Kamerstuk 34550-VIII-135

Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken van een drietal wetsvoorstellen (Kamerstukken 30246, 33141 en 32396)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 17 mei 2017
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VIII-135.html
ID: 34550-VIII-135

Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2017

Hierbij treft u een reactie aan op de brief van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 30 maart met het verzoek om de commissie te informeren over de stand van zaken betreffende de onderstaande drie wetsvoorstellen.

1. Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen (Kamerstuk 30 246).

In het primair onderwijs bestaat een onderscheid tussen materiële en personele bekostiging. De materiële bekostiging wordt jaarlijks automatisch geïndexeerd. Het hierboven genoemde wetsvoorstel beoogt de automatische indexering af te schaffen. De mogelijkheid om te indexeren kan dan worden afgewogen tegen andere onderwijsprioriteiten.

De inhoud van het wetsvoorstel wordt betrokken bij de modernisering van de bekostiging. In dit traject wordt namelijk gekeken naar de mogelijkheden om het onderscheid in materiële en personele kosten te laten vervallen. In een brief aan uw Kamer van 5 juli 2016 (Kamerstuk 31 289, nr. 335) staat dat de modernisering van de bekostiging zich in een verkennende fase bevindt. Momenteel zijn er nog gesprekken gaande met de PO-Raad over de uitwerking van de modernisering. Een volgend kabinet zal u informeren over de voortgang.

2. Wijziging van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid in verband met wijziging van de regeling van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal bij deelname van een kind aan voorschoolse educatie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met wijziging van de schriftelijke instemming van ouders van leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal (Kamerstuk 33 141).

Bovengenoemd wetsvoorstel inzake onderwijsachterstandenbeleid regelt de maximering van de ouderbijdrage voorschoolse educatie. Het gaat om ouders van doelgroepkinderen in een peuterspeelzaal. Daarnaast hoeven ouders van leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal in minder gevallen schriftelijk in te stemmen met deelname aan onderwijstijdverlenging (bijv. zomerscholen en schakelklassen). Dit is alleen nog nodig wanneer de activiteiten ter bevordering van de Nederlandse taal volledig buiten de reguliere onderwijstijd plaatsvinden.

Het wetsvoorstel is in 2012 aangehouden in afwachting van het wetsvoorstel Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen (Kamerstuk 34 596). Dit laatste wetsvoorstel herziet het huidige voorschoolse stelsel door gelijkschakeling van de financiële eisen en kwaliteitseisen van kinderopvang en peuterspeelzalen. Dit wetsvoorstel is op 15 februari 2017 behandeld in de Tweede Kamer (Handelingen II 2016/17, nr. 53, item 3) en ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2018. Na behandeling van het wetsvoorstel Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen in de Eerste Kamer, wordt bekeken of het aangehouden wetsvoorstel inzake onderwijsachterstandenbeleid doorgang moet vinden en welke aanpassingen in dat geval nodig zijn. Hierover wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.

3. Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (Kamerstuk 32 396).

Het wetsvoorstel Versterking positie leraren beoogt de professionele ruimte van de leraar in de school wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel verplicht het bevoegd gezag om met leraren afspraken te maken over interne zeggenschap en deze afspraken vast te leggen in een professioneel statuut.

In 2011 is het wetsvoorstel aangehouden op verzoek van de toenmalige Staatssecretaris. Inmiddels is de verankering van de professionele ruimte, in combinatie met de omschrijving van het beroep van leraar, de professionele standaard en het lerarenregister, opgenomen in de Wet tot invoering van het lerarenregister en registervoorportaal (Kamerstuk 34 458). Deze wet zal op 1 augustus 2017 in werking treden. Het wetsvoorstel Versterking positie leraren wordt niet ingetrokken, maar met een nota van wijziging aangepast. Zo kan op korte termijn uitvoering worden gegeven aan de toezegging aan de Eerste Kamer om het parlement te betrekken bij lagere regelgeving in het kader van het lerarenregister. Het streven is om de nota van wijziging nog voor het zomerreces aan uw Kamer te sturen.

Wij vertrouwen erop u middels deze brief afdoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker