Kamerstuk 34588-32

Amendement van het lid Voortman over staking van de vermoedelijk onrechtmatige uitoefening van een bevoegdheid

Dossier: Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)


6,0 %
94,0 %

Monasch

Houwers

GrBvK

CU

PvdA

GrKÖ

SGP

50PLUS

VVD

PVV

D66

Klein

GL

PvdD

CDA

SP

Van Vliet


Nr. 32 AMENDEMENT VAN HET LID VOORTMAN

Ontvangen 6 februari 2017

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 113 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 113a

  • 1. Indien de afdeling toezicht lopende een onderzoek als bedoeld in artikel 112, eerste lid, oordeelt dat een redelijk vermoeden bestaat van onrechtmatige uitoefening van een bevoegdheid in het kader deze wet, kan zij de onmiddellijke staking van de uitoefening van deze bevoegdheid gelasten.

  • 2. De uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt niet hervat dan nadat het onderzoek is afgerond en het toezichtsrapport, bedoeld in artikel 113, eerste lid, is gezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de afdeling toezicht van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (hierna: de afdeling toezicht) de bevoegdheid krijgt om te gelasten dat de onrechtmatige uitoefening van een bevoegdheid door de veiligheidsdiensten direct kan worden gestaakt. De uitoefening van de bevoegdheid kan pas weer worden hervat nadat het onderzoek is afgerond en beide kamers der Staten-Generaal middels het toezichtsrapport op de hoogte zijn gebracht van de definitieve conclusies omtrent de rechtmatigheid van de uitoefening van de bevoegdheid. Dit stelt de Staten-Generaal in staat om tot een oordeel te komen over het al dan niet volgen van het oordeel van de afdeling toezicht.

Zowel in de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten als in het voorliggende wetsvoorstel krijgt de afdeling toezicht slechts de bevoegdheid om aanbevelingen te doen ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden door de veiligheidsdiensten. Het vrijblijvende karakter van deze vorm van toezicht past in de ogen van de indiener niet bij de gewichtigheid van de taak en het statuur van de commissie. Indiener is dan ook van mening dat tussentijds moet kunnen worden ingegrepen indien een bevoegdheid mogelijk op onrechtmatige wijze wordt uitgeoefend. Bij controle achteraf is de schade aan de privacy van burgers immers al aangebracht alvorens het onrechtmatig gebruik van de bevoegdheid kan worden gestopt.

Voortman