Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 8 november 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inleiding

1

Algemeen

2

Achtergrondinformatie

3

Inhoud van de Overeenkomst van Parijs

5

Gevolgen van de Overeenkomst voor wet- en regelgeving in Nederland en verhouding met de EU

6

Het Caribische deel van Nederland

8

Overige

8

Artikelsgewijs

9

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de Goedkeuring van de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs (Trb. 2016, 94 en Trb. 2016, 162). De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van de Overeenkomst van Parijs. Wel hebben zij vragen over de potentiële enorme maatschappelijke gevolgen die deze overeenkomst voor Nederland kan hebben.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben over dit wetsvoorstel nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hopen op een snelle ratificatie van het akkoord en kijken met belangstelling uit naar de Nederlandse invulling ervan.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met onvrede kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Deze leden zouden daarom nog enkele vragen willen stellen.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het voorliggende wetsvoorstel ten behoeve van de Nederlandse ratificatie van het historische Parijsakkoord om klimaatverandering tegen te gaan. Deze leden hebben nog een paar vragen aan de regering hierover.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van de voorgestelde ratificatie van het verdrag. Deze leden hebben voor de regering wel nog enkele vragen en opmerkingen over de implementatie van de Overeenkomst van Parijs.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel waarmee Nederland het klimaatverdrag van Parijs ratificeert. Zij danken de regering voor het feit dat het gelukt is dit wetsvoorstel nog kort voor de inwerkingtreding van het Verdrag aan de Kamer te sturen. Zij willen graag nog enkele vragen stellen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Raad van State: «Uit de toelichting blijkt niet dat de regering zich rekenschap heeft gegeven van de uitzonderlijke omvang van de uitvoeringsverplichtingen die het verdrag voor Nederland in beleidsmatige, maar ook in financiële zin met zich brengt.»

Kan de regering reageren op het advies van de Raad van State? Op welke wijze is de memorie van toelichting aangepast naar aanleiding van dit advies? Vindt de regering gegeven deze stevige opmerkingen van de Raad van State een wetgevingstraject van minder dan één week zorgvuldig? En vindt de regering gegeven de mogelijke enorme maatschappelijke gevolgen van deze overeenkomst een wetgevingstraject van minder dan één week zorgvuldig?

De leden van de VVD-fractie vragen welke maatregelen genomen zullen moeten worden om te voldoen aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Hoe wordt bij die te nemen maatregelen rekening gehouden met de draagkracht van en het draagvlak onder de Nederlandse boer, automobilist, huizenbezitter, consument, ondernemer, et cetera? Hoe wordt bij die te nemen maatregelen rekening gehouden met de mogelijk enorme maatschappelijke gevolgen voor Nederland? Kan er een inschatting gegeven worden van de materiële gevolgen die gemoeid zijn met deze Overeenkomst? Kan er een inschatting gegeven worden van de immateriële gevolgen die gemoeid zijn met deze Overeenkomst? Wanneer de materiële en immateriële gevolgen niet bekend zijn, vindt de regering het dan verantwoord om deze Overeenkomst zo snel te ratificeren?

De leden van de VVD-fractie vragen of de invulling van de Overeenkomst van Parijs in gerichte maatregelen vorm krijgt via wetsvoorstellen. Indien dat niet het geval is, hoe worden de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal betrokken bij de vormgeving van deze maatregelen?

De leden van de VVD-fractie vragen welke inbreuken in levensstijl of vrijheden van mensen de regering (nog) acceptabel vindt als het gaat om het tegengaan van uitstoot en voorkomen van eventuele extreme gevolgen door klimaatverandering in Nederland. Hoe voorkomt de regering zoveel mogelijk verplichtingen? Welke verplichtingen zijn onvermijdelijk in de optiek van de regering en hoe neemt zij de Nederlanders daarin mee?

De leden van de PVV-fractie willen weten hoeveel er momenteel door Nederland en wereldwijd per jaar wordt uitgegeven aan de wereldwijde armoedebestrijding. Daarnaast willen deze leden weten welke groeiprognoses de regering hanteert voor de wereldbevolking tot aan 2050. Tevens willen deze leden weten hoe groot de geschatte groei tot aan 2050 specifiek is voor India, China, Nigeria, Indonesië, Bangladesh en Ethiopië.

De leden van de PVV-fractie hebben verder vragen over de huidige financiering. Hoeveel geeft Nederland per jaar uit aan de bestrijding van klimaatverandering, zowel in het rijksbeleid, als alle provinciale en alle gemeentelijke begrotingen? Welke toename zal het ratificeren van het Klimaatverdrag op deze begrotingen tot gevolg hebben? Indien volgens de regering op deze vragen geen antwoord te geven is, hoe ziet de regering dan de kritiek van de Raad van State over de onduidelijke financiële gevolgen van dit verdrag voor Nederland?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering wanneer de maatregelen die het kabinet zal nemen voor de uitvoering van de uitspraak in verband met de Urgenda-zaak en het Klimaatakkoord naar de Kamer gezonden zullen worden.

De leden van de PvdD-fractie menen dat het binnen de perken houden van klimaatverandering de grootste uitdaging is waar deze generatie voor staat. Deze leden menen dat het essentieel is om al het beleid af te stemmen op deze uitdaging. Het ratificeren van het klimaatverdrag is een kleine maar belangrijke stap. De vraag is vooral: hoe nu verder? Deze leden wijzen op de noodzaak van langetermijnbeleid voor wat het klimaat betreft. Zij willen daarom graag nogmaals verzoeken om een inhoudelijke reactie (die eventueel later gestuurd mag worden in een separate regeringsbrief) op de aangenomen motie Thieme (Kamerstuk 34 000, nr. 25) over een coherente strategie voor de transitie naar een volledig duurzame samenleving in 2050, mede in het licht van de policy brief van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) getiteld «Klimaatbeleid voor de lange termijn: van vrijblijvend naar verankerd». Graag ontvangen deze leden hier een reactie op.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in aanloop naar de klimaattop in Marrakesh onder andere het United Nations Environment Programme (UNEP) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gemeld hebben dat we nog lang niet op koers liggen met betrekking tot het behalen van de 2°C-doelstelling. Het verminderen van de uitstoot vóór 2020 is de enige kans om 1,5 graden te bereiken, zo stelt het UNEP. Wat de leden van deze fractie betreft gaan we dat ook doen. Het sluiten van de kolencentrales en het verminderen van de veestapel zijn snelle en makkelijke manieren om dat ook daadwerkelijk te bereiken. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

Achtergrondinformatie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de EU en haar lidstaten verzocht worden om uiterlijk in 2020 hun bijdrage te melden of aan te passen. Deze bijdragen moeten vervolgens om de vijf jaar worden herzien. De EU en haar lidstaten hebben een zogenaamde Intended Nationally Determined Contribution (INDC) ingediend voor de periode tot 2030. Over de periode na 2030 zullen te zijner tijd nieuwe afspraken gemaakt worden. Wanneer worden die afspraken naar verwachting gemaakt? In hoeverre zal dit afwijken van de huidige ingediende INDC? Met welke reductiepercentages gaan we werken? Als dit nog niet bekend is, wanneer wordt dit bekend en wat zijn de gevolgen voor Nederland?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de bepalingen in de Overeenkomst dan wel het besluit juridisch afdwingbaar zijn. En in hoeverre kunnen derden een beroep doen op de bepalingen in de Overeenkomst dan wel het besluit?

De leden van de VVD-fractie merken op dat in Hoofdstuk IV (paragrafen 106 tot en met 133) de afspraken vermeld staan om een zo hoog mogelijke mitigatie-inspanning in de periode tot 2020 te verwezenlijken. Wat betekent dit voor de EU en voor Nederland?

