Nr. 6 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet afbreking zwangerschap, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES te wijzigen in verband met het vergroten van de mogelijkheden voor zwangerschapsafbrekingszorg voor vrouwen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet afbreking zwangerschap wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht door:

  • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend;

  • b. een huisarts, indien het een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap betreft en voldaan is aan artikel 6a.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onder a».

C

In artikel 4, eerste lid, wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onder a».

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De huisarts is bevoegd een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap uit te voeren, indien:

    • a. gebruik wordt gemaakt van een medicament dat geregistreerd is voor de afbreking van een zwangerschap;

    • b. de huisarts binnen de overkoepelende huisartsenorganisatie of zorggroep geen winst nastreeft;

    • c. is voldaan aan de eisen die volgen uit de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg omtrent bevoegdheid en bekwaamheid en de kwaliteitswaarborgen die door de beroepsorganisaties en de professionele standaard aan de organisatie, werkwijze en uitrusting van de praktijk van de huisarts worden gesteld opdat gewaarborgd is dat de behandeling voldoet aan de eisen die daaraan uit medisch oogpunt worden gesteld.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels hebben in ieder geval betrekking op adequate en geaccrediteerde scholing van individuele huisartsen die naast medisch-technische zaken ook gericht is op voorlichting en begeleiding bij en na de besluitvorming.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuurd worden tevens eisen gesteld met betrekking tot hulpverlening en besluitvorming, welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt. Deze eisen strekken er met name toe te verzekeren:

    • a. dat de vrouw die het voornemen heeft tot afbreking van zwangerschap en zich met een daartoe strekkend verzoek tot de arts heeft gewend, wordt bijgestaan, in het bijzonder door het verstrekken van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap;

    • b. dat de arts, indien de vrouw van oordeel is dat haar noodsituatie niet op andere wijze kan worden beëindigd, zich ervan vergewist dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid, na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren;

    • c. dat, onverminderd het bepaalde in artikel 20, de arts de behandeling slechts verricht indien deze op grond van zijn bevindingen verantwoord is te achten;

    • d. dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap.

E

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

  • 1. De huisarts, bedoeld in artikel 6a, doet ten minste eens per jaar de in artikel 11, eerste lid, bedoelde gegevens aan de inspecteur toekomen in zodanige vorm dat zij niet tot individuele patiënten herleidbaar zijn. Hij draagt er zorg voor dat deze gegevens ten minste vijf jaar worden bewaard.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de tijdstippen en wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens moeten worden verstrekt. Bij deze opgaven wordt de anonimiteit van de behandelde vrouwen gewaarborgd.

  • 3. De verkregen gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt:

    • a. voor statistische doeleinden, en

    • b. ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 4. De huisarts, bedoeld in artikel 6a, draagt er tevens zorg voor, dat vóór of zo spoedig mogelijk na de behandeling aantekening wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe hebben geleid de behandeling te geven. Hij is verplicht deze aantekeningen gedurende ten minste vijf jaar te bewaren en de daarin vervatte gegevens, mits niet herleidbaar tot individuele patiënten, op verzoek ter beschikking te stellen van de inspecteur.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een arts werkzaam in een ziekenhuis of kliniek waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2 is verleend.

F

In artikel 17 wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onder a,».

ARTIKEL II

Artikel 296, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht komt als volgt te luiden:

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door:

    • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht;

    • b. een huisarts die een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap verricht volgens de Wet afbreking zwangerschap.

ARTIKEL III

Artikel 312a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES komt als volgt te luiden:

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door:

    • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht;

    • b. een huisarts die een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap verricht volgens de Wet afbreking zwangerschap.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Justitie en Veiligheid,