Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 5 juli 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

1. Inleiding

1

2. Kern van de wijzigingen

2

3. Verhouding tot andere regelgeving

3

4. Financiële gevolgen

3

5. Consultatie en adviezen

3

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met het aanpassen van enkele bepalingen inzake het financieel toezicht op gemeenten en provincies. De wijzigingen zijn mede gericht op een vermindering van de lasten, die gepaard gaan met de administratieve procedure van het toezicht houden. Graag willen zij de regering enkele vragen stellen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met aanpassingen in het financieel toezicht op gemeenten en provincies. Deze leden willen enkele vragen hierover voorleggen aan de regering.

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van het onderliggende wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel tot wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met het aanpassen van enkele bepalingen inzake het financieel toezicht op gemeenten en provincies. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen over en naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van dit voorstel. Zij vragen zich af waarom deze wijzigingen noodzakelijk zijn. Waar leiden de huidige bepalingen met betrekking tot het financieel toezicht nu tot problemen? Hoe uiten deze problemen zich? Hoe worden deze problemen met het onderliggende voorstel tot wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet opgelost?

2. Kern van de wijzigingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat voorgesteld wordt de wettelijke mogelijkheid tot het plaatsen van een gemeente of provincie onder preventief toezicht, indien «de jaarrekening van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar niet in evenwicht is», af te schaffen. De regering stelt dat de toegevoegde waarde van de betreffende bepalingen beperkt is. De leden van de VVD-fractie merken op dat zij een voorstander zijn van het verminderen van toezichtslasten, maar zij zijn ook voorstander van degelijk financieel beleid. Waarom is er in het verleden wel voor gekozen de desbetreffende bepalingen in de Gemeente- en Provinciewet op te nemen? Deze leden vragen de regering dan ook dit voorstel nader te motiveren.

Zij vragen hier ook aandacht voor in verband met het feit dat eventuele tekorten bij provincies en gemeenten meetellen voor het EMU-saldo. Daar komt bij dat het voornemen is om «schatkistbankieren» in te voeren, alsmede er een Wet houdbare overheidsfinanciën in voorbereiding is. Hoe verhouden deze twee zaken zich tot de voorgestelde versoepeling?

Voorts wijzen de leden van de VVD-fractie op de grondexploitatieproblemen van sommige gemeenten. De daarmee samenhangende financiële problemen kunnen leiden tot grote tekorten voor deze gemeenten. De leden van de VVD-fractie vragen zich dan ook af of het niet van belang dat er eerder zicht is op financiële problemen van gemeenten. Hoe verhoudt deze problematiek zich tot de voorgestelde versoepeling? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een uitgebreide reactie van de regering op de hier gestelde vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering een nadere invulling te geven van het begrip «structureel en reëel evenwicht», nu het begrip «evenwicht» in de artikelen 189 en 203 van de Gemeentewet en de artikelen 193 en 207 van de Provinciewet daardoor wordt vervangen. Wat betekent deze wijziging concreet, bijvoorbeeld voor de financiële waardering van de post grondbeleid?

In de memorie van toelichting kondigt de regering aan, dat het begrip «structureel en reëel evenwicht» nader zal worden uitgewerkt in de voorgenomen wijzigingen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Gemeenschappelijk Financieel toezichtkader (GTK). Wanneer zullen het gewijzigde BBV en het gewijzigde GTK gereed zijn, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden verzoeken de regering het BBV en het GTK tegelijk met de nota naar aanleiding van het verslag aan de Kamer toe te zenden, zodat beide kunnen worden betrokken bij de beoordeling van het voorliggende wetsvoorstel.

3. Verhouding tot andere regelgeving

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke samenhang er is tussen dit wetsvoorstel en de aangekondigde wet houdbare overheids-financiën.

4. Financiële gevolgen

De leden van de PVV-fractie vragen hoe kan het dat er geen gevolgen worden voorzien, terwijl er wel lastenverlichting merkbaar zou zijn.

Zij vragen of met deze maatregelen financiële risico’s worden afgedekt, die op de lange termijn negatieve gevolgen kunnen hebben. Is er voorzien in een evaluatiemechanisme ?

5. Consultatie en adviezen

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de regering hoe er gewerkt wordt aan een gedragen visie op de betekenis van het financieel toezicht nu de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) aangeeft dat het daaraan ontbreekt en dat dit minstens zo belangrijk is als de voorliggende wetswijziging

De Raad van State heeft in zijn advies gevraagd of er niet meer criteria in de wet vastgelegd moeten worden, waaraan provincies en Rijk houvast kunnen ontlenen bij hun toezicht op respectievelijk gemeenten en provincies. De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering weten tot welke exacte aanpassingen van de wet dit geleid heeft. Daarnaast willen deze leden weten wanneer het aangekondigde nieuwe gemeenschappelijk toezichtkader gepubliceerd zal worden.

De leden van de PvdA-fractie realiseren zich terdege dat het huidige financiële klimaat grote risico's met zich meebrengt voor gemeenten en provincies. Om een goed inzicht te hebben in deze risico's en daarmee de realiteitswaarde van de begrotingen en meerjarenramingen kunnen zogenaamde stresstests veel waardevolle informatie opleveren. Daarom vragen deze leden of de regering stresstests tot het normale instrumentarium van begroten en begrotingstoezicht bij provincies en gemeenten wil maken.

De leden van de PVV-fractie vragen wat de regering gaat doen om in het komende jaarverslag de cijfers als gevolg van deze wetswijziging vergelijkbaar te doen zijn met cijfers van voorafgaande jaren. Kan daar rekening mee worden gehouden, zodat de Kamer aan haar controlerende taak kan voldoen? Dit dient uiteraard ook te gelden voor de provincies, zodat leden der Provinciale Staten ook de verschillende jaren met elkaar kunnen vergelijken.

De leden van de CDA-fractie constateren, dat de materiële betekenis voor het verminderen van de toezichtslast naar het oordeel van de Rfv «van symbolische betekenis» is. De Rfv stelt, dat het voorliggende wetsvoorstel niet de kern raakt van wat de Raad als modern financieel toezicht beschouwt. Kan de regering nader ingaan op dit oordeel van de Raad en het wetsvoorstel plaatsen in de bredere context van haar visie op modern financieel toezicht?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het standpunt van de Rfv die stelt, dat de meerwaarde van modern financieel toezicht is, dat het de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale overheid ondersteunt. Overigens onderkent de Raad ook, dat de kwaliteit van het horizontaal toezicht en de waarborgen daarvoor nog niet optimaal zijn. De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan een inzichtelijke presentatie van de informatie omtrent het financiële perspectief van gemeenten en provincies, ook voor volksvertegenwoordigers voor wie cijfers geen dagelijkse kost zijn. Op welke wijze bevordert de minister dat de informatievoorziening is toegesneden op verantwoorde besluitvorming in gemeenteraden en provinciale staten?

De Rfv erkent in zijn advies, dat meerjarenramingen gebaseerd zijn op aannames die gezien de dynamiek nooit exact zijn in te schatten. De Raad doet daarom de suggestie van een soort stresstest voor het financieel beleid van gemeenten en provincies, waarbij aan de gemeenteraad resp. Provinciale Staten aan de hand van verschillende scenario’s het financiële perspectief wordt geschetst. Eerder dit jaar hebben de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Eindhoven als eersten de effecten van een aantal doemscenario’s op de eigen financiële situatie en die van de burgers laten doorrekenen. In de memorie van toelichting stelt de regering, dat het niet aan het Rijk is een dergelijke stresstest te introduceren. Hoe verhoudt dit oordeel zich dit tot de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het financieel toezicht op gemeenten en provincies, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de argumentatie, dat preventief toezicht louter op grond van een negatieve jaarrekening niet effectief is en dat die mogelijkheid daarom geschrapt kan worden. Wel vragen deze leden de regering in te gaan op een andere suggestie van de Rfv. De Raad heeft voorgesteld, dat ook op het moment dat een gemeente een algemene reserve presenteert die minder is dan de vrij te laten buffer voor het opvangen van tegenvallers, dit aanleiding zou moeten zijn een gemeente onder preventief toezicht te stellen. Hoe beoordeelt de regering deze suggestie?

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx