Kamerstuk 34766-18

Uitvoering motie Dijkgraaf, Nijkerken-De Haan over een gelijkwaardiger uitvoering van het hybride stelsel

Dossier: Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018)

Gepubliceerd: 26 november 2018
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34766-18.html
ID: 34766-18

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2018

Uw Kamer heeft op 14 november 2017 een motie van de leden Dijkgraaf en Nijkerken de Haan aangenomen over een gelijkwaardiger uitvoering van het hybride stelsel (Kamerstuk 34 766, nr. 15). De motie verzoekt de regering te onderzoeken hoe een gelijkwaardiger uitvoering van het hybride stelsel kan worden vormgegeven en met het oog daarop het voorgenomen beleid op te schorten tot 1 januari 2019. Het ging in het debat specifiek over de toepassing van de systematiek van Voortschrijdend Cumulatief Rekenen (VCR) door private uitvoerders. In deze brief ga ik nader in op de reeds gezette stappen.

Hybride markt: Een zo gelijk mogelijk speelveld

Het doel van de hybride markt is dat de verschillende spelers elkaar scherp houden en zo bijdragen aan effectieve preventie van en re-integratie bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Randvoorwaarde is dat er een zo gelijk mogelijk speelveld is. Het speelveld is echter complex. Ten eerste moet er een zo goed mogelijk evenwicht zijn tussen UWV als publieke uitvoerder en werkgevers die hebben gekozen voor eigenrisicodragerschap. Ten tweede moet er een zo goed mogelijk evenwicht zijn tussen werkgevers die eigenrisicodrager in eigen beheer zijn en eigenrisicodragers die gebruik maken van een private dienstverlener. Tot slot moet er moet een zo goed mogelijk evenwicht zijn tussen de publieke uitvoerder en de private partijen op de markt. Ik schrijf hier bewust «een zo goed mogelijk evenwicht» omdat de partijen hun eigen rol en verantwoordelijkheid in de hybride markt hebben die verschillen met zich mee brengen.1 Tegelijk is een zo goed mogelijk evenwicht wel van belang. Anders kunnen deze partijen elkaar immers niet scherp houden op het gebied van effectieve preventie van en re-integratie bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Vanuit dit uitgangspunt werk ik de motie Dijkgraaf-Nijkerken de Haan uit en kom ik tot twee maatregelen die leiden tot een gelijkwaardiger uitvoering van het hybride stelsel.

Voortschrijdend cumulatief rekenen apart toepassen over loon en uitkering

Zoals ik hiervoor heb aangegeven is in het debat dat gevoerd is rond de indiening van de motie Dijkgraaf – Nijkerken-De Haan met name gesproken over VCR. VCR is een methodiek om de premie-afdracht van de werknemer te berekenen. UWV past deze methodiek alleen toe over de uitkering van de uitkeringsgerechtigde. Private uitvoerders die namens eigenrisicodragers de uitkeringen betalen moeten de methodiek van VCR toepassen over de som van loon én uitkering van de werknemer die ziek is geworden. Het toepassen van VCR over zowel loon als uitkering is voor private uitvoerders lastig en duur. De private uitvoerder moet dan namelijk ook inzicht hebben in de loonadministratie van de betreffende werkgever. Om VCR toe te passen moeten loon en uitkering bij elkaar worden opgeteld. Dit leidt tot een onevenwichtigheid tussen UWV en private uitvoerders. Om de uitvoering op dit punt meer gelijk te trekken heb ik overleg gevoerd met de Belastingdienst en UWV. Op basis daarvan bereid ik een voorstel voor dat er toe leidt dat niet langer VCR hoeft te worden toegepast over de som van loon én uitkering. De private uitvoerder hoeft daardoor geen inzicht meer te hebben in de loonadministratie van de betreffende werkgever waarmee het proces van toepassen van VCR dus aanmerkelijk eenvoudiger wordt. Dit voorstel heeft ook betrekking op werkgevers die eigenrisicodrager in eigen beheer zijn. Daarmee wordt de gelijkheid op dit punt tussen werkgevers en private uitvoerders ook gewaarborgd.

Ik zal het voorstel in de komende periode verder uitwerken en de details afstemmen met de verschillende uitvoerders in de hybride markt. Om te voorkomen dat private uitvoerders alsnog per 2019 VCR moeten toepassen heb ik, in afwachting van de uitwerking van deze maatregelen, de Belastingdienst verzocht om het huidige gedoogbeleid te verlengen.

Dezelfde premies over uitkeringen

In het debat over VCR heb ik toegezegd ook breder te kijken naar een evenwichtige uitvoering tussen de partijen in de hybride markt. Daarbij heb ik nog een ongelijkheid in het hybride stelsel geconstateerd waarvoor ik een wijzigingsvoorstel zal doen. Het gaat om het volgende: in de hoofdregel wordt over uitkeringen een andere premie voor de werkhervattingskas2 geheven dan over loon, namelijk een gemiddeld premiepercentage. Wanneer de werkgever eigenrisicodrager is of wanneer de betaling van de uitkering via de werkgever loopt wordt echter de individuele of sectorale premie betaald voor zover premie is verschuldigd. Dit betekent dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn veelal een andere premie over uitkeringen betalen dan het UWV betaalt over uitkeringen voor werkgevers die bij het UWV verzekerd zijn.

Om deze ongelijkheid weg te nemen zal ik met een voorstel komen waarbij voor premies over uitkeringen het gemiddelde premiepercentage van de ZW en WGA gaat gelden voor zover premies verschuldigd zijn. Wanneer er sprake is van eigenrisicodragerschap voor zowel de ZW als de WGA hoeft er geen premie te worden afgedragen voor deze componenten. Hier vindt geen aanpassing in plaats. Wanneer er sprake is van eigenrisicodragerschap voor één van beide componenten zal voor de andere component de gemiddelde premie gaan gelden. Hierdoor betaalt de eigenrisicodrager dezelfde premie voor de werkhervattingskas als het UWV over het gedeelte van de uitkering waarvoor hij geen eigenrisicodrager is en wordt dus gelijkwaardiger uitvoering gegeven aan het hybride stelsel. Ook dit voorstel zal ik in de komende periode uitwerken en afstemmen met de verschillende uitvoerders in de hybride markt. Het voorstel zal ook voor uitvoeringstoets worden voorgelegd aan het UWV en de Belastingdienst.

In het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans (Kamerstuk 35 074) is voorgesteld dat over uitkeringen altijd de lage premie AWf is verschuldigd en dat er geen sectorale premies meer gelden voor de WW. Daarmee is er ook gelijkheid tussen UWV, eigenrisicodragers in eigen beheer en eigenrisicodragers met een private dienstverleners voor deze premie.

Ontwikkelingen hybride markt

In mijn brief van 5 juli 20183 heb ik aangegeven uw Kamer in het najaar breder te willen informeren over de ontwikkelingen op de hybride markt voor de ZW en WGA. De onderzoeken naar de ontwikkelingen op de hybride markt zijn echter vertraagd. Ik verwacht uw Kamer in het voorjaar van 2019 nader te kunnen informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees