Gepubliceerd: 25 april 2018
Indiener(s): Khadija Arib (PvdA)
Onderwerpen: begroting bestuur financiƫn parlement
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34892-7.html
ID: 34892-7

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2018

Namens het presidium wil ik de leden van de verschillende fracties bedanken voor hun inbreng met betrekking tot de Raming 2019.

Het presidium zal uiteraard trachten om de vragen zo helder en duidelijk mogelijk te beantwoorden, de indeling van de geleidende brief en het verslag volgend.

Inhoudsopgave

Blz.

     

1.

Informatiepositie van de Tweede Kamer

1

2.

Instrumentarium

4

3.

Transparantie

8

4.

Betrokkenheid van de burgers

9

5.

Viering algemeen kiesrecht

12

6.

Renovatie

13

7.

Reorganisatie

14

8.

Werkklimaat en sociale veiligheid

16

9.

Staat van de Kamer 2017

18

1. Informatiepositie van de Tweede Kamer

Vraag

De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in de vasthou-dendheid waarmee het presidium de informatiepositie van de Tweede Kamer en de transparantie van het Kamerwerk ook voor 2019 centraal stelt. Daar is des te meer reden toe nu het hacken van netwerken een internationale sport lijkt te zijn geworden en zo onze informatiestromen bedreigt. Daarnaast vraagt ook de problematiek van het nepnieuws aandacht, aangezien deze trend niet alleen de kiezer op het verkeerde been kan zetten, maar ook tot ondeugdelijke besluitvorming van regering en parlement kan leiden en zo het vertrouwen van de kiezer nog meer kan ondermijnen.

Overigens zijn deze leden van mening, dat dit nepprobleem nog in het niet valt bij de gevolgen van informatie-overload. Het ondoenlijk worden van het kunnen vinden en kennisnemen van gewone relevante informatie, maakt dat grotere transparantie – zonder flankerend beleid – in plaats van de zaken overzichtelijk te maken alleen maar leidt tot het transparant maken van de onhanteerbaarheid van de beschikbare informatie. De leden van de CDA-fractie zouden – in lijn met wat zij al sedert 1980 bij eerdere ramingen hebben opgemerkt – gaarne vernemen welke mogelijkheden het presidium ziet voor zulk noodzakelijk flankerend beleid.

Antwoord

Het presidium constateert, net als de leden van de CDA-fractie, dat het probleem van de groeiende informatiestroom zich al jaren voordoet en ook bij de behandeling van vele eerdere ramingen aan de orde is gesteld. Het probleem is immers een gevolg van de toenemende digitalisering van informatie en het toenemende gebruik van social media. Het doet zich op bijna alle plekken in de samenleving voor, maar in de Kamer, immers een plaats waar veel informatiestromen samenkomen, in volle omvang.

Het presidium veronderstelt dat deze leden met «flankerend beleid» doelen op andere maatregelen dan het ontwikkelen en onderhouden van informatieverwerkingssystemen als Parlis.

Op de eerste plaats wijst het presidium dan op de vorig jaar van start gegane Dienst Analyse en Onderzoek, waarin de vroegere Dienst Informatievoorziening is opgegaan, juist om de ambtelijke ondersteuning als het gaat om informatieverwerking dichter bij de Kamercommissies en de leden te brengen zodat die verwerking beter aansluit bij de behoefte. Het verwerken behelst het vraaggericht structureren, ordenen, analyseren, duiden, presenteren en adviseren. De oprichting van de nieuwe dienst vond in 2017 plaats in het kader van de versterking van de kennis- en onderzoeksfunctie, vanuit het besef dat een goede informatiepositie cruciaal is voor het functioneren van de Tweede Kamer en dat de Kamer eerder te maken heeft met een informatie-overload dan met een informatietekort. Het presidium heeft op basis hiervan in december 2016 besloten tot deze reorganisatie van de werkwijze van de ondersteuning van commissies. Overigens is er naast de dienst Analyse en Onderzoek de dienst Informatie en Archief, waarin eveneens informatiespecialisten werkzaam zijn die leden en medewerkers bijstaan in het verzamelen van gewenste informatie.

Daarnaast herinnert het presidium eraan dat, overeenkomstig de aanbeveling van de toenmalige stuurgroep Parlementaire zelfreflectie om de persoonlijke ondersteuning van Kamerleden te versterken met name met het oog op het toenemende emailverkeer, bij de behandeling van de Raming voor het jaar 2011 structureel extra middelen aan de fracties zijn toegekend (ter bekostiging van 0,5 fte per zetel ofwel in totaal 75 fte). Het presidium veronderstelt dat deze middelen door de fracties daarvoor of voor soortgelijke ondersteuning worden aangewend. Ook herinnert het presidium eraan dat in 2016 bij amendement (het amendement Arib c.s., Kamerstuk 34 485 IIA, nr. 3) is voorkomen dat een technisch noodzakelijke verschuiving binnen de begroting van de Kamer (in verband met een nieuwe regeling rond de reserve-opbouw bij fracties) ten koste is gegaan van de beschikbare middelen voor de uitvoering van de kerntaken van de Kamer.

Vraag

De leden van de CDA-fractie hebben in verband met de informatiepositie van de Kamer een vraag aan het presidium over de wijze waarop de regering stukken aan de Kamer toezendt. Deze leden hebben geconstateerd dat de regering bijvoorbeeld bij wetsvoorstellen voor gemeentelijke herindeling het daaraan ten grondslag liggende herindelingsadvies niet meer aan de Kamer toezendt, ook niet in digitale vorm. Op het uitdrukkelijke verzoek van deze leden om toezending van de stukken antwoordt de regering met een betoog over papierverspilling en een verwijzing naar de website. Deze leden zijn van mening dat het ter beschikking stellen van documenten op de website www.rijksoverheid.nl niet gelijkgesteld kan worden met toezending aan de Kamer. De betreffende stukken worden dan immers ook niet meer opgenomen in de informatiesystemen van de Kamer. Deze leden vinden deze ontwikkeling ongewenst en vragen het presidium dan ook de informatiestroom naar de Kamer zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten, ook met het oog op duurzame archivering.

Antwoord

Het presidium heeft met de leden van de CDA-fractie vastgesteld dat het kabinet in communicatie met de Kamer soms volstaat met verwijzen naar internetpublicaties en de Kamer helemaal niet meer voorziet van een document of dit slechts in beperkte vorm doet. Om redenen van toegankelijkheid, archivering én toekomstbestendigheid acht het presidium dit een onwenselijke situatie. De huidige wijze van dossieropbouw inclusief het publiceren van Kamerstukken op Overheid.nl en in Parlis garandeert een duurzame archivering en toekomstbestendige wijze van publiceren. Ook op de lange termijn blijft dan altijd inzichtelijk welke informatie op welk moment aan de Kamer is aangeboden. Door enkel te verwijzen naar externe bronnen zijn duurzame archivering en publicatie niet gegarandeerd. Los daarvan is het presidium ten principale van mening dat leden niet verwezen mogen worden naar websites voor het vinden van informatie die gewoon naar de Kamer moet worden gestuurd. Ik zal dit ook in mijn periodieke gesprekken met de Minister-President benadrukken.

Maar ook ambtelijk wordt voortdurend bij de aanleveraars aangedrongen om stukken aan de Kamer op een toegankelijke en voor archivering geschikte wijze aan te bieden. Indien informatie middels links aan de Kamer wordt aangeboden wordt altijd alsnog om toezending van de bijbehorende stukken verzocht.

Vraag

Ook de leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag met betrekking tot de informatiepositie van de Tweede Kamer. Met enige regelmaat komt het voor dat informatie, die in Kamerstukken afkomstig van het kabinet staat, van te voren of gelijktijdig (uitgebreid) in de media aan de orde is. Dit betekent dat informatie in deze gevallen dus al eerder met media is gedeeld dan dat deze informatie aan de Kamer is gezonden. De aan het woord zijnde leden vragen zich af of de Voorzitter deze signalen ook kent en hoe dit soort situaties zich volgens de Voorzitter verhouden tot de informatiepositie van de Kamer? Welke mogelijkheden ziet de Voorzitter om dit soort situaties te voorkomen?

Antwoord

De Voorzitter maakt zich eveneens zorgen over de informatiepositie van de leden in situaties waarin de pers evident eerder is geïnformeerd dan de Kamer. De Voorzitter heeft dan ook namens het presidium op 22 maart jl. een kritische brief naar de Minister-President gestuurd waarin aandacht wordt gevraagd voor dit verschijnsel, met tal van recente voorbeelden (Kamerstuk 34 892, nr. 5). Het presidium beraadt zich, mede na kennisneming van het antwoord van de Minister-President (Kamerstuk 34 892, nr. 6), op mogelijke nadere maatregelen om het verschijnsel tegen te gaan.

2. Instrumentarium

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen naar de grondslag voor het voornemen om met elkaar in debat te gaan.

De leden van de CDA-fractie vragen of het presidium hun mening deelt dat de nadruk van het parlementaire werk behoort te liggen op het controleren van de regering. Het debat van Kamerleden onderling, over bijvoorbeeld de Raming, is in hun ogen terecht een uitzondering.

Antwoord

Het presidium wijst erop dat geen enkele (grond)wettelijke of reglementaire bepaling in de weg staat aan een onderling debat. Het presidium onderstreept echter en voegt er nog aan toe dat niet alleen de controlerende taak, maar ook de medewetgevende taak staatsrechtelijk tot de kerntaken van de Kamer behoort, hierbij de autorisatie van rijksuitgaven door het goedkeuren van de rijksbegroting tot de medewetgevende taak rekenend.

Het presidium heeft er slechts aandacht voor willen vragen dat het niet noodzakelijk is dat elk debat in de Kamer (of in een Kamercommissie) een debat met de regering is. De behandeling van de raming is daar inderdaad een voorbeeld van, maar de raming is dan ook voornamelijk een interne aangelegenheid. Er zijn echter ook nu al voorbeelden van debatten waarbij de deelnemende leden niet zozeer in debat zijn met de regering, maar met elkaar. Bijvoorbeeld bij de behandeling van een rapport van een Kamercommissie (het debat met de regering over de aanbevelingen volgt pas later), een initiatiefwetsvoorstel of -nota of een burgerinitiatief (de regering is weliswaar doorgaans bij die debatten aanwezig, maar dan wel in de rol van adviseur van de Kamer). Het presidium sluit niet uit dat, naast deze voorbeelden, vaker een onderling debat mogelijk is, met name over rapporten die betrekking hebben op de Kamer zelf. Waarom zou bijvoorbeeld een brief van de regering over haar perceptie van de informatieplicht jegens de Kamer niet eerst inhoudelijk in de Kamer onderling kunnen worden besproken? De positie van de Kamer zou, zeker in dit voorbeeld, gebaat kunnen zijn met eendrachtig optreden. Ook sluit het presidium niet uit dat ook onderdelen van het rapport van de Staatscommissie Toekomst parlementair stelsel, dat eind 2018 verwacht wordt, eerst behandeld zouden kunnen worden in een onderling debat. Maar ook de klassieke werkwijze zou kunnen worden gevolgd, te weten eerst het kabinetsstandpunt afwachten en vervolgens een behandeling in de Kamer van rapport en kabinetstandpunt. Het is uiteraard steeds de Kamer zelf die over de wijze van behandeling van een aan haar aangeboden rapport besluit.

Wat betreft de vraag van de leden van de VVD-fractie naar de betrokkenheid van de Kamer bij de werkzaamheden van de Staatscommissie betreft wijst het presidium erop dat beide Kamers een gezamenlijke begeleidingsgroep hebben ingesteld waarmee de Staatscommissie gesprekken voert. Daarnaast voert de Staatscommissie ook gesprekken met oud-leden van de Kamer, waaronder met degenen die betrokken waren bij de zogenoemde parlementaire zelfreflectie in 2009.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe het staat het met de herziening van de Wet ambtsdelicten en de uitwerking van de motie-Tellegen c.s. (Kamerstuk 34 340, nr. 7).

Antwoord

De herziening van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid, waarmee de strafrechtelijke vervolging van (oud-) ministers en (oud-) Kamerleden voor ambtsdelicten is geregeld, valt uiteen in twee stappen. De eerste stap is een klein wetsvoorstel (Kamerstuk 34 871) dat nijpende punten in de huidige wet oplost. Dit wetsvoorstel is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu ter behandeling voor in de Eerste Kamer. De tweede stap is een algehele herziening van de procedure tot strafrechtelijke vervolging van ambtsdelicten gepleegd door (oud-) politieke ambtsdragers die in handen wordt gesteld van een commissie onder leiding van voormalig procureur-generaal bij de Hoge Raad, J.W. Fokkens. De instelling van de commissie is op handen, waarmee ook een aanvang wordt genomen met de tweede stap.

Vraag

Een zaak die voor de informatiepositie van de Kamer in ieder geval van groot belang is naar de mening van de leden van de CDA-fractie, is het kunnen beschikken over een volwaardig motievolgsysteem dat zowel politici als burgers in staat stelt te volgen wat van de uitspraken van de Kamer geworden is. Vorig jaar hebben deze leden bij de behandeling van de Raming vrij precies beschreven aan welke eisen zo’n systeem zou moeten voldoen. Deze leden vragen het presidium nader toe te lichten op welke wijze de motie-Amhaouch /Schouten (Kamerstuk 34 444, nr. 13) is uitgevoerd. Het presidium stelt: «Gelijktijdig met de nieuwe werkwijze van de Kamercommissies is er uitvoering gegeven aan de motie van de leden Amhaouch en Schouten (Kamerstuk 34 444, nr. 13 ) door de voortgang en uitvoering van moties digitaal volgbaar te maken in Parlis». Kan uit deze zin worden afgeleid dat de Kamer nu inderdaad over zo’n volwaardig volgsysteem beschikt en dat dit systeem zowel voor politici als burgers toegankelijk is? Deze laatste vraag hebben, in het kader van het bevorderen van de transparantie, ook de leden van de VVD-fractie gesteld.

Antwoord

Het presidium benadrukt dat het bij het realiseren van het motievolgsysteem uitsluitend gaat om het volgbaar maken van de uitvoering van aangenomen of overgenomen moties, voor zover de Tweede Kamer daarover actief is geïnformeerd. Dit betekent dat brieven van de regering waarin een reactie op of verwijzing naar moties is opgenomen in Parlis gekoppeld worden aan de betreffende moties.

Het koppelen van brieven en moties is met terugwerkende kracht toegepast vanaf de formatie van het kabinet Rutte-III.

Het oordeel of een motie is uitgevoerd is uiteindelijk een politiek oordeel en wordt niet opgenomen.

Parlis is toegankelijk voor alle personen werkzaam in het Tweede Kamergebouw, via Plein2. De buitenwereld heeft geen directe toegang tot Parlis en voor de buitenwereld is deze koppeling dus niet zichtbaar. De tweede fase van de realisatie van het motievolgsysteem zal dus bestaan uit een doorontwikkeling van de website van de Kamer, waarmee ook de buitenwereld over deze informatie beschikt. Het presidium verwacht de realisatie daarvan nog dit jaar.

Vraag

Vorig jaar heeft informateur Tjeenk Willink ernstige zorgen geuit over de uitvoerbaarheid en uitvoering van nieuw beleid. Hij uitte deze zorgen in een opmerkelijke brief met de ondertitel «Hoe geloofwaardig is de overheid?» (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 25). Hij geeft daarin aan dat het voor de geloofwaardigheid van overheid en publieke dienstverlening dringend nodig is dat volksvertegenwoordiging en kabinet niet alleen incidenteel maar stelselmatig letten op de uitvoeringsaspecten van het beleid. Kan het presidium aangeven op welke wijze het deze «stelselmatigheid» denkt te kunnen bevorderen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Antwoord

Het presidium is van mening dat de Tweede Kamer op de eerste plaats zelf een impuls kan geven aan stelselmatige aandacht voor uitvoerbaarheid van beleid. Met name in intensief voorbereide hoorzittingen (ook wel uitgebreide hoorzittingen genoemd) zou met deskundigen en betrokkenen daarover gesproken moeten worden. Dit was al een van de aanbevelingen uit de parlementaire zelfreflectie.

Inmiddels hebben de Kamercommissies in het kader van de versterking van de kennis- en onderzoekspositie jaarlijks een onderzoeksbudget tot hun beschikking gekregen. Dit zou mede ingezet kunnen worden om de adequaatheid van de uitvoerbaarheidstoetsen van het kabinet te onderzoeken.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoerbaarheid van beleid ligt echter uiteindelijk bij het kabinet. Instrumenten die het kabinet hiervoor al dan niet verplicht inzet, zijn onder meer: de uitvoeringstoets, het integraal afwegingskader (IAK), interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) en beleidsdoorlichtingen. De recent door het kabinet gestarte operatie Inzicht in kwaliteit en de toepassing van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 kan een nieuwe impuls geven aan het ex-ante, ex-durante en ex-post evalueren van beleid op uitvoerbaarheid en uitvoering. De vaste commissie voor Financiën werkt dit voorjaar aan een voorstel voor de wijze waarop de Kamer kan worden ondersteund bij de parlementaire controle op de uitvoering van artikel 3.1 uit de Comptabiliteitswet.

Vraag

Ook zouden de leden van de CDA-fractie graag horen wat nu precies de planning is voor de bredere invoering van het EU-volgsysteem, dat een belangrijke bijdrage kan leveren aan het zicht op de verbanden tussen de nationale en Europese activiteiten.

Antwoord

Bij wijze van proef is het EU-volgsysteem, zoals dat extern al ontwikkeld is, gedurende 2017 tot heden gebruikt door medewerkers van de griffies commissies en van de Dienst Analyse en Onderzoek, tegen licentiekosten. Deze proef heeft tot de conclusie geleid dat het systeem in zijn huidige vorm niet voldoet; het «abonnement» zal worden beëindigd.

Vraag

De leden van de D66-fractie hebben een vraag over de constitutionele toetsing van EU-voorstellen, die niet apart wordt aangeduid in de BNC-fiches die van de betreffende ministeries komen. Er is in de Kamer gesproken over de vraag of de Kamer dit zelf zou kunnen (laten) uitvoeren. Is hier voldoende capaciteit voor? Zou de Kamer dit zelf kunnen doen, of beter kunnen laten uitvoeren door externe experts?

Antwoord

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 22 februari jl. de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht om in BNC-fiches voortaan uitdrukkelijk aandacht te besteden aan de constitutionele aspecten van EU-voorstellen (verhouding tot institutionele en grondrechtelijke bepalingen in de Grondwet en in verdragen die fundamentele rechtsbeginselen vastleggen), en hiertoe een nieuwe rubriek aan het BNC-sjabloon toe te voegen. Door aanpassing van het BNC-fiche kan constitutionele toetsing van nieuwe EU-voorstellen door het kabinet en de informatievoorziening aan de Kamer daarover in een zo vroeg mogelijk stadium van het Europees besluitvormingstraject worden geborgd. Bij behandeling van het BNC-fiche kan de Kamer controleren of de constitutionele toetsing adequaat is uitgevoerd en of er implicaties zijn voor de Nederlandse constitutionele orde. Bij brief van 10 april 2018 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken geantwoord dat de reactie op het commissieverzoek wordt meegenomen in de algemene kabinetsreactie op de brief over constitutionele toetsing van de Voorzitter aan de Minister-President van 31 januari 2018 (Kamerstuk 22 112, nr. 2534).

Vraag

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de werkzaamheden van de commissie-Van der Staaij met het oog op een herziening van het Reglement van Orde. Hierbij zal ook een eventueel andere vorm van het mondelinge vragenuur aan de orde zijn. Genoemde leden vragen of er, totdat de commissie met een advies komt, niet alvast geëxperimenteerd kan worden met enkele aanpassingen in het Vragenuur?

Antwoord

De leden van de SP-fractie merken terecht op dat de ingestelde werkgroep een algehele herziening van het Reglement van Orde voorbereidt. Het presidium is van opvatting dat voorstellen van de werkgroep op het punt van de inrichting van het mondelinge vragenuur afgewacht zullen moeten worden. Recente discussies in de commissie voor de Werkwijze hebben aangetoond dat veranderingsvoorstellen ten aanzien van het Vragenuur niet makkelijk op breed draagvlak binnen de Kamer kunnen rekenen. Juist het grondig voorbereidend werk van de werkgroep biedt naar de mening van het presidium de grootste kans van slagen voor een eventuele modernisering van het Vragenuur.

Vraag

De leden van de fractie van de SP vragen zich verder af of het eventueel een goed idee is om bij gewijzigde moties en amendementen duidelijk te maken wat er gewijzigd is, bijvoorbeeld door dit te arceren? Dat zou het zoekgemak eventueel ten goede kunnen komen, zo denken deze leden.

Antwoord

In het algemeen wordt getracht aan te geven of de wijziging een wijziging in de ondertekening betreft of strekt tot wijziging in de tekst (bijvoorbeeld in het dictum van een motie). Leden die een motie wensen te wijzigen geven de precieze wijziging soms aan, maar vaak ook niet. Wijzigingen in de tekst kunnen een enkel woordje betreffen, een zin of een zinsdeel, maar kunnen even vaak schrappen van een zin(sdeel) betreffen. Door middel van arceringen aangeven welke wijzigingen zijn aangebracht is arbeidsintensief en heeft niet alleen gevolgen voor het ambtelijk-politieke afstemmings- en publicatieproces, maar de hoge tijdsdruk die doorgaans een rol speelt bij verspreiden van gewijzigde moties en amendementen speelt, kan de noodzakelijke afstemming ook onmogelijk maken.

3. Transparantie

Vraag

De leden van de D66-fractie hechten zeer aan transparant werken van de Kamer en aan open data en zijn daarom positief over de stappen. Zij vragen met interesse naar wat de ideeën zijn voor de verdere ontwikkeling van dit beleid en de uitrol daarvan?

Antwoord

De eerste versie van het Open Dataportaal staat live. Snel en transparant openbare gegevens met de buitenwereld delen is daarmee mogelijk gemaakt. Dat is het doel van het Open Dataportaal van de Tweede Kamer. Het gaat bijvoorbeeld om wetsvoorstellen, moties, amendementen en verslagen. De informatie kan gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek of eigen applicaties.

Voor ontwikkelaars is er een zogenoemde API (Application Programming Interface) beschikbaar. De API biedt ontwikkelaars de mogelijkheid om de data van de Tweede Kamer technisch eenvoudig te integreren in eigen toepassingen.

In de loop van dit jaar (2018) gaat de Tweede Kamer in gesprek met de organisatoren van het dataportaal van de Nederlandse overheid,data.overheid.nl, om de openbare parlementaire informatie ook via dit portaal als open data beschikbaar te stellen.

De Tweede Kamer heeft zich tevens aangesloten bij het actieplan Open Overheid, om zo afstemming te vinden in de keten van parlementaire documenten. Het actieplan moet ertoe bijdragen dat overheidsorganisaties, maatschappelijke organisaties en burgers samen verder werken aan het verbeteren van een Open Overheid en daarmee aan een effectievere overheid, die burgers en maatschappelijke organisaties een goede informatiepositie biedt om gezamenlijk maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De Tweede Kamer heeft als specifiek actiepunt ingebracht dat zij de komende jaren wil realiseren dat tweedekamer.nl volledig voldoet aan het WCAG2-AA keurmerk (drempelvrij). Het streven is om in 2018 de analyse afgerond te hebben en eind 2019 de eerste oplevering van de aangepaste website.

Vraag

De leden van de D66-fractie zouden tevens graag volledige transparantie zien in de uitgaven van de Tweede Kamer (open spending). Kan de Voorzitter hierin voorzien?

Antwoord

De begroting en verantwoording van de Tweede Kamer zijn openbaar en voldoen aan de regels die de rijksoverheid daarvoor hanteert. De doelstelling van «open spending» is een veel verder gaande, namelijk de volledige transparantie van financiële informatie om daarmee te komen tot een goede vergelijking van uitgaven tussen overheidsorganisaties. Bij bijvoorbeeld gemeenten is dit zinvol, waar het gaat om specifieke uitgaven voor groenbeleid of zorg. Om die reden zijn er bijvoorbeeld gemeenten, die experimenteren met deze wijze van financieel beheer. De begroting van de Tweede Kamer bestaat voor het grootste deel uit personele uitgaven en kent daarnaast uitgaven op het gebied van onder meer ICT en veiligheid. Volledige transparantie van dergelijke uitgaven is niet gewenst. «Open spending» vereist daarnaast investeringen in een aangepast begrotingsbeheer waarbij alle begrotingsgegevens geanonimiseerd moeten worden om de privacy van debiteuren en crediteuren te beschermen. Het presidium vindt dat dergelijke investeringen voor de Tweede Kamer vooralsnog niet nodig zijn.

Vraag

De leden van de D66-fractie waarderen de verbeteringen in de website van de Tweede Kamer, waardoor wetgevingstrajecten gemakkelijker te volgen zijn, en aan de verbeteringen in de app Debat Direct. Zij vragen zich af welke concrete aanpassingen en verbeteringen er in de loop van 2018 en 2019 nog verwacht kunnen worden?

Antwoord

In zowel de website van de Tweede Kamer als in de app Debat Direct zullen in overleg met gebruikers binnen de Tweede Kamer verdere verbeteringen worden aangebracht. Die verbeteringen betreffen ten aanzien van Debat Direct primair verbeteringen op het gebied van het beheer, om daarmee fouten en verstoringen te voorkomen, met name op het gebied van de live content, zoals de stemmingsuitslagen. Verbetering van de functionaliteit krijgt echter ook aandacht, bijvoorbeeld op het gebied van de zoekfunctie. Daarnaast vindt thans een vooronderzoek plaats naar de introductie van een vergaderapp, die op een gebruiksvriendelijke manier vergaderinformatie beschikbaar maakt voor Kamerleden, naar het voorbeeld van de vergaderapp van de Eerste Kamer. Als de uitkomst van dit onderzoek positief is, zal de app zo snel mogelijk worden gebouwd. Realisatie begin 2019 is dan mogelijk.

4. Betrokkenheid van de burgers

Vraag

Kamer en kabinet streven er naar dat elke Nederlander voor zijn achttiende levensjaar een bezoek heeft gebracht aan het Binnenhof. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de renovatie en de tijdelijke verhuizing naar de Bezuidenhoutseweg, naar de mening van het presidium, invloed hebben op deze doelstelling. Wat zijn de plannen voor de komende jaren, wanneer de Kamer zich tijdelijk bevindt op de Bezuidenhoutseweg? Wat zijn de ideeën rond de rondleidingen, een vast onderdeel voor scholieren? Welke organisatorische en bouwkundige aanpassingen zijn er nodig om de grotere bezoekersaantallen te kunnen opvangen?

Ook de leden van het CDA en de SP vragen het presidium om nader toe te lichten welke aanpassingen met de begrote extra middelen gerealiseerd kunnen worden.

Antwoord

Het presidium vindt het van groot belang dat jongeren kennis maken met het werk van de Tweede Kamer. De tijdelijke huisvesting mag hierbij geen beperkingen opleveren.

Het is van belang om bij de toegankelijkheid van ons parlement op te merken dat onderscheid gemaakt moet worden tussen de komende jaren en de periode vanaf medio 2020, wanneer de Tweede Kamer verhuist naar Bezuidenhout 67. Het voornemen is om de komende jaren meer bezoekers, onder wie vooral scholieren, op te kunnen vangen door uitbreiding van de technische voorzieningen, zoals de scanstraten. Ook zal van Pro Demos gevraagd worden om meer en meer gevarieerde faciliteiten te bieden aan scholen en scholieren voor het bezoeken van de Tweede Kamer. Dit betreft bijvoorbeeld ook de recesperioden en zo mogelijk zaterdagen. In het bouwkundige ontwerp van Bezuidenhout 67 zijn logistieke maatregelen opgenomen om de gewenste grotere bezoekersstroom te kunnen faciliteren.

Vraag

Onder verwijzing naar het zgn. V100-programma vragen de leden van de VVD-fractie hoe het presidium het voor zich ziet om de politiek voor burgers aantrekkelijker te maken.

Antwoord

Het verder vergroten van de aantrekkelijkheid en betrokkenheid van burgers bij het werk van de Kamer, blijft een belangrijk aandachtspunt. Commissies ontplooien, naast het genoemde V100-programma, op dit vlak nieuwe initiatieven. Zo worden burgers via internetconsultaties en social media rechtstreeks om input gevraagd (bijvoorbeeld door de commissie SZW in aanloop naar de rondetafelgesprekken over respectievelijk Schulden en Werkenden in de Platformeconomie). Deze commissie onderzoekt momenteel tevens de mogelijkheid van het organiseren van een «Webinar», een interactief evenement op internet waarbij online publiek aanwezig is. Dit mogelijk nieuwe instrument biedt commissies de mogelijkheid met een grote groep mensen tegelijk in contact te treden over belangrijke politieke thema’s.

Ten aanzien van het rondetafelgesprek is waarneembaar dat commissies in toenemende mate, naast de gangbare deskundigen juist ook mensen uit het veld uitnodigen. Daarnaast experimenteren commissies met een andere opzet van het rondetafelgesprek om aldus genodigden uitvoerig de gelegenheid te bieden tot het doen van hun inbreng. Zo gaven genodigden tijdens het rondetafelgesprek over Biodiversiteit (commissie LNV) eerst een presentatie van hun standpunten, alvorens op de gestelde vragen in te gaan.

Commissies maken voor de contacten met burgers en organisaties overigens ook ruim gebruik van de reeds bestaande instrumenten van de Kamer. Naast de werkzaamheden van de Commissie voor de Burgerinitiatieven en Verzoekschriften, zijn dit de petitie-aanbiedingen, de bijzondere procedures en de gesprekken met bijvoorbeeld patiënten of ondernemers, evenals de gesprekken met burgers tijdens werkbezoeken (gaswinning Groningen van de commissie EZK) of ingeval van gemeentelijke herindelingen, de gesprekken op locatie met belanghebbenden (cie. BiZa).

Mede om de aantrekkelijkheid van de debatten in commissieverband te vergroten, is bij wijze van proef de Troelstrazaal fysiek anders ingericht.

Mede in antwoord op vragen van de leden van de SP-fractie meldt het presidium dat bij de mondelinge behandeling van de Raming de uitkomsten van de evaluatie van de nieuwe vergaderopstelling, die in mei wordt afgerond, beschikbaar zullen zijn. Daarbij zullen beide aspecten van de pilot, zowel de duale vergaderopstelling als het staand spreken, zijn meegenomen. Verwachting is dat het presidium in vóór het zomerreces een besluit kan nemen.

Verder is het streamen/uitzenden van commissievergaderingen in enkele commissiezalen aangepast waardoor deze voor de kijker aantrekkelijker in beeld worden gebracht.

In het algemeen zijn alle openbare debatten live te volgen via Debat Direct, via de live stream of via Politiek 24. Verder bieden platforms zoals Debat Gemist, Tweedekamer.nl en activiteiten van de Kamer op sociale media voor verschillende doelgroepen de mogelijkheid het werk van de Kamer op de voet te volgen.

Het Kamergebouw bezoeken is vergemakkelijkt. De publieksingang aan de Lange Poten is het afgelopen jaar opgeknapt en de bewegwijzering in het semi-openbare gebied is verbeterd. Tijdens open dagen zoals Museumnacht (Kids), Open Monumentendag en het Bevrijdingsfestival kan het publiek de plenaire zaal bezoeken en draagt de Kamerorganisatie actief kennis over het parlementaire proces over, toegespitst op de verschillende doelgroepen.

Vraag

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het een goed signaal is dat de Oude Zaal intensief gebruikt wordt en toegankelijk is voor een breed publiek, maar vragen hoe wordt voorkomen dat de Oude Zaal een semi-congrescentrum wordt.

Antwoord

Het presidium heeft criteria vastgesteld op basis waarvan het gebruik van de Kamergebouwen voor andere doeleinden dan parlementaire activiteiten wordt gereguleerd. Het gebruik van de Oude Zaal en andere ruimten van de Tweede Kamer als congresruimte is daarbij uitgesloten. Het presidium is wel van mening dat een intensiever gebruik van de Kamergebouwen gewenst is, ook in de recesperioden, bijvoorbeeld in de vorm van tentoonstellingen. Hiermee kan de betrokkenheid bij het parlementaire proces worden gestimuleerd en kan de drempel naar het parlement voor bezoekers worden verlaagd.

Vraag

In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is verder vastgelegd, dat het kabinet investeert in het beter zichtbaar maken en zo mogelijk toegankelijk maken van historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen. De leden van de CDA-fractie vragen het presidium welke rol de Tweede Kamer hierin kan spelen. Deze leden stellen het bijzonder op prijs, dat het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581, dat dit jaar werd gekozen tot Pronkstuk van Nederland, te zien is bij de plenaire zaal, evenals de Unie van Utrecht uit 1579. Zo wordt de staatkundige geschiedenis van Nederland (bijna) tastbaar. Deze leden vragen ook nadere informatie over de mogelijke aanstelling van een Kamerhistoricus, die de historie van de Tweede Kamer beter voor het voetlicht gaat brengen.

Antwoord

Het presidium merkt op dat de historische betekenis van het Binnenhof en de geschiedenis van de Tweede Kamer de komende jaren extra aandacht zal krijgen, mede in het kader van de renovatie. Een mooi voorbeeld daarvan was de in 2017 geopende Kasteinkamer, een bijzondere herdenkingsplaats aan de Binnenhofzijde van de Tweede Kamer. Op 4 mei zal bij de ingang Binnenhof 1a een plaquette worden aangebracht waarmee ook voor bezoekers van het Binnenhof deze verzetsstrijder zichtbaar wordt geëerd. Eind 2018 / begin 2019 zal een expositie van de historische boekencollectie van de Tweede Kamer worden georganiseerd, in combinatie met extra aandacht voor de historische en culturele waarde van de Handelingenkamer. De inzet van mensen binnen de Tweede Kamer die op het gebied van de geschiedenis van de Tweede Kamer specifieke kennis en ervaring hebben als het gaat om dit soort projecten zal zeker worden benut.

Ook de dit jaar door het presidium ingestelde kunstcommissie kan een rol spelen bij het meer zichtbaar maken van verhalen over onze geschiedenis als deze commissie stuit op speciale kunstvoorwerpen in het Kamergebouw.

Vraag

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd in welke mate de werkgroep tot herziening van het Reglement van Orde naast rondvraag binnen de Kamer naar het functioneren van de regels en instrumenten van de Kamer, ook in de samenleving gaat kijken waar kiezers behoefte aan hebben om herkenbaar vertegenwoordigd te worden en inspraak te hebben in hetgeen de Kamer besluit. Kan dat nader toegelicht worden?

Antwoord

Op 13 maart jl. is de Werkgroep Herziening Reglement van Orde van start gegaan. De kernvraag die de werkgroep, in opdracht van het presidium, zal beantwoorden is of het Reglement nog voldoende houvast biedt of dat aanpassing of modernisering nodig is. De voorlopige planning is dat de Werkgroep voor 1 maart 2019 een eindrapport aan het presidium aanbiedt, waarschijnlijk in de vorm van een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde. Om haar opdracht te vervullen zal Werkgroep onder andere gesprekken voeren «binnen», maar ook «buiten» de Kamer. Mogelijk kan deze suggestie van de leden van de D66-fractie worden meegenomen in de aanpak van de Werkgroep.

5. Viering algemeen kiesrecht

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het bestaan in Nederland van 100 jaar algemeen kiesrecht gevierd gaat worden.

Antwoord

Het presidium heeft op 7 februari ingestemd met het voorstel om een stuurgroep in te stellen die de viering van 100 jaar algemeen kiesrecht voorbereidt. In maart is deze Stuurgroep onder voorzitterschap van de Voorzitter van de Tweede Kamer van start gegaan. De Stuurgroep bestaat verder uit Kamerleden, een fractiesecretaris, ambtenaren en de directeur van ProDemos. Ook is er een projectleider aangewezen.

Voor de Tweede Kamer biedt het honderd jarig jubileum in 2019 een uitgelezen kans om de aandacht te vestigen op het thema «algemeen kiesrecht»; om te laten zien hoe kostbaar democratie is, dat dit gevierd mag worden en dat het continue in ontwikkeling is.

De Stuurgroep is bezig met het uitwerken van een aantal concrete festiviteiten, waarbij het van belang is dat iedereen, jong en oud, daaraan kan meedoen. Het doel is om een breed publiek te bereiken. Er wordt ook aansluiting gezocht bij reeds bestaande initiatieven en evenementen die in het land plaats vinden, zoals bijvoorbeeld tentoonstellingen, debatten en films over het kiesrecht. Gekeken wordt ook waar samen met het Ministerie van BZK, ProDemos, de Kiesraad, universiteiten en musea de krachten gebundeld kunnen worden.

6. Renovatie

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze er de komende tijd actief draagvlak onder alle Kamerbewoners, dus ook bij de Kamerleden en alle ambtelijke ondersteuning van de fracties, gecreëerd gaat worden voor de tijdelijke verhuizing.

Antwoord

Door de Bouwbegeleidingscommissie en door het projectteam Renovatie en Tijdelijke Huisvesting is de afgelopen periode veel aandacht besteed aan de tijdelijke huisvesting in Bezuidenhout 67. Kamerbewoners zijn uitgenodigd om een kijkje te nemen en tijdens informatiebijeenkomsten, in de Kamerbode en op Plein2 is veel informatie gegeven over de huisvestingsplannen. De komende periode zal deze communicatie worden uitgebreid, om daarmee alle kamerbewoners vertrouwd te maken met de huisvestingsplannen en om ze waar dat mogelijk is inspraak te geven in de tijdelijke huisvesting.

Vraag

De leden van de D66-fractie lezen dat er nog geen volledig beeld beschikbaar is van de kosten voor de toegang voor bezoekers in de tijdelijke huisvesting aan de Bezuidenhoutseweg en voor de positie en de inrichting van de plenaire zaal en de commissiezalen. Zij zijn benieuwd waar deze kosten nog afhankelijk van zijn, en of de uitgangspunten van een sobere en doelmatige tijdelijke huisvesting voldoende tot uiting blijven komen in die keuzes.

Antwoord

Het zogenaamde definitieve ontwerp van de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer in Bezuidenhout 67 is inmiddels na behandeling in de Bouwbegeleidingscommissie vrijwel afgerond. In deze Bouwbegeleidingscommissie zijn naast Kamerleden ook de fractieorganisaties en de Kamerambtenaren vertegenwoordidgd. In de commissie Binnenlandse Zaken zal de voortgang van het totale renovatieprogramma, aan de hand van de toegezegde periodieke voortgangsrapportage, met de Staatssecretaris van BZK worden besproken. De bewaking van de financiële kaders vindt daar plaats.

In het ontwerp van de tijdelijke huisvesting voor de Tweede Kamer is voorzien in goede mogelijkheden voor de opvang van bezoekers via een nieuw te realiseren bezoekersingang en entree van Bezuidenhout 67. Ook de positie en inrichting van plenaire zaal en commissiezalen is in dit ontwerp opgenomen. Om de besturing en beheersing van het totale renovatieprogramma te versterken is een overkoepelende stuurgroep ingesteld onder voorzitterschap van oud Minister van Financiën de heer De Jager.

7. Reorganisatie

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen wat er wordt gedaan om de Kamercommissies die nog niet zo ver zijn met het incorporeren van de nieuwe KVKO-aanpak hiertoe aan te sporen?

Antwoord

De nieuwe werkwijze van commissies is vanaf september 2017 gefaseerd ingevoerd bij alle commissies. Alle commissies hebben inmiddels een jaarplanning voor het versterken van hun kennispositie vastgesteld. Begin 2018 zijn ook de nieuw geworven kenniscoördinatoren van de Dienst Analyse en Onderzoek ingestroomd en zijn de integrale staven van de commissies volledig bemenst. In 2018 zal een interne evaluatie plaatsvinden van de eerste ervaringen met de nieuwe werkwijze. Indien de evaluatie daar aanleiding toe geeft, kunnen verbeterpunten worden geadresseerd in het commissievoorzittersoverleg dat in het najaar van 2018 is gepland.

Vraag

De nieuwe werkwijze van de Kamercommissies op basis van de aanbevelingen van de Klankbordgroep versterking van de kennis- en onderzoekspositie is inmiddels geïmplementeerd. De leden van de CDA-fractie vragen, hoe de algehele, grotere evaluatie van de nieuwe werkwijze dit jaar vormgegeven zal worden. Het presidium stelt, dat het in de rede ligt om bij deze evaluatie ook het opbouwen en versterken van een kennisnetwerk door de commissiestaven te betrekken. Kan het presidium toelichten wat moet worden verstaan onder deze netwerken, waarin de verworvenheden van de samenwerking met de wetenschaps-koepels en de adviesraden verder worden ontwikkeld?

Deze leden vragen of het presidium kan toelichten wat moet worden verstaan onder de kennisnetwerken van de commissiestaven, waarin de verworvenheden van de samenwerking met de wetenschaps-koepels en de adviesraden verder worden ontwikkeld.

Antwoord

De commissiestaven ondersteunen de commissies bij het ontsluiten van relevante externe (wetenschappelijke) kennis. Daartoe onderhouden zij contacten met onder meer wetenschapskoepels, adviesraden en planbureaus. Deze partijen kunnen ondersteuning leveren bijvoorbeeld bij (de voorbereiding op) hoorzittingen en rondetafelgesprekken of kunnen worden ingeschakeld bij opdrachtonderzoek. Ook leveren zij ondersteuning bij diverse instrumenten waar commissies gebruik van kunnen maken, zoals netwerkverkenningen van relevante wetenschappers en instituten, het laten opstellen van wetenschappelijke factsheets en het organiseren van ontbijtbijeenkomsten met wetenschappers.

Vraag

De leden van de D66-fractie delen de voortdurende aandacht voor het versterken van de informatiepositie van Kamerleden. Om zicht te houden op de wijze waarin de nieuwe commissie-werkwijze en de informatiespecialisten bij commissies daarin ondersteunen, vragen zij zich af of gemonitord wordt welke informatievragen hen bereiken van individuele Kamerleden of in commissieverband, wat daarop de reactietermijn is en of dergelijke cijfers ook in de Ramingsstukken meegenomen kunnen worden in de toekomst?

Antwoord

Informatiespecialisten registreren alle binnenkomende informatieverzoeken. Deze kunnen afkomstig zijn van:

  • een commissie (via de griffier of de kenniscoördinator)

  • individuele Leden/fractiemedewerkers

  • buitenlandse parlementen

Informatiespecialisten overleggen met de indiener van de vraag over de termijn waarbinnen aan het verzoek met zijn voldaan en stemmen hun antwoord daarop af.

Het beantwoorden van vragen van de commissies is de verantwoordelijkheid van de Dienst Analyse en Onderzoek (DAO). In het eerste half jaar na de invoering van de nieuwe werkwijze (1 september 2017) heeft DAO 225 vragen van commissies beantwoord.

Het beantwoorden van vragen van individuele Kamerleden en fractiemedewerkers is een gedeelde verantwoordelijkheid van de contentspecialisten van de Dienst Informatie en Archief (DIA) en de informatiespecialisten van de Dienst Analyse en Onderzoek (DAO). De contentspecialisten krijgen vragen binnen bij het Centraal Informatiepunt en handelen de snel te beantwoorden vragen direct af. De informatiespecialisten van DAO worden ingeschakeld voor de complexere vragen (de tweedelijnsvragen) op het terrein van hun commissie.

In het eerste half jaar van de nieuwe werkwijze hebben DIA en DAO in totaal 672 informatieverzoeken van Kamerleden of fractiemedewerkers ontvangen. Hiervan zijn 81 tweedelijnsvragen door de DAO beantwoord.

De Dienst Analyse en Onderzoek heeft in dezelfde periode 98 informatieverzoeken van buitenlandse parlementen ontvangen.

Daarnaast beantwoordde DAO 6 «overige» vragen, afkomstig van diverse afzenders.

Vraag

De leden van de D66-fractie constateren dat in de Staat van de Kamer voor hoorzittingen een uitsplitsing gemaakt wordt voor normale hoor-zittingen en intensief voorbereide hoorzittingen. Zij vragen zich af of een dergelijk onderscheid voor rondetafelgesprekken ook valt te maken? En of er binnen de verschillende commissies werkwijzen aan te duiden zijn die als best practice benoemd kunnen worden om in het korte tijdsbestek met veel aanwezige Kamerleden zoveel mogelijk gericht informatie te kunnen ophalen bij de genodigde deskundigen.

Antwoord

De voorbereidingen van rondetafelgesprekken variëren in intensiteit. Er zijn meerdere commissie die hiermee al in de praktijk ervaring hebben opgedaan. In zo’n geval kan dezelfde aanpak worden gevolgd als bij intensief voorbereide hoorzittingen, namelijk een meer gerichte inhoudelijk analytische voorbereiding door middel van een korte onderzoeksfase vooraf. In die fase bereiden enkele door de commissie aangewezen leden samen met de commissiestaf het rondetafelgesprek voor: het precieze doel van het rondetafelgesprek wordt afgebakend, de vorm en opzet worden bepaald, er wordt een kritische selectie van genodigden gemaakt, de hoofdvraag en deelvragen die namens de commissie worden gesteld worden geformuleerd, enz. Deze werkwijze lijkt ook enigszins op die van de voorbereiding van een parlementair onderzoek. Zoals uit tabel 11 van de Staat van de Kamer blijkt, worden er jaarlijks beduidend meer rondetafelgesprekken dan hoorzittingen georganiseerd. Het uitgebreid voorbereiden van een rondetafelgesprek is arbeidsintensief, zowel voor de betrokken Kamerleden als voor de commissiestaven en vergt derhalve veel capaciteit van alle betrokkenen.

Vraag

De leden van de fractie van D66 vragen of er binnen de verschillende commissies werkwijzen aan te duiden zijn die als best practice benoemd kunnen worden om in het korte tijdsbestek met veel aanwezige Kamerleden zoveel mogelijk gericht informatie te kunnen ophalen bij de genodigde deskundigen.

Antwoord

Er zijn inderdaad bepaalde werkwijzen die bevorderen dat in korte tijd veel informatie kan worden verkregen. Zo is het bijvoorbeeld bij veel commissies gebruikelijk om genodigden te verzoeken om tijdig voorafgaand aan het rondetafelgesprek, bij voorkeur enkele dagen, een position paper aan de commissie toe te sturen waarin zij in het kort schriftelijk hun visie op het geagendeerde onderwerp geven. Genodigden die een position paper hebben ingestuurd kunnen zich tijdens het rondetafelgesprek beknopter introduceren, waardoor sneller gerichte vragen kunnen worden gesteld en daar ook meer tijd voor beschikbaar is. Een variant op het vragen van position papers is om door middel van een internetoproep bij ervaringsdeskundigen te inventariseren over wat de ervaringen in de praktijk over een bepaalde kwestie zijn. Een dergelijke internetconsultatie is aanvullend op de reguliere opzet van het rondetafelgesprek. De ontvangen reacties kunnen, eventueel geanonimiseerd, worden opgenomen in een reader voor het rondetafelgesprek. Het presidium wijst in dit verband ook naar haar hierboven gegeven antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie over het verder vergroten van de aantrekkelijkheid en betrokkenheid van burgers bij het werk van de Kamer. Een andere goede werkwijze is het rondetafelgesprek tevoren in te delen in thematische blokken waardoor er aan de genodigde experts direct gerichte vragen kunnen worden gesteld. Het gesprek verloopt daardoor in de regel efficiënter en de opbrengst aan informatie neemt toe.

Ook is het mogelijk dat de commissieleden die voornemens zijn aan het rondetafelgesprek deel te nemen tevoren de verschillende thema’s van het gesprek onderling verdelen: één van de woordvoerders neemt bij «zijn» thema dan het leeuwendeel van de vragen voor zijn rekening, terwijl de overige leden zich beperken tot het stellen van enkele aanvullende vragen. Deze aanpak is tijdens het rondetafelgesprek zelf zeer tijdsefficiënt, maar vergt wel wat meer voorbereidingstijd vanwege de noodzakelijke onderlinge afstemming vooraf.

8. Werkklimaat en (sociale) veiligheid

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het interne informatiesysteem in het geval van veiligheidsincidenten, zoals het afzetten van het Binnenhof i.v.m. een verdacht pakketje, kan worden verbeterd. Met andere woorden: hoe kan ervoor worden gezorgd dat alle Kamerbewoners intern worden ingelicht wanneer er dit soort zaken spelen?

Antwoord

De interne communicatie over incidenten verloopt over het algemeen via de omroepinstallatie en via Plein2 (intranet). Per incident wordt een afweging gemaakt welk (interne) communicatiemiddel wordt ingezet. Afhankelijk van de locatie en de omvang van het incident wordt bepaald of centraal of decentraal (per gebouwdeel) de bewoners worden geïnformeerd. De mate van impact en urgentie bepalen onder andere of de Kamerbewoners via de omroepinstallatie worden geïnformeerd via Plein2 of per mail (TK-totaal). Om ervoor te zorgen dat dit communicatiemiddel «zeldzaam» blijft en daarmee direct de aandacht trekt, wordt het alleen ingezet bij incidenten die (een grote) impact hebben.

Vraag

Wat wordt bedoeld met verdere intensivering van de beveiliging van de digitale infrastructuur? En meer specifiek: hoe kan er een betere beveiliging worden gerealiseerd als het om phishing-mail gaat?

Antwoord

De intensivering van de beveiliging van de digitale infrastructuur krijgt gestalte via organisatorische, technische en fysieke maatregelen. De aanstelling van de Chief Information Security Officer (CISO), de bewustwordingscampagne en het ingezette opleidingstraject zijn voorbeelden van intensivering van het beleid via organisatorische maatregelen. In technische zin zijn onder meer de maatregelen voor het monitoren van inbreuken op de infrastructuur aangescherpt. Fysieke maatregelen betreffen bijvoorbeeld het verder beveiligen van serverruimten tegen onbevoegde toegang. Ook is de beveiliging van de emailomgeving en van de financiële systemen op een hoger plan gebracht.

De beste beveiliging tegen phishing emails is gelegen in het vergroten van de awareness van Kamerbewoners. Daarom wordt hieraan in de bewustwordingscampagne specifiek aandacht besteed. Het emailverkeer van de Tweede Kamer wordt voor een deel al op ongewenste emails gefilterd (spamfiltering). Verdergaande filtering van binnenkomende emails is onwenselijk, omdat dit tot gevolg zou hebben dat ook regulier emailverkeer wordt tegengehouden. Daar komt bij dat op specifieke personen gerichte phishing emails (spear phishing) sowieso tot de mogelijkheden blijven behoren

Vraag

De leden van de CDA-fractie missen in de toelichting op de Raming de maatschappelijke stage voor scholieren. In het verleden was er sprake van het aanbieden van stages op basis van de motie-Biskop c.s. (Kamerstuk 32 531, nr. 14). Biedt de Tweede Kamer nog ruimte voor maatschappelijke stages? Deze leden hechten eraan dat juist de Tweede Kamer een plaats is waar jongeren een maatschappelijke stage kunnen doen. Is het presidium bereid ook in 2019 maatschappelijke stages aan te bieden?

Antwoord

Het presidium deelt in antwoord hierop mee dat er vanzelfsprekend ook in 2019 maatschappelijke stages zullen worden georganiseerd.

Met het aannemen van de motie Biskop (Kamerstuk 32 531, nr. 14) is de Kamer de verplichting aangegaan om leerwegondersteunend onderwijs leerlingen een maatschappelijke stage aan te bieden. In deze stageweek leren zij over de parlementaire democratie, verschillende beroepen binnen de Kamer en het werk van Kamerleden. Het presidium heeft op 4 november 2015 ingestemd met het streefcijfer van 45 deelnemers aan de maatschappelijke stage per jaar. Om deze doelstelling te behalen organiseert ProDemos jaarlijks twee maatschappelijke stageweken. Deze vinden in de regel in het najaar plaats en bieden ruimte aan tenminste 45 leerlingen. Het presidium heeft zicht overigens voorgenomen om deze constructie rond de maatschappelijke stages te betrekken bij de evaluatie van de samenwerking met ProDemos.

Vraag

De leden van de D66-fractie zouden graag een nader tijdspad voor het Kamer-interne onderzoek naar een veilig werkklimaat in de Tweede Kamer verkrijgen. De leden van de SP-fractie vragen naar de plannen voor vertrouwenspersonen en ongewenste omgangsvormen. Kan uitgebreider worden toegelicht hoe het werken aan een goed sociaal klimaat er precies uit komt te zien? Hoe zal bijvoorbeeld de herkenbaarheid en vindbaarheid van vertrouwenspersonen worden verbeterd?

Antwoord

De herkenbaarheid van de vertrouwenspersonen kan worden vergroot. Onderdelen van het plan zijn een verbetering van de bewuste pagina op Plein 2, artikelen in de Kamerbode en trainingen die worden aangeboden aan medewerkers tijdens werkoverleg. Daarnaast wordt gekeken naar de organisatie rondom de vertrouwenspersonen (certificering, professionalisering, aantal vertrouwenspersonen, in- of externe positionering).

Om adequaat te kunnen interveniëren op het sociale werkklimaat binnen de Kamerorganisatie, is een onafhankelijk, wetenschappelijk valide en anoniem onderzoek nodig om een goed beeld te verkrijgen van de huidige situatie (nulmeting). Dit onderzoek wordt in samenwerking met een onderzoeksbureau voorbereid en in 2018 uitgevoerd, zo mogelijk onder alle medewerkers van de Tweede Kamer (ambtelijk en politiek).

Het onderzoek zal ook zicht geven op de aspecten die het sociaal klimaat positief kunnen beïnvloeden zoals bijvoorbeeld een open sfeer om zaken bespreekbaar te maken, leiderschap, ontwikkelmogelijkheden, sociale steun, inspraak en medezeggenschap.

Vraag

De leden van de SP-fractie lezen dat er in het kader van de Participatie-wet nu ongeveer één persoon per jaar wordt aangenomen. Deze leden vragen zich af waarom dit zo laag is en vragen of dit niet iets ambitieuzer mag.

Antwoord

Het presidium vindt dat de Kamer op dit onderwerp een voorbeeldfunctie heeft en heeft voor 2018 een groei-ambitie uitgesproken van 7,5 extra participatiebanen dit jaar (van 6,5 naar 14 banen) en daarbovenop in 2019 nog 1,5 banen (totaal 15,5). De ervaring tot op heden leert wel dat een extra investering in de benodigde randvoorwaarden en inspanning op het plaatsingsproces noodzakelijk zijn om medewerkers op deze banen te werven én te behouden op de langere termijn. Begin 2018 is daarom een interne projectleider aangesteld om in samenwerking met het management deze randvoorwaarden en ambitie te realiseren per 1 juli 2018. Op dit moment zijn 9 banen gerealiseerd.

9. Staat van de Kamer

De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs dat opnieuw een literatuuroverzicht is toegevoegd aan de Staat van de Tweede Kamer (Bijlage bij Kamerstuk 34 892, nr. 3). Deze leden waarderen het ook dat het overzicht is voorzien van een duiding van de inhoud. Naar de mening van deze leden bieden de opeenvolgende jaarlijkse literatuuroverzichten een goed overzicht van het externe onderzoek naar het functioneren van de Kamer.

Het presidium dankt deze leden voor deze uitgesproken waardering.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib