Kamerstuk 33988-26

Gewijzigd amendement van het lid Omtzigt ter vervanging van nr. 8 dat onder meer voorziet in de verplichting om vrijwillige afkoop van het pensioen alleen na de AOW-ingangsdatum te laten plaatsvinden

Dossier: Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet SZW 2015)

Gepubliceerd: 5 november 2014
Indiener(s): Pieter Omtzigt (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33988-26.html
ID: 33988-26
Origineel: 33988-8

Nr. 26 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8

Ontvangen 5 november 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In de beweegreden wordt na «Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» ingevoegd: , van het Ministerie van Financiën.

II

In artikel IXA wordt in onderdeel C de aanhef vervangen door «Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, vindt een afkoop als bedoeld in de eerste volzin plaats na de laatstgenoemde datum.

2. In het vierde lid wordt «de ingang van het pensioen» vervangen door: de ingang van het pensioen of ingang van het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

3. Aan het zevende lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een afkoop als bedoeld in de eerste volzin vindt plaats na de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, dan wel eerder in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen situaties.

4. Het achtste lid komt te luiden:».

III

In artikel XXXI wordt in onderdeel F de aanhef vervangen door «Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, vindt een afkoop als bedoeld in de eerste volzin plaats na de laatstgenoemde datum.

2. In het vierde lid wordt «de ingang van het pensioen» vervangen door: de ingang van het pensioen of ingang van het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

3. Aan het zevende lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een afkoop als bedoeld in de eerste volzin vindt plaats na de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, dan wel eerder in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen situaties.

4. Het achtste lid komt te luiden:».

IV

Na artikel XXXVA worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXVB

Aan artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 13. In afwijking in zoverre van het vierde lid hoeft een ouderdomspensioen niet eerder in te gaan dan op het tijdstip waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, zolang het pensioen blijft binnen de in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet opgenomen begrenzing.

ARTIKEL XXXVC

De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «28, eerste, tweede en derde lid,» vervangen door: 28, eerste, tweede, derde en vierde lid,.

2. In het derde lid wordt «28, vierde, vijfde en zesde lid,» vervangen door: 28, vijfde, zesde, zevende en achtste lid,.

B

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het tweede lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de deelnemer of de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het zesde lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

De afgelopen twee jaar heeft een aantal pensioenfondsen massaal kleine pensioenaanspraken afgekocht en de afkoopsom overgemaakt voordat de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt had.

Dat heeft zeer nare gevolgen gehad: tot de AOW-leeftijd moet je AOW-premies betalen en dus betaalden mensen (gedeeltelijk) AOW-premies over hun pensioen, wat expliciet niet de bedoeling is.

Ook besloten mensen tot afkoop van hun pensioen, terwijl niemand hen op de mogelijkheid wees om de afkoopsom niet te laten meetellen voor de huurtoeslag-toekenning. De pensioenuitvoerders – die graag van kleine aanspraken verlost waren – gaven geen voorlichting. De website van de AFM bevatte misleidende informatie (zie Kamervragen 1855, 2013/2014) en de belastingdienst/toeslagen communiceerde dit ook niet helder.

Verder raakten mensen hun AOW-partnertoeslag kwijt en informeerde niemand hen daarover. Bij de rechter is nog onduidelijk of het korten daarop rechtmatig gebeurde, maar de deelnemers werden in ieder geval niet op de hoogte gesteld.

Er zijn dus mensen, wier levenslang ouderdomspensioen is afgekocht, maar die hier nauwelijks iets van hebben overgehouden.

Ondanks een forse hoeveelheid media-aandacht is het probleem niet opgelost in overleg tussen de regering en de pensioensector. Dat is zeer betreurenswaardig en laat het falen van beide in dezen zien.

Vandaar dat dit amendement voorziet in de verplichting om vrijwillige afkoop van het pensioen alleen na de AOW-ingangsdatum te laten plaatsvinden. De regering kan bij of krachtens een AMvB wel uitzonderingen hierop maken. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan de situatie van emigratie.

Ook voor gevallen waarin de pensioenuitvoerder binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming het kleine pensioen afkoopt, regelt het amendement dat het pensioen alleen kan worden afgekocht na de AOW-ingangsdatum

Technisch wordt dit als volgt geregeld:

Het zevende lid van artikel 66 Pensioenwet vermeldt onder welke voorwaarden een afkoop van een kleine pensioenaanspraak buiten de periode van 2,5 jaar na beëindiging van de deelneming kan plaatsvinden. Met dit amendement wordt hieraan toegevoegd dat de afkoop pas plaatsvindt nadat het recht op ouderdomspensioen is ontstaan. Tevens is in het zevende lid de mogelijkheid opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur situaties aan te wijzen waarbij een afkoop kan plaatsvinden voor de datum van het ontstaan van het recht op ouderdomspensioen. Hierbij valt te denken aan de situatie dat een gewezen deelnemer emigreert, nog voordat deze de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Het tweede lid van artikel 66 Pensioenwet vermeldt onder welke voorwaarden de afkoop van een kleine pensioenaanspraak binnen een periode van 2 jaar na beëindiging van de deelneming kan plaatsvinden. Met dit amendement wordt tevens aan deze bepaling toegevoegd dat de afkoop pas plaatsvindt nadat het recht op ouderdomspensioen is ontstaan. In dit verband behoeft het vierde lid van artikel 66 eveneens aanpassing.

Artikel 66 van de Pensioenwet komt inhoudelijk overeen met artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB). Derhalve wordt artikel 78 WVB met dit amendement gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen in artikel 66 van de Pensioenwet.

Met dit amendement wordt aan artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 een dertiende lid toegevoegd. Dit regelt dat een ouderdomspensioen fiscaal niet eerder hoeft in te gaan dan op het tijdstip waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, zolang het pensioen blijft binnen de in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet opgenomen begrenzing.

Het recht om ervoor te kiezen het kleine pensioen uit te stellen, zal ook worden opgenomen in de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet. Daarmee is het ook van toepassing op pensioenen die zijn opgebouwd voor 2007 (onder de Pensioen- en spaarfondsenwet).

Indien dit amendement wordt aangenomen, wordt in het opschrift van het wetsvoorstel na «Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» ingevoegd: , het Ministerie van Financiën.

Omtzigt