Nr. 14 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 juni 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In het opschrift wordt na «Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» ingevoegd: , de Wet handhaving consumentenbescherming.

II

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIa

De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 8 wordt na artikel 8.13 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.14

Een begunstigde als bedoeld in artikel 514, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, neemt artikel 520, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

B

In de bijlage wordt aan onderdeel a een rij toegevoegd, luidende:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees parlement en de Raad van 25 november 2015

betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG.

Artikel 8.14 van deze wet.

Toelichting

Deze nota van wijziging versterkt het toezicht op het door de initiatiefnemer beoogde verbod op surcharging. Deze derde nota van wijziging is uitgebracht naar aanleiding van de toezegging door initiatiefnemer tijdens het debat van 15 juni 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 96), naar aanleiding van vragen over handhaving door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Op deze wijze is geborgd dat de ACM direct toezicht houdt op de nieuwe bepaling in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De consument kan zich op deze wijze rechtstreeks op het verbod beroepen en de ACM inschakelen. Door de wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) kan de ACM op grond van artikel 2.9 van de Whc een last onder dwangsom opleggen of een boete van maximaal € 450.000 (artikel 2.15 Whc). Hierdoor ontstaat een sterke prikkel voor de ondernemer om het in artikel 7:520, vierde lid, BW opgenomen verbod na te leven. Daartoe is in het wetsvoorstel een nieuw artikel IIa ingevoegd.

Van Vliet