Gepubliceerd: 28 oktober 2014
Indiener(s): Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33988-21.html
ID: 33988-21
Origineel: 33988-2

Nr. 21 VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 oktober 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel VIB vervalt.

2

Na artikel VIA worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel VIB. CESSANTIAWET BES

In artikel 3, tweede lid, van de Cessantiawet BES wordt «artikel 1615k» vervangen door: artikel 1615fa.

Artikel VIC. FAILISSEMENTSWET

Het vierde lid van artikel 40 van de Faillissementswet vervalt.

3

In artikel IX wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 10d, vierde lid, eerste zin, komt te luiden:

De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag, maar is ten hoogste 70% van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.

4

Aan artikel XXA wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

E

In artikel XVII, eerste lid, wordt «III, onderdelen A en D» vervangen door: III, onderdelen A en E.

5

In artikel XXXIV wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel XXIIb wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Artikel 652 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 652, lid 6, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.

6

Na artikel XXXVIC wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel XXXVID. WET AANPASSING FINANCIEEL TOETSINGSKADER

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader) (Kamerstukken 33 972) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel Ka, van die wet later in werking treedt dan dit artikel, wordt in artikel II, onderdeel Ka, van die wet onder de aanduiding «Ka» als aanhef ingevoegd:

Na artikel 128a wordt een artikel ingevoegd, luidende:.

Toelichting

Onderdelen 1 en 2 (artikelen VIB en VIC)

De Wet werk en zekerheid (Wwz) heeft aan artikel 40 van de Faillissementswet (FW) een vierde lid toegevoegd luidende: «De artikelen 669 en 671a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.». De reden hiervoor was gelegen in het feit dat met de inwerkingtreding van de Wwz het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) vervalt. In artikel 6, tweede lid, onderdeel c, van het BBA wordt echter expliciet geregeld dat de werkgever geen toestemming van het UWV nodig heeft «indien de opzegging geschiedt ten gevolge van faillissement van de werkgever (...)». Over het hoofd is gezien dat deze uitzondering op grond van het BBA voor faillissementen uitgesproken na de introductie van artikel 13a van de FW met ingang van 1 juli 2002 niet meer relevant is. In artikel 13a van de FW wordt namelijk geregeld dat als een faillietverklaring wordt vernietigd «(...) de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de curator (...) met terugwerkende kracht wordt beheerst door de wettelijke of overeengekomen regels die van toepassing zijn buiten faillissement (...)». Dat wil zeggen dat een voormalig werknemer na de vernietiging van een faillissement de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de curator kan laten vernietigen met een beroep op artikel 681, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (7:681 van het BW) omdat er, achteraf bezien, is opgezegd in strijd met artikel 7:671 van het BW. Hij kan ook in plaats van vernietiging de rechter verzoeken hem een billijke vergoeding toe te kennen. Als er geen sprake is van een vernietigd faillissement heeft de curator een zelfstandige opzegbevoegdheid op grond van het faillissementsrecht (artikel 40 van de FW) op grond waarvan hij een arbeidsovereenkomst rechtsgeldig kan opzeggen. Dat een dergelijke opzegging niet wordt beheerst door de normale regels van het ontslagrecht blijkt dan ook uit artikel 13a van de FW waardoor het daarnaast apart niet van toepassing verklaren van enkele artikelen van Boek 7 van het BW in het vierde lid van artikel 40 van de FW slechts tot verwarring leidt. De beoogde datum van inwerkingtreding van dit artikel is 1 juli 2015 direct na inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel B, van de Wwz.

Tevens wordt in deze onderdelen de juiste volgorde van de artikelen VIA en VIB hersteld die in de tweede nota van wijziging per abuis was doorbroken.

Onderdeel 3 (artikel IX, onderdeel Ea)

Met de aanpassing in artikel 10d, vierde lid, eerste zin, van de Participatiewet wordt geregeld dat de loonkostensubsidie die een college van burgemeester en wethouders aan een werkgever kan verstrekken bij het in dienst nemen van een werknemer met een verminderde productiviteit per uur, ook compensatie biedt voor de door een werkgever aan de werknemer verschuldigde vakantiebijslag. De regering kiest ervoor de aanpassingen in het onderhavige artikellid aan te brengen en niet in de definitiebepalingen van de Participatiewet, omdat hiermee uitsluitend het bedoelde effect wordt bereikt, namelijk dat de loonkostensubsidie ook compensatie biedt voor de verschuldigde vakantiebijslag. De aanpassing is conform de bedoeling van de Participatiewet. Hiermee is bij de berekening van de budgettaire effecten ook rekening gehouden.

Onderdeel 4 (artikel XXA, onderdeel E)

Per abuis wordt in artikel XVII, eerste lid, naar onderdeel D van artikel III verwezen. Dit moet onderdeel E zijn. Indien deze omissie niet gecorrigeerd zou worden, zou de indexatie van bepaalde normbedragen in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) niet plaatsvinden.

Onderdeel 5 (artikel XXXIV, onderdeel Ba)

Aan artikel XXIIb van de Wwz wordt een tweede lid toegevoegd. Daarin wordt geregeld dat artikel 7:652 van het BW zoals dit artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wwz, van toepassing blijft op, op dat moment geldende collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) en regelingen door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan en de arbeidsovereenkomsten die daaronder vallen, als daarin toepassing is gegeven aan artikel 7:652, zesde lid, van het BW (zoals dat voor de Wwz luidde). Dit overgangsrecht blijft gelden gedurende de looptijd van die collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende anderhalf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wwz. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst van ten hoogste zes maanden kan, na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wwz, dus toch nog gebruik worden gemaakt van een in een reeds bestaande collectieve arbeidsovereenkomst of regeling opgenomen mogelijkheid tot afwijken van artikel 7:652 (zoals dat voor inwerkingtreding gold) en een proeftijd worden bedongen. Op het moment dat de cao of regeling expireert (of op het moment dat de periode van anderhalf jaar is verstreken) geldt echter het nieuwe recht en kan een overeenkomst van minder dan zes maanden geen proeftijd meer bevatten. Het betreft hier het herstel van een omissie zoals ook blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wwz. Verwezen wordt hiervoor naar pagina 21 van deze memorie waar in relatie tot de wijzigingen van de zogenoemde flexartikelen aangegeven is dat lopende cao-afspraken (tijdelijk) gerespecteerd zullen worden. Dat geldt dus ook voor cao-afspraken betreffende de proeftijd. Per abuis is dit laatste niet in de wettekst tot uitdrukking gekomen. Voor de andere flexartikelen is dit al wel geregeld.

Onderdeel 6 (artikelen XXXVID)

In het amendement van de leden Klaver en Van Weyenberg (Kamerstukken II 2014/15, 33 972, nr. 27) bij het wetsvoorstel Wet aanpassing financieel toetsingskader is artikel II, onderdeel Ka, ingevoegd in het wetsvoorstel. Per abuis ontbreekt in dit artikelonderdeel een gedeelte van de wijzigingsopdracht. In deze technisch-redactionele wijziging wordt voorgesteld deze ter verduidelijking van de wettekst in te voegen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher