Nr. 10 NADER VERSLAG

Vastgesteld 9 juli 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van het Plan van aanpak voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap (Kamerstuk 33 990, nr. 9) besloten tot het uitbrengen van een nader verslag.

Onder het voorbehoud dat de in het nader verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

Plan van aanpak voor de implementatie van het VN Verdrag Handicap, Kamerstuk 33 990, nr. 9

2

1.

Algemeen

2

     

Uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), Kamerstuk 33 990

11

2.

Algemeen

11

3.

Artikelsgewijs

12

     

Rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113), Kamerstuk 33 992 (R2034)

14

4.

Algemeen

14

5.

Inleiding

15

6.

Korte beschrijving van de inhoud

16

7.

Motieven voor bekrachtiging

16

8.

Uitvoering van het verdrag

16

9.

Autonomie en beschermwaardigheid

18

10.

Artikelsgewijze toelichting

18

Plan van aanpak voor de implementatie van het VN Verdrag Handicap, Kamerstuk 33 990, nr. 9

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de toezending van het plan van aanpak. Zij hebben nog enkele vragen, die vooral zien op de werking van het verdrag zelf.

De leden van de VVD-fractie stellen dat het Hof van Justitie EU in het arrest van 18 maart 2014 (zaak C-363/12) heeft geoordeeld dat de bepalingen van het verdrag inhoudelijk niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn en dus geen directe werking in het Unierecht hebben. Deze leden vragen of de regering het ermee eens is dat het verdrag niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtstreekse werking.

Genoemde leden vragen of de regering het eens is met de Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie EU, wanneer hij stelt dat het zou neerkomen op een inbreuk op het voorrecht van de wetgever indien een rechter verdragsbepalingen toch rechtstreeks werkend zou verklaren, nu verdragspartijen expliciet te kennen hebben gegeven dat zij geen rechtstreekse werking hebben beoogd.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag stelt dat het verdrag geen nieuwe rechten in het leven roept, maar een verder toegepaste uitwerking van de rechten en verplichtingen geeft die voortvloeien uit bestaande mensenrechtenverdragen. Deze leden merken voorts op dat volgens de regering, onder verwijzing naar artikel 26 van het IVBPR, artikel 5, tweede lid, rechtstreekse werking heeft en dat het verbod van discriminatie volgens artikel 2 van het verdrag tevens omvat de verplichting redelijke aanpassingen te treffen. Deze leden stellen dat als artikel 5, tweede lid, rechtstreeks werkt en het verbod van discriminatie de verplichting omvat om redelijke aanpassing te treffen, het verdrag toch wel nieuwe rechten schept. Wat is de reactie van de regering hierop?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering voorbeelden te geven van situaties die wel of niet onevenredig belastend zijn in de zin van artikel 2 van de Wgbh/cz.

Voorts willen deze leden graag een casus voorleggen. Stel dat op een plein keuze is uit tien cafés. Eén van de cafés is niet toegankelijk voor mensen met een rolstoel, de overige wel. Is de ene caféhouder dan verplicht om zijn zaak rolstoelvriendelijk te maken? Of kan hij verwijzen naar één van de cafés op hetzelfde plein die wel toegankelijk zijn voor mensen met rolstoel?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het mechanisme van de lijst met officiële beperkingen werkt? Deze lijst is dynamisch, dit betekent dat er in de loop van de tijd mogelijk beperkingen aan worden toegevoegd. Zo is er nu bijvoorbeeld een discussie gaande over obesitas. Wat is de impact hiervan op de reikwijdte van het verdrag? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat vliegtuigmaatschappijen verplicht worden om mensen met obesitas twee stoelen voor dezelfde prijs te geven?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Alliantie van landelijke organisaties van mensen met beperking, aandoening en/of chronische ziekte op het plan van aanpak. De alliantie vindt dat in de memorie van toelichting van de Goedkeuringswet ten onrechte de indruk wordt gewekt dat er alleen nog enkele aanvullende overheidsmaatregelen nodig zijn. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat met de aanvullende overheidsmaatregelen wél is voldaan aan de verplichtingen uit het verdrag. Kan de regering deze visie van de leden van de VVD-fractie bevestigen? Kan de regering bevestigen dat de uitvoeringspraktijk van wetten als de Wet Langdurige Zorg, Wmo 2015, Participatiewet, Wet Zorg en Dwang, Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg, Wet Forensische Zorg, Zorgverzekeringswet, Jeugdwet, Passend Onderwijs en Bouwbesluit/Omgevingswet voldoende in lijn is met het VN-Verdrag?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie van welk type gegevens verzekeraars gebruik maken om te komen tot een individuele risicobeoordeling en wat de gevolgen zijn van deze beoordeling voor de verzekeringnemer.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Plan van aanpak voor de implementatie van het VN Verdrag Handicap. Deze leden waarderen de betrokkenheid van Ieder(in), LPGGZ, LFB, Per Saldo en de Coalitie voor Inclusie die zich hebben verenigd in de Alliantie Implementatie. Deze leden zijn ervan overtuigd dat een nauwe betrokkenheid van de Alliantie van wezenlijk belang is voor een goede implementatie van het verdrag. Tevens waarderen deze leden de inzet van de VNG, VNO-NCW en MKB Nederland. Zij gaan er dan ook vanuit dat deze partijen een belangrijke plek aan de tafel krijgen bij de verdere implementatie van het verdrag. In dit kader hebben deze leden enkele vragen over Alles Toegankelijk. Alles Toegankelijk had als samenwerkingsplatform tussen cliëntorganisaties en ondernemers en behartigde niet de belangen van een specifieke groep. Alles Toegankelijk is echter opgeheven. Deze leden zouden graag willen weten wie deze functie van samenwerkingsplatform overneemt? Is dit een taak van het Platform Inclusie? Is de regering het met deze leden eens dat een dergelijk samenwerkingsplatform van groot nut kan zijn bij de uitvoering van het verdrag? Alles Toegankelijk heeft een mooie en belangrijke rol gespeeld rondom toegankelijkheid in Nederland.

De leden van de PvdA-fractie hebben het plan van aanpak kunnen bestuderen en kunnen zich goed vinden in de visie die de regering heeft. Ieder individu moet een waardevol leven kunnen leiden. Hiervoor zijn er nog steeds teveel fysieke en sociale drempels in onze maatschappij. Deze leden lezen dat het verdrag de regering verplicht om de cultuurverandering die hard nodig is om tot een inclusieve samenleving te komen niet alleen belangrijk mag vinden, maar er ook naar te gaan handelen. De zaken moeten zo geregeld worden, lezen deze leden, dat mensen hun leven kunnen inrichten zoals zij zelf willen. Op dat gebied vinden deze leden dat de regering nog een aantal extra stappen dan in het plan van aanpak worden uitgestippeld zouden kunnen zetten. Om dit echt mogelijk te maken en in Nederland echt een volledig inclusieve samenleving te creëren is het volgens deze leden nodig intensieve en duurzame actie te nemen. Deze stappen worden nog niet gezet. Genoemde leden zouden graag een nadere toelichting ontvangen over welke doelen er concreet opgesteld worden om de inclusieve samenleving uiteindelijk te bereiken. Welke tijdslijn hoort daarbij? Kan de regering nader toelichten hoe de eigenstandige rol van de overheid als verdragspartij bij de implementatie van het VN-verdrag wordt vormgegeven? Welke doelstellingen wil de regering deze regeerperiode nog bereiken? Wat is hiervoor nodig?

De leden van de PvdA-fractie vinden het net als de Alliantie een ontzettend mooie stap dat mensen met een beperking, aandoening en/of chronische ziekte en hun representatieve organisaties nauw betrokken worden bij de implementatie, op alle lagen (landelijk, lokaal) en op alle onderwerpen van het VN-verdrag. Ook mooi is dat organisaties zich in de vorm van «pledges» kunnen committeren en op de gemaakte afspraken aanspreekbaar zijn en dat op basis van deze «pledges» concrete activiteiten met tijdspaden en meetbare doelen worden uitgezet. Deze leden zien, net als de Alliantie, deze uitgangspunten als een goede basis om te komen tot concrete, niet-vrijblijvende afspraken over implementatie met verschillende organisaties uit de samenleving en zullen de regering hieraan houden en hierop controleren.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat een publiekscampagne tot de mogelijkheden behoort om bewustwording in de maatschappij te vergroten. Hierboven hebben zij daar al enkele vragen over gesteld. In het Verenigd Koninkrijk is een mooie bewustwordingscampagne rondom dementie opgestart, genaamd «Dementia Friends.» Deze campagne zet er op in om in het dagelijkse leven van een ieder aandacht te hebben voor mensen met (beginnende) dementie. Brugge (België) is de eerste dementie vriendelijke stad waar horeca ondernemers en winkels meegewerkt hebben aan een betere omgang met mensen met (beginnende) dementie en het creëren van meer bewustwording hoe om te gaan met mensen men dementie op een zo menswaardige manier. Ook Alzheimer Nederland probeert ondernemers te betrekken bij het verbeteren van de omgang met mensen met dementie in alle aspecten van het leven. In hoeverre wordt geleerd en gebruik gemaakt van deze initiatieven om in Nederland een dergelijke bewustwordingscampagne op te starten? Zouden dergelijke initiatieven betrokken kunnen worden bij de implementatie van het verdrag en breder ingezet kunnen worden dan voor bewustwording rondom dementie? Kan de regering haar antwoord toelichten?

De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet om via het Platform Inclusie om de samenleving in beweging te brengen. Zij hebben wel nog enkele vragen hieromtrent. Wat worden de onderwerpen die besproken worden op het bestuurlijk niveau voor het richting geven aan de aanpak en het in de gaten houden van de voortgang? Hoe wordt de voortgang gemeten zonder concrete doelstellingen en zonder een bepaald tijdspad bij deze doelstellingen? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over het bestuurlijk overleg en over de voortgang van de implementatie van het verdrag?

De regering geeft in het implementatie plan aan dat om de samenleving in beweging te krijgen concrete resultaten nodig zijn. Deze leden zijn het volledig eens met deze stelling en zijn verheugd te lezen dat er een vernieuwingsproces nodig is om met positieve energie aan de slag te gaan met partijen die ideeën hebben en uitvoeren. Het Platform Inclusie stelt zich op om activiteiten aan te zwengelen. Het implementatieplan spreekt over het committeren door middel van bijvoorbeeld het ondertekenen van «pledges» en wil partijen met elkaar verbinden. Echter, zo lezen deze leden ook, wordt de inrichting van het programma nog nader uitgewerkt en is het niet in beton gegoten en ondanks dat deze leden zich daar deels in kunnen vinden, laat het nu nog veel onduidelijkheid over. Welke concrete doelstellingen heeft het Platform Inclusie? Welke tijdslijn past hierbij? Uit welke partijen bestaat het Platform? Wie zit daar aan tafel? Welke doorzettingsmacht heeft het Platform? Welke domeinen maakt het Platform tot prioriteit? Welke activiteiten worden overwogen? Er wordt een doorlooptijd van twee jaar aangehouden. Is na deze twee jaar onze samenleving volledig inclusief? Kan een ieder na twee jaar volwaardig meedoen in onze maatschappij? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting van de regering.

Er worden drie onderdelen gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, te weten: (1) de inrichting, exploitatie en activiteiten van het Platform Inclusie, (2) de monitoring door het College van de Rechten van de Mens en (3) de activiteiten in het kader van bewustwording. Kan nader aangegeven worden om welke bedragen het gaat per activiteit en op basis waarvan het benodigde budget is vastgesteld? Welke middelen worden er vrijgemaakt voor een publiekscampagne en welke middelen specifiek voor de uitvoering van de af te spreken «pledges»? Waar in de begroting van VWS worden de middelen voor de uitvoering van het plan van aanpak beschikbaar gesteld? Graag ontvangen de leden hierop een nadere toelichting van de regering.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het plan van aanpak voor de implementatie met betrekking tot de ratificatie van het VN-Verdrag inzake mensen met een beperking. De totstandkoming van het plan van aanpak heeft lang geduurd. Genoemde leden zijn teleurgesteld dat er nog veel onduidelijkheid is over de implementatie van het verdrag, gezien concrete maatregelen en een tijdsplanning niet in het plan van aanpak zijn vermeld. Zij vinden dit een gemiste kans. Genoemde leden vragen de regering toe te lichten waarom er geen concrete maatregelen zijn verwerkt in het plan van aanpak.

De leden van de SP-fractie willen weten wie precies de coördinatie en de juridische verantwoordelijkheid draagt, indien een claim wordt ingediend als niet aan het verdrag wordt voldaan. Kan de regering daar meer duidelijkheid over geven? Deelt de regering de mening dat zij een primaire verantwoordelijkheid draagt dat het verdrag wordt gevolgd voor de toegang tot basale, door de regering te garanderen, voorzieningen als het gaat om inkomen, werk, zorg en huisvesting? Wie coördineert er namens de regering, welke bewindspersoon is verantwoordelijk?

Voorts hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen met betrekking tot de ratificatie van het verdrag in andere landen. Heeft de regering zich door andere landen die het verdrag al hebben geratificeerd laten inspireren? Zo ja welke landen en hoe is de regering hierdoor geïnspireerd? Zo nee, waarom niet? Heeft de regering bij de uitwerking van het plan ook een inventarisatie gemaakt hoe landen zoals Zweden, Duitsland en België het verdrag en het plan van aanpak hebben uitgewerkt? Zo ja, wat heeft de regering hiervan geleerd? Zo nee, waarom niet? Heeft de regering bij het opstellen van het plan van aanpak gekeken naar het plan van Duitsland op overeenkomsten en verschillen met Nederland? Zo ja, wat heeft de regering hiervan geleerd? Zo nee, is de regering alsnog bereid deze analyse te maken en naar de Kamer te sturen?

De leden van de SP-fractie vragen nadere uitleg bij de 7 interpretatieve verklaringen die de regering voornemens is af te leggen bij de ratificatie van het verdrag. De leden vragen de regering een overzicht te sturen met daarin een uitleg per verklaring waarom de regering hier vanaf wil afzien. Genoemde leden vragen of de Nederlandse Staat geen schertsfiguur slaat vanwege de 7 voorbehouden? Hoe gaan andere landen hiermee om? Kan de regering dit nader toelichten en een overzicht sturen van voorbehouden die andere landen hebben ingediend?

Met betrekking tot het plan van aanpak hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen

Zo is in het plan van aanpak beschreven dat praten belangrijk is, maar niet genoeg en dat concrete maatregelen nodig zijn. Maar concrete afspraken zijn nog niet gemaakt en in de uitwerking wordt gesproken van «pledges». Wat wordt precies verstaan onder «pledges» en wat gebeurt er met beloftes die door partijen niet worden waargemaakt? Tevens vinden deze leden de omschrijving dat afspraken gemaakt worden door allerlei organisaties en combinaties van organisaties te onduidelijk. Zij willen weten welke organisaties betrokken zijn bij de uitwerking van het verdrag.

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over het bestuurlijk overleg en het bureau Platform Inclusie. Het is deze leden niet duidelijk wie precies deelnemen in het bestuurlijk overleg en wie deelnemen in het bureau Platform Inclusie. Kan de regering dit toelichten en tevens aangeven wat de salariëring bedraagt voor deze functies? Genoemde leden hechten er zeer aan dat mensen met een beperking hierin vertegenwoordigd zijn en geen dure bestuurders die vertegenwoordigers van vertegenwoordigers van vertegenwoordigers worden. Deze leden vinden het erg belangrijk dat dit verdrag voor en door mensen met een beperking wordt gedragen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het motto van het verdrag «Nothing about us, without us» in alle haarvaten van het plan aanpak verwerkt wordt? Verder is het deze leden onduidelijk waarop het Platform Inclusie zich moet baseren om te constateren dat Nederland zich goed of niet goed houdt aan het verdrag. Kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering de verslagen van het bestuurlijk overleg openbaar te maken, zodat de Kamer beter haar controlerende functie kan uitoefenen op de gemaakte afspraken en het implementatieproces van het verdrag. Is de regering bereid dit te doen? Kan de regering dit nader toelichten?

Ook is het genoemde leden onduidelijk hoe deze overlegstructuren zich verhouden tot het Ministerie van VWS. Zij constateren dat in artikel 33 (Nationale implementatie en toezicht) is opgenomen dat het Ministerie van VWS aangewezen is als contactpunt binnen de overheid voor aangelegenheden die betrekking hebben op de uitvoering van dit verdrag. Voorts vragen deze leden of de regering kan toelichten hoe de verantwoordelijkheidsverdeling zal plaatsvinden tussen het miniserie van VWS, andere ministeries, het bestuurlijk overleg, het bureau Platform Inclusie en andere betrokken partijen. Dit betreft niet alleen het maken van afspraken, maar ook als het gaat om de uitvoering van beleid. Hoe is dit geregeld tussen de verschillende ministeries? Zij verzoeken de regering de Kamer periodiek te informeren over gemaakte afspraken en uitvoering van het verdrag, zodat de Kamer haar controlerende functie kan uitoefenen. Is de regering bereidt dit toe te zeggen?

De leden van de SP-fractie constateren dat het plan van aanpak zich uitsluitend richt op verdere verwezenlijking van de ESC-rechten en niet op noodzakelijke aanpassingen in een concrete situatie. Hoe verhoudt dit zich met elkaar? Kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de rol van de regering niet alleen geldt voor de verhouding tussen centrale en decentrale overheid. De regering voert zelf ook wetten uit, al dan niet via ZBO’s. Niet vergeten mag worden dat bijvoorbeeld het UWV een belangrijke taak heeft voor mensen bij het vinden en behouden van werk. Verder geeft de regering aan dat nieuwe wet- en regelgeving niet in strijd mag zijn met het verdrag. Maar hoe verhoudt dit zich dan met bestaande wetgeving die op dit moment strijdig is met dit verdrag. Welke wetten betreffen dit en is de regering voornemens deze wetten te wijzigen? Dient voortaan elk wetsvoorstel een paragraaf te bevatten waarin de Kamer kan nagaan of het voorstel zich verhoudt tot het verdrag? Hoe gaat de regering om met de uitvoering van de wetgeving? Is de regering bereid om het uitvoeringsbeleid te toetsen aan het verdrag, zodat de Kamer na kan gaan hoe de wetgeving in de praktijk uitpakt in relatie tot het verdrag? De leden wijzen de regering op de huidige bezuinigingen in de langdurige zorg. Zij zijn van mening dat dit strijdig is met het verdrag. Zolang de regering zorgbehoevende mensen met een beperking blijft wegzetten als een kostenpost zal er geen gelijkwaardige samenleving volgen. De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze mensen met een beperking gelijkwaardige rechten krijgen als zij naar de rechter moeten om thuiszorg te krijgen. Wat verstaat de regering onder gelijkwaardige rechten als iemand geen toegang krijgt om te wonen in een verzorgingshuis als het thuis niet meer gaat. Wat voor gelijke rechten heeft iemand als deze door de hoge eigen bijdragen zichzelf gedwongen ziet om af te zien van zorg, omdat diegene dit niet meer kan opbrengen? Is de regering bereid om een uitvoeringstoets te doen naar de houdbaarheid van de eigen bijdrage? Onderkent de regering dat iemand geld nodig heeft om toegang te hebben tot de samenleving? Hoe verhoudt dit zich met de zak- en kleedgeldregeling van € 290 euro per jaar? Genoemde leden vragen een uitgebreide toelichting op deze punten.

De gemeenten krijgen volgens de regering een belangrijke rol bij de uitwerking van het verdrag. De leden van de SP-fractie vragen of de regering de gemeenten hiertoe ook extra budget toekent. Kan de regering tevens toelichten of gemeenten erop toe berust zijn om deze taken op te pakken, naast de enorme verantwoordelijkheid die zij nu hebben door de overhevelingen van de AWBZ en de Jeugdzorg? Op welke wijze worden gemeenten ondersteund en hoe verloopt dit proces? Is er voldoende draagvlak onder gemeenten om het verdrag uit te voeren? Is de huidige medezeggenschap bij gemeenten adequaat geregeld om mensen met een beperking mee te laten praten over beleid en de uitvoering daarvan? Zijn hier minimumvoorwaarden van toepassing? Grijpt de regering in als gemeenten geen invulling geven aan de medezeggenschap van mensen met een beperking? De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting hierop.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de regering behoorde bij het plan van aanpak inzake de rechten van personen met een handicap en het concrete bijgevoegd plan van aanpak. Eerdergenoemde leden lezen dit plan van aanpak meer als zijnde een procesbeschrijving van de gang van zaken nadat beide wetten door beide kamers zijn gegaan dan een concreet plan van aanpak. Begrijpt de regering het standpunt van de leden van de CDA-fractie? Ook zien deze leden graag concrete kwantitatieve doelstellingen om de voortgang van het proces te kunnen volgen? Deelt de regering de mening dat de Kamer moet kunnen volgen of er vooruitgang wordt geboekt, doelen worden gehaald met de inclusieve samenleving?

De regering heeft het over een zelfregulerende samenleving. De leden van de CDA-fractie kunnen zich hier wat bij voorstellen maar soms moet het een en ander net een duwtje krijgen. Bottom-up en maatschappelijk initiatief werken vaak preventief en hebben een grote slagingskans maar deze leden kunnen zich ook voorstellen dat er soms een duwtje nodig is, top down. Kan de regering zich hier ook een voorstelling bij maken en hoe ziet zij dit dan?

Lid-organisaties en belangenorganisaties van mensen met beperkingen stellen dat de toegang tot basale voorzieningen (werk vinden, zorg krijgen, wonen en onderwijs) een «harder» recht is in het VN-verdrag dan in huidige wetgeving. De leden van de CDA-fractie horen graag een uitgebreide visie van de regering op dit specifieke punt. Is zij het eens met deze belangenorganisaties en zo ja, waarom wel en zo nee, waarom niet?

Daarbij hadden deze leden gehoopt dat er ook al wat concreter nagedacht zou zijn over de eerste afspraken waar in het kader van het verdrag mee begonnen zou gaan worden. Kan de regering aangeven waarom hier niet voor gekozen is. De leden van de CDA-fractie vragen of er op deze manier geen kostbare tijd verloren dreigt te gaan. Kan er ook een tijdspad worden gegeven wanneer er dan wel concrete afspraken gemaakt zijn/worden? Speerpunten voor de eerste periode na wetgeving kunnen immers bijdragen aan een doelmatig gebruik van tijd en middelen.

Genoemde leden willen graag meer duidelijkheid over de rol die de centrale overheid voor zichzelf ziet bij uitvoering van dit plan van aanpak. De regering stelt in het plan voor dat zij vooral een aanjagende rol hebben. Dat lijkt de leden van de CDA-fractie een wat «magere» invulling. De centrale overheid geeft vervolgens wel aan dat de lokale overheid een speciale rol heeft als partner en actor.

Genoemde leden zijn van mening dat de centrale overheid/regering haar eigenstandige rol in de implementatie serieuzer moet gaan oppakken en concretiseren. Waarom ziet de regering voor zichzelf een andere rol dan de rol die zij de lokale overheid toedichten? Hoe ziet de regering, de lokale belangenbehartiging. Die is belangrijker dan ooit (ook in verband met de huidige decentralisaties). Vind de regering dat gemeenten momenteel goede governance-structuren hebben waarin zeggenschap en belangenbehartiging geborgd zijn?

De rol van de overheid geldt niet alleen voor de verhouding tussen centrale en decentrale overheid. De overheid voert zelf ook wetten uit, al dan niet via ZBO’s. We noemen specifiek het UWV die (onder verantwoordelijkheid van de Minister) voor veel mensen de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA, WGA en Wajong) verstrekt en hen ondersteuning biedt bij het vinden en behouden van werk. Het UWV heeft ook een rol bij zieke werknemers (als poortwachter en vangnetbegeleider) en is verantwoordelijk voor het treffen van arbeidsplaatsaanpassingen van zieke werknemers. Klopt deze zienswijze van deze leden? Specifiek over arbeidsplaatsaanpassingen zouden deze leden meer informatie willen ontvangen. Arbeid zorgt namelijk voor participatie van mensen met beperkingen. Kan er aangegeven worden in hoeverre er van de huidige regeling gebruik gemaakt wordt (zowel absoluut als relatief) en neemt het gebruik van deze regeling de laatste decennia toe of af? Kan de regering vervolgens uiteenzetten hoe er, na ratificatie, binnen de overheid (interdepartementaal en centraal-decentraal) onderlinge afstemming over de implementatie tot stand komt?

Ook blijft in het plan van aanpak onduidelijk hoe het bestuurlijk overleg zich verhoudt tot de stuurgroep VN-verdrag handicap waar in de memorie van toelichting ook over gesproken is. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het vooraf helder moet zijn wie waarvoor verantwoordelijk is en wie er uiteindelijk een beslissing kan nemen. Kan de regering hier meer duidelijkheid over verschaffen?

Tenslotte nog een vraag die is overgebleven na het rondetafelgesprek van 9 februari 2015. In dat rondetafelgesprek werd door mevrouw Westerhof van het Dovenschap naar voren gebracht dat ook dove kinderen in het onderwijs moeten meedoen aan luistertoetsen. Herkent de regering dit en wat vindt zij daarvan?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de regering in het verslag en willen haar daarvoor hartelijk danken. Zij hebben naar aanleiding van deze beantwoording alsmede het Plan van aanpak Implementatie VN-verdrag nog enkele vragen, die zij de regering hierbij voorleggen.

De leden van de D66-fractie hebben in het verslag vragen gesteld over de verantwoordelijkheid van de overheid zelf. Uit de nota naar aanleiding van het verslag komt het hen voor dat de regering van mening is dat nog slechts enkele aanvullende maatregelen nodig zijn. Deze leden vinden het dan ook teleurstellend dat het plan van aanpak (vooralsnog) geen concrete ambities en maatregelen en geen concreet tijdpad omvat. Dit roept de vraag op welke rol de regering precies voor zichzelf ziet en welke concrete resultaten zij wil bereiken met de ratificatie van het verdrag en met het plan van aanpak. Deze leden vragen de regering hier nog eens nader op in te gaan. Wanneer zal de verdere vertaling van het plan van aanpak in concrete maatregelen gereed zijn? Zal een investeringsagenda hier onderdeel van zijn? Wil de regering deze nadere uitwerking aan de Kamer toezenden? Op welke wijze zal de regering de Kamer informeren over de voortgang?

De regering zal een bestuurlijk overleg instellen, zo lezen de leden van de D66-fractie, dat als opdrachtgever zal fungeren voor een bureau dat de implementatie van het verdrag zal uitvoeren. Welke partijen zullen aan dit bestuurlijk overleg deelnemen? In welke verhouding staat het bedoelde overleg en bureau tot het Ministerie van VWS? Hoe verhoudt het bestuurlijk overleg zich tot de stuurgroep VN-verdrag handicap waar in de memorie van toelichting melding van wordt gemaakt?

De leden van de D66-fractie lezen in het plan van aanpak dat de regering van mening is dat gemeenten een belangrijke rol spelen bij de implementatie van het VN-verdrag. Welke consequenties trekt de regering daaruit? Gaat de regering ter zake concrete afspraken maken met gemeenten en de VNG? Op welke wijze wil de regering zorgdragen om structureel de noodzakelijke afstemming tussen Rijk en gemeenten te borgen, alsmede de noodzakelijke en blijvende structurele interdepartementale afstemming? Kan de regering bevestigen dat de Staatssecretaris van VWS coördinerend bewindspersoon is voor de uitvoering van het plan van aanpak?

De leden van de D66-fractie vragen tot slot nogmaals naar de stand van zaken rondom het toelaten van blindegeleide- en assistentiehonden in taxi’s en private en publieke ruimten. Hoe en wanneer gaat de regering nu concreet realiseren dat weigeren niet meer mag? Welke maatregelen neemt de regering hiertoe en is daarbij voorzien in handhavings- en sanctie-instrumentarium?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling het plan van aanpak voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap ontvangen. Deze leden zien al jaren uit naar de ratificatie van het VN-verdrag. Met het verdrag en het plan van aanpak komt een inclusieve samenleving dichterbij. Na de ratificatie van het verdrag is Nederland verplicht tot het verwezenlijken van de rechten. Deze leden zijn het eens met de uitgangspunten van het plan van aanpak, dat je een inclusieve samenleving niet bereikt met abstracte woorden, maar dat het vooral gaat om het handelen. Deze leden vragen waarom het plan van aanpak dan zo minimaal is en weinig concreet is? Graag zien zij toelichting op dit punt. Deze leden hebben dan ook verschillende vragen over het plan van aanpak.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat het plan van aanpak tot stand is gekomen in samenwerking met «de Alliantie implementatie VN-verdrag», waar verschillende patiënten en gehandicaptenorganisaties deel van uitmaken. Zij vragen de regering een nadere toelichting op het werkprogramma van de Alliantie te geven. Wanneer is de Alliantie opgericht? Hoe lang is de Alliantie bezig geweest met het ontwikkelen van het plan van aanpak? Is het plan van aanpak nog op andere wijze getoetst aan de implementatie van wetgeving en aan het verdrag zelf?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het plan van aanpak geen concrete maatregelen en geen bijbehorend tijdpad omvat. Waarom niet? Is de regering het met deze leden eens dat dit gemiste kans is? Is regering het met deze leden eens dat er door verschillende partijen zeer voortvarend aan vervolg afspraken gewerkt dient te worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wie er zullen deelnemen aan het bestuurlijk overleg. Op welke wijze verhoudt het bestuurlijk overleg zich tot de stuurgroep VN-verdrag handicap?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het met de regering eens dat gemeenten een belangrijke rol spelen bij de implementatie van het verdrag. Wil de regering in samenwerking met de VNG een lokale agenda opstellen ter implementatie van het verdrag?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat er in het plan van aanpak geen passages aan Caribisch Nederland zijn geweid, waarom niet? Is de regering het met deze leden eens dat het ratificeren van het verdrag ook gevolgen dient te hebben voor de mensen met een beperking in het Caribische deel van Nederland? Op welke termijn is het mogelijk om een inventarisatie te maken van de regelgeving en beleid in Caribisch Nederland, zodat bepaald kan worden wat er nodig is om het verdrag voor Caribisch Nederland te laten gelden?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn niet enthousiast over de keuze van de regering om een mogelijkheid aan partners te bieden om zich via zogenaamde «pledges» te committeren aan het plan van aanpak. Het Nationaal Preventie Programma wordt namelijk ook vormgegeven via zogenaamde «pledges» en het staat nog geenszins vast dat deze «pledges» op preventiegebied effectief zijn. Deze leden vragen van de regering een grondige onderbouwing voor de beleidskeuze van «pledges». Is het doen van «plechtige beloften» niet te vrijblijvend? Welke verantwoordelijkheid draagt de regering zelf als wetgever en systeemverantwoordelijke voor het plan vaan aanpak?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke manier de samenleving betrokken wordt bij de implementatie van het verdrag? Komt er een bewustwordingscampagne? Op welke termijn komt deze er? Kan er worden toegelicht wat de hoofdboodschap van de campagne zal zijn? Komt er een loket waar mensen met een beperking zich kunnen melden wanneer blijkt dat wetgeving verkeerd uitpakt in relatie tot het VN-verdrag?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de implicatie van de implementatie van het VN-verdrag voor het ontwikkelen van wetten is. Dienen wetsvoorstellen voortaan een paragraaf te bevatten waarin de Kamer kan nagaan hoe dat voorstel zich verhoudt tot het VN-verdrag?

De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag de meerjarenbegroting zien van het plan van aanpak voor de implementatie van VN-verdrag? Hoeveel middelen zijn er op korte en

lange termijn gereserveerd voor het verwezenlijken van de inclusieve samenleving?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorlopige Plan van aanpak voor de Implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking. Zij hebben nog behoefte aan het stellen van vragen.

Genoemde leden zien het plan van aanpak als een goede eerste stap, maar zijn van mening dat er meer inzet nodig en mogelijk is, zeker waar het gaat om de rol van de regering. Hoe ziet de regering haar eigen rol inzake de uitvoering van het VN-verdrag? Kan de regering aangeven hoe de overheid na ratificatie haar eigenstandige rol met betrekking tot wetgeving en beleid verder wil oppakken en concretiseren? Op welke wijze wil de regering haar voorbeeldfunctie en aanjaagfunctie op het gebied van gelijke rechten en een inclusieve samenleving verder invullen? Wat deze leden betreft moet het streven naar een inclusieve samenleving hoge prioriteit hebben bij de overheid. Vanwege het belang van transparantie in de zorg heeft de regering eerder besloten 2015 tot het jaar van de transparantie te benoemen. Wat vindt de

regering van het idee om 2016 uit te roepen tot het jaar van de inclusie en in dat jaar ook echt voortvarend maatregelen te nemen om die inclusie na te streven?

Het voorliggende plan van aanpak heeft geen concrete maatregelen of bijbehorend tijdpad. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering nog met een concretisering en met doelstellingen komt. Dat is niet alleen belangrijk vanwege de urgentie, maar ook om de voortgang te bewaken en eventueel aan te jagen. Wanneer kan de regering de Kamer concretere afspraken toesturen? Wat is daarbij de inzet van de regering en op welke wijze zijn zij partij in die afspraken?

Kan de regering aangeven op welke wijze de toetsing van nieuwe wetgeving getoetst wordt aan het VN-verdrag? Wat is bij die toetsing het uitgangspunt? Wat GroenLinks betreft mag die toetsing niet blijven bij een toets of wetgeving strijdig is met het VN-verdrag, maar zou het doel van de toetsing ook moeten zijn of het wetsvoorstel de doelstellingen van het VN-verdrag ook daadwerkelijk dichterbij brengt. Op welke wijze wordt de Kamer op de hoogte gebracht van de uitkomst van toetsing? Is het mogelijk dit bij nieuwe wetgeving in de bijbehorende memorie van toelichting verslag te doen van de toetsing? Is de regering ook voornemens of bereid bestaande wetgeving te toetsen of door te lichten?

Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is het niet alleen belangrijk dat de overheid een actieve rol oppakt in de implementatie van het VN-verdrag, maar ook dat mensen met een beperking zelf ook een actieve rol kunnen vervullen. Op welke manier worden zij betrokken bij de implementatie op de verschillende deelterreinen? Op welke manier is de regering voornemens om hier ook bij uitvoeringsinstanties en gemeenten op aan te dringen? Is de huidige medezeggenschap bij gemeenten adequaat om mensen met een beperking mee te laten praten over beleid en uitvoering? Is het kabinet voornemens om gemeenten op te roepen of te stimuleren ook een lokale agenda voor de implementatie van het VN-verdrag op te stellen?

Uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169), Kamerstuk 33 990

2. Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd in het eerste schriftelijk overleg hoe voorkomen gaat worden dat de uitvoering van het verdrag te vrijblijvend wordt en hoe het normatieve karakter van het verdrag: dat een ieder volwaardig meetelt en in staat gesteld moet worden mee te kunnen doen in onze maatschappij ook uitgedragen wordt door de regering en door betrokken partijen. Hier wordt niet een heel ambitieuze stelling neergezet door de regering vinden deze leden. Er wordt aangegeven dat er geen extra regelgeving nodig is, regelgeving is natuurlijk ook nooit een doel an sich, maar worden er wel concrete doelstelling gesteld? 25% van de stemlokalen toegankelijk en over 15 jaar alle treinstations toegankelijk voor mensen met een beperking is niet het beeld van inclusiviteit dat deze leden voor ogen hebben. Hoe gaat deze regering in deze regeerperiode de eerste concrete stappen zetten tot volledige inclusiviteit?

De Alliantie stelt dat er in het verdrag wel degelijk een verplichting zit voor staten om algemene voorzieningen te treffen om te zorgen dat de samenleving toegankelijk is voor al haar burgers en dat de uitbreiding van de Wgbh/cz de overheid niet ontslaat van het nemen van algemene maatregelen. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie van de regering op deze stelling. Is de regering bereid om algemene voorzieningen te treffen en de eerdere voornemens te heroverwegen? Is de regering bereid om concrete afspraken op korte en lange termijn te maken over het treffen van algemene voorzieningen met relevante sectoren, en om deze afspraken vast te laten leggen in het plan van aanpak? Graag ontvangen deze leden een nadere reactie van de regering.

De regering geeft verder aan dat er geen beleid of wetgeving mag worden gemaakt die in strijd is met het verdrag. Op welke wijze wordt beleid en wetgeving getoetst en hoe wordt die toetsing kenbaar aan de Kamer gemaakt, ook of nieuwe wetgeving mogelijk leidt tot een verslechtering van de positie van mensen met een beperking. Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting hierop.

De regering gaat tevens in op het monitoren van de uitvoering van het verdrag op basis van artikel 33 en artikel 35. Het gaat om een monitor door het College van de Rechten van de Mens (onafhankelijke monitor) en om een monitor die de staat dient uit te voeren en dient te rapporteren aan het VN-comité. Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de monitor die de staat gaat uitvoeren en de rapportage aan het VN-comité?

De leden van de CDA-fractie hebben enkele schriftelijke reacties gekregen over het plan van aanpak en over de nota naar aanleiding van het verslag (rijkswet en uitvoeringswet). Daarin wordt gesteld dat de regering in de memorie van toelichting van beide wetten het VN-verdrag wat smaller uitlegt dan in het VN-verdrag staat vermeld. Zo stelde ook de Raad van State.

In de memorie van toelichting behorende bij het wetsvoorstel Uitvoeringswet staat dat het in dit wetsvoorstel alleen gaat om het treffen van doeltreffende aanpassingen in een concreet geval. Volgens de regering verplicht het VN-verdrag niet om algemene voorzieningen te treffen. Wij constateren dat het VN-verdrag wel degelijk een verplichting bevat voor staten om algemene voorzieningen te treffen om te zorgen dat de samenleving toegankelijk is voor al haar burgers. De invulling en het belang van toegankelijkheid wordt met name beschreven in artikel 1 eerste alinea, artikel 4, lid a t/m i en artikel 9, lid 1 van het VN-verdrag, en in het recente General Comment nr. 2.1. Het treffen van voorzieningen in een concreet, individueel geval wordt in het licht van het VN-verdrag gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen, wanneer algemene maatregelen niet afdoende zijn.

De uitbreiding van de Wgbh/cz ontslaat de overheid niet van het nemen van algemene maatregelen. Het voeren van structureel overleg met betrokken partijen (zie memorie van toelichting Uitvoeringswet, blz. 2) is niet genoeg om ervoor te zorgen dat er algemene maatregelen worden genomen. Daarvoor zijn concrete maatregelen nodig. Is de regering bereid om in het kader van de verplichting voor de staten die partij zijn in het VN-verdrag met betrekking tot het treffen van algemene voorzieningen, zijn voornemens ter zake te heroverwegen?

3. Artikelsgewijs

De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) wijst op de kansen om het verdrag als toetsingskader voor inclusie te gebruiken. De leden van de PvdA-fractie sluiten zich aan bij deze visie. Hoe zet deze regering in op de verdere verspreiding van specifieke kennis die in de gehandicaptenzorg zijn geborgd naar andere domeinen (denk hierbij specifiek aan de gezondheidszorg, vervoer, het onderwijs, justitie)? Hoe worden belangrijke actoren uit de sector zelf hiervoor ingezet? De VGN zou tevens graag een aanpassing zien van de Kieswet om mogelijk te maken dat kiezers met een verstandelijke beperking zouden kunnen stemmen met eventuele ondersteuning in het stemhokje (wat nu niet mogelijk is i.v.m. wetgeving). Is de regering bereid onderzoek te doen naar deze mogelijkheid? Hoe wordt dan de keuze van diegene die stemt geborgd en beïnvloeding van de stemmer tegen gegaan?

Betekent het onder het terrein van goeden en diensten van de Wgbh/cz brengen van onderwijs dat alle scholen (primair en voortgezet), MBO scholen, hogescholen en universiteiten, toegankelijk worden voor mensen met een beperking? De leden van de PvdA-fractie delen de visie van de Alliantie dat inclusief onderwijs zoals dat wordt beschreven in het VN-verdrag betekent dat het huidige reguliere onderwijs zoals we dat kennen wezenlijk verandert naar onderwijs dat alle kinderen met hun verschillen respecteert, verwelkomt en hen helpt zich optimaal te ontwikkelen. Deze leden vinden ook dat inclusief onderwijs in hoort te spelen op de manier van leren en de leerbehoeften van elk kind en levert maatwerk en steun in de klas, met meerdere leerkrachten en waar nodig extra expertise. Inclusief onderwijs vergt ook wat van het personeel. Expertise vanuit regulier als speciaal onderwijs is nodig en het personeel moet goed samen werken met ouders om in te kunnen spelen op behoeften van het kind. Deze leden hebben enkele vragen rondom de eisen die het verdrag oplegt ten aanzien van onderwijs. Kan de regering uitleggen waarom het commitment in de Salamanca Statement en de verplichtingen met betrekking tot het realiseren van inclusief onderwijs voortvloeiend uit het kinderrechtenverdrag tot op heden nog niet zijn uitgevoerd? Kan de regering tevens uitleggen waarom bij de ontwikkeling van de wetsvoorstellen ter ratificatie van het VN-verdrag nog steeds geen uitvoering wordt gegeven aan de verplichting inclusief onderwijs voor alle kinderen te ontwikkelen en in te voeren? Welke doelstellingen heeft de regering ten aanzien van inclusief onderwijs?

Kan een nadere toelichting gegeven worden op het feit dat het wel is toegestaan indirect onderscheid te maken bij financiële diensten voor mensen met een handicap of chronische ziekte? De leden van de PvdA-fractie waren verheugd te lezen dat financiële diensten niet zijn uitgezonderd. Er is echter met de toelichting van de regering nu iets van deze tevredenheid verdwenen. Betekent het nog steeds indirect onderscheid mogen maken tussen «gezonde» mensen en mensen met een handicap of chronisch ziekte dat er niets veranderd voor hen met een handicap of chronische ziekte in het verwerven van een (levens)verzekering, hypotheek of krediet en premies nog steeds flink hoger liggen dan voor «gezonde» mensen? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting hoe het verdrag nu tot een verbetering leidt voor mensen met een handicap of chronische ziekte op specifiek dit gebied. Wie bepaalt of de objectieve rechtvaardiging die verzekeraars moeten geven wanneer mensen een hogere premie krijgen of geweigerd worden voor een verzekering (of hypotheek of krediet) op basis van het hebben van een handicap of chronische ziekte ook daadwerkelijk gerechtvaardigd is? Wie controleert of verzekeraars binnen de grenzen van de Wgbh/cz blijven? Waarom vindt de regering het belangrijk dat dit indirecte onderscheid mogelijk blijft? Kan de regering deze uitspraak nader toelichten? Wiens belang wordt gediend met het behouden van een indirect onderscheid?

De leden van de PvdA-fractie lezen in een reactie op de vraag waarom er niet op meer dan 25% van de stemlokalen toegankelijk wordt, dat het voor gemeenten steeds ingewikkelder zal worden geschikte stemlokalen te vinden en dat dit uiteindelijk zal leiden tot minder stemlokalen, ook voor kiezers zonder handicap en dat zij op minder locaties terecht zullen kunnen. Het College voor de Rechten van de Mens geeft tevens duidelijk aan dat niet wordt voldaan aan artikel 29 van het verdrag omdat er niet wordt voorzien in 100% toegankelijkheid van stemlokalen voor mensen in een rolstoel. Kan de regering een nadere toelichting geven op de conclusie van het college?

Verder lezen deze leden dat kiezers met lichamelijke beperkingen «zoveel mogelijk» hun stem zelfstandig moeten kunnen uitbrengen. Deze leden zijn met deze antwoorden niet helemaal tevreden. Waarom is de inzet niet dat ook kiezers met een lichamelijke beperking altijd hun stem zelfstandig moeten kunnen uitbrengen? Moet dit niet het uiteindelijke doel zijn? Kan de regering tevens aangeven hoe de brede toegankelijkheid van stemlokalen, stemprocedures en stemmiddelen voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking, psychische aandoening of chronische ziekte in de Kieswet en de bijbehorende memorie van toelichting geborgd wordt? De kritieken van het College voor de Rechten van de Mens zijn niet mals. De voorgestelde wijziging van de Kieswet is volgens hen onvoldoende om uitvoering te geven aan het fundamentele recht op politieke participatie. De redenering van de regering, dat een hoger percentage toegankelijke stemlokalen zal leiden tot uiteindelijk minder stemlokalen voor een ieder, vinden deze leden dan ook nogal wrang. Het lukt gemeenten nu vaak ook niet om tot de 25% te komen, maar moet dit een reden zijn om dan de eisen maar naar beneden bij te stellen? Valt er te leren van gemeenten die wel veel toegankelijke stemlokalen hebben (best practices)? Is er onderzoek gedaan of valt dit te doen naar de mogelijkheden om wel tot meer toegankelijke stemlokalen te komen? Is dit een grote steden probleem of meer een probleem in kleine gemeenten waar lokale voorzieningen steeds schaarser worden en de mogelijkheden voor stemlokalen beperkt zijn? Voor de leden van de PvdA-fractie is het recht op politieke participatie een groot goed. Hoe beschermen we dit recht zo goed mogelijk? Op welke wijze zou mogelijk gemaakt kunnen worden dat mensen met hulp van iemand in het stemhokje hun stem kunnen uitbrengen?

Rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113), Kamerstuk 33 992 (R2034)

4. Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de antwoorden van de regering op de eerste schriftelijke ronde van het wetsvoorstel en het voorstel van Rijkswet tot goedkeuring van het op 13 december 2006 in New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (verder Verdrag) gelezen. Tevens hebben zij kennisgenomen van het plan van aanpak van de regering rondom de uitvoering van het verdrag.

Genoemde leden streven naar een inclusieve samenleving. Een samenleving waarin plek is voor iedereen. Voor mensen met een beperking en mensen zonder een beperking. Voor jong en oud. Het VN-verdrag voor rechten voor mensen met een beperking biedt het perspectief op deze inclusieve samenleving en de veranderingen die daarvoor nodig zijn. Genoemde leden vinden het dan ook belangrijk dat dit verdrag wordt geratificeerd en naar behoren wordt uitgevoerd. Naast cliënt is een mens ook burger. Met eigen mogelijkheden en individuele ondersteuningsbehoeften. Er is volgens deze leden een cultuurverandering noodzakelijk om een inclusieve samenleving mogelijk te maken. Het vraagt om inzet van mensen zelf, een open en betrokken houding van de samenleving en maatwerk in zorg en ondersteuning vanuit de overheid als deze nodig is.

De leden van de PvdA-fractie willen dat mensen zo goed mogelijk zelfstandig deel kunnen nemen aan de maatschappij. Om mensen zoveel mogelijk te laten deelnemen aan onze maatschappij en zoveel mogelijk hun eigen kracht te laten gebruiken, moeten mensen ook in de gelegenheid gesteld worden om deel te kunnen nemen aan alle aspecten van het leven en onze samenleving. Volledige autonomie, de mogelijkheid om eigen keuzes te maken, is voor veel mensen met een handicap nog verre vanzelfsprekend, zo constateert ook het College voor de Rechten van de Mens. De leden van de PvdA-fractie vinden dat onze regering zich hard moet maken om een ieder in onze samenleving autonomie te verwerven. Een toegankelijke samenleving in alle aspecten van het woord is hierbij onmisbaar. Met de uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is voor deze leden een stap in de goede richting door de regering. Deze leden zijn dan ook verheugd dat deze stap eindelijk gezet wordt.

Het creëren van een inclusieve samenleving is volgens deze leden vooral een cultuurverandering dan een proces dat vast moet liggen in wet- en regelgeving. Hoe wordt om dit proces op gang te brengen geleerd van de gang van zaken rondom implementatie van het verdrag in andere landen? Welke lessen worden daaruit getrokken? Welke middelen worden ingezet om de cultuurverandering te bewerkstelligen? Welke doelstellingen heeft de regering op dit gebied? Ook in het plan van aanpak worden de concrete doelstellingen voor deze leden niet helemaal duidelijk.

Er wordt samen met Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties gewerkt aan implementatie en goedkeuring van de Rijkswet. Is en blijft Volksgezondheid, Welzijn en Sport het voortouw ministerie en aanspreekpunt op uitvoering van wet- en regelgeving en alle aspecten van implementatie van het verdrag? Welk ministerie heeft de coördinerende rol rondom uitvoering van het verdrag?

5. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben in een eerder schriftelijk overleg gevraagd naar een visie op de inclusieve samenleving en concrete en meetbare doelstellingen. De regering gaf daar aan dat er een visie nader uitgewerkt zou worden in het plan van aanpak voor implementatie. Deze leden hebben het plan van aanpak kunnen bestuderen en kunnen zich goed vinden in de visie die de regering heeft in het plan van aanpak. Ieder individu moet een waardevol leven kunnen leiden. Hiervoor zijn er nog steeds teveel fysieke en sociale drempels in onze maatschappij. Deze leden lezen dat het verdrag de regering verplicht om de cultuurverandering die hard nodig is om tot een inclusieve samenleving te komen niet alleen belangrijk mag vinden, maar er ook naar te gaan handelen. De zaken moeten zo geregeld worden, lezen deze leden, dat mensen hun leven kunnen inrichten zoals zij zelf willen. Op dat gebied vinden deze leden dat de regering nog een aantal extra stappen dan in het plan van aanpak worden uitgestippeld zouden kunnen zetten. Om dit echt mogelijk te maken en in Nederland echt een volledig inclusieve samenleving te creëren is het volgens deze leden nodig intensieve en duurzame actie te nemen. Deze stappen worden nog niet gezet. Deze leden zouden graag een nadere toelichting ontvangen over welke doelen er concreet opgesteld worden om de inclusieve samenleving uiteindelijk te bereiken. Welke tijdslijn hoort daarbij? Welke rol ziet de regering voor zichzelf concreet weggelegd? Welke doelstellingen wil de regering deze regeerperiode nog bereiken? Wat is hiervoor nodig? Er wordt door de regering aangegeven dat er naast reeds ingezet beleid (en wijziging Wgbh/cz en de Kieswet), maatregelen genomen zullen worden om tot een samenleving te komen die steeds meer inclusief en toegankelijk wordt. Dit zijn nog steeds geen heldere antwoorden. Kan er aangegeven worden welke stappen er gezet worden en welke meetbare en concrete doelstellingen er zijn? Deze kunnen zij ook niet in het implementatieplan terugvinden.

Er is in de eerste schriftelijke ronde gevraagd naar de primaire verantwoordelijkheid van bewindsperso(o)n(en). Daar wordt geen helder antwoord op gegeven. Er wordt op VWS een coördinatiepunt ingericht, maar er wordt aangegeven dat er voor diverse onderwerpen andere bewindspersonen verantwoordelijk zijn. Kan een overzicht worden gegeven van de onderwerpen en betrokken bewindspersonen? Kan worden aangegeven welke doorzettingsmacht VWS heeft en wie er voor het uiteindelijke brede resultaat (een inclusieve en toegankelijke samenleving) verantwoordelijk gehouden mag worden? Waar wordt de coördinerende rol neergelegd rondom alle overkoepelende taken rondom de uitvoering van het verdrag?

De regering geeft in haar antwoorden op vragen over doelstellingen, het tijdspad en de inhoud van de implementatie van het verdrag aan dat dit als een transformatieproces beschouwd moet worden en dat dit proces uit gaat van een progressieve verwezenlijking van het verdrag, waarbij wordt gewerkt aan een samenleving die steeds meer inclusief en toegankelijk wordt. Een dergelijk proces, zo stelt de regering, laat zich niet vatten in projecttermen met bijbehorend tijdpad en begroting. Het betreft, zo stelt de regering, een proces waaraan alle betrokkenen een bijdrage moeten leveren. In het plan van aanpak wordt aangegeven welke rollen voor verschillende actoren zijn weggelegd. De regering is stelselverantwoordelijk wanneer blijkt dat het proces niet kan worden bestempeld als «stappen maken»/progressieve verwezenlijking. Kan er een verduidelijking gegeven worden van het «stappen maken» en de progressieve verwezenlijking? Wanneer er geen stevige doelstellingen neergezet worden, is het volgens deze leden ook vrij ingewikkeld objectief te beoordelen of er stappen gezet worden en er sprake is van progressieve verwezenlijking. Is de regering het met deze visie eens? Hoe kan er een concrete verandering in cultuur plaatsvinden als er geen enkele concreet doel gesteld wordt, en wanneer er geen randvoorwaarden opgesteld worden waarbij een samenleving inclusief kan worden? Deze leden ontvangen graag een uitgebreide reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd hoe er toezicht wordt gehouden op de naleving van het verdrag door lagere overheden. Verschillende gemeenten hebben te maken met verschillende situaties. Daar vinden deze leden zich helemaal in. De decentralisatie gedachte is een gedachte die gesteund wordt door deze partij. Zij zien goed in dat er in gemeenten lokaal beleid nodig is voor de specifieke situaties van personen en omstandigheden. Echter, in het geval van de ratificatie van het verdrag en de implementatie hiervan is een vinger aan de pols volgens genoemde leden wel een verstandige actie. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om binnen de daarvoor gestelde kaders te werken aan een meer inclusieve en toegankelijke samenleving, stelt de regering. Kunnen een overkoepelende visie en overkoepelende doelstellingen echter niet bijdragen aan de zo gewenste progressieve verwezenlijking van het verdrag en gemeenten helpen eigen doelstellingen te formuleren? Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Is het niet te vrijblijvend gemeenten onder huidige wet- en regelgeving te laten werken aan een inclusieve samenleving op alle terreinen, maar is er niet meer nodig om de samenleving inclusief te maken? Graag een nadere toelichting van de regering.

6. Korte beschrijving van de inhoud

De regering geeft aan op een vraag van onder andere leden van de PvdA-fractie dat zij haar standpunt op het gebied van het facultatief protocol nog nader zal bepalen. Wanneer is de regering voornemens een standpunt te hebben? Hoe en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Het protocol bevat geen materiele rechten, maar wel een individueel klachtrecht, een statenklachtrecht en een procedure voor onderzoek door het respectievelijke verdragscomité voor situaties van een patroon van schendingen. De regering heeft echter niet aangeven wat dit voor de positie van mensen met een beperking betekent. Kan zij dit alsnog doen? Welke effecten heeft dit op (de waarde van de effecten van) het verdrag voor mensen met een beperking? Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting van de regering.

7. Motieven voor bekrachtiging

De regering antwoordt op een vraag van de leden van de PvdA-fractie over de noodzaak en legitimiteit van de interpretatieve verklaringen dat enkele bepalingen in het verdrag open zouden staan voor meerdere interpretaties en dat enkele van deze interpretaties zouden kunnen conflicteren met bestaand nationaal beleid. Kan nader aangegeven worden met welke nationale wetgeving en met welke aspecten hiervan de zeven bepalingen uit het verdrag botsen?

8. Uitvoering van het verdrag

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd of er een publiekscampagne ingezet gaat worden om de bewustwording van de noodzaak van een inclusieve samenleving te vergroten. Hier krijgen deze leden geen helder antwoord op. Het plan van aanpak noemt dat een publiekscampagne kan bijdragen aan bewustwording in de samenleving, maar er wordt aangegeven dat dit nog nader wordt uitgewerkt. Wanneer wordt dit nader uitgewerkt? Hoe en wanneer wordt de Kamer over de uitwerking geïnformeerd? De regering noemt tevens een campagne tegen discriminatie waar nog niet over bekend is of discriminatie tegen mensen met handicap betrokken wordt. Deze leden bedoelen toch werkelijk iets anders. Hoe wordt de bewustwording van het belang van een inclusieve samenleving in Nederland breed overgebracht? Het wel of niet halen van dit doel valt of staat volgens deze leden met bewustwording en is niet in wet- of regelgeving te vangen. Er komt een landelijk bewustwordingsprogramma. Hoe gaat dit er uit zien? Welke doelstellingen zijn voor dit programma opgesteld?

Betekent de toegankelijkheidsnorm van publiek toegankelijke gebouwen met een gebruiksoppervlak van meer dan 400 vierkante meter dat elk gemeente- en provinciehuis en elke bibliotheek in Nederland toegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking? Genoemde leden zijn tevreden over het feit dat minimaal 80% van het oppervlak van openbare gebouwen groter dan 400 vierkante meter toegankelijk moet zijn voor mensen met een lichamelijke beperking vanaf (waarschijnlijk) 1 juli 2015. Ligt de wijziging van het Bouwbesluit nog op schema en zal dit vanaf juli 2015 het geval zijn? Wanneer moet dit percentage op 100% liggen? Op welke wijze gaat de bewustwording binnen de overheid op het gebied van toegankelijkheid voor een ieder gestimuleerd worden? Hier hebben deze leden geen helder antwoord op gekregen.

Kan door de regering nader worden toegelicht waar mogelijk knelpunten zitten in de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de wet zorg en dwang vanuit het oogpunt van de eisen die vanuit dit verdrag aan gedwongen zorg worden geponeerd worden en waar in de thematische wetsevaluatie «Gedwongen zorg» door ZonMw opmerkingen over gemaakt worden? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de zorgvuldige beziening van de regering van deze twee wetten naar aanleiding van het bovengenoemde wetsevaluatie? Is de regering op de hoogte van het feit de speciale rapporteur van de VN in zijn rapport «Report of the UN Special Rapporteur on torture and other cruel inhuman or degrading treatment or punishment» heeft aangegeven dat gedwongen zorg en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) schendingen van mensenrechten inhouden onder dit verdrag? Hoe kijkt de regering tegen dit rapport aan? Wat voor gevolgen heeft dit voor de mogelijke invoering van de wet verplichte GGZ? Wat voor gevolgen heeft dit voor huidige wetgeving die gedwongen zorg in de GGZ mogelijk maakt? Welke nadere argumenten heeft de regering voor het geven van een interpretatieve verklaring bij artikel 14 terwijl gedwongen zorg en behandeling in strijd is met het Verdrag tegen marteling en andere wrede, inhumane en vernederende behandeling of bestraffing?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de verplichting tot redelijke aanpassingen teneinde goederen en diensten te kunnen genieten in alle gevallen achteraf geldt. Op deze manier lijkt een situatie te ontstaan waarin mensen met een beperking te allen tijde moeten vragen om die aanpassingen, wat in de ogen van deze leden alsnog een afhankelijkheid creëert die niet in de geest van dit verdrag is. Deelt de regering de mening dat het onwenselijk is dat redelijke aanpassingen met als doel het genieten van goederen en diensten pas gedaan worden op verzoek? Kan de regering een uitgebreide toelichting op haar antwoord geven?

Voorts constateren de leden van de PvdA-fractie dat het op bepaalde terreinen, bijvoorbeeld het terrein van fysieke toegankelijkheid, in andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten wel mogelijk is een verplichting vooraf tot redelijke aanpassingen te realiseren. Deze leden denken hierbij aan het fysiek toegankelijk maken van openbaar toegankelijke gebouwen, maar bijvoorbeeld ook tot het vooraf treffen van aanpassingen in horeca voor mensen met een visueel-auditieve beperking. Op welke terreinen ziet de regering mogelijkheden meer ambitie te tonen en wel preventieve aanpassingen te garanderen? Kan de regering haar antwoord nader toelichten? In het SEOR rapport over de economische gevolgen staat het volgende over het verplichten van preventieve aanpassingen, zoals dat in het Verenigd Koninkrijk het geval is: «enerzijds dwingt dat aanbieders om vooraf goed na te denken over toegankelijkheid, maar het kan ook leiden tot investeringen die in de praktijk niet noodzakelijk zijn». Volgt de regering deze redenering ook? In het licht van de economische, participatieve en emancipatoire kansen die een inclusieve samenleving biedt denken deze dat er nooit te veel geïnvesteerd kan worden in toegankelijkheid, mits investeringen natuurlijk slim gebeuren. Genoemde leden vertrouwen op het private initiatief van ondernemers om op een slimme manier met deze verplichting om te gaan en denken dus dat de angst voor een te/onnodig toegankelijke samenleving ongegrond is. Welke zienswijze is de regering hierover toegedaan? Zij ontvangen graag een nadere toelichting.

9. Autonomie en beschermwaardigheid

De leden van de PvdA-fractie vinden dat de regering een helder antwoord geeft op de vraag naar de verhouding tussen de Nederlandse wetgeving inzake vertegenwoordiging en wilsonbekwaamheid met het commentaar van het Comité van de rechten van mensen met een handicap van 11 april 2012 over artikel 12 van het verdrag. De regering geeft aan het onder curatele stellen «substituted decision-making» als ultimum remedium te willen blijven kunnen inzetten. Deze leden kunnen zich vinden in deze uitspraak, maar zouden er wel graag nog enkele aanvullende vragen over willen stellen. Er worden voorbeelden gegeven van andere landen die, net als Nederland voornemens zijn, een interpretatieve verklaring af te geven bij artikel 12. Kunnen er voorbeelden gegeven worden van landen die geen interpretatieve verklaring hebben gegeven en er dus geen ultimum remedium is in de vorm van onder curatele stelling? Welke effecten heeft dit gehad? Hoe wordt tevens ingezet op zoveel mogelijk «supportive decision-making» op gebieden waar dit nog wel kan met mensen met een beperking? Ook wanneer mensen deels hulp en ondersteuning nodig hebben bij het maken van (financiële) beslissingen moet de inzet volgens deze leden zoveel mogelijk op «supportive decision-making» zijn, zodat er op zoveel mogelijk eigen autonomie ingezet wordt. Hoe wordt dit gestimuleerd via wetgeving en bewustwording? Hoe draagt het geven van een interpretatieve verklaring bij dit artikel bij aan een vergroting van deze bewustwording? Zou er nader onderzoek gedaan kunnen worden naar de wijze waarop er door een plaatsvervangende besluitnemer (in het geval van «substituted decision-making») besluiten genomen worden voor een ander wanneer iemand zelf geen beslissingen kan maken (artikel 12 verdrag)? Substituted decision-making blijft een mogelijkheid, zoals eerder ook door deze leden gelezen, maar hoe wordt deze decision-making nu vorm gegeven? Deze leden hebben hier al enkele vragen over gesteld, maar sluiten zich aan bij de vraag van het college of er nader onderzoek gedaan zou kunnen worden naar de wijze waarop er beslissingen genomen worden welke knelpunten hierbij worden ervaren en wanneer de plaatsvervangende besluitvorming vervangen kan worden door ondersteunende besluitvorming (supported decision-making).

10. Artikelsgewijze toelichting

De leden van de PvdA-fractie lezen in de antwoorden van de regering op de vraag van deze leden welke waarborgen de overheid zelf vastlegt om als aanbieder van goederen en diensten verdragsconform te handelen dat de regering de nodige aandacht gaat besteden aan de verdere tenuitvoerlegging van het verdrag. Dit antwoord vinden deze leden niet heel bevredigend. Kan nader uitleg gegeven worden aan wat er nu exact gedaan gaat worden om het verdrag naar behoren uit te voeren en tot volledig toegankelijke dienstverlening van de overheid te komen?

De leden van de PvdA-fractie hebben in het rondetafelgesprek van het college gehoord dat het verdrag de staat verplicht om onderzoek uit te voeren of te bevorderen naar universeel design, de ontwikkeling van nieuwe technologieën, het verschaffen van toegankelijke informatie over hulmiddelen en technologieën en de training van personeel dat werkt met mensen met een beperking. Het college stelt dat de regering erkent dat deze plicht bestaat, maar niet concreet maakt hoe zij aan deze verlichting wil voldoen. Ook het college wil graag in het implementatieplan terug zien dat er concrete doelen en termijnen verbonden worden aan dit artikel. Deze leden delen deze visie van het college. Is de regering aan het overwegen om het ontwerp en de productie van goederen en diensten op te nemen in de Wgbh/cz om het vertrouwen in de innovatiekracht van de Nederlandse goederen en dienstensector op het gebied van Design for All?

De leden van de PvdA-fractie zouden willen weten of er, en zo ja welke, doelen er gesteld zijn bij de instelling van het aanjaagteam langer zelfstandig wonen. Het feit dat er een aanjaagteam is, vinden deze leden een stap in de goede richting, maar zij zouden graag ook concrete stappen gemaakt zien worden. Mensen willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen, deze visie onderschrijven ook deze leden, maar dit moet dan wel mogelijk zijn. Hoewel hier natuurlijk gemeentelijke taken liggen en er taken voor de woningbouwverenigingen liggen, zien deze leden wel degelijk een rol voor de regering weggelegd. In een meldactie van de Alliantie van landelijke organisaties van mensen met een beperking, aandoening of ziekte werd duidelijk dat veel mensen met een beperking, aandoening of ziekte nog weinig vrijheid hebben om zich te vestigen waar ze willen. Deze leden vinden dat er meer actie nodig is om tot voldoende geschikte woningen te komen, zodat iedereen de woonplaats kan kiezen die hij of zij wil. Er ligt hier volgens deze leden ook een rol voor de landelijke overheid weggelegd. Kan de regering erop aandringen dat toegankelijkheid in brede zin in de Omgevingswet wordt geborgd? Is de regering hiertoe bereid en kan zij haar antwoord nader toelichten?

In eerdere vragen hierboven hebben deze leden nadere uitleg gevraagd rondom de toegankelijkheid van gebouwen en de eisen die hieraan door het Bouwbesluit worden gesteld. Wanneer men situaties in andere landen analyseert, neem als voorbeeld de Verenigde Staten, ligt niet alles gegoten in beton. Er moet, naast strengere eisen wellicht in het bouwbesluit, bewustwording gecreëerd worden bij ondernemers en uitbaters van horecagelegenheden, pop podia en theaters, bestuurders van universiteiten en scholen, bestuurders van ziekenhuizen dat voor een ieder ruimtes toegankelijk moeten zijn. Niet alleen voor hen in een rolstoel, maar ook voor slechthorenden en slechtzienden of mensen met dementie. In de antwoorden wordt gerept over de kosten die de wijziging van het bouwbesluit 2015 met zich mee gaat brengen, maar kan er ook een kosten-batenanalyse gemaakt worden? De belangenorganisatie Alles Toegankelijk geeft bijvoorbeeld aan dat wanneer een ondernemer zijn onderneming (winkel of horecagelegenheid) volledig toegankelijk maakt dit tot 15% extra klanten kan leiden. Worden deze baten ook berekend? Zo ja, kan daar een overzicht van gegeven worden? Zo nee, waarom niet en kan dit dan alsnog gedaan worden en per wanneer?

Voldoet het besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer aan de eisen die in het verdrag gesteld worden? Waarom is er 15 jaar vanaf nu nodig om alle stations in Nederland rolstoel toegankelijk te maken? Kan hier een nadere uitleg aan gegeven worden? Welke eisen worden er gesteld aan de informatievoorzieningen voor mensen met een beperking? Welke zijn dit is het geval van storingen, vertragingen en omleidingen?

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp