wordt daar het volgende over geschreven: «Met een onderzoek naar de handhaving en financiële consequenties voor gemeenten kan de wens van een meerderheid van gemeenten realiteit worden: een algemeen vuurwerkverbod.» De uitkomst van het onderzoek wordt meegenomen in de verdere benadeling van het initiatiefwetsvoorstel. De VNG heeft zelf aangegeven dat zij graag willen dat het initiatiefwetsvoorstel nu verder in behandeling wordt genomen door de Tweede Kamer.70 Zo hebben gemeenten eerder duidelijkheid over de aankomende jaarwisseling.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de bijdrage van vuurwerk aan de algehele vervuiling van het milieu slechts beperkt is. Allereerst willen de initiatiefnemers opmerken dat elke vorm van vervuiling onwenselijk is en, indien mogelijk, voorkomen dient te worden. Bovendien is milieuvervuiling niet alleen slecht voor ecosystemen, maar ook voor de gezondheid. De initiatiefnemers wijzen er verder graag op dat het hier (deels) vervuiling betreft met stoffen die niet biologisch afbreekbaar zijn. Daarmee hoopt de vervuiling zich op. Elk beetje vervuiling komt als extra bovenop de reeds bestaande vervuiling. De ambitie om te werken aan vuurwerk zonder plastic is een goede stap, maar is nog niet wettelijk geregeld. Bovendien doet dat niets af aan het feit dat er nog altijd vele andere schadelijke stoffen in vuurwerk zitten die vrijkomen bij het afsteken ervan. Voor een verdere reactie op de RIVM-publicatie verwijzen de indieners naar de beantwoording van de gelijkluidende vraag van de SGP-fractie.

De leden van de fractie van de SP vragen aan wie advies is gevraagd over dit wetsvoorstel. De initiatiefnemers en de fracties waaraan zij verbonden zijn zetten zich al langere tijd in voor het beperken van vuurwerkoverlast. In de afgelopen jaren hebben de initiatiefnemers veelvuldig gesproken met vertegenwoordigers van het openbaar bestuur en de handhaving, de gezondheidszorg, dierenwelzijnsorganisaties en natuur- en milieubescherming. De initiatiefnemers hebben bij het opstellen van dit wetsvoorstel onder meer gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de politie, dierenwelzijnsorganisaties, medici en lokaal bestuur. Begin 2020 heeft de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer een rondetafelgesprek georganiseerd, waarbij inbreng is gegeven door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid, de programmamanager agressie en geweld tegen politieambtenaren, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, de VNG, de Vakvereniging Brandweervrijwilligers, Ambulancezorg Nederland, het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, het Longfonds, de Dierenbescherming en de Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland. De initiatiefnemers verwijzen graag naar deze afzonderlijke inbrengen.

In en rond de internetconsultatiefase zijn onder meer zienswijzen binnengekomen van de burgemeesters van de G4, het Veiligheidsberaad, de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde en van meerdere vertegenwoordigingen van de vuurwerkbranche. De adviezen van de burgemeesters van de G4 zijn niet als zienswijze in de internetconsultatie ingebracht. Voor de inhoud daarvan verwijzen de initiatiefnemers naar de memorie van toelichting. Daarbij merken de initiatiefnemers op dat, zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, de suggestie van de burgemeesters van de vier grootste Nederlandse gemeenten is opgevolgd om het Adviescollege Toetsing Regeldruk om een oordeel te vragen naar de gevolgen van de invoering. Dit Adviescollege heeft inmiddels aangegeven niet over de bevoegdheid te beschikken om ten aanzien van overheden onderzoek te doen naar administratieve belasting. Het Adviescollege heeft de initiatiefnemers aanbevolen om in plaats daarvan ambtelijke bijstand te vragen van het beleidsverantwoordelijke ministerie om de gevolgen van het voorstel uit te werken en de kosteneffecten en uitvoeringsconsequenties in beeld te brengen. Dat advies hebben de initiatiefnemers opgevolgd en meegenomen in de beantwoording op de vragen van de leden van de verschillende fracties over de uitvoerings- en handhavingsaspecten van het voorstel. De initiatiefnemers verwijzen hierbij ook naar de zienswijze van de VNG op een consumentenvuurwerkverbod, die voor eenieder is te raadplegen.71 Aanvullend hebben de initiatiefnemers mede op verzoek van de leden van de VVD-fractie de VNG gevraagd om de handhaafbaarheid voor en door gemeenten te onderzoeken met een uitvoeringstoets. De uitkomst daarvan wordt meegenomen in de verdere benadeling van het initiatiefwetsvoorstel.

De leden van de Groep Van Haga constateert dat de ontvangen adviezen overwegend negatief waren. De leden vragen de initiatiefnemers daarom om uitgebreider in te gaan op de constatering dat zij zich gesterkt. De initiatiefnemers hebben op de internetconsultatie zowel positieve als negatieve adviezen ontvangen. De negatieve adviezen van vuurwerkliefhebbers waren zoals ook al in de memorie van toelichting is aangegeven in de meerderheid. De initiatiefnemers vinden het begrijpelijk dat veel mensen het betreuren dat zij met de jaarwisseling geen vuurwerk meer kunnen afsteken. Daarom vinden de initiatiefnemers het ook zo belangrijk dat er met de jaarwisseling een goed alternatief wordt geboden. Tevens waren er negatieve adviezen vanuit de vuurwerkbranche. Dat vinden de initiatiefnemers ook zeer begrijpelijk en zij hebben daarom benadrukt dat zij vinden dat de branche goed gecompenseerd moet worden. De leden van de Groep Van Haga refereren in de ogen van de initiatiefnemers echter onterecht naar de «kleine hoeveelheid positieve adviezen». De initiatiefnemers hebben veel positieve adviezen ontvangen op de internetconsultatie van bezorgde burgers en van organisaties als bijvoorbeeld de politie, de G4, het Veiligheidsberaad, de Dierenbescherming en het LongFonds. Los van de consultatie hebben zij een positief oordeel ontvangen van de VNG: 65% van de burgemeesters is namelijk voorstander van een landelijk vuurwerkverbod. Tevens hebben 670.000 organisaties en particulieren het Vuurwerkmanifest ondertekend. Deze vele positieve reacties op het wetsvoorstel sterken de initiatiefnemers in hun opvatting dat dit wetsvoorstel het beste is voor de openbare orde, mens, dier en milieu.

Het lid van de BBB-fractie geeft aan dat een ruime meerderheid tegen een verbod is. De initiatiefnemers willen deze constatering graag nuanceren en verwijzen daarbij naar het antwoord op de gelijkluidende vraag van de leden van de Groep Van Haga. Het lid van de BBB-fractie geeft tevens aan dat de risico’s op letsel laag zijn bij vuurwerkcategorie F2. De initiatiefnemers delen deze constatering niet. Bij de jaarwisseling van 2019–2020 (voordat een tijdelijk verbod gold) was het merendeel van de letsels het gevolg van legaal vuurwerk. Het expertisecentrum VeiligheidNL72 constateerde toen dat het totaal aantal slachtoffers opliep naar bijna 1.300 gewonden. De helft van deze incidenten was het gevolg van het afsteken van legaal siervuurwerk. Zo waren bijvoorbeeld 12% van de incidenten het gevolg van zogenaamde cakeboxen en 9% van de incidenten het gevolg van sierpotten en fonteinen. Vergelijkbare percentages waren te zien bij de jaarwisseling van 2018–2019. Beide vormen vallen onder de vuurwerkcategorie F2 en leiden jaarlijks tot onder andere honderden oogletsels, brandwonden en open wonden. De initiatiefnemers vinden dat deze letsels niet gebagatelliseerd moeten worden.

Artikelsgewijs

De leden van de fractie van de VVD stellen vragen over de wijze waarop overtredingen van het voorgestelde algemene consumentenvuurwerkverbod worden bestraft. Deze leden vragen of de initiatiefnemers de voorgestelde maximumstraf wellicht ook buitenproportioneel vinden.

De initiatiefnemers wijzen de leden van de fractie van de VVD er graag op dat overtredingen van het Vuurwerkbesluit ook nu al worden behandeld als economische delicten en zijn strafbaar gesteld ex artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer juncto artikel 1a ten eerste, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. De hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen van de Wet op de economische delicten zijn van toepassing in aanvulling op de relevante sanctiebepalingen van het Wetboek van Strafrecht. Binnen deze juridische kaders bestaat voor het Openbaar Ministerie de vrijheid om beleid te formuleren hoe van de wettelijke strafmogelijkheden gebruik zal worden gemaakt. Het Openbaar Ministerie hanteert daarvoor de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten (2020R001), waarbij de hoogte van de straf onder meer wordt bepaald door meerder- of minderjarigheid, recidive, strafverzwarende omstandigheden en om wat voor soort vuurwerk het gaat waarmee de vuurwerkovertredingen zijn begaan. De initiatiefnemers wijzen erop dat op dit moment voor vuurwerkovertredingen en -misdrijven niet alleen de door de leden van de fractie van de VVD genoemde boetes worden geëist en opgelegd, maar onder omstandigheden ook taakstraffen oplopend tot 240 uur en voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Het Openbaar Ministerie zal het voorgestelde wettelijke algemene consumentenvuurwerkverbod, zoals gebruikelijk voor wijzigingen in strafwetten, in de geldende Richtlijnen in verhouding tot de ernst en de omstandigheden van de individuele gevallen verdisconteren.

De leden van de fractie van de VVD vragen voorts of het niet zinvoller zou zijn om de illegale import en handel in illegaal vuurwerk harder aan te pakken, bijvoorbeeld door de straffen daarop te verhogen en de handhaving te intensiveren. De initiatiefnemers zijn het op zich eens met de leden van de fractie van de VVD dat de illegale import en handel in illegaal vuurwerk hard moet worden aangepakt. De initiatiefnemers zien ook dat boa’s, politie, inspectiediensten en het Openbaar Ministerie intensief inzetten op de bestrijding van illegaal vuurwerk. Het Openbaar Ministerie geeft in de Vuurwerkbarometer een concreet inzicht in de hoeveelheden in beslag genomen vuurwerken. De initiatiefnemers hechten eraan op hun grote waardering uit te spreken voor de boa’s, politie, inspectiediensten en het Openbaar Ministerie die er onder vaak moeilijke omstandigheden, gezien de toegenomen in beslag genomen hoeveelheden vuurwerk, steeds beter in slagen grip te krijgen op het illegale vuurwerk. De initiatiefnemers hebben niet de intentie om de strafmaat op vuurwerkdelicten te verhogen. Zij sluiten met het voorstel tot invoering van een consumentenvuurwerk verbod aan op de huidige aanpak. Daarvoor is verdere versterking van de handhaving nodig en dat kan mede worden bereikt door een algemeen vuurwerkverbod. Handhavers hoeven dan niet langer, zoals nu het geval is, bijvoorbeeld binnen de toegestane afsteektijden en afsteeklocaties vast te stellen dat het in concrete gevallen om illegaal vuurwerk en/of een vuurwerkvrije zone gaat. Het bezit en het afsteken van vuurwerk (uitgezonderd het zogenoemde scherts- of fopvuurwerk categorie F1) is alleen al strafbaar.

De leden van de fractie van de SP vragen waarom in het initiatiefwetsvoorstel niet expliciet een verbodsbepaling is voorgesteld. De initiatiefnemers hebben in reactie op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State een eerder wettekstvoorstel dat voorzag in een expliciete verbodsbepaling in het Wetboek van Strafrecht herschreven naar een vorm die aansluit bij de huidige wetssystematiek voor de aanpak van vuurwerkdelicten. Daarbij gingen de initiatiefnemers ervan uit dat kon worden volstaan met de beperking van de bevoegdheid tot het afsteken van vuurwerk (met uitzondering van categorie F1) tot personen met gespecialiseerde kennis. De initiatiefnemers zijn het met de leden van de fractie van de SP eens dat het signaal dat met deze wetswijziging beoogd wordt aan kracht wint door het opnemen van een expliciete verbodsbepaling. Het initiatiefwetsvoorstel zal hiertoe met een nota van wijziging worden aangepast.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de initiatiefnemers de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel in proces en in tijdsverloop voor zich zien. Wat de initiatiefnemers betreft wordt het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk behandeld. De initiatiefnemers onderschrijven namelijk het door deze leden benadrukte belang van tijdige helderheid voor inwoners en ondernemers over de invoering van een verbod. De initiatiefnemers realiseren zich terdege dat aan niet alleen vuurwerkverkopende ondernemers en vuurwerkliefhebbers, maar ook aan handhavers en gemeenten zo snel mogelijk duidelijkheid moet worden verschaft over de eventuele inwerkingtreding van een dergelijk verbod. Hoewel er misschien verschillende standpunten zijn over een consumentenvuurwerkverbod, hopen de initiatiefnemers dat de inzet wordt gedeeld om het wetsvoorstel spoedig aan te melden voor plenaire behandeling.

Klaver Ouwehand