Gepubliceerd: 13 oktober 2015
Indiener(s): Peter Oskam (CDA)
Onderwerpen: migratie en integratie organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34091-9.html
ID: 34091-9

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID OSKAM

Ontvangen 13 oktober 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt artikel 273g als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie» vervangen door: ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. In het tweede lid wordt «ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie» vervangen door: ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

II

In artikel II wordt artikel 286g als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie» vervangen door: ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. In het tweede lid wordt «ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie» vervangen door: ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Toelichting

Met dit amendement beoogt indiener de voorgestelde strafhoogten te verhogen voor de voorgestelde strafbaarstellingen. Indiener sluit hiermee aan bij het commentaar van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: de Nationaal Rapporteur) alsmede bij het advies van de Raad voor de Rechtspraak (hierna: de Raad).

De Raad vraagt zich af of de strafbedreiging niet aan de lage kant is, gelet op de strafbedreiging bij mensenhandel (artikel 273f Sr). Hierbij staat op het «kale» delict mensenhandel een strafbedreiging van maximaal 12 jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Bij strafverzwarende omstandigheden bedraagt de maximale gevangenisstraf 15 jaar.

De Nationaal Rapporteur twijfelt aan de aansluiting die de initiatiefnemers gezocht hebben bij de delicten verleiding en jeugdprostitutie (artikelen 248a en 248b Sr), en adviseert aan te sluiten bij het delict mensenhandel.

Indiener sluit zich hierbij aan om de volgende redenen. Het initiatiefwetsvoorstel stelt voor om bezoekers van prostituté(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel, strafbaar te stellen indien zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat de betrokken prostitué(e) daartoe is gedwongen of bewogen. Terecht heeft de wetgever zware straffen in het vooruitzicht gesteld bij het delict mensenhandel, gelet op de mensonterende en vernederende activiteiten die binnen dit circuit plaatsvinden. Indiener meent dat klanten die bewust gebruik maken van de diensten van een prostitué(e) die het slachtoffer is van mensenhandel of weg kijken bij duidelijke aanwijzingen hiervoor, en dus niet hun verantwoordelijkheid nemen, gestraft dienen te worden. Daar draagt onderhavig wetsvoorstel aan bij.

Wat in de strafhoogte voor indiener daarbij onvoldoende tot uiting komt, is dat door het wegkijken van klanten voor misbruik, de misstanden in deze branche blijven gehandhaafd. Zij houden hiermee feitelijk het genoemde strafbare feit van mensenhandel, in de praktijk in stand. Een verhoging van de strafmaat die meer in de buurt komt van de strafmaat bij het delict mensenhandel lijkt indiener daarom dan ook het meest logisch, gelet op het normstellende karakter van de voorgestelde strafbaarstellingen en de preventieve werking die daarvan moet uitgaan (Kamerstukken II 2014/15, 34 091, nr. 8, p. 3: Nota n.a.v. het verslag).

Oskam