Kamerstuk 35110-14

Reactie op de gewijzigde motie van het lid Lodders c.s. over een oplossing voor de problematiek van de Nederlandse/Noorse vrachtwagenchauffeurs en Rijnvarenden

Dossier: Invoering van een wettelijk mechanisme ten behoeve van de beslechting van belastinggeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie (Wet fiscale arbitrage)

Gepubliceerd: 17 december 2019
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66)
Onderwerpen: belasting europese zaken financiƫn internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35110-14.html
ID: 35110-14

Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN EN DE MINISTERE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2019

Hierbij bieden wij u onze reactie aan op de gewijzigde motie van de leden Lodders, Omtzigt en Aukje de Vries die is ingediend bij het debat over het wetsvoorstel Wet fiscale arbitrage en gaat over Nederlandse vrachtwagenchauffeurs in dienst van Noorse vervoersbedrijven en Nederlandse rijnvarenden in dienst van Luxemburgse werkgevers (Kamerstuk 35 110, nr. 13).

Motie Lodders c.s. (VVD) Kamerstuk 35 110, nr. 13

Verzoekt de Nederlandse regering, de Kamer binnen 4 maanden te informeren over de gezette stappen en oplossing voor de problematiek van de NL/Noorse vrachtwagenchauffeurs en Rijnvarenden

Achtereenvolgens gaat de Staatssecretaris van Financiën in op de vrachtwagenchauffeurs, waarna een gezamenlijke reactie betreffende de rijnvarenden volgt.

Vrachtwagenchauffeurs

In het debat van 5 juni 2019 over de Wet Fiscale Arbitrage heeft het lid Lodders gewezen op de problematiek van langdurig onopgeloste dubbele belasting voor een aantal Nederlandse vrachtwagenchauffeurs in dienst van Noorse vervoersbedrijven (Handelingen II 2018/19, nr. 89, item 3).

De gemandateerde behandelaars van deze dossiers hebben eind november 2019 overlegd met hun Noorse collega’s om in lijn met het belastingverdrag tussen Nederland en Noorwegen een oplossing aan deze vrachtwagenchauffeurs te kunnen bieden zowel voor het verleden als voor de toekomst. De gemaakte afspraken ter voorkoming van dubbele belasting zullen op korte termijn worden uitgewerkt en voorgelegd aan de vrachtwagenchauffeurs.

Voorts zullen de vrachtwagenchauffeurs richtlijnen meekrijgen over hoe de dubbele belastingheffing in de toekomst aan de voorkant kan worden voorkomen door gebruik te maken van de nationale procedures in Nederland en Noorwegen.

Rijnvarenden

Achtergrond en gezette stappen

De vraag om oplossingen voor rijnvarenden richt zich op in Nederland wonende rijnvarenden die naar is gebleken onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen en problemen ervaren bij het terugvorderen van eerder onverschuldigd in Luxemburg betaalde premies. Deze problemen ontstaan als werkgevers in de rijnvaart zich niet houden aan de regels voor de vaststelling van de op de werknemer toepasselijke sociale zekerheid. Deze werkgevers houden dan geen Nederlandse premie volksverzekeringen in op het loon van de rijnvarenden, maar ten onrechte premies van een andere lidstaat. Dit gebeurt soms bewust, met de bedoeling om de hogere Nederlandse socialezekerheidspremies te ontlopen en daarmee de loonkosten te drukken.

Bij de beantwoording van de Kamervragen over deze problematiek heb ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aangegeven dat de signalen hierover actief en op korte termijn bij de autoriteiten in Luxemburg onder de aandacht zullen worden gebracht*.

Op 14 juni 2019 heb ik daartoe een brief verzonden aan de ministers van Financiën en van Sociale Zekerheid van Luxemburg. In vervolg op deze brief heeft op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden. Minister Koolmees heeft op 7 november 2019 telefonisch gesproken met zijn ambtsgenoot in Luxemburg, Minister Schneider van Sociale Zekerheid. Anders dan in Nederland valt ook de premieheffing onder diens portefeuille.

Tijdens het telefoongesprek is aandacht besteed aan de problematiek die is verbonden aan de premiebetaling in Luxemburg in het verleden. Tevens is besproken welke maatregelen toekomstgericht kunnen worden genomen om problemen te voorkomen. Deze maatregelen beogen ook het verdienmodel van werkgevers die constructies met betrekking tot de premieheffing toepassen te doorbreken. Beide bewindspersonen hebben uitgesproken dat zij dat wenselijk achten.

De maatregelen worden hieronder benoemd en toegelicht.

Oplossingsrichtingen naar de toekomst toe

Meer en eerdere informatievoorziening kan een belangrijke stap zijn om te voorkomen dat er in de toekomst onverschuldigd premies worden ingehouden op het loon. Het gaat dan om de informatievoorziening aan rijnvarenden en hun werkgevers, het verbeteren van informatie-uitwisseling tussen Luxemburg en Nederland en ten slotte het versterken van informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de SVB.

In het gesprek gaven beide bewindspersonen aan bij te willen dragen aan de informatievoorziening aan rijnvarenden over hun socialezekerheidspositie, onder meer door aandacht te vragen voor de mogelijkheid om een A1-verklaring aan te vragen. Helaas hebben werkgevers en rijnvarenden in deze gevallen meestal geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Een A1-verklaring verschaft werkgevers en rijnvarenden zekerheid over de toepasselijke socialezekerheidswetgeving en daarmee ook over de lidstaat waar premies moeten worden afgedragen.

Zowel in Luxemburg als in Nederland zal nog duidelijker aandacht worden besteed aan de mogelijkheid om een A1-verklaring aan te vragen. Naast informatieverstrekking via de uitvoeringsorganisaties kunnen ook de sociale partners in de sector – zowel in Luxemburg als in Nederland – hierin een belangrijke rol spelen. Overigens hebben de Nederlandse sociale partners in de binnenvaart de afgelopen jaren al actief bijgedragen aan de informatieverstrekking aan de beroepssector over de geldende regelgeving.

Daarnaast heeft Minister Schneider tijdens het telefoongesprek de bereidheid uitgesproken om meer en eerder informatie te delen met de Nederlandse uitvoeringsinstanties dan tot nu toe gebeurt. Als in Nederland woonachtige rijnvarenden zich niet voorafgaand aan hun grensoverschrijdende werkzaamheden bij de SVB melden, dan kunnen zij hierdoor toch al bij aanvang van hun werkzaamheden of kort daarna door de SVB op de hoogte worden gesteld over de socialezekerheidswetgeving die op hen van toepassing is.

In aanvulling op deze stappen is nog het volgende van belang. De Belastingdienst kan bij de beoordeling van de aangifte inkomstenbelasting, waarin een rijnvarende om vrijstelling van premieheffing volksverzekeringen vraagt, constateren dat een rijnvarende niet over een A1-verklaring beschikt. De Belastingdienst en de SVB zijn in gesprek om informatie-uitwisseling hierover in een gestructureerd proces in te bedden. Dergelijke informatie zal de SVB in staat stellen om eerder dan nu het geval is een oordeel te geven over het toepasselijke socialezekerheidsstelsel.

Met deze maatregelen kan voor de toekomst door eerdere beoordeling van de toepasselijke wetgeving worden voorkomen dat rijnvarenden dubbel premie (blijven) betalen. Hierdoor kunnen de rijnvarenden eventuele al ten onrechte in Luxemburg betaalde premie tijdig via hun werkgever terugvragen.

Oplossingsrichtingen voor bestaande problemen

Omdat in het verleden ten onrechte socialezekerheidspremies zijn ingehouden ten behoeve van Luxemburg, is ook met Minister Schneider gesproken over de mogelijkheid tot premierestitutie.

Minister Schneider heeft toegelicht dat het betalen en terugbetalen van premies in Luxemburg via de werkgever verloopt. Dit geldt ook voor het door de werknemers verschuldigde deel van de socialezekerheidspremies. Premierestitutie verloopt daarom in de regel eveneens via de werkgever. Minister Schneider heeft aangegeven bereid te zijn om te onderzoeken of in individuele gevallen, waarin restitutie via de werkgever niet meer mogelijk is, tot enige vorm van premieverrekening kan worden overgegaan.

De Luxemburgse Minister heeft hierbij de kanttekeningen geplaatst dat het meer dan incidenteel is voorgekomen dat werkgevers de premie die zij in hun Luxemburgse aangifte hebben vermeld, niet of niet volledig hebben betaald, en dat Luxemburg een verjaringstermijn van vijf jaar kent voor premierestitutie.

Begin 2020 zal een afvaardiging van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Financiën en de uitvoeringsorganisaties over concrete casussen die de Belastingdienst uit dossiers heeft verzameld in Luxemburg in gesprek gaan met het Ministerie van Sociale Zekerheid en de Luxemburgse uitvoeringsorganisatie om een beter beeld te krijgen van de eventuele mogelijkheden tot premierestitutie of tot premieverrekening in individuele gevallen.

Voor bestaande gevallen waarvoor in het overleg met Luxemburg geen oplossing kan worden gevonden, zullen wij bezien welke unilaterale maatregelen juridisch mogelijk en wenselijk zijn.

Wij houden uw Kamer van de verdere stappen en ontwikkelingen op de hoogte.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees