Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 9 februari 2012 en het nader rapport d.d. 10 oktober 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 december 2011, no.11.003110, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2009, 20306), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel wijzigt de Wet Justitie-subsidies ter implementatie van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (As). Voorts wordt voor bepaalde activiteiten geen subsidie meer verstrekt, zodat de grondslag daarvoor uit de Wet Justitie-subsidies kan vervallen, en wordt voor andere activiteiten de grondslag verruimd. Tot slot creëert het voorstel een wettelijke grondslag voor subsidie voor de instandhouding van het Expertisecentrum Internationale Kinderontvoering en voor subsidies voor overige activiteiten op dit gebied.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de toepassing van afdeling 4.2.8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en over termijnen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

De regering heeft, om redenen van uniformiteit, ervoor gekozen om aansluiting te zoeken bij de As. In het licht van die keuze maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 december 2011, nr. 11.003110, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 februari 2012, nr. W03.11.0539/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering aanleiding tot het maken van enkele inhoudelijke opmerkingen.

1. Toepassing afdeling 4.2.8 Awb

Aanwijzingen 10 en 14 As bepalen, uit een oogpunt van beperking van administratieve lasten, dat bij het verstrekken van een subsidie van minder dan € 125 000 de facultatieve afdeling 4.2.8 Awb niet wordt toegepast.2 De Afdeling constateert dat in de Wet Justitie-subsidies voor verschillende te subsidiëren activiteiten afdeling 4.2.8 Awb van toepassing is verklaard.3 Het staat niet vast dat het daarbij steeds gaat om hogere subsidies dan de As als grens stellen voor de toepasselijkheid van afdeling 4.2.8 Awb.

De Afdeling adviseert per onderdeel waarop afdeling 4.2.8 Awb van toepassing is verklaard, de keuze daarvan, gelet op de ratio van de in de As gestelde grens, toe te lichten en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

1. Toepassing afdeling 4.2.8 Awb

De Afdeling adviseert om per onderdeel waarop artikel 4.2.8. Awb van toepassing is verklaard, de keuze daarvan, gelet op de in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking gestelde grens, toe te lichten en het wetsvoorstel zonodig aan te passen.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is een algemene passage toegevoegd over de verwijzing naar afdeling 4.2.8 Awb, waarin uiteen is gezet dat de organisaties die onder de strekking van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking vallen, meer dan € 125 000 aan subsidie ontvangen. Deze organisaties ontvangen een groot veelvoud van dit bedrag aan subsidie.

Alleen in het geval van criminaliteitspreventie kan de mogelijkheid bestaan dat naast het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV, subsidie van € 3,7 miljoen in 2012) een andere rechtspersoon subsidie ontvangt die lager is dan € 125 000. Uit praktisch oogpunt is voorgesteld de verwijzing naar afdeling 4.2.8 van de Awb ten aanzien van criminaliteitspreventie in stand te houden.

2. Termijnen

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de termijnen in de Wet Justitie-subsidies in overeenstemming te brengen met de As. De Afdeling merkt hierover het volgende op.

a. In het voorgestelde artikel 48g, vijfde lid, Wet Justitie-subsidies is de termijn voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling van een subsidie per boekjaar voor Halt-bureaus verkort van 16 weken naar 13 weken. De toelichting vermeldt dat dit de standaardtermijn is voor het indienen van een dergelijke aanvraag en verwijst in dit verband naar aanwijzing 17, zesde lid, As.4

De Afdeling wijst erop dat het wetsvoorstel tegelijkertijd de facultatieve afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaart op de verstrekking van subsidies aan Halt-bureaus.5 Artikel 4:74 Awb bepaalt dat de subsidie-ontvanger binnen zes maanden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. De Afdeling merkt voorts op dat voor alle andere in de Wet Justitie-subsidies per boekjaar gesubsidieerde activiteiten wel de zes-maanden-termijn gehandhaafd blijft die volgt uit afdeling 4.2.8 Awb.6

De Afdeling adviseert nader te motiveren waarom bij de termijn voor de aanvraag van een subsidievaststelling wordt afgeweken van artikel 4:74 Awb.

b. In het huidige artikel 48, tweede lid, Wet Justitie-subsidies is bepaald dat de beslistermijn voor de vaststellingaanvraag bij onderzoek 13 weken bedraagt. De Afdeling stelt vast dat de termijn in artikel 48, tweede lid, Wet Justitie-subsidies niet overeenstemt met aanwijzing 17, zevende lid, As, waarin 22 weken wordt genoemd.

De Afdeling adviseert te motiveren waarom van de As wordt afgeweken en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.

2. Termijnen

a. De Afdeling adviseert nader te motiveren waarom bij de termijn voor de aanvraag tot vaststelling van een subsidie per boekjaar voor Halt-bureaus wordt afgeweken van artikel 4:74 Awb, nu de verwijzing naar afdeling 4.2.8 Awb in artikel 48g wordt opgenomen.

De verwijzing naar afdeling 4.2.8 van de Awb wordt (wederom) in de Wet Justitie-subsidies opgenomen. Deze verwijzing, zoals deze sedert 2003 in artikel 48g was opgenomen, is bij een wijziging van dat artikel per 2009 abusievelijk komen te vervallen. Dit verzuim wordt thans hersteld.

In tegenstelling tot andere artikelen waarin afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is verklaard, wordt in artikel 48g een termijn gesteld voor de rechtspersoon voor de aanvraag van een beschikking tot vaststelling van de subsidie. Die termijn, thans zestien weken, wordt verkort tot dertien weken. Hiermee wordt aangesloten bij de in de As 17 genoemde standaardtermijn van dertien weken.

Artikel 4:74 Awb bepaalt dat de subsidie-ontvanger binnen zes maanden een aanvraag tot vaststelling van subsidie indient, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit artikel maakt het dus mogelijk in de Wet Justitie-subsidies anders te bepalen. Van deze mogelijkheid is sedert 2003 gebruik gemaakt.

b. De Afdeling adviseert te motiveren waarom in artikel 48 wordt afgeweken van de termijn genoemd in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.

De in As 17, zevende lid, genoemde beslistermijn van 22 weken voor de beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan worden gezien als een maximumtermijn. Waar mogelijk wordt echter nagestreefd om uit oogpunt van voortvarend bestuur kortere termijnen te hanteren. Dit heeft ertoe geleid om de termijn van dertien weken in stand te houden.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de voor de subsidies inzake het voorkomen van terrorisme een duidelijkere wettelijke grondslag te bieden. Tevens zijn nog enkele technische verbeteringen aangebracht.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

J. P. H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten