Kamerstuk 33750-XVII-17

Amendement van het lid Voordewind c.s. over alternatieve besteding binnen de ODA-begroting

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014


Nr. 17 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VOORDEWIND C.S.

Ontvangen 13 november 2013

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 1 Duurzame handel en investeringen worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 50.000 (x € 1.000).

II

In artikel 1 Duurzame handel en investeringen worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5.000 (x € 1.000).

III

In artikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5.000 (x € 1.000).

IV

In artikel 3 Sociale vooruitgang worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 33.000 (x € 1.000).

V

In artikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 7.000 (x € 1.000).

Toelichting

In het hiernavolgende wordt een toelichting gegeven ten aanzien van de verschillende wijzigingsonderdelen van het amendement.

Onderdeel I, dekking:

De storting in het Dutch Good Growth Fund wordt in 2014 met EUR 50 mln verlaagd en dit bedrag krijgt een alternatieve bestemming binnen de ODA-begroting.

Het vrijgekomen bedrag wordt als volgt besteed:

EUR 7 mln noodhulp Syrië (art. 4.1 humanitaire hulp)

Onderdeel V

In onderdeel V van het amendement wordt geregeld dat optopping van het budget voor noodhulp aan Syrische vluchtelingen in 2014 plaatsvindt met EUR 7 mln via particuliere organisaties. Het betreft projecten voor cross border hulp en hulp aan niet-geregistreerde Syrische vluchtelingen in buurlanden.

EUR 43 mln voor welzijn kinderen (verschillende artikelen)

Onderdeel II

In onderdeel II van het amendement wordt geregeld dat EUR 5 mln wordt besteed ter bestrijding van kinderarbeid en kinderprostitutie, waarvan EUR 3 mln aan de Campagne Stop Kinderarbeid en EUR 2 mln aan ECPAT (art. 1.3 Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden).

De Campagne Stop Kinderarbeid werkt aan uitbreiding van Child Labour Free Zones (CLFZ) en werkt met bedrijven en multi-stakeholder initiatieven in risicosectoren aan bestrijding van kinderarbeid in hun productieketen. De focus ligt zowel op een aantal landen als enkele sectoren. Het gaat om versterking en uitbreiding van de huidige CLFZ-aanpak naar andere landen in Afrika, Midden-Amerika, India en Bangladesh. De focus ligt met name op kleding, schoenen/leer, zaden, koffie en cacao.

ECPAT betreft een samenwerking met de toerismebranche in het signaleren en tegengaan van kinderprostitutie in een aantal Aziatische en Noord-Afrikaanse landen.

Onderdeel III

Met onderdeel III van het amendement wordt beoogd EUR 5 mln aan particuliere organisaties voor beroepsonderwijs binnen het speerpunt voedselzekerheid/landbouw toe te kennen (art. 2.1 Toename van voedselzekerheid).

In de landbouwsector komt veel kinderarbeid voor. Ontelbaar veel kinderen in rurale gebieden maken niet eens de basisschool af, en werken al vanaf jonge leeftijd op het land. Op deze manier blijft rurale armoede hardnekkig. Jongeren moeten de kans krijgen zich te ontwikkelen, vaardigheden op te doen en boerenondernemer te worden. Het geld wordt ingezet voor het opzetten van innovatieve onderwijsprogramma’s waarbij kinderen en jongeren al in een heel vroeg stadium «life skills» en «vocational skills» meekrijgen. Ook gaat het om bewustmaking van lokale gemeenschappen en agri-ondernemingen over het belang van goed geschoolde, krachtige jonge medewerkers. Dit past bij de uitvoering van de motie Van der Staaij c.s. (33 625, nr 27). Geografisch wordt dit budget ingezet in landen waar kinderarbeid in de agrisector veel voorkomt.

Onderdeel IV

Met wijzigingsonderdeel IV wordt geregeld dat EUR 20 mln wordt toegekend aan Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria (art. 3.1 SRGR en hiv/aids). Een aanzienlijk deel van de uitgaven van het Global Fund komt direct ten goede aan kinderen. Dit betreft activiteiten voor de bescherming tegen hiv-overdracht van moeder op kind tijdens zwangerschap, bevalling en borstvoeding, verspreiding van geïmpregneerde muskietennetten en steun aan aidswezen. Daarnaast voert het Global Fund partnerschappen uit met UNICEF, waarbij UNICEF financiële middelen beschikbaar stelt voor geneesmiddelen/programma’s die niet binnen het mandaat van het Global Fund vallen, bijv. aanvulling van vitamine A bij de verspreiding van muskietennetten door het Global Fund.

Tevens wordt in onderdeel IV bepaald dat EUR 8 mln wordt toegekend aan interventies van particuliere organisaties op het snijvlak van onderwijs, SRGR en gender (art. 3.1 SRGR en hiv/aids).

In het bijzonder gaat het om de bestrijding van kinderprostitutie, het tegengaan van kindhuwelijken en bescherming van kansarmen. Bij de interventies is sprake van samenwerking met lokale gemeenschappen, scholen, lokale leiders, gericht op het bieden van kansen aan kwetsbare kinderen, zodat zij weerbaarder worden en minder snel slachtoffer worden van genoemde fenomenen. Ook bewustmaking van lokale gemeenschappen van de langetermijngevolgen van kinderarbeid, kindhuwelijken, kinderprostitutie en kinderhandel is onderdeel van de interventies. Geografisch wordt het budget ingezet in landen waar kinderarbeid, kindhuwelijken, kindprostitutie en kinderhandel veel voorkomen.

Ten slotte wordt EUR 5 mln toegekend aan UNICEF voor opvang, ondersteuning en sociale bescherming van aidswezen (art. 3.1 SRGR en hiv/aids).

Voordewind Sjoerdsma Van der Staaij De Caluwé Van Laar