Kamerstuk 34994-13

Motie van het lid Van den Berg over een tijdige beoordeling van een verzoek tot inzage van het medisch dossier van een overleden patiënt

Dossier: Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt


Nr. 13 MOTIE VAN HET LIDVAN DEN BERG

Voorgesteld 16 april 2019

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nabestaanden het recht hebben om het medisch dossier van een overleden patiënt in te zien als er sprake is van een zwaarwegend belang;

overwegende dat een zwaarwegend belang onder andere een vermoeden van een medische fout van een zorgaanbieder kan zijn;

overwegende dat de nabestaanden dit vermoeden aannemelijk moeten maken en dat het oordeel of dit voldoende aannemelijk gemaakt is in eerste instantie aan de betreffende zorgverlener is;

overwegende dat nabestaanden bij weigering van inzage van het medisch dossier een klacht kunnen indienen, naar de geschilleninstantie kunnen stappen of een civiele procedure bij de rechter kunnen starten;

overwegende dat dit langdurige procedures kunnen zijn en dat deze manier van werken omslachtig, tijdrovend en juridiserend is;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat er op een laagdrempelige wijze een tijdige beoordeling van een verzoek tot inzage van het medisch dossier van een overleden patiënt kan plaatsvinden door een onafhankelijke derde,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van den Berg