Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 22 augustus 2019

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

Inhoudsopgave

Blz.

         

INLEIDING

3

ALGEMEEN

3

1.

Inleiding

4

2.

Inhoud richtlijn

4

 

2.1.

Virtuele valuta

4

   

2.1.1.

Reikwijdte aanbieders

4

   

2.1.2.

Registratie en toetsing beleidsbepalers

5

   

2.1.3.

Cliëntenonderzoek en melden van ongebruikelijke transacties

5

 

2.2.

Voorzien in solide waarborgen voor financiële stromen uit derde landen met een hoog risico

5

 

2.3.

Bevorderen van uitwisseling van informatie

6

 

2.4.

Beperken van de risico’s van anonieme vooraf betaalde instrumenten

6

 

2.5.

De bevoegdheden van en samenwerking tussen FIU’s bevorderen

7

3.

Hoofdpunten wetsvoorstel

7

 

3.1.

Uitbreiding reikwijdte

7

 

3.2.

Het aanpakken van de risico’s m.b.t. witwassen en terrorismefinanciering met virtuele valuta

7

   

3.2.1.

Poortwachterfunctie

8

   

3.2.2.

Registratieplicht

8

   

3.2.3.

Uitvoering en toezicht

8

   

3.2.4.

Uitvoering bestuurderstoetsing

9

   

3.2.5.

Inzichtelijke formele en feitelijke zeggenschapsstructuur

9

   

3.2.6.

Beheerste en integere bedrijfsvoering

9

 

3.3.

Derde-hoogrisicolanden

9

 

3.4.

Uitwisseling van informatie tussen autoriteiten

9

 

3.5.

Anonieme, vooraf betaalde betaalinstrumenten

10

4.

Financiële gevolgen en regeldruk van het wetsvoorstel

10

 

4.1.

Gevolgen voor het bedrijfsleven

10

   

4.1.1.

Nieuwe instellingen binnen de reikwijdte van de Wwft

11

   

4.1.2.

Risicomanagement voor nieuwe instellingen

11

   

4.1.3.

Betrouwbaarheid en geschiktheid voor nieuwe instellingen

11

   

4.1.4.

Aanvullende maatregelen van verscherpt cliëntenonderzoek ten aanzien derde landen met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering

11

 

4.2.

Gevolgen voor de toezichthoudende autoriteiten

11

 

4.3.

Gevolgen voor de FIU-Nederland

11

 

4.4.

Adviescollege Toetsing en Regeldruk

12

5.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

12

6.

Verwerking persoonsgegevens

12

 

6.1.

Persoonsgegevens in het kader van het cliëntenonderzoek

12

 

6.2.

Uitbreiding reikwijdte

12

 

6.3.

Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten

12

 

6.4.

Advies Autoriteit Persoonsgegevens

12

7.

Consultatie

13

 

7.1.

Algemeen

14

 

7.2.

Technische onvolkomenheden

14

 

7.3.

Vergunningstelsel voor aanbieders van diensten met virtuele valuta in de Wwft

14

 

7.4.

Uitvoering van Wwft-verplichtingen door aanbieders van diensten met virtuele valuta

14

 

7.5.

De aanbieder die zich richt op de Nederlandse markt

14

 

7.6.

Bewijs van inschrijving in het UBO-register

15

 

7.7.

Regels met betrekking tot anoniem elektronisch geld

15

 

7.8.

Derde hoogrisicolanden

15

 

7.9.

Toezicht op aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees

15

 

7.10.

Overgangsrecht voor huidige aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees

15

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

15

BIJLAGE – transponeringstabel

16

OVERIG

16

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden juichen aanvullende maatregelen om witwassen te bestrijden van harte toe. De snelle opkomst van virtuele valuta’s maakt het noodzakelijk en onvermijdelijk dat regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering ook gaat gelden voor deze betaalmiddelen. Zij hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden achten de aanpak van witwassen en financiering van terrorisme als één van de speerpunten van internationale samenwerking. De leden van de CDA-fractie constateren wel een snelle opeenvolging van wijzigingen aan de regels en zijn dan ook benieuwd wanneer de volgende wijziging van de anti-witwasrichtlijn te verwachten valt. Verder hebben zij nog andere vragen over de implementatiewet.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn. Zij hebben hierover nadere vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

ALGEMEEN

De leden van de SP-fractie vragen de regering of middels deze wetswijziging dan de problemen rondom witwassen aangepakt zijn. Zij vragen de regering of deze wet ook helpt bij het dichten van andere lekken zoals belastingontwijking en -ontduiking aangezien deze vormen van wangedrag mogelijk meer onze samenleving ondermijnen dan criminaliteit of terrorisme.

De leden van de SP-fractie constateren dat een aanzienlijk deel van de voorliggende wet zich richt op het reguleren van aanbieders van digitale diensten. Zij vragen de regering waarom hier een speerpunt van is gemaakt wanneer de grote witwasschandalen keer op keer plaatsvinden bij de banken. Daarbij vragen zij ook of deze implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 ook de vele schendingen van de wet door de banken zullen aanpakken, of dat het verbieden van het 500-eurobiljet dusdanig effectief zal zijn geweest dat verdere maatregelen eigenlijk niet nodig zijn.

De leden van de SP-fractie lezen dat een van de aanleidingen voor het creëren van deze wetgeving de «toenemende verwevenheid van georganiseerde misdaad en terrorisme» is. Zij vragen de regering waar deze toename uit blijkt en in hoeverre deze groepen verweven zijn. Zij vragen daarbij ook naar de omvang van dit fenomeen. Verder vragen zij hoe vaak munten zoals de Bitcoin gebruikt zijn voor het financieren van criminaliteit en terrorisme. Ook vragen zij de regering hoe vaak belastingontwijking gelieerd is en is geweest aan criminaliteit en terrorisme. Daarbij vragen zij ook hoe vaak belastingontwijking verbanden heeft gehad met andere vormen van criminaliteit en terrorisme.

De leden van de SP-fractie constateren dat voor aanvullende maatregelen waar de richtlijn mogelijkheid toe biedt niet is gekozen. Zij vragen de regering waarom hiervan is afgezien, voor elk van deze maatregelen apart.

1. Inleiding

2. Inhoud richtlijn

Het valt de leden van de D66-fractie op dat de waarde van anonimiteit en het belang van privacy bij het doen van betalingen onvermeld blijft in deze paragraaf, en dat louter de schaduwzijdes daarvan worden belicht. Dit is des te opmerkelijker gezien de toonzetting van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens. Deelt de regering de mening dat deze belangen bij onderhavig wetsvoorstel wel degelijk spelen en in ieder geval in de afweging omtrent de aanpak van witwassen en terrorisme-financiering dienen te worden meegewogen. Zo ja, welke andere mogelijkheden heeft de regering overwogen om te voorzien in de behoefte aan – danwel het recht op.? – anonimiteit waar door cryptovaluta in wordt voorzien, zeker nu het gebruik (en de acceptatie) van contant geld in de samenleving terugloopt. Wat is de reactie van de regering op pleidooien voor de invoering van digitaal contant geld om hieraan tegemoet te komen?

2.1. Virtuele valuta

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzicht heeft in het huidige misbruik van virtuele valuta. Bestaan er onderzoeken naar of schattingen van de hoeveelheid geld die wordt witgewassen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de reikwijdte van de anti-witwasrichtlijn wordt vergroot zodat nu ook virtuele valuta eronder komen te vallen. Het risico ontstaat met name doordat virtuele valuta gepaard gaan met een hoge mate van anonimiteit en het mogelijk maken om anoniem transacties uit te voeren. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de gevolgen voor aanbieders van de grootste virtuele valuta (Bitcoin en Ethereum) en de bezitters van deze valuta. Hoeveel zullen particuliere bezitters merken van de implementatiewet zo vragen de leden van de CDA-fractie.

2.1.1. Reikwijdte aanbieders

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat veel aanbieders van cryptovaluta zich buiten de directe reikwijdte van de Nederlandse overheid bevinden. Hoe wordt naleving van deze wetgeving dan geborgd en afgedwongen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de implementatiewet nieuwe verplichtingen introduceert voor custodian wallet providers, maar niet voor zogenaamde non-custodian wallet providers. In hoeverre kunnen non-custodian wallet providers dezelfde diensten aanbieden als custodian wallet providers? Verwacht de regering een verschuiving van de eerste naar de tweede groep aanbieders? Hoe groot acht de regering het risico dat juist malafide klanten zullen verschuiven naar de non-custodian wallet providers, aangezien de nieuwe verplichtingen voor hen niet gelden? In hoeverre acht de regering dit dan een effectieve maatregel? Kan de regering een overzicht verschaffen van de thans actieve custodian wallet-aanbieders die onder de voorgestelde plicht zouden vallen?

2.1.2. Registratie en toetsing beleidsbepalers

De leden van de VVD-fractie vragen om hoeveel personen dit naar verwachting gaat.

2.1.3. Cliëntenonderzoek en melden van ongebruikelijke transacties

De leden van de VVD-fractie begrijpen de noodzaak van cliëntenonderzoek, maar constateren dat de huidige aanbieders daarvoor nog lang niet zijn toegerust. Hoe stelt de regering zich deze transitie voor? Krijgt de toezichthouder een begeleidende rol in dat proces? Hoe wordt de balans tussen innovatie en regelgeving bewaakt?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de ratio achter het bedrag van 15.000 euro in het kader van het cliëntenonderzoek. Is dit bedrag niet te hoog?

De leden van de D66-fractie lezen dat er gekozen wordt voor een risicogebaseerde benadering ten aanzien van het verscherpt cliëntonderzoek. Kan de regering aangeven in hoeverre een dergelijke risicogebaseerde benadering ertoe kan leiden dat bedrijven uit voorzorg meer gegevens zullen verzamelen dan strikt noodzakelijk? Kan de regering aangeven hoe zij dit beoordelen in het licht van het evenredigheidsbeginsel zoals gedefinieerd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie? Voorziet de regering een evaluatie van deze bepaling, om te bezien hoe prudent aanbieders omgaan met risicogebaseerd cliëntonderzoek? Kan de regering tevens toelichten op welke wijze nieuwe voornemens van het kabinet rondom het verbieden van contant geldtransacties boven een bepaald bedrag zich verhouden tot het voorgestelde regime rondom de verplichting tot het verrichten van cliëntonderzoek?

2.2. Voorzien in solide waarborgen voor financiële stromen uit derde landen met een hoog risico

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering geen gebruik maakt van de lidstaatoptie om aanvullende maatregelen te treffen ten aanzien van financiële stromen uit hoogrisicolanden. Zij vragen de regering wat de omvang is van deze financiële stromen en waarom de regering afziet van aanvullende maatregelen. Heeft de regering in beeld welke lidstaten wel gebruik maken van deze lidstaatoptie en welke «extra maatregelen» zij treffen? Hoe waardeert de regering het risico dat, juist doordat Nederland hiervan afziet, er een toename zal zijn van financiële stromen uit hoogrisicolanden door Nederland? Van welke hoogrisicolanden heeft de regering de afgelopen jaren verzoeken gekregen omtrent de implementatie van deze richtlijn danwel de samenstelling van de Europese lijst van landen? En kan de regering toelichten wat precies de procedure is voor het opstellen van deze lijst als het gaat om het toevoegen en afvoeren van landen, en op welke wijze het Europees danwel Nederlands parlement hierbij betrokken wordt? Welke rol is hierbij weggelegd voor de (Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en welke voor de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin-raad)?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering waarom er vooralsnog niet is gekozen om gebruik te maken van de lidstaatoptie om aanvullende maatregelen te treffen ten aanzien van financiële stromen vanuit hoogrisicolanden.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om een actuele stand van zaken omtrent de lijst met hoogrisicolanden.

De leden van de SP-fractie merken de extra aandacht voor hoogrisicolanden op. Zij vragen de regering welke landen als zodanig zijn aangeduid. Zij vragen wie dit bepaalt en op basis van welke factoren dat gedaan wordt. Zij vragen de regering daarbij ook of Nederland op deze lijst zal komen aangezien dit land de spil vormt in een netwerk van belastingontwijking dat wereldwijd overheden in hun taken ondermijnt.

2.3 Bevorderen van uitwisseling van informatie

De regering balanceert tussen beroepsgeheim en uitwisseling van informatie, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie. Is de informatie die wordt uitgewisseld met andere lidstaten gebonden aan dezelfde toezichtvertrouwelijkheid? Welke instantie is hiervoor de toezichthouder?

De leden van de D66-fractie lezen dat verdere uitwisseling van vertrouwelijke informatie tussen autoriteiten mogelijk wordt gemaakt. Waarom maakt Nederland geen gebruik van de lidstaatoptie ten aanzien van een samenwerkingsovereenkomst tussen toezichtautoriteiten?

De leden van de SP-fractie vragen waarom er een verschil is tussen de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) als er informatie wordt uitgewisseld met instellingen als de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Klopt het dat De Nederlandsche Bank (DNB) geen informatie mag uitwisselen als het gaat om informatie die valt onder Wwft? Waarom geldt bij de Wwft wel een beroepsgeheim en bij de Wft niet? De leden van de SP-fractie zouden graag zien dat het verschil in kunnen uitwisselen ongedaan wordt gemaakt en op zo’n wijze dat verschillende instellingen wel gegevens kunnen uitwisselen teneinde witwassen, terrorismefinanciering en belastingontwijking op te sporen. Zij vragen een heldere toezegging van de regering.

2.4 Beperken van de risico’s van anonieme vooraf betaalde instrumenten

De leden van de VVD-fractie vragen waarop de verwachting is gebaseerd dat deze maatregelen witwassen via anonieme prepaidkaarten voldoende reduceren.

De leden van de CDA-fractie lezen dat anonieme prepaidkaarten gemakkelijk gebruikt kunnen worden voor terrorismefinanciering en dat de richtlijn hierom beperkingen stelt aan het gebruik van anonieme prepaidkaarten. De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering verder geen gebruikt maakt van de lidstaatopties om het gebruik van anonieme prepaidkaarten verder aan banden te leggen. Deze leden achten dit onverstandig en vragen de regering om te kijken naar de mogelijkheid om anonieme prepaidkaarten geheel te verbieden in Nederland. Daarbij vragen zij de regering of zij kan bevestigen dat anonieme prepaidkaarten ook gebruikt worden bij ondermijnende criminaliteit. Ook lezen de leden van de CDA-fractie dat de regering anonieme prepaidkaarten in sommige gevallen als onmisbaar ziet, zoals in het geval van personen die in de procedure zitten voor het verkrijgen van een wettige verblijfstatus. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom er in dergelijke gevallen een anonieme prepaidkaart nodig is. Kan er niet ook worden volstaan met een prepaidkaart die op naam wordt afgegeven? Ook vragen deze leden hoe dit geregeld is in ons omringende landen, bijvoorbeeld in Duitsland. Kennen deze landen nog anonieme prepaidkaarten?

De leden van de SP-fractie vragen welke landen wel overgaan tot een totaalverbod op prepaidkaarten en wat de argumenten zijn van die landen. Kan de regering een overzicht geven?

2.5 De bevoegdheden van en samenwerking tussen FIU’s bevorderen

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering hoe zij aankijkt tegen de verhouding ongebruikelijke transacties en het aantal transacties dat daadwerkelijk verdacht wordt verklaard. Is dit in balans?

3. Hoofdpunten wetsvoorstel

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er met dit wetsvoorstel nieuwe mogelijkheden worden toegevoegd tot het uitwisselen van informatie. In hoeverre leidt dit er toe dat private partijen (zoals banken) meer informatie kunnen krijgen over burgers?

3.1. Uitbreiding reikwijdte

De wijziging in de anti-witwasrichtlijn zorgt er onder meer voor dat handelaren in kunstvoorwerpen onder de Wwft worden gebracht indien er sprake is van een transactie van meer dan 10.000 euro, ongeacht of dit in contanten of giraal gebeurt, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen de regering wanneer zij het in het plan van aanpak witwassen aangekondigde verbod op contant geld vanaf 3.000 euro kunnen verwachten? Zijn de maatregelen in deze implementatiewet bij het verschijnen van dat verbod nog wel actueel, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is het mogelijk om het verbod mee te nemen in deze implementatiewet, zo nee waarom niet?

3.2. Het aanpakken van de risico’s m.b.t. witwassen en terrorismefinanciering met virtuele valuta

De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen de gevoeligheid van dergelijke informatie, maar zouden toch graag meer willen horen over de risico’s van terrorismefinanciering. Hoe groot is deze dreiging? Hoe vaak blijken verdachte transacties daadwerkelijk te gaan om terroristen? Hoe verhouden de risico’s met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering zich tot elkaar?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om uitgebreider te beschrijven wat het verband is tussen de gegevens die moeten worden opgeslagen en de reële dreiging van de openbare veiligheid.

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering grenzen gaat stellen voor virtuele betalingen en meldingsplicht bij de Financial Intelligence Unit (FIU). Zij constateren dat er voor contante betalingen andere grenzen komen te liggen. Zij vragen de regering helder op een rij te zetten welke grenzen er nu precies gelden bij verschillende poortwachters waarbij zij een betaling moeten melden bij de FIU. Is het wenselijk dat er verschillende grenzen zijn, komt dit het overzicht van poortwachters en toezichthouders ten goede? Zij vragen een uitgebreide reactie van de regering.

3.2.1. Poortwachterfunctie

De leden van de VVD-fractie vragen naar de effectiviteit van de poortwachtersfunctie. Rapporteren alle groepen met een poortwachtersfunctie voldoende en een hoeveelheid die verwacht kan worden of blijven sommige groepen achter? Indien dit laatste, welke maatregelen worden hiertegen genomen? Kunnen cijfers voor de laatste jaren gegeven worden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij het haalbaar achten dat private partijen de poortwachtersfunctie uitvoeren. Waarom is er gekozen voor de huidige invulling van de poortwachtersfunctie? Verwacht de regering dat deze effectief uitgevoerd kan en zal worden door alle bedrijven wanneer zelfs de grootste banken haar poortwachtersfunctie steeds schenden en nog steeds niet voldoen aan wetgeving? Ziet de regering het gevaar voor diversiteit en toetreding in de markt wat kan leiden tot monopolyvorming? Deze leden vragen de regering of deze poortwachtersfunctie niet meer in publiek beheer moet worden gebracht.

3.2.2. Registratieplicht

De leden van de D66-fractie begrijpen dat mede op advies van de Raad van State (RvS) wordt afgezien van een vergunningplicht. In plaats daarvan wordt gekozen voor een registratieplicht, waarbij DNB de registratie kan intrekken. Kan de regering aangeven in hoeverre dit verschilt van de eerdere vergunningplicht?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering het wetsvoorstel heeft aangepast naar aanleiding van kritiek door de RvS. Zij zien hierbij dat deze aanpassingen weinig recht doen aan de opmerkingen van de RvS. Zij vragen de regering of via de huidige invulling van de registratieplicht genoeg risico’s zijn weggenomen. Zij vragen de regering of zij in een aparte wet of een wijziging van de Wft toch een vergunningplicht zullen invoeren. Bovendien vragen zij of het niet tijd is voor een vergunningplicht voor alle nieuwe financiële producten daar dit enorme schandalen zoals het derivatendrama zou hebben voorkomen.

3.2.3. Uitvoering en toezicht

De leden van de D66-fractie vragen omtrent de uitvoeringspraktijk specifiek in te gaan op het probleem dat het vaak om internationaal en per definitie op internet opererende partijen zal gaan. De criteria van het Europees Hof van Justitie lijken vooralsnog niet erg eenduidig over de vraag wanneer exact het Nederlands recht van toepassing zal zijn op een specifieke gebruiker. Kan de regering nader uiteenzetten waar zij het vertrouwen omtrent de handhaafbaarheid van voorgesteld verbod op baseert? Overigens vragen zij zich af over welke licenties deze aanbieders thans dienen te beschikken? Welke acties zullen worden ondernomen om te voorkomen dat hierbij sprake zal zijn van «regulatory arbitrage» door deze aanbieders, niettegenstaande wat de RvS hierover opmerkt in haar advies onder 2c?

De leden van de SP-fractie erkennen dat het goed is dat er meer toezicht komt, zeker ook actiever toezicht dan enkel prudentieel. Toch vragen deze leden zich af hoe deze wet zich verhoudt tot allerhande discussies, zeker ook op Europees niveau, waarbij het toezicht op witwassen meer Europees belegd zou gaan moeten. Bestaat de kans, zo vragen deze leden, dat er nu veel inspanning en investering wordt geleverd om toezicht op te bouwen en uit te breiden, terwijl de taak straks bij een Europees agentschap of de ECB belegd zal worden. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

3.2.4. Uitvoering bestuurderstoetsing

3.2.5. Inzichtelijke formele en feitelijke zeggenschapsstructuur

3.2.6. Beheerste en integere bedrijfsvoering

3.3. Derde-hoogrisicolanden

De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de bancaire dienstverlening aan Nederlandse expats. Hoe wordt voorkomen dat Nederlandse expats bankdiensten worden geweigerd omdat zij, doorgaans tijdelijk, in een hoogrisicoland verblijven?

De leden van de VVD-fractie vragen of de lijst met risicolanden gegeven kan worden. Deze leden vragen of de regering deze lijst ook als basis gebruikt voor het streven om geldstromen uit onvrije landen openbaar te maken en tegen te gaan. Zo ja; hoe? Zo nee; waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen naar het, op dit moment, vrijwillige karakter van de «illustratieve» lijst van tegenmaatregelen die in de Wwft wordt opgenomen. De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijke nadelen of nadelige effecten van het verplicht stellen van deze tegenmaatregelen. Is de regering van plan alle tegenmaatregelen in de toekomst verplicht te stellen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de lijst voor hoogrisicolanden wordt vastgesteld en of het mogelijk is dat er voor witwassen en belastingontduiking verschillende landenlijsten ontstaan. Zij vragen de regering of zij dit wenselijk vindt.

3.4 Uitwisseling van informatie tussen autoriteiten

De leden van de VVD-fractie vinden een goede uitwisseling van informatie tussen overheidsinstanties van groot belang. De hier getroffen maatregelen doen echter niets voor de beoogde uitwisseling van informatie tussen financiële instellingen. Deze leden roepen in herinnering dat de regering, bij monde van de Ministers van Financiën en Justitie & Veiligheid, in de media hebben betoogd dat banken in de gelegenheid moeten zijn elkaar te informeren over de weigering of exit van klanten. Hoe en wanneer gaat de regering dat mogelijk maken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn veel barrières wegneemt ten aanzien van het mogen uitwisselen van informatie tussen toezichthouders. Met de Wft en de Wwft is er een ingewikkeld web ontstaan ten aanzien van de grondslag op basis waarvan informatie mag worden uitgewisseld. De leden van de CDA-fractie vragen of er met deze implementatiewetgeving meer duidelijkheid zal komen over welke informatie er gedeeld mag worden en op welke basis? In hoeverre worden toezichthouders hierover geïnformeerd en bijgepraat over deze ontwikkelingen?

De leden van de D66-fractie lezen dat er meer uitwisseling van informatie mogelijk wordt. Het wordt mogelijk om vertrouwelijk informatie die op grond van de Wwft is verkregen te delen met alle partijen binnen het Financieel Expertise Centrum. Kan de regering per autoriteit aangeven welke wijziging in toegang tot informatie dit voor de autoriteit betekent en waarom dit noodzakelijk en evenredig is in verhouding tot het beoogde doel van de implementatiewet? De aan het woord zijnde leden lezen voorts dat informatieuitwisseling mogelijk wordt tussen integriteittoezichthouders en Europese en nationale parlementaire onderzoekscommissies en de Algemene Rekenkamer. Om welke informatie gaat het dan precies? Valt hieronder ook vertrouwelijke informatie?

De leden van de SP-fractie vragen de regering wie uiteindelijk toezicht zal houden op de naleving van deze wetgeving. Zij vragen daarbij of deze toezichthouder hier genoeg capaciteit en kennis voor in huis heeft. Daarbij lezen zij dat de «samenwerkingsmogelijkheden worden uitgebreid». Deze leden vragen de regering of dit niet al mogelijk was en zo nee waarom niet. Zij vragen de regering hoe het delen van informatie tussen toezichthoudende specifiek verschilt tussen de Wft en de Wwft. Daarbij vragen zij ook waarom het tot een Europese richtlijn moest duren voordat deze samenwerkingsmogelijkheid werd ingericht. Zij vragen de regering hoe de positie van het Openbaar Ministerie, Politie, FIU en andere opsporingsautoriteiten was en hoe deze zal veranderen. Zij vragen de regering om een overzicht van toezichthoudende autoriteiten in de financiële sector die nu niet voldoende met elkaar kunnen samenwerken om hun taak effectief en efficiënt uit te oefenen.

3.5. Anonieme, vooraf betaalde betaalinstrumenten

De leden van de D66-fractie lezen dat voor online betalingen met elektronisch geld en voor terugbetaling in contanten danwel opname in contanten een cliëntonderzoek moet plaatsvinden wanneer het bedrag meer dan 50 euro bedraagt. Waarop is deze grens van 50 euro gebaseerd? Om hoeveel transacties zal het naar verwachting gaan?

De leden van de SP-fractie ragen de regering naar de redenatie en bewijs voor de overtuiging dat vooraf betaalde betaalinstrumenten gemakkelijk kunnen worden gebruikt voor terrorismefinanciering. Zij vragen welke betaalinstrumenten dit dan specifiek betreft. Daarbij vragen zij ook hoe vaak dit al voor is gekomen. Zij vragen waarom prepaidkaarten niet volledig afgeschaft worden en welke nadelen hieraan kleven.

4. Financiële gevolgen en regeldruk van het wetsvoorstel

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering een inschatting kan maken van de kosten die toezichthouders (en FIU-Nederland) moeten maken als gevolg van dit wetsvoorstel, en of deze op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht leiden tot extra kosten voor aanbieders?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij precies is gekomen tot de kosten per organisatie. Zij vragen haar om een reactie op de berekeningen uit de sector zelf die aangeven dat zowel de eenmalige nalevingskosten als wel de doorlopende nalevingskosten vele malen hoger zullen liggen. Zij vragen de regering of deze verwacht dat gezien de kosten de private sector daadwerkelijk in staat is en genoeg geprikkeld is om hun poortwachtersfunctie goed uit te voeren.

4.1. Gevolgen voor het bedrijfsleven

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering vooraf geen inschatting kan maken voor het aantal transacties in kunstvoorwerpen dat onder de reikwijdte van de wet komt te vallen. Is er een evaluatie voorzien om te bezien of de toegenomen regeldruk in verhouding staat tot het doel van tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering? Voorts lezen de aan het woord zijnde leden dat de kosten voor aanbieders van bewaarportemonnees en van omwisseldiensten naar inschatting van de regering eenmalige 129.600 euro en doorlopend 58.500 euro bedragen. De aanbieders van deze diensten maken zelf een veel hogere inschatting van de te maken kosten. Hoe waardeert de regering het verschil tussen deze kostenschattingen? Wanneer de kosten zo hoog uitvallen als Bitonic aangeeft in de consultatie, acht de regering de toegenomen kosten dan nog steeds evenredig aan het beoogde doel en doelmatig om dit doel te bereiken?

De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre deze digitale financiële activiteiten zich zullen verplaatsen weg uit Nederland.

4.1.1. Nieuwe instellingen binnen de reikwijdte van de Wwft

4.1.2. Risicomanagement voor nieuwe instellingen

4.1.3. Betrouwbaarheid en geschiktheid voor nieuwe instellingen

-

4.1.4. Aanvullende maatregelen van verscherpt cliëntenonderzoek ten aanzien derde landen met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering

-

4.2. Gevolgen voor de toezichthoudende autoriteiten

De leden van de SP-fractie vragen de regering of de toezichthoudende autoriteiten niet significant meer mensen en middelen nodig hebben in het licht van de vele schandalen in de financiële sector en de toenemende wet en regelgeving. Daarnaast vragen zij om een specificering van de kosten voor DNB van de uitvoering van dit voorstel alsmede een specificering van de kosten voor andere betrokken overheidsinstanties. Bovendien vragen zij hoe dit gedekt zal worden in de begroting.

4.3. Gevolgen voor de FIU-Nederland

De leden van de VVD-fractie lezen, hier en in paragraaf 7.1, dat het aantal meldingen bij de FIU zal stijgen. Dat is nu weliswaar vermeld, maar welke consequenties verbindt de regering daaraan? Wordt de capaciteit uitgebreid en, zo ja, met hoeveel fte? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal gemelde transacties naar verwachting zal stijgen naar aanleiding van deze Implementatiewet. Kan de regering specifieker aangeven hoeveel extra meldingen verwacht worden? Hoeveel daarvan zullen naar verwachting verdachte transacties betreffen? Hoeveel extra fte is hiermee gemoeid bij de FIU? Volgens het FIU-jaaroverzicht 2018 konden in dat jaar van de 753.352 transacties 222 als verdacht worden aangemerkt, oftewel 0,7%. Is het kabinet gezien deze ramingen van mening dat het hier een doeltreffende maatregel betreft? Heeft de Minister van Financiën deze voorliggende implementatiewet expliciet onderworpen aan een doelmatigheidstoets en wat was daarvan de uitkomst?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het ervoor staat met de capaciteit van FIU-Nederland. Is FIU-Nederland in staat om de extra hoeveelheid informatie op een goede manier te verwerken? In hoeverre wordt de capaciteit uitgebreid vanwege dit wetsvoorstel?

4.4. Adviescollege Toetsing en Regeldruk

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De leden van de SP-fractie vragen de regering of er onderzoek is geweest onder de verschillende groepen en organisaties die deze regels zullen moeten uitvoeren en of hieruit gebleken is dat deze wetgeving afdoende begrijpelijke en uitvoerbaar is.

6. Verwerking persoonsgegevens

De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd of de regering verwacht dat de voorgestelde «risicogebaseerde benadering» ertoe zou kunnen leiden dat er meer gegevens gaan worden verzameld dan strikt noodzakelijk, hetgeen op gespannen voet zou staan met het evenredigheidsbeginsel.

6.1. Persoonsgegevens in het kader van het cliëntenonderzoek

6.2. Uitbreiding reikwijdte

6.3. Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten

6.4. Advies Autoriteit Persoonsgegevens

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) parallellen trekt tussen de ongeldig verklaarde dataretentierichtlijn en de anti-witwasrichtlijn. De AP roept op om te bevorderen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens in relatie tot de anti-witwasrichtlijn wordt geadresseerd. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de zorgen van de AP ten aanzien van de evenredigheid van de anti-witwasrichtlijn. Signaleren toezichthouders in andere lidstaten ook dergelijke problemen rondom de anti-witwasrichtlijn zo vragen de leden van de CDA-fractie. Ook vragen deze leden of de regering het waarschijnlijk acht dat de anti-witwasrichtlijn in haar huidige vorm ook ongeldig verklaard kan worden zoals bij de dataretentierichtlijn. Zo nee, kan de regering motiveren waarom dat gevaar niet bestaat voor de dataretentierichtlijn?

De leden van de D66-fractie lezen dat de AP deze implementatiewet een «ruime inmenging» in het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft genoemd. De leden merken op dat de AP zelden een dergelijke betiteling aan een Implementatiewet geeft. De regering heeft daarna enkele aanpassingen gedaan. Heeft de regering voorliggende gewijzigde versie van de implementatiewet nogmaals door de AP laten toetsen en zo nee, is zij bereid dit nogmaals te doen? De aan het woord zijnde leden vragen de regering tevens om nader in te gaan op de overeenkomsten die de AP signaleert tussen de dataretentierichtlijn en onderhavige implementatiewet c.q. de richtlijn waar deze op is gebaseerd. En waar baseert de regering haar vertrouwen op dat een eventuele juridische aanvechting ervan een ander lot beschoren zal zijn? Is de regering om op zijn minst te bevorderen dat het advies om naar vermogen te bevorderen dat in de eerstvolgende evaluatie danwel verslag verder ten principale zal worden ingegaan op de evenredigheid van de anti-witwasrichtlijn en het recht op bescherming van persoonsgegevens?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering uitgebreider te reageren op de adviezen van de AP die niet zijn opgevolgd.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of zij de opvatting deelt dat er in dit wetsvoorstel sprake is van «mass surveillance», waarbij massa’s EU-burgers en derden worden gemonitord in het kader van het cliëntenonderzoek?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of het klopt dat het recht op inzage zwak is ontwikkeld. Hoe zou dit verbeterd kunnen worden?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of het klopt dat de notificatieverplichting voor FIU-Nederland zwak ontwikkeld is. Hoe zou dit verbeterd kunnen worden?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre mensen moeten worden geïnformeerd over het feit dat hun gegevens zijn geanalyseerd en dat dit niet heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek of vervolging.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering in hoeverre de AP nog bezwaren heeft bij het huidige (gewijzigde) wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of de huidige invulling van deze wet zal leiden tot mass-surveillance. Zij vragen of deze vorm van toezicht gebruikt zal of kan worden voor toezicht op andere activiteiten naast terrorisme en criminaliteit. Zij vragen hiernaast of dit toezicht ook ingezet kan of zal worden om het massale ontduiken en ontwijken van belasting via Nederland te bestrijden. Zij vragen hoe lang deze data bewaard zal worden en hoe omgegaan zal worden met gevoelige informatie zoals de contributie aan een politieke partij. Zij vragen de regering wat zij gaat doen om het recht op inzage van deze informatie en de notificatieverplichting van de FIU sterker te maken. Zij vragen daarbij ook of de regering dit niet zelf moet evalueren en hoe zij toezicht zal houden op de redelijke en veilige omgang met deze enorme datastromen. Zij vragen de regering of zij over de gehele wet een evaluatiebepaling kunnen toepassen voor zowel een evaluatie van de privacyaspecten als een evaluatie van het gehele witwasbeleid.

7. Consultatie

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom van achttien reacties de afzender niet openbaar wordt gemaakt? Hoe verhoudt zich dit precies tot de aanbevelingen van de Commissie-De Wit omtrent de transparantie van «buitenparlementaire beïnvloeding en lobbyactiviteiten»?

De leden van de D66-fractie vragen ten slotte op welke wijze overleg is gevoerd met het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer over onderhavig wetsvoorstel. En indien dit heeft plaatsgevonden, vernemen zij graag welke reacties daar zijn ontvangen.

7.1. Algemeen

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of alle «onuitvoerbare verplichtingen» die volgens de consultatie nog in het wetsvoorstel zaten, inmiddels zijn aangepast. Zo niet, welke niet en waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat alle organisaties die onder de nieuwe wetgeving vallen tijdige, duidelijke, niet versnipperde informatievoorziening krijgen en niet op hoge snelheid overvallen zal worden door deze nieuwe regels.

7.2. Technische onvolkomenheden

7.3. Vergunningstelsel voor aanbieders van diensten met virtuele valuta in de Wwft

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om nader in te gaan op de kritiek van de RvS. In hoeverre ziet de regering daadwerkelijk af van een vergunningstelsel? Is een registratieplicht waarbij de toezichthouder eisen kan stellen niet in feite een vergunningstelsel? Wat is precies het verschil tussen het oude voorstel van de regering en het huidige voorstel, naast het semantische verschil dat het inmiddels geen vergunningstelsel meer heet?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat DNB en AFM aanvankelijk voorstander waren van een vergunningstelsel, maar dat de RvS heeft aangegeven dat dit niet thuishoort in deze implementatiewet. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om aan beide partijen tegemoet te komen door een vergunningstelsel in te voeren via een aparte wet? Voldoet het huidige wetsvoorstel aan de wens van de RvS of aan de wens van DNB/AFM?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering het eerst wel belangrijk vond om een vergunningstelsel in te voeren. Wat is er inhoudelijk veranderd aan de voorkeur van de regering om een vergunningstelsel in te voeren? Of is er in feite nu alsnog een vergunningstelsel ingevoerd?

7.4. Uitvoering van Wwft-verplichtingen door aanbieders van diensten met virtuele valuta

7.5. De aanbieder die zich richt op de Nederlandse markt

7.6. Bewijs van inschrijving in het UBO-register

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe dit wetsvoorstel samenhangt met het Ultimate Beneficial Owner (UBO)-register. Zullen deze samen ook ingezet kunnen worden om belastingontwijking en ontduiking tegen te gaan?

7.7. Regels met betrekking tot anoniem elektronisch geld

De leden van de D66-fractie begrijpen dat onder prepaidkaarten met een beperkte bestedingsmogelijkheid ook onder meer boekenbonnen vallen. Acht de regering het noodzakelijk om boekenbonnen aan nadere regelgeving te onderwerpen, gezien het doel van deze implementatiewet om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan? Zijn er gevallen uit het verleden bekend waarbij boekenbonnen zijn gebruikt voor de financiering van terrorisme of voor witwassen? Welke mogelijkheden ziet de regering om boekenbonnen, maar ook andere cadeaukaarten en bonnen waarvan te verwachten valt dat deze niet gebruikt zullen worden voor witwassen en financiering van terrorisme te ontzien in deze implementatiewet? Waarom heeft de regering niet gekozen voor een minder verstrekkend regime waarbij een beperkt aantal prepaidkaarten met een hoger risico worden gedefinieerd? Had de regering al in een eerder stadium scherp dat onder deze bepaling ook cadeaukaarten zoals een boekenbon konden vallen en heeft de regering dit opgemerkt in het eerdere Europese wetgevingsproces?

7.8. Derde hoogrisicolanden

7.9. Toezicht op aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees

7.10. Overgangsrecht voor huidige aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonnees

De leden van de D66-fractie lezen dat er voor aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonees een overgangsperiode is voorzien van 6 maanden. Moeten zij binnen die periode ook al hun cliënten onderworpen hebben aan een cliëntonderzoek? Gezien de ervaring met invoering van het cliëntonderzoek bij banken, verwacht de regering dat aanbieders van omwisseldiensten en bewaarportemonees dit in zes maanden hebben afgerond en zo ja, waar is dit vertrouwen op gebaseerd?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de reden voor het frequente gebruik van de ministeriële regeling en AMvB-bepalingen in deze wet. Zij vragen de regering of dit frequente gebruik van ministeriële regelingen en AMvB’s gebruikelijk is in wetgeving. Hierbij vragen zij of dit ook zo is toegepast in de Wft en de rest van de Wwft en de Wet toezicht trustkantoren. Deze leden vragen hierbij om een uitgesplitste uitleg per artikel waarom er gekozen is voor het gebruik van de ministeriële regeling en de AMvB. Zij vragen hierbij of de ministeriële regelingen veranderd kunnen worden in AMvB’s. Zij vragen de regering bovendien om alle algemene maatregelen van bestuur voorhangend te maken.

BIJLAGE – transponeringstabel

Het valt de leden van de D66-fractie op dat de implementatiewetgeving geruime tijd na het aannemen van de richtlijn naar de Kamer is verzonden. Kan de regering toelichten wat hier de reden voor is? Hoe wordt gezorgd dat alle artikelen daaruit tijdig worden omgezet nu deze versnipperd over verschillende wetsvoorstellen bij de Kamer aanhangig worden gemaakt?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om wat uitgebreider te beargumenteren waarom voor sommige lidstaatopties niet gekozen is, aangezien de uitleg in de transponeringstabel aan de korte kant is.

OVERIG

De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd of de regering van plan is de wet (deels) te evalueren en zo ja, wanneer en op basis van welke criteria.