Nr. 15 AMENDEMENT VAN DE LEDEN SJOERSDMA EN VAN DER GRAAF

Ontvangen 5 september 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt in artikel 134b, eerste lid, na «volkenrechtelijke organisatie» ingevoegd «of als afgevaardigde van een onpartijdige humanitaire organisatie die door het internationaal recht, met inbegrip van het humanitair oorlogsrecht, is aangemerkt of een organisatie die werkt conform het humanitair oorlogsrecht, of van een erkende en toegelaten rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, en 2, eerste lid, van het Besluit Rode Kruis 1988».

Toelichting

Indieners willen voorkomen dat het verlenen van onpartijdige humanitaire hulp daar waar dat noodzakelijk, en dus ook in door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied, met onderhavig wetsvoorstel belemmerd wordt. Met dit amendement willen de indieners derhalve mogelijk maken dat humanitaire hulpverleners in de gebieden waar dit wetsvoorstel betrekking op heeft hun werk kunnen doen, in lijn met internationaalrechtelijke bepalingen (het humanitair oorlogsrecht) en humanitaire principes.

Het is wat de indieners betreft van essentieel belang dat humanitaire organisaties waaronder het Rode Kruis, die op grond van het humanitair oorlogsrecht een onafhankelijke status hebben, die onafhankelijke status behouden. Ook het Nederlandse Rode Kruis en andere onpartijdige, erkende en toegelaten rechtspersonen die overeenkomstig artikel 7 van het Besluit Rode Kruis 1988 – onder de vlag van het Rode Kruis – meewerken om het Rode Kruis in staat te stellen zijn taken uit te voeren (zie artikel 7 van het Besluit Rode Kruis 1988), moeten niet worden belemmerd bij de uitvoering van deze belangrijke taken. Dat geldt ook voor Nederlandse noodhulporganisaties die financiering ontvangen van de Nederlandse staat en opereren conform het humanitair oorlogsrecht. De veilige toegang tot mensen in nood in conflictgebieden wordt immers voor een aanzienlijk deel bepaald door de mate waarin onafhankelijke en onpartijdige humanitaire organisaties zich houden aan deze humanitaire principes en het vertrouwen dat deze organisaties daarmee verkrijgen van de strijdende actoren. De voorziene toestemmingsvereiste in onderhavig wetsvoorstel staat hiermee op gespannen voet. Derhalve beogen de indieners met dit amendement deze groep onpartijdige humanitaire hulpverleners uit te zonderen. De voorgestelde tekst is gebaseerd op overweging 38 van de Europese richtlijn inzake terrorismebestrijding van 15 maart 2017 (2017/541) en sluit aan bij de categorische uitzonderingsgronden die het VK en Australië hebben opgenomen in wetgeving.

Sjoerdsma Van der Graaf