Gepubliceerd: 26 januari 2016
Indiener(s): Loes Ypma (PvdA)
Onderwerpen: arbeidsvoorwaarden ouderen sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34342-5.html
ID: 34342-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 26 januari 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding

1

2.

Een fusie van beide fondsen is de meest logische optie

2

3.

Gevolgen van en aandachtspunten bij samenvoeging

3

4.

Adviezen

3

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Met interesse en een positieve grondhouding hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van voorliggend bovengenoemd wetsvoorstel. Het betreft een voorstel voor een wetswijziging om een fusie tussen de Stichting Notarieel Pensioenfonds (SNP) en Stichting Bedrijfspensioenfonds (SBN) voor medewerkers in het notariaat mogelijk te maken. Deze fusie wordt noodzakelijk geacht omdat beide pensioenfondsen zelfstandig onvoldoende overlevingsperspectief hebben. Door dit voorstel worden schaalvoordelen beoogd omdat schaalvergroting door de fusie naar verwachting structureel lagere kosten tot gevolg zal hebben. Hierdoor zullen de kosten per deelnemer lager worden. Door de fusie kan een kostenbesparing van circa 2 tot 2,5 miljoen euro per jaar gerealiseerd worden. De aan het woord zijnde leden vinden het van het grootste belang dat de pensioenen van het notariaat ook in de toekomst voldoende zijn geborgd. Zij zijn het dan ook op hoofdlijnen eens met het wijzigingsvoorstel. Wel hebben zij naar aanleiding van signalen uit de praktijk en het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel over de fusie van de notariële pensioenfondsen. Zij hebben toch nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij begrijpen de wens van de regering omtrent fusievorming van de betreffende pensioenfondsen maar hebben nog enkele vragen, in het bijzonder over het ontbreken van een representativiteitstoets onder notarissen naar de voortzetting van een verplichte aansluiting bij een pensioenfonds.

2. Een fusie van beide fondsen is de meest logische optie

2.1 Het onderbrengen bij een ander pensioenfonds

De leden van de SP-fractie hebben een petitie ontvangen van 326 actieve deelnemers van SNPF, met daarin een aantal bezwaren en vragen. Voornoemde leden willen graag nog een uitgebreide toelichting op deze zorgen. De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de opmerkingen van de initiatiefnemers voor voornoemde petitie over de schaalvoordelen. Zij geven namelijk aan dat met de fusie van de beide pensioenfondsen de noodzakelijke schaalgrootte niet wordt bereikt. Er zou een pensioenfonds ontstaan met een belegd vermogen van ongeveer € 2,5 mld., terwijl in de pensioensector wordt aangegeven dat alleen met een belegd vermogen van ongeveer € 20 mld. de benodigde schaalvoordelen worden bereikt. Kan de regering hier uitgebreid op ingaan?

In het verlengde hiervan vragen de leden van de SP-fractie naar de haalbaarheid van het door de 326 deelnemers van het SNPF aangedragen alternatief, namelijk een directe overgang van beide notariële pensioenfondsen naar een Algemeen Pensioenfonds. Klopt het dat dit meer flexibiliteit met zich meebrengt voor de deelnemers? Graag een uitgebreide reactie op dit idee met daarbij de voor- en nadelen voor werkgevers en deelnemers. Waarom is voor deze optie niet gekozen, ondanks dat de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft aangegeven dat de overgang naar een Algemeen Pensioenfonds (APF) een goed alternatief kan zijn voor verplichte beroeps- en bedrijfstakpensioenfondsen?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering een reactie te geven op het door mr. Vos en mr. Zwanikken bij de internetconsultatie gegeven advies. Zij geven aan dat een directe overgang van beide pensioenfondsen naar het APF een goed alternatief zou kunnen zijn, gelet op de mogelijkheden die dit biedt ten aanzien van het zogeheten ringfencing en vorming van afzonderlijke collectiviteitskringen. Hoe kijkt de regering hier tegenaan, ook gelet op haar opvatting bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet algemeen pensioenfonds (Kamerstuk 34 117) in de Eerste Kamer dat de overgang naar een APF een goed alternatief kan zijn voor verplichte beroeps- en bedrijfstakpensioenfondsen?

Deze leden vragen de regering ook in te gaan op de stellingname dat alleen met een belegd vermogen van circa € 20 mld. de benodigde schaalvoordelen kunnen worden bereikt, terwijl door de fusie slechts een vermogen zou ontstaan van circa 2,5 mld. Klopt dit?

De leden van de CDA-fractie vragen voorts of bij een keuze voor het APF het mogelijke verschil dat in dekkingsgraad kan optreden bij de voorgestelde fusie wordt uitgesloten, dit in tegenstelling tot de voorgestelde fusie. Ook vragen zij de regering in te gaan op de vraag of het APF niet een betere financiële waarborg biedt voor medewerkers aan het fonds, gelet op het verschil in salariëring met de notarissen.

3. Gevolgen van en aandachtspunten bij samenvoeging

De leden van de VVD-fractie merken op dat, zoals ook de Afdeling advisering van de Raad van State stelt, er een verschil is tussen de hoogte van de inkomens van medewerkers die deelnemen aan de SNP en deelnemers van de SBN. De fusie en het samenvoegen van vermogens brengen het risico met zich mee dat er nadelige gevolgen kunnen optreden voor een van de twee partijen. Houdt de regering hier -al dan niet via De Nederlandsche Bank – toezicht op? Zo ja, welke maatregelen zal de regering nemen om deze risico’s te voorkomen? Hoe zullen deze maatregelen er in de praktijk uitzien?

De leden van de SP-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat bij een verschil in dekkingsgraad bij de fusie er geen enkele deelnemer erop achteruit zal gaan als de aanspraken van de deelnemers met de hogere dekkingsgraad zullen worden verhoogd. Zo nee, waarom niet?

4. Adviezen

De leden van de SP-fractie merken op dat in bovengenoemde petitie aandacht wordt gevraagd voor de wettelijke verplichting deel te nemen aan de pensioenregeling. Er zou geen onderzoek zijn gedaan naar het draagvlak voor deze wettelijke verplichting. Kan de regering uiteenzetten wat nu de voor- en nadelen zijn van deze verplichting? Niet alleen voor de werkgever, maar ook voor de deelnemers? De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) stelt dat aan vertraging kosten zijn verbonden als een draagvlakmeting wordt gedaan en het wetsvoorstel eventueel moet worden aangepast. Wat is hierop de reactie van de regering? Deelt zij deze mening? De leden van de SP-fractie vragen wat de beoogde fusiedatum? Waarom zal die datum niet meer gehaald kunnen worden? Waarom is een dergelijke draagvlakmeting dan niet eerder gehouden onder de deelnemers, aangezien er blijkbaar discussie over is? Er is in de Ledenraad van de KNB over gesproken, maar is een gesprek aangegaan met de ondertekenaars van de petitie? Hoe weet men dat deze zorgen alleen spelen in ring Gelderland als hier geen verder onderzoek naar is gedaan? Heeft discussie over bijvoorbeeld de wettelijke verplichting en ook de fusie wel zin na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel? Waarom is er bij opstellen van dit wetsvoorstel niet voor gekozen, en eigenlijk ook niet in 1957, om het mogelijk te maken dat er om de paar jaar een representativiteitstoets wordt gehouden over de wettelijke verplichting tot deelname?

Voorts vragen de leden van de SP-fractie aandacht voor de zorgen die de deelnemers van het SNPF hebben waar het gaat om verenigbaarheid met het Europees recht. Zij stellen dat een verplichte deelname volgens jurisprudentie in beginsel een schending oplevert van het mededingingsrecht. Kan de regering hierop reageren?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het loslaten van een verplichting tot deelname een geheel andere organisatie vergt. Kan de regering uiteenzetten wat hiermee dan wordt bedoeld? Is het loslaten van deze wettelijke verplichting dan wel mogelijk? Zo ja, hoe?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering bij het bestuur van SNPF, het bestuur en ledenraad van de KNB en de Pensioenkamer kan nagaan waarom zij geen gehoor hebben gegeven aan het verzoek tot het houden van een representativiteitstoets onder de deelnemers van SNPF annex leden van de KNB, gelet op de wens die hiertoe klaarblijkelijk bestaat met name onder zelfstandige notarissen. Indien deze organen aangeven wél een toets te hebben uitgevoerd, vragen deze leden de regering te bewerkstelligen dat de opzet en resultaten hiervan gelijktijdig met de nota naar aanleiding van het verslag inzichtelijk worden gemaakt aan de Kamer ten behoeve van de behandeling van onderhavig wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kennis heeft genomen van het onderzoek dat mr. Vos en mr. Zwanikken hebben uitgevoerd. Zij vergaarden steun van 326 (11% van alle actieve deelnemers van SNPF én KNB) om verplichte deelname aan het pensioenfonds te schrappen. Zij vragen voorts of de regering bij de Nederlandse Branche Vereniging Notariaat (NBVN) de opzet en resultaten kan opvragen van een eerder uitgevoerde opiniepeiling onder (kandidaat)notarissen, waaruit zou blijken dat 73% van de respondenten tegen verplichte deelname aan het notarieel pensioenfonds was (hiernaar wordt verwezen in het op internet geplaatste advies van drs. M.A. Berkhout). Deze leden vragen hoe de regering deze uitkomsten beoordeelt, alsmede het gegeven dat onduidelijk is of conform de Wet Bpf 2000 60% van de deelnemers- verplichte deelname wenst te continueren.

De aan het woord zijnde leden vragen de regering te bevestigen, maar bovenal te reflecteren op de in de consultatie genoemde opmerkingen, dat door het SNPF sinds 1957 nimmer een representativiteitstoets is gehouden en dat medewerkers in het notariaat verplicht zijn tot deelname aan het pensioenfonds op grond van een verlopen CAO uit 1999.

De regering geeft aan dat het loslaten van een wettelijk deelneming een aanzienlijke tijd- en kosteninvestering zal vergen. Los van de vraag of een afdoende meerderheid hier voorstander van is, vragen de aan het woord zijnde leden of de regering het standpunt deelt dat het meest logische moment om de representativiteit te toetsen vóór de fusie is. Ontstaat immers niet na de fusie (wederom) verplichtstelling en een meer dan voorheen complexe situatie (met notarissen en medewerkers in één fonds) om representativiteit te toetsen? Graag vernemen deze leden hierop een reactie.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de mening deelt dat nog voldoende tijd is om de genoemde toets uit te voeren omdat de beoogde fusiedatum van 1 januari 2016 niet is gehaald en dit dus pas vermoedelijk 1 januari 2017 zal worden. Deze leden vragen de regering voorts bij het SNPF en KNB na te gaan of de kosten van een dergelijke toets bescheiden zullen zijn en binnen enkele weken al gereed kan zijn, in elk geval ruimschoots voor 1 januari 2017.

De aan het woord zijnde leden vragen de regering op welke wijze de beroepsgroep van notarissen moet worden georganiseerd om te komen tot loslaten van de verplichtstelling.

Hiermee samenhangend vragen zij of de groep notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen ook na de fusie afzonderlijk van de overige deelnemers aan het fusiefonds kan besluiten tot het loslaten van de verplichtstelling. Zij vragen ook of per groep notarissen respectievelijk toegevoegd notarissen respectievelijk kandidaat-notarissen ook na de fusie afzonderlijk van de overige deelnemers kan worden besloten tot het loslaten van de verplichtstelling. Indien de regering hierop ontkennend antwoord, vragen deze leden de regering aan te geven hoe dit alsnog in het wetsvoorstel vormgegeven zou kunnen worden.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava