Nr. 15 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN OOSTEN EN SWINKELS TER VERVANGING VAN NR. 121

Ontvangen 18 mei 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I vervalt in artikel 273g, eerste lid, de zinsnede: of redelijkerwijs moet vermoeden.

II

In artikel II vervalt in artikel 286g, eerste lid, de zinsnede: of redelijkerwijs moet vermoeden.

Toelichting

De indieners beogen, conform het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, de schuldvariant («hij redelijkerwijs moet vermoeden») uit het voorstel te verwijderen. Ingevolge het amendement wordt enkel wanneer sprake is van opzet («hij weet»), voldaan aan de delictsomschrijving. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad (HR 30 mei 2008, NJ 2008, 318) wordt voorwaardelijk opzet voldoende geacht voor het aantonen van «weten».

Van voorwaardelijk opzet is in dit geval sprake indien de prostituant bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de prostitué(e) slachtoffer is van mensenhandel. Uit diverse externe factoren of een combinatie hiervan, kan de situatie ontstaan dat de prostituant weet of welbewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de persoon waarvan hij/zij tegen betaling diensten afneemt, deze diensten niet vrijwillig aanbiedt en in een uitbuitingssituatie verkeert. Hierbij kan in theorie aan allerlei omstandigheden worden gedacht. Zonder te pretenderen volledig te zijn, denken de indieners hierbij bijvoorbeeld aan de locatie waarop de handelingen worden uitgevoerd, de personen die hierbij aanwezig zijn en uiterlijke kenmerken van de prostitué(e).

Van Oosten Swinkels