De leden van de VVD-fractie lezen dat vanaf 2020 er jaarlijks 100 miljard dollar door ontwikkelde landen moet worden opgebracht om ontwikkelingslanden te steunen bij klimaatactie. Betreft het hier budgetsteun of geld voor gerichte klimaatprojecten? Wat wordt de Nederlandse publieke en private bijdrage aan dit bedrag? Hoe wordt dit gedekt? Hoe verwacht de regering de dekking structureel te maken en zodanig dat deze niet ten koste gaat van andere beleidsdoelen of -terreinen?

Hoe zorgen we ervoor dat Nederlandse bedrijven kunnen profiteren van klimaatgefinancierde projecten in ontwikkelingslanden? Welke mate van transparantie is er als klimaatfinanciering door een nieuw instituut in een ander werelddeel wordt beheerd? Welke invloed hebben wij als Nederland of Europa dan nog?

Kan de regering nogmaals uiteenzetten welke bepalingen met mogelijke gevolgen voor Nederland juridisch bindend zijn en hoe de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de uitwerking daarvan worden betrokken?

De Nationally Determined Contributions (NDC’s) zijn opgenomen in het besluit bij de Overeenkomst en zijn daarmee niet juridisch bindend, zo menen de leden van de VVD-fractie. Klopt die veronderstelling? Wordt een mogelijke toekomstige aanscherping van de NDC’s door de EU, namens Nederland, daarmee dan ook niet ter goedkeuring voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal? Zo nee, wat vindt de regering daarvan?

De leden van de VVD-fractie lezen dat hoofdstuk V (paragrafen 134 tot en met 137) ingaat op de rol van niet-statelijke actoren bij de aanpak van klimaatverandering. Nederland heeft zowel binnen de EU als tijdens de internationale onderhandeling sterk ingezet op het geven van een podium aan niet-statelijke actoren bij de onderhandelingen en op het versterken van hun rol bij de aanpak van klimaatverandering en het behalen van de tweegradendoelstelling. Wat betekent dit nu voor de praktijk?

De leden van de PVV-fractie hebben ook enkele vragen over het klimaatfonds. Hoeveel draagt Nederland bij aan het klimaatfonds? Is er daarbij sprake van eenmalige of jaarlijkse bijdragen? Is de genoemde 100 miljard dollar in het klimaatfonds een eenmalig bedrag of is dat een jaarlijkse uitgave? Tevens willen deze leden weten hoeveel er momenteel jaarlijks wereldwijd wordt uitgegeven aan het verduurzamen van de verschillende economieën. Hoeveel geven alle landen uit om de klimaatverandering tegen te gaan?

De leden van de PVV-fractie hebben ook enkele vragen over waterveiligheid aangezien waterveiligheid vaak genoemd wordt als een van de meest concrete gevaren van klimaatverandering. Hoeveel wordt er jaarlijks wereldwijd uitgegeven aan waterveiligheidsprojecten? En hoeveel verdient de Nederlandse watersector daaraan?

De leden van de PvdD-fractie willen graag nog enkele vragen stellen over de NDC’s. Gezien de noodzaak om snel de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen is de INDC van de EU voor 2030 met een ambitie van een vermindering van 40% simpelweg te weinig. Is de regering bereid om nu al aan te dringen op een ambitieuzere INDC van de EU voor 2030, en is zij bereid om als Nederland daarin het voortouw te nemen door voor Nederland zelf een nieuwe NDC voor Nederland in te dienen bij de Klimaattop in Marrakesh, van minstens een vermindering van 55% in 2030 conform de recente uitspraak van de Kamer hierover en wat de leden van deze fractie betreft de 65% in 2030 die nodig is om gevaarlijke opwarming te voorkomen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de veel te gebrekkige klimaatfinanciering. Heeft de regering kennis genomen van het rapport van Oxfam International getiteld «Climate Finance Shadow Report 2016: Lifting the lid on progress towards the $ 100 billion»?1 Kan de regering de route schetsen die zij inzet en voor zich ziet om wel op de benodigde financieringsniveaus te komen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting steeds over de 2°C-doelstelling spreekt, maar toch wel erkent dat 2 graden Celsius al te veel is en dat het hooguit 1,5 graden Celsius mag zijn. Deze leden doen de regering de aanbeveling om voortaan consequent te spreken van de 1,5°C-doelstelling. Is de regering hiertoe bereid?

Inhoud van de Overeenkomst van Parijs

De leden van de VVD-fractie merken op dat alle landen zich in de Overeenkomst verplichten tot het nemen van maatregelen om hun broeikasgasuitstoot te beperken (mitigatie), op een manier die hun hoogst mogelijke ambitie weerspiegelt. Ook committeren landen zich aan verdere actie op het gebied van het aanpassen aan klimaatverandering en het vergroten van de klimaatbestendigheid (adaptatie). Wat betekent dit concreet voor Nederland?

De transparantie over klimaatmaatregelen van alle landen zal met de verdere uitwerking van de bepalingen in de Overeenkomst versterkt worden, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Welke bepalingen betreft het hier precies en wanneer komt hier duidelijkheid over? Wat gebeurt er wanneer andere landen dan wel delen van de wereld de bepalingen in de Overeenkomst niet naleven? Wat betekent een dergelijke situatie voor Nederland en de door Nederland ingezette maatregelen?

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel flexibiliteit er wordt geboden bij het behalen van de doelen in welke vorm. Op welke manier wordt er rekening gehouden met externe invloeden dan wel onverwachte wendingen? De Overeenkomst geeft bovendien een sterk signaal af richting bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties en biedt belangrijke kansen voor innovatie en groene groei. Op welke kansen voor innovatie en groene groei doelt de regering?

De leden van de VVD-fractie merken op dat voor zover er in de Overeenkomst verplichtingen voor het Koninkrijk gelden die niet door middel van Europese regelgeving en beleidsafspraken geregeld kunnen worden, die verplichtingen hoofdzakelijk ten laste van Europees Nederland zullen komen. Hierbij valt te denken aan zaken als klimaatfinanciering, overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Waar denkt de regering concreet aan?

Deelt de regering de zorgen van de leden van de PvdA-fractie over het feit dat er weliswaar een ambitieuze doelstelling is voor de beperking van het aantal graden Celsius dat de aarde maximaal warmer mag worden, maar nog niet voor de daadwerkelijke uitstoot die daarvoor nodig is? Wanneer verwacht de regering hier duidelijkheid over te hebben? In hoeverre worden hier tijdens de klimaattop in Marrakesh al voorbereidende stappen voor gezet?

De leden van de CDA-fractie zijn, zoals eerder aangegeven, tevreden over het bereiken van het klimaatakkoord in Parijs en staan achter ratificatie door de Europese Unie en Nederland, ook gezien het feit dat landen als de Verenigde Staten, China en India het verdrag reeds geratificeerd hebben. Hebben deze landen die reeds geratificeerd hebben uitzonderingen bedongen bij ratificatie? Kunt u garanderen dat dit niet het geval is?

Gevolgen van de Overeenkomst voor wet- en regelgeving in Nederland en de verhouding met de EU

De leden van de VVD-fractie lezen dat de lastenverdeling per lidstaat, inclusief het Nederlandse aandeel, in EU-verband zal worden bepaald. Hoe verschilt dit of zal dit precies verschillen van de reeds vastgestelde reductiepercentages en wat betekent dit voor Nederland?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering een exacte (uit het verdrag voortvloeiende) emissiedoelstelling voor Nederland en de EU aan te geven, zoals ook de Raad van State heeft gevraagd.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer er duidelijkheid komt over de precieze plannen omtrent de verdeling van de kosten, de precieze lijst van ontvangende landen en de controle op het correct uitgeven van de 100 miljard dollar die reeds door ontwikkelde landen is toegezegd voor de energietransitie van ontwikkelingslanden. Wat zal daarbij de Nederlandse inzet zijn?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Nederlandse doelstelling voor het verdrag van Parijs zich verhoudt tot de Europese doelstelling. Is de Europese doelstelling van 40% reductie in 2030 nog actueel of moet die gezien het verdrag van Parijs naar boven worden bijgesteld?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Klimaatwet van de PvdA en GroenLinks zich verhoudt tot het verdrag van Parijs. In hoeverre is het nodig dat de overheid zichzelf op dit gebied op bindende regels vastlegt? Deelt de regering de mening dat een controle op de regering door middel van een vijfjaarlijks klimaatplan en een jaarlijkse klimaatbegroting een belangrijke bijdrage kan leveren aan het bereiken van de doelstellingen voor 2030 en 2050?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de doelstellingen in het verdrag van Parijs zeer ambitieus zijn en nopen tot een langjarig en consistent klimaatbeleid. Indien er geen langjarig, consistent en ingrijpend beleid gevoerd wordt, zal er naar noodmaatregelen gegrepen moeten worden, die de economie en de werkgelegenheid hard kunnen raken. Immers, dan zullen economische activiteiten versneld moeten worden afgebouwd waardoor mensen hun werk zullen verliezen, zonder dat zij onmiddellijk alternatieven hebben. Is het mogelijk met de doelstellingen met zachtere middelen te halen? Om fors ingrijpen te voorkomen verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering te omschrijven hoe dit beleid en de monitoring van het beleid vorm zullen krijgen. Wordt de jaarlijkse update van CO2-reductie die nu onderdeel is van de Nationale Energieverkenning verbreed en voortgezet om te kijken of we op schema liggen bij het terugdringen van CO2? Is het mogelijk om dit dan eerder dan de derde dinsdag van september aan de Kamer te doen toekomen?

De leden van de CDA-fractie vragen, in navolging van het advies van de Raad van State, of er een inschatting gemaakt kan worden van de te nemen maatregelen en financiële consequenties van deze maatregelen en daarmee de uitvoering van het akkoord voor de periode tot 2030. Kan de regering daarbij ook ingaan op de vraag wat de consequenties van dit verdrag zijn voor het verplicht vergroenen van het energieverbruik van particulieren en bedrijven? Wat zijn de consequenties van dit verdrag voor de kosten die huishoudens en bedrijven de komende decennia moeten maken voor hun energieverbruik?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering te reflecteren op de juridische verplichting van de op 12 december 2015 tot stand gekomen overeenkomst van Parijs voor de nationale rechter.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om inzichtelijk te maken wat het proces en de bijbehorende tijdslijnen zijn voor de uitwerking van de gemaakte afspraken voor ambitiemechanisme, transparantie en rekenregels. Verwacht de regering dat op dit vlak stappen gezet gaan worden bij de 22ste conferentie van de partijen bij het raamverdrag in Marrakesh? Zo nee, hoe wordt hier dan hierover het gesprek gevoerd?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe het herberekenen en bijstellen van de CO2-reductieopgave door het International Panel on Climate Change (IPCC) in 2018 wordt betrokken bij de Europese reductieopgave voor 2030 en bij de verdeling van deze opgave over de lidstaten. Daarbij gaat het om het verschil tussen de oorspronkelijke tweegradendoelstelling en het streven naar de 1,5 gradendoelstelling zoals vastgelegd in het klimaatakkoord.

Ten aanzien van klimaatfinanciering vragen de leden van de CDA-fractie wat de verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de definitie van klimaatfinanciering is en of garanties en voordelige leningen ook gezien worden als klimaatfinanciering. Lopen hier gesprekken over en hoe ziet het besluitvormingsproces dienaangaande eruit?

De leden van de CDA-fractie zien dat er voor de landbouw grote inspanningen maar ook kansen in het verschiet liggen, net zoals voor de chemische sector en andere industrie. Daarnaast is er voor de gebouwde omgeving en op het gebied van transport een enorme opgave. Deelt de regering de mening van deze leden dat de CO2-reductieopgave verspreid en gelijkmatig moet worden neergelegd bij sectoren en huishoudens? Wordt er op Europees niveau naar gekeken om de opslag van CO2 in de bodem in de landbouwsector mee te rekenen als een positieve bijdrage?

Wat betekent de inwerkingtreding van het verdrag op 4 november 2016 concreet voor Nederland?

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de ontwikkelingslanden en de ontwikkelde landen zich tot elkaar verhouden. Kan de regering een lijst opstellen met de ontwikkelingslanden en een lijst met de ontwikkelde landen?

Verder zouden deze leden graag willen weten wat de definitie is van groene groei.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het beeld in de Nationale Energieverkenning 2016 dat de Nederlandse broeikasgasuitstoot nagenoeg gelijk blijft tussen 2020 en 2030 en niet sterk gaat dalen. Op welke manier en met welke maatregelen is de regering van plan om alsnog een sterke reductie te bewerkstelligen en wanneer worden hier definitief keuzes over gemaakt? Deze leden vragen wanneer de Energieagenda 2016 naar de Kamer komt en of dit ruimschoots voor het kersreces zal zijn, opdat er voldoende tijd overblijft om hierover vóór het kerstreces in de Kamer te debatteren.

Het Caribische deel van Nederland

De leden van de VVD-fractie vragen hoe er rekening wordt gehouden met de eigen verantwoordelijkheid van bestuur op de BES-eilanden bij het in werking laten treden van de Overeenkomst.

De leden van de D66-fractie merken op dat de ratificatie namens het hele Koninkrijk der Nederlanden wordt gedaan, wat betekent inclusief de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Deze leden willen weten op welke manier deze landen van het Koninkrijk worden betrokken bij de uitvoering van het akkoord en wat dat betekent voor zowel de klimaatadaptatie als broeikasgasreductie in deze landen. Daarbij vragen deze leden hoe dit zich verhoudt tot de uitstoot van de Isla op Curaçao en de heropening van de raffinaderij op Aruba.

Overige

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen bij de gevolgen van de Overeenkomst voor een aantal specifieke sectoren: Hoe wordt bij het vertalen van de doelen rekening gehouden met het feit dat de Nederlandse veehouderij bijvoorbeeld al veel schoner produceert dan de landen om ons heen? Kloppen de suggesties die de ronde doen vanuit het PBL dat de veestapel fors moet inkrimpen om reductiedoelen te behalen? Zo ja, vindt de regering dat verdedigbaar? Zo nee, neemt de regering hier afstand van?

De leden van de VVD-fractie vragen wat bij het vertalen van de doelen van de Overeenkomst het uitgangspunt is van de regering als het om landbouw gaat. In hoeverre is het juist de Nederlandse landbouw die met haar efficiëntie en lage CO2-voetafdruk ten opzichte van voedselproductie elders in de wereld een uitstekende bijdrage levert aan voedselzekerheid en klimaatwinst? Kan het zo zijn dat de landbouwsector in Nederland niet alleen nadelige gevolgen zal ondervinden van de gevolgen van klimaatverandering, maar ook van de gevolgen van reductiedoelstellingen? Kan het zo zijn dat de toekomst van de agrariër in Nederland lastiger wordt?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke locaties de regering ten aanzien van landgebruik knelpunten met betrekking tot ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur, huizenbouw en bedrijvigheid verwacht.

De leden van de VVD-fractie vragen in welke mate de industrie betrokken is bij het vaststellen en goedkeuren van het mondiale klimaatakkoord. Hoe is geborgd dat de belangen van de industrie voldoende aandacht hebben gekregen? In hoeverre valt met zekerheid te zeggen dat wij geen welvaart verliezen als de uitwerking van het klimaatakkoord volgt? In hoeverre zijn milieuregels in andere werelddelen vergelijkbaar met de onze? In hoeverre leggen landen in andere werelddelen exact dezelfde CO2-reductiedoelstellingen aan de industrie op en in hoeverre zullen ze deze vervolgens ook afdwingen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Overeenkomst eventueel gevolgen heeft voor het personen- en goederenvervoer via de weg, spoor en binnenvaart. Zo ja, hoe? Wat betekent de Overeenkomst voor onze havens en luchthavens en in breder perspectief voor de maritieme en luchtvaartsector? Wat betekent de Overeenkomst voor de automobilist? Kan het klimaatakkoord leiden tot verplichte aanpassing van de maximumsnelheid? Kan het klimaatakkoord leiden tot een verplichting van rekeningrijden?

De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is dat het klimaatakkoord zal leiden tot een verplichte rem op de mobiliteitsvraag. Zo ja, in welke mate? Kan hierbij een onderscheid worden gemaakt in het personenvervoer en goederenvervoer en in de modaliteitssoort zelf?

In hoeverre is het realistisch dat Nederland «fossielvrij» wordt? En op welke termijn? Welke technologieën zijn reeds aanwezig, welke worden ingezet en welke worden nog ontwikkeld om een bijdrage te leveren? Wat betekent een overgang naar meer duurzame energie voor de energierekening van de consument? In hoeverre is de consument geïnformeerd over de gevolgen van het klimaatakkoord en uitvloeisels daarvan voor zijn of haar huishoudportemonnee? Welke consequenties heeft de ratificatie op de investeringszekerheid in de Nederlandse industrie en de energieproducenten in het bijzonder? Welke relatie heeft het huidige Energieakkoord met het Klimaatakkoord?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het realistisch, juridisch mogelijk of sociaal wenselijk acht dat gezinnen met een eigen huis gedwongen zullen worden eigen middelen aan te wenden voor de verduurzaming van hun woning.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de vragen in deze inbreng elk afzonderlijk kan beantwoorden.

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan garanderen dat er geen verplaatsingseffecten van werkgelegenheid zullen plaatsenvinden naar ontwikkelingslanden indien dit klimaatverdrag door Nederland wordt geratificeerd. Tevens willen deze leden weten wat het standpunt is van de regering ten aanzien van de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen. Welke gevolgen heeft deze uitslag voor het Klimaatverdrag?

Artikelsgewijs

Artikel 2

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in artikel 2 wordt gesproken over het doel van het verdrag om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging ruim beneden de 2°C boven het pre-industriële niveau te houden, en inspanningen te blijven verrichten om de stijging te beperken tot 1,5°C. Genoemde leden willen graag van de regering weten of die 1,5°C uiteindelijk leidend is in al het beleid met een klimaatcomponent dat door de verschillende ministeries gevoerd wordt. Zo ja, is de regering het met de genoemde leden eens dat de tijd van kleine stappen nemen in de goede richting voorbij is en dat er nu fundamentele en vergaande besluiten moeten genomen worden op verschillende beleidsterreinen om die maximale temperatuurstijging van 1,5°C überhaupt in zicht te houden?

Artikel 3

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in artikel 3 wordt erkend dat ontwikkelingslanden steun zullen moeten krijgen bij de implementatie van de overeenkomst. Genoemde leden verzoeken de regering toe te lichten in hoeverre dit onderdeel al vertaald is naar concrete doelstellingen voor het door het Rijk gevoerde beleid bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met name op het gebied van klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden. Indien dit het geval is verzoeken deze leden toe te lichten hoe de implementatie van het verdrag op deze beleidsterreinen er uit ziet. Indien dit niet het geval is, verzoeken deze leden de regering nader toe te lichten hoe zij van plan is de afspraken uit het verdrag te concretiseren in het gevoerde beleid.

Artikel 4

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in dit artikel onder andere is afgesproken hoe de verantwoordelijkheid van het beperken van het emissieniveau, het behalen van de (I)NDC’s, zowel bij de EU ligt als bij elk individueel EU-land afzonderlijk. Genoemde leden zijn van mening dat dit in sommige gevallen betekent dat bij trage besluitvorming op EU-niveau op bepaalde beleidsterreinen Nederland vooruit kan lopen op dit beslissingsproces en op nationaal niveau al besluiten door kan voeren om emissies te beperken, zonder te wachten op een specifieke afspraak op EU-niveau. Op die manier nemen we niet alleen de verantwoordelijkheid voor het halen van onze nationale emissieniveau beperkingen, maar vervullen we tevens onze verantwoordelijkheid voor het gezamenlijke emissieniveau, zoals deze in dit artikel beschreven staat, zo menen deze leden. Deelt de regering deze mening?

Is de regering het met bovengenoemde leden eens dat op het vlak van schone energie grotere stappen moeten worden gezet, gezien het feit dat onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dit jaar nog vaststelde dat Nederland binnen de EU tot de achterhoede behoort met in 2015 5,8% hernieuwbare opgewekte energie? Hierop aansluitend zijn bovengenoemde leden van mening dat om de grote transitie waar we voor staan met gepaste urgentie en coherent beleid vorm te geven een brede klimaatwet noodzakelijk is. Deelt de regering deze mening en is de regering met deze leden van mening dat om deze transitie een succes te maken een instituut noodzakelijk is dat zal waken over de goede uitvoering van dit beleid en dat het aanstellen van een commissaris voor Klimaat en Energie hierin zou kunnen voorzien? Zo nee, hoe wil de regering dan de transitie vormgeven?

Artikel 6

De leden van de VVD-fractie merken op dat uitwisseling van internationaal overgedragen mitigatieresultaten onderdeel is van een mechanisme dat op grond van het vierde lid is ingesteld. Het mechanisme opereert onder het gezag en de leiding van de Conferentie van de Partijen bij de Overeenkomst en is bedoeld om de uitstoot van broeikasgasemissies terug te dringen en duurzame ontwikkeling te bevorderen. Het mechanisme valt onder het toezicht van een nog nader door de Conferentie van de Partijen bij de Overeenkomst in te stellen orgaan. Heeft dit effect op Europese instrumenten om de reductiedoelen te bereiken, zoals het ETS of de ESD?

Artikel 9

De leden van de VVD-fractie lezen dat het vijfde lid ontwikkelde landen verplicht tot het indienen van een tweejaarlijkse rapportage waarin zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie is opgenomen over financiële steun aan ontwikkelingslanden en het verwachte niveau van voorgenomen financiële overheidsmiddelen die aan ontwikkelingslanden verstrekt zullen worden. Is dit een rapportage van de EU gezamenlijk of moet elke afzonderlijke lidstaat dit opleveren? Ook moet er gerapporteerd worden over de gegeven steun door de ontwikkelde landen. Maar hoe, en vanaf welk moment, rapporteren ontwikkelingslanden over de effecten van de ingezette gelden? Er kan wat de leden van de VVD-fractie betreft geen sprake zijn van een blanco cheque aan ontwikkelingslanden zonder dat er gedegen monitoring van en rapportage over de resultaten door die ontwikkelingslanden plaatsvindt.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in dit artikel wordt gesproken over klimaatfinanciering. Hoewel in het verdrag geen concreet bedrag is vastgelegd, staat de politieke afspraak vast dat tegen 2020 ontwikkelde landen financiële middelen zouden mobiliseren voor ontwikkelingslanden voor de aanpak van klimaatverandering. Genoemde leden verzoeken de regering toe te lichten welke plannen de regering op dit vlak al heeft uitgewerkt en welke bedragen hiervoor begroot zijn de komende jaren. Tevens verzoeken deze leden de regering toe te lichten hoe de afgesproken tweejaarlijkse rapportage zal vormgegeven worden door de regering en hoe de Kamer hierbij betrokken zal worden.

Artikel 10

De leden van de VVD-fractie lezen dat het technologiemechanisme en het financieringsmechanisme deze processen moeten ondersteunen. Betreft dit financieringsmechanisme een bijdrage bovenop de 100 miljard dollar per jaar? Zo ja, hoe hoog is deze bijdrage en wie brengt deze op?

Artikel 23

De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanvaarding of wijziging van deze bijlagen op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft tenzij deze zich terzake het recht van goedkeuring voorbehouden. Kan de regering dit toelichten? Op welk moment zouden de Staten-Generaal dit voorbehoud moeten maken?

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman