Kamerstuk 34588-52

Reactie op de amendementen inzake de Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)

Dossier: Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)

Gepubliceerd: 8 februari 2017
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht staatsrecht terrorisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34588-52.html
ID: 34588-52

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2017

Bijgaand zend ik u, mede namens de Minister van Defensie, de reactie op de ingediende amendementen op het voorstel van wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20.. (Kamerstuk 34 588).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Reactie op amendementen 08.02.2017

Amendement nummer en indiener

Reactie

Kamerstuk 34 588, nr. 6 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit, voor wat betreft burgerlijke staat en nationaliteit.

Burgerlijke staat en nationaliteit worden in andere nationale en EU wetgeving niet onder de bijzondere of gevoelige gegevens geschaard.

Wij laten het oordeel aan de Kamer, voor wat betreft seksueel leven.

Met de in het wetsvoorstel gekozen formulering voor seksueel leven wordt aangesloten bij de Wiv 2002 en andere wetgeving. Het bevordert de consistentie.

Kamerstuk 34 588, nr. 9 D66/Verhoeven

Onderdeel I, onder 1:

Wij ontraden dit.

Hier was niet beoogd om informatiebronnen buiten de Minister om aan te wijzen. Bedoeld was een uitputtende opsomming op te nemen. De woorden «in ieder geval« kunnen dan ook vervallen.

Onderdeel I, onder 2 (met betrekking tot lid 3):

Wij ontraden dit.

In de schriftelijke behandeling is toegezegd dat bij uitbreiding van het aantal informatiebronnen de Kamer wordt ingelicht; dat vloeit voort uit de actieve informatieplicht van de Minister jegens het parlement. Dat hoeft niet afzonderlijk geregeld te worden.

Voorts valt niet in te zien waarom voorzien moet worden in een toets van de TIB van de toestemming van de Minister om van een nieuwe, niet in het eerste lid voorziene informatiebron gebruik te maken. Dit past niet bij het takenpakket van de TIB. De TIB toetst de verleende toestemmingen voor dat tot de inzet van bijzondere bevoegdheden wordt overgegaan.

Onderdeel I, onder 2 (met betrekking tot lid 4):

Wij ontraden dit.

Wanneer het gaat om een bepaalde nieuwe technische toepassing welke volledig past binnen een bestaande wettelijk omschreven bijzondere bevoegdheid en de daarbij geregelde waarborgen ben ik er geen voorstander van de toepassing afhankelijk te maken van de mogelijkheid van een parlementair debat daarover en een dergelijke clausule wettelijk vast te leggen. Ik acht het uit oogpunt van het bieden van een zuiver en helder, maar ook slagvaardig wettelijk instrumentarium, onwenselijk dat er onduidelijkheid kan ontstaan of wel of niet gebruik kan worden gemaakt van een bestaande bijzondere bevoegdheid.

Kamerstuk 34 588, nr. 12 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Het uitgangspunt dat de aanbieders alle kosten krijgen vergoed is helder. Overigens is nog wel in een redelijkheidstoets voorzien.

Kamerstuk 34 588, nr. 13 D66/Verhoeven

Wij laten het oordeel aan de Kamer.

De huidige tekst bepaalt limitatief waartoe de medewerkingsplicht zich uitstrekt. Deze kan nimmer betrekking hebben op inbouwen of afzwakken systemen.

Het amendement is overbodig.

Kamerstuk 34 588, nr. 14 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Uit het EVRM vloeit geen actieve notificatieplicht voort. Bij de herziening van de Wiv is dan ook niet overwogen om de notificatieplicht te verruimen, temeer nu uit de praktijk blijkt dat het daarmee beoogde gevolg – verbetering rechtsbescherming burger (inzagerecht en klachtrecht) – achterwege blijft.

Kamerstuk 34 588, nr. 15 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

De bestaande zorgplicht is bij nota van wijziging (Kamerstuk 34 588, nr. 19) reeds aangevuld met een plicht om te zorgen voor de kwaliteit van de gegevensverwerking, met inbegrip van gehanteerde modellen en algoritmen. Het begrip «kwaliteit van de gegevensverwerking» is zodanig ruim, dat daaronder veel van hetgeen de indiener voorstelt reeds onder begrepen kan worden geacht. De indiener gaat er voorts aan voorbij dat gegevensverwerking een kernactiviteit is van inlichtingen- en veiligheidsdiensten en dat die zelf – mede vanwege de mogelijke impact van hun bevindingen – het grootste belang erbij hebben, dat gehanteerde verwerkings- en analysemethoden kwalitatief hoogstaand zijn.

Kamerstuk 34 588, nr. 21 GL/Voortman

Wij ontraden dit.

De bewaartermijn van 3 jaar is noodzakelijk. Deze termijn is de uitkomst van een zorgvuldig afwegingsproces tussen privacybescherming en veiligheid. Vaak is langere tijd onduidelijk welke betekenis gegevens hebben. Pas na de aanslagen in Parijs en Brussel bleek dat ISIS al jaren bezig was geweest aanslagplegers naar Europa te sturen. Enkel omdat deze gegevens konden worden bewaard, konden nieuwe ISIS cellen in de EU worden ontdekt en aanslagplots worden verijdeld.

Kamerstuk 34 588, nr. 22 GL/Voortman

Wij ontraden dit.

Het betreft hier een bestaande bevoegdheid (ex artikel 36 Wiv 2002), die echter in artikel 64 van het wetsvoorstel nader wordt ingekaderd; niet alleen moet er sprake zijn van een dringende en gewichtige reden, maar ook is toestemming van de Minister en melding aan de CTIVD vereist. Het verstrekken van ongeëvalueerde gegevens zal zich overigens slechts in uitzonderlijke situaties voordoen. Hierbij kan worden gedacht aan gegevens van personen die nog niet nader door de diensten zijn beoordeeld, maar waarvan wel bekend is dat deze personen in relatie staan tot een ophanden zijnde aanslag. De dienst zal hierbij een afweging maken tussen het algemeen belang van het voorkomen van de aanslag en het mogelijke individuele nadeel dat kan ontstaan wanneer de gegevens worden gedeeld.

Kamerstuk 34 588, nr. 25 GL/Voortman

Wij ontraden dit.

De medewerkingsplicht is niet alleen relevant ingeval degene tot wie de diensten zich wenden de sleutel heeft, maar ook als hij anderszins kennis heeft over de wijze van versleuteling.

Kamerstuk 34 588, nr. 26 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Slechts bijzondere bevoegdheden worden onder het regime van ministeriële toestemming en toetsing door de TIB gebracht. Hier gaat het om een bevoegdheid die onder de huidige Wiv ook niet onder de bijzondere bevoegdheden valt. Er is geen sprake van verwerving, maar van het vergelijken van reeds verkregen data. Als extra waarborg is opgenomen dat het bevorderen of treffen van maatregelen jegens een persoon uitsluitend op grond van geautomatiseerde data-analyse niet is toegestaan en dat dit dus nooit zonder menselijke tussenkomst kan plaatsvinden. Data-analyse is een continue proces dat snelheid vergt om tijdig dreigingen te kunnen onderkennen. Dit amendement leidt tot vermindering van de slagkracht van de diensten.

Kamerstuk 34 588, nr. 27 D66/Verhoeven

Onderdeel I

Wij ontraden dit.

Een bewaartermijn van 3 jaar is noodzakelijk, zowel voor inhoud als metadata. Deze termijn is de uitkomst van een zorgvuldig afwegingsproces tussen privacybescherming en veiligheid. Vaak is langere tijd onduidelijk welke betekenis gegevens hebben. Pas na de aanslagen in Parijs en Brussel bleek dat ISIS al jaren bezig was geweest aanslagplegers naar Europa te sturen. Enkel omdat deze gegevens konden worden bewaard, konden nieuwe ISIS cellen in de EU worden ontdekt en aanslagplots worden verijdeld.

Onderdeel II

Wij ontraden dit.

Art 48 lid 5, waarin de vernietiging van gegevens verkregen uit search en selectie is geregeld, regelt dit al. Het gaat hierbij om dezelfde gegevens als bedoeld in het amendement.

Kamerstuk 34 588, nr. 29 D66/Verhoeven

Wij laten het oordeel aan de Kamer.

Waar het gaat om de aanvraag is er geen bezwaar, mits de ruimte bestaat om de wijze waarop de aanvraag electronisch moet worden ingediend nader kan worden uitgewerkt (bijvoorbeeld via een aanvraagformulier). Een besluit zal echter niet elektronisch worden toegezonden zodat verzoeker wel altijd zijn adres en woonplaats zal moeten vermelden.

Kamerstuk 34 588, nr. 30 D66/Verhoeven

Onderdeel I

Wij laten het oordeel aan de Kamer.

Dit vloeit al uit de wettelijke toezichtstaak van de CTIVD voort en is in die zin overbodig.

Onderdeel II

Wij ontraden dit.

Gelet op de ministeriele verantwoordelijkheid van de Minister voor geheimhouding van staatsgeheime gegevens ligt het in de rede dat de Minister het laatste woord behoudt over wat gepubliceerd wordt in een openbaar CTIVD-toezichtsrapport.

Kamerstuk 34 588, nr. 31 GL/Voortman

Wij laten het oordeel aan de Kamer.

Buitenlandse diensten mogen nimmer zonder toestemming van een Nederlandse dienst op Nederlands grondgebeid opereren, laat staan zelfstandig. Indien dit plaatsvindt, moet dat altijd onder supervisie van een Nederlandse dienst gebeuren. Het zelfstandig opereren van een buitenlandse dienst levert immers een schending van de Nederlandse soevereiniteit op. Het amendement is aldus overbodig.

Kamerstuk 34 588, nr. 32 GL/Voortman

Wij ontraden dit.

Nu met de invoering van de TIB reeds een onafhankelijke toets op de door de Minister genomen besluiten is voorzien voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid, bestaat voor het in het amendement gestelde geen noodzaak. Volstaan moet worden met de mogelijkheid van de CTIVD om een eventuele onrechtmatige bevoegdheidsoefening als bevinding bij de Minister te melden, al dan niet met verzoek dit ter kennis te brengen aan een of beide Kamers. Ook de voorzitter van de CTIVD heeft in een gesprek met de vaste commissie BZK benoemt geen behoefte te hebben aan het in het amendement gestelde.

De oordelen van de CTIVD hebben voldoende gezag.

Kamerstuk 34 588, nr. 33 GL/Voortman

Wij ontraden dit.

De diensten hebben de (algemene) bevoegdheid om een ieder om informatie te vragen; men is niet verplicht daaraan mee te werken (informant; artikel 39). Dat is een bestaande bevoegdheid. Indien men informatie verstrekt kan dat op allerlei wijzen plaatsvinden: mondeling, schriftelijk, verstrekken van gegevens op bijvoorbeeld een USB-stick. Ook is het echter mogelijk dat men – op vrijwillige basis – de diensten op rechtstreeks geautomatiseerde wijze toegang verleent tot de bij betrokkene berustende gegevensbestanden; die mogelijkheid bestaat nu ook al, maar wordt in het wetsvoorstel nu nadrukkelijk geregeld. Dat kan zeker ingeval sprake is frequente bevraging door de diensten voor zowel de diensten als de informant lastenverlichtend werken. In het wetsvoorstel is bovendien bepaald dat het hierbij gaat om een hit/no hit-systeem, waarbij uitsluitend ingeval van een hit de gegevens voor de dienst beschikbaar komen. De informant kan de verstrekking altijd weigeren c.q. de rechtstreekse toegang ongedaan maken. Het amendement merkt voorts de verstrekking van geautomatiseerde gegevensbestanden (bv. op een USB-stick) als een bijzondere bevoegdheid aan. Dat heeft onwenselijke gevolgen. Indien de dienst aan een persoon informatie vraagt en hij wil dat op een USB-stick verstrekken, dan dient de dienst eerst toestemming aan de Minister te vragen en vervolgens voor te leggen voor een toets aan de TIB. Dat kan niet de bedoeling zijn.

De omvorming van deze bevoegdheid tot een bijzondere bevoegdheid – temeer nu hier sprake is van vrijwilligheid – gaat te ver. Dit zou anders liggen indien er sprake zou zijn van een informatieplicht voor de informant. Waar het wetsvoorstel informatieplichten introduceert, zijn die ook aangemerkt als bijzondere bevoegdheden. Dit onderscheid moet gehandhaafd blijven.

Kamerstuk 34 588, nr. 34 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

De bevoegdheid tot onderzoeksopdrachtgerichte interceptie is onderworpen aan een toets aan de criteria van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Deze begrenzen de praktijk op een wijze die is te toetsen door de TIB.

Daarbij zal wel degelijk stelselmatig en op een zekere (grote) schaal data worden vergaard en geanalyseerd. Dit op voorhand uit te sluiten miskent de aard van de onderzoeksopdrachtgerichte interceptie.

Kamerstuk 34 588, nr. 35 D66/Verhoeven

Onderdeel I:

Wij laten het oordeel aan de Kamer.

Met de indiener deel ik het door hem gestipuleerde belang, maar anders dan de indiener ben ik niet van mening dat er bij de rechtbank sprake zal zijn van een stempelmachine. Het gevaar ontstaat dat we dergelijke instituties delegitimeren. Waar het gaat om de voorgestelde verslagplicht volg ik de indiener in zijn betoog, dat dit kan bijdragen aan het maatschappelijk vertrouwen in de diensten, maar ik denk nog meer in de aan de rechtbank opgedragen taak. Wij laten daarom het oordeel over dit deel van het amendement aan de Kamer.

Onderdeel II:

Wij ontraden dit.

Uit het EVRM vloeit geen actieve notificatieplicht voort. Bij de herziening van de Wiv is dan ook niet overwogen om de notificatieplicht te verruimen, temeer nu het daarmee beoogde gevolg – verbetering rechtsbescherming burger (inzagerecht en klachtrecht) – achterwege blijft. Overigens strekt de bestaande notificatieplicht ook uit tot de (directe) interceptie van communicatie van een journalist of advocaat (artikel 47 is immers in algemene zin onderworpen aan een notificatieplicht).

Kamerstuk 34 588, nr. 36 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Blijkens de toelichting op het amendement wordt met een en ander beoogd een vorm van tegenspraak te introduceren.

Allereerst merk ik op dat het inschakelen van deskundigen naar mijn oordeel iets anders is dan tegenspraak organiseren; met dat laatste wordt immers beoogd het geluid van de ander (in casu de burger waar het gaat om diens privacy) tegenover dat van de Minister (die een bevoegdheid wil inzetten) te zetten, zodat beide kanten van het verhaal aan de orde komen in de besluitvorming. In de schriftelijke behandeling is aangegeven dat het opnemen van de mogelijkheid van tegenspraak niet is overwogen. Waar het gaat om de inschakeling van deskundigen door de TIB acht ik de noodzaak daartoe niet aanwezig. Op instigatie van de Raad van State is er nu juist in voorzien dat naast twee leden met rechterlijke ervaring een lid met deskundigheid op bijvoorbeeld de terreinen zoals in het amendement worden omschreven kan worden benoemd. De TIB moet zelf over de benodigde expertise en kennis voor haar taak beschikken. Daar komt bij dat gelet op de rol van de TIB er de nodige vertrouwelijkheid en snelheid dient te worden betracht in de besluitvorming; mocht men onvoldoende gegevens hebben, dan kan men die bij de Minister opvragen. Hiernaast heb ik ook een meer fundamenteel probleem met het amendement, waar het gaat om het verplicht inroepen van deskundigen waar het gaat om de uitleg en toepassing van de wet. De TIB bestaat uit ten minste twee leden met rechterlijke ervaring op senior niveau. Die hebben naar mag worden aangenomen meer dan voldoende kennis en kunde waar het gaat om wetsuitlegging op verschillende rechtsgebieden. Bovendien acht ik een dergelijke verplichte inschakeling van deskundigen haaks staan op de onafhankelijkheid van de TIB, die immers haar eigen werkwijze moet kunnen bepalen.

Kamerstuk 34 588, nr. 37 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Het is staand beleid dat gegevens die zicht geven op aard en omvang van de inzet van bijzondere bevoegdheden door de diensten als staatsgeheim worden aangemerkt; vgl. de discussie inzake tapstatistieken. Publicatie van dit soort gegevens – ook op geaggregeerd niveau – geeft zicht in de modus operandi van de diensten.

Kamerstuk 34 588, nr. 38

D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Het amendement stelt voor om de toestemming voor data-analyse ook van toepassing te verklaren op reeds geïdentificeerde personen. Toestemming vragen voor het beantwoorden van de vraag of in de rechtmatig verkregen dataset ook de persoon aanwezig is die reeds met reden onderwerp van onderzoek is, maakt het inlichtingenwerk onmogelijk. In het geval sprake is van nog te identificeren personen, zal wel toestemming worden gevraagd, omdat in dat geval nog bepaald moet worden of de persoon rechtmatig in onderzoek is.

Kamerstuk 34 588, nr. 39 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 34 588, nr. 18) is aangegeven dat er niets aan in de weg staat dat de TIB en de CTIVD met elkaar spreken over de wijze waarop aan wettelijke bepalingen uitleg dient te worden gegeven, echter wel met behoud van ieders onafhankelijke positie; de een kan de ander niet een bepaalde uitleg opleggen. Vandaar dat ook is aangegeven dat het opnemen van een regeling ter zake onnodig is. Overigens is de schets van de positie van de TIB ten opzichte van de CTIVD als een van de verhouding van een kort geding ten opzichte van een bodemprocedure onjuist. Dat miskent de eigen rol en positie van beide instanties in de fasen waarin zij hun taak uitvoeren. De TIB in de fase voorafgaand aan de uitvoering van een bevoegdheid; de CTIVD tijdens en na de uitoefening van de bevoegdheid.

Kamerstuk 34 588, nr. 41

SP/Van Raak

Wij ontraden dit.

In het wetsvoorstel (Kamerstuk 34 588, nr. 2) is uitsluitend een specifieke regeling getroffen voor twee beroepsgroepen, te weten advocaten en journalisten, waarbij voorzien is in een rechterlijke toets. De noodzaak hiervoor ligt in het opnemen van een regeling voor de twee genoemde gevallen in beide gevallen een rechterlijke uitspraak ten grondslag. Voor het opnemen van een regeling voor andere beroepsgroepen (inclusief kamerleden), vergelijkbaar met die welke is getroffen voor journalisten en advocaten bestaat dan ook geen dwingendrechtelijke reden. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen waarborgen zijn in dit geval. Er is immers voor de inzet van de meest inbreukmakende bevoegdheden, naast toestemming van de Minister, een voorafgaande toets van de TIB noodzakelijk. Deze toets doet niet onder voor de toets door een rechter.

Kamerstuk 34 588, nr. 42

SP/Van Raak

GL/Voortman

D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Het uitgangpunt is en moet blijven dat de diensten zich voor de uitvoering van hun wettelijke taken kunnen richten tot eenieder die zou kunnen beschikken over de noodzakelijke gegevens. Op dit principe een beperking aanbrengen acht ik onverantwoord. Daar komt bij dat niemand kan worden verplicht om te functioneren als informant of agent; medewerking geschiedt altijd op vrijwillige basis.

Waar het gaat om de uit te zonderen categorieën, te weten journalisten en hulpverleners, wil ik het volgende opmerken. Het is goed denkbaar dat juist een hulpverlener van een geradicaliseerd persoon te horen kan krijgen welke geweldsdaad deze van plan is te plegen. Een persoon die journalistieke activiteiten verricht kan zich in een uitzonderlijk geval in een positie bevinden waarbij hij informatie, bijvoorbeeld over een op handen zijnde aanslag of over een regime dat bezig is met de verwerving van massavernietigingswapens, verkrijgt die van belang kan zijn voor een dienst. Het uitzonderen van de mogelijkheid om van deze

beroepsgroepen gebruik te kunnen maken, acht ik dan ook onverantwoord. Dat geldt ook voor het voorstel om de dienst te verbieden agenten de hoedanigheid van journalist of hulpverlener aan te laten nemen. Daar komt bij dat er bijzondere zorgplicht op de hoofden van de diensten rust waar het gaat om de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld (artikel 23). Die zorgplicht wordt niet licht opgevat.

Kamerstuk 34 588, nr. 43

GL/Voortman

SP/Van Raak

Wij ontraden dit.

Dit amendement raakt een van de kernpunten van het wetsvoorstel, te weten de uitbreiding van de bevoegdheid tot «bulk-interceptie» naar de kabel. De mogelijkheid tot onderzoeksopdrachtgerichte interceptie op de kabel wordt hiermee geschrapt.

Kamerstuk 34 588, nr. 44

GL/Voortman

Wij ontraden dit.

Juist vanuit rechtstatelijk oogpunt is een eigen DNA databank aangewezen. Vermenging van inlichtingen- en opsporingstaken moet immers worden voorkomen. Zo kunnen DNA-profielen die door de diensten zijn verkregen niet worden gebruikt als bewijs in strafzaken.

Een eigen DNA databank is hard nodig. We hebben gezien dat jihadisten zich dood laten verklaren om later onder de radar te blijven. Het vergelijken van DNA-profielen kan ervoor zorgen dat tijdig wordt onderkend dat een jihadist niet dood is maar bijvoorbeeld betrokken is bij aanslagplanning.

De wet staat function creep niet toe. De wet is duidelijk over de doelen die DNA-onderzoek mag dienen en de voorwaarden waaronder. Een ander doel dan de wet beschrijft is niet toegestaan.

Kamerstuk 34 588, nr. 45 D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 34 588, nr. 18) heb ik reeds gesteld dat ik een bevoegdheidsuitoefening waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is uitsluit. Een dergelijke bevoegdheidsuitoefening zal niet voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Ik ben geen voorstander van het aanleggen van een limitatieve lijst van technische hulpmiddelen die uitgesloten moet worden. Juist omdat niet te voorspellen is welke technologische ontwikkelingen zich in deze snel veranderende omgeving de komende jaren zullen voordoen acht ik het bij voorbaat uitsluiten van technische hulpmiddelen onverantwoord. Het doel van het wetsvoorstel is immers om een zo techniekonafhankelijk kader te bieden.

Kamerstuk 34 588, nr. 46 GL/Voortman

SP/Van Raak

Wij ontraden dit.

Het amendement miskent zowel het belang als überhaupt de mogelijkheid om in gevallen gegevens te kunnen evalueren.

Ongeëvalueerde gegevens worden gekenmerkt door het feit dat de precieze inhoud van de gegevens nog niet is beoordeeld.

Dit is nodig omdat je niet kunt wachten totdat je zelf de informatie hebt geëvalueerd. In een dataset die met de CTG wordt gedeeld kunnen bijvoorbeeld gegevens zitten die de AIVD niets zeggen, maar de Belgische diensten wel. Die kunnen dan door combinatie van deze gegevens met hun eigen gegevens de aanwezigheid van een terroristische cel onderkennen. Het delen van datasets met ongeëvalueerde gegevens is een noodzakelijkheid.

Door het uitwisselen van ongeëvalueerde gegevens, gefragmenteerde informatie worden aangevuld. Dit kan leiden tot het verkrijgen van benodigde inzichten in een mogelijke dreiging.

Het delen van ongeëvalueerde gegevens is met extra waarborgen omkleed.

Bij verstrekking van ongeëvalueerde gegevens is ministeriele toestemming vereist. Als het gaat om via onderzoeksopdrachtgerichte interceptie vergaarde gegevens dient bovendien de CTIVD van de verstrekking op de hoogte te worden gesteld.

Kamerstuk 34 588, nr. 47 GL/Voortman, SP/Van Raak D66/Verhoeven

Wij ontraden dit.

Er moet geen beperking worden aangebracht in welke werken wel en welke niet als geautomatiseerd werk in de zin van deze wet moet worden aangemerkt; er moet ruimte zijn voor technologische ontwikkelingen. Bij een limitatieve lijst wordt bovendien voor targets duidelijk waarop de diensten hun bevoegdheid mogen inzetten en welke niet, zodat ze daar op in kunnen inspelen. Dit geeft zicht op modus operandi.

Kamerstuk 34 588, nr. 48 D66/Verhoeven

GL/Voortman

Wij ontraden dit.

Het amendement miskent dat het binnendringen via een geautomatiseerd werk van een derde nooit uit gemakzucht plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de diensten altijd voor het lichtste middel kiezen (subsidiariteitsvereiste). Dat is het rechtstreeks binnendringen van het geautomatiseerde werk van het target. Het geautomatiseerde werk van een derde komt pas in beeld indien dat niet anders kan. Het amendement is in die zin overbodig.

Het amendement miskent voorts dat de diensten meestal geen directe toegang tot het geautomatiseerde werk van een target hebben. Die kan dan enkel op afstand worden binnengedrongen. Een directe technische relatie suggereert een beperking die in de praktijk niet uitvoerbaar is.

Kamerstuk 34 588, nr. 49

D66/Verhoeven

SP/Van Raak

GL/Voortman

Onderdeel I:

Wij ontraden dit.

Het voorgestelde is niet uitvoerbaar. De diensten kunnen namelijk niet onderkennen wanneer de persoon waarmee een target in contact staat een journalist is. In tegenstelling tot advocaten vormen journalisten niet een afgebakende en herkenbare groep.

Onderdeel II

Wij ontraden dit.

Een vergelijkbare wijziging in het kader van het wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken is achterwege gebleven. De begripsmatige aansluiting met het begrip bron in het Wetboek van Strafvordering moet behouden blijven.

Kamerstuk 34 588, nr. 50

D66/Verhoeven

SP/Van Raak

GL/Voortman

Onderdeel I:

Wij ontraden dit.

Zie de motivering zoals gegeven bij amendement 46.

Onderdeel II:

Wij ontraden dit.

De voorziene overgangstermijn stelt de diensten in staat totdat de wegingsnotities gereed zijn internationaal samen te blijven werken. De CTIVD heeft in de afgelopen jaren geleidelijk een kader ontwikkeld. Daarbij is de realiteit dat het hier niet gaat om een handvol diensten. Alle tot op heden opgestelde wegingsnotities van beide diensten zullen met inachtneming van het nieuwe kader worden aangepast. Dit moet zorgvuldig gebeuren en daarvoor is tijd nodig.