Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 26 april 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

I

ALGEMEEN

2

1.1

Inleiding

2

2.

Voorgestelde maatregelen

4

2.1

Koppeling kinderopvangtoeslag aan participatietraject voor doelgroepouders

4

2.2.

Vaste eigen bijdrage per maand

5

2.3

Afbouw vaste voet

6

2.4

Uitvoering vaste voet doelgroepouders naar Belastingdienst/Toeslagen

7

2.5

Koa-kopje

8

3.

Budgettaire gevolgen

9

4.

Uitvoeringstoetsen

9

4.1

Uitvoeringspanel SZW

9

4.2

Belastingdienst Toeslagen

10

5.

Gevolgen voor de administratieve lasten

10

II

Artikelsgewijs

10

I. ALGEMEEN

1.1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van wijzigingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de regering over voorliggend wetsvoorstel.

De regering geeft aan dat door middel van onderhavig wetsvoorstel nog niet zozeer aanvullende maatregelen worden geïmplementeerd, maar dat er een grondslag wordt gecreëerd voor een aantal maatregelen. Kan de regering aan de leden van de VVD-fractie toelichten of al de aangekondigde maatregelen in één en dezelfde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) worden aangekondigd? En of deze AMvB nog een voorhangprocedure kent? Daarnaast zijn vragen deze leden wanneer de Kamer deze AMvB kan verwachten.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Wijziging Wet kinderopvang en kwaliteitseisen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Het wetsvoorstel creëert grondslagen om een aantal bezuinigingen en hervormingen mogelijk te maken, zo schrijft de regering, maar deze bezuinigingen en hervormingen worden niet direct met dit wetsvoorstel gerealiseerd. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom voor deze koers gekozen is. Waarom worden de voorgenomen bezuinigingen en hervormingen niet gelijktijdig met dit wetsvoorstel gerealiseerd? Op welke wijze en op welke termijn gaan de aanvullende maatregelen dan wel gerealiseerd worden? Gebeurt dit door middel van gedelegeerde regelgeving? Zo ja, welke gedelegeerde regelgeving? Wanneer en op welke wijze wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De regering wil een grondslag creëren om de vaste voet binnen de kinderopvangtoeslag af te kunnen bouwen. In dit kader wordt verwezen naar het Regeerakkoord. In de brieven van de regering (Tweede Kamer 2010 -2011, 31 322 nr. 137 en nr. 138) staat ook de afbouw van de vaste voet als maatregel vermeld. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering te verduidelijken aan welke eerder aangekondigde maatregel de grondslag die met deze wetswijziging gecreëerd wordt gekoppeld dient te worden en wat precies de omvang van de bezuiniging is die hiermee beoogd wordt. Verder wordt er een vaste eigen bijdrage ingevoerd van circa 15 euro per huishouden per maand. Wat is de omvang van de bezuiniging die hiermee beoogd wordt? Is het mogelijk dat dit wetvoorstel de basis biedt voor verdere bezuinigingen/maatregelen in de kinderopvang? Zo ja, welke?

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Deze leden constateren dat in dit wetsvoorstel alleen de technische voorbereidingen voor de bezuiniging worden getroffen. De daadwerkelijke cijfermatige invulling van de maatregelen zal later geschieden door wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang (verder: Besluit KOT). Kan de regering dit bevestigen?

De leden van de CDA-fractie constateren daarnaast dat de regering door middel van dit wetsvoorstel nieuwe bezuinigingen doorvoert op de kinderopvang. Zij willen graag van de regering weten of er ook alternatieven voor deze bezuiniging zijn overwogen. Zo ja, welke alternatieven dit zijn en waarom niet voor deze alternatieven is gekozen. Kan de regering daarbij aangeven welke inkomenseffecten en effecten op de arbeidsparticipatie deze alternatieven hebben?

De regering geeft aan dat de getalsmatige uitwerking van de voorgestelde maatregelen alsmede de inkomenseffecten nog niet bekend zijn. Voor de leden van de CDA-fractie is het zeer van belang dat de bezuinigingsmaatregelen evenwichtig zijn vormgegeven als het gaat om de effecten op de arbeidsparticipatie en de inkomenseffecten.

Zowel de inkomenseffecten als de effecten op de arbeidsparticipatie zijn zonder de latere wijziging van het besluit echter nog niet te beoordelen. Waarom heeft de regering de wijziging van het Besluit Kinderopvang niet gelijktijdig met het wetsvoorstel ingediend? Kan de regering tevens toelichten waarom de voorgestelde delegaties naar AMvB of ministeriele regeling wenselijk dan wel noodzakelijk zijn? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om deze aspecten in de wet te regelen? Wanneer gaat de regering de Kamer informeren over de wijziging van het Besluit KOT? En hoe verhoudt dit zich met de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om de (concept)wijziging van het Besluit KOT zo spoedig mogelijk naar de Kamer te zenden, zodat deze kan worden meegenomen bij het onderliggende wetgevingstraject.

De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast enkele vragen bij de afzonderlijke maatregelen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging, de Wijziging van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag. Deze leden zijn voorstanders van een efficiënt georganiseerde en gefinancierde kinderopvang. Echter, de leden vinden het belangrijk dat er voldoende en laagdrempelige mogelijkheden voor kinderopvang blijven bestaan om ouders te stimuleren tot het verrichten van arbeid. Zij hebben dan ook enkele vragen, die zij graag aan de regering willen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de wijziging van de wet kinderopvang in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken. Deze leden delen de wens van de regering om uitgaven doelmatig te besteden. Ook in de kinderopvang. Maar oog hebben voor doelmatigheid is wat anders dan bot bezuinigen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Deze leden willen graag een aantal vragen voorleggen aan de regering.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting over de wijze waarop de regering de aanvullende maatregelen gaat implementeren. Deze leden willen weten in hoeverre dit gebeurt door middel van gedelegeerde regelgeving en om welke gedelegeerde regelgeving het dan gaat.

2. Voorgestelde maatregelen

2.1 Koppeling kinderopvangtoeslag aan participatietraject voor doelgroepouders

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het voornemen om ook bij doelgroepouders de kinderopvangtoeslag te koppelen aan het aantal uren dat men besteedt aan een traject naar werk. In de eerste fase bestaat alleen in de maanden waarin daadwerkelijk een traject naar werk wordt gevolgd recht op kinderopvangtoeslag. Betekent dit dat een doelgroepouder die één uur een traject volgt meteen recht krijgt op kinderopvangtoeslag? Betekent dit vervolgens ook dat doelgroepouders elk uur moeten opgeven, als de AMvB er is? Hoe kunnen de doelgroepouders het aantal uren dat ze spenderen aan het traject aannemelijk maken? In hoeverre leidt dit tot extra administratieve lasten?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de Memorie van Toelichting dat het de intentie van de regering is om de kinderopvangtoeslag te koppelen aan de lengte en omvang van een traject naar werk. Is deze maatregel eerder aangekondigd en doorberekend of betreft het hier een nieuwe bezuiniging? Wat zijn de financiële gevolgen van deze maatregel?

In welke mate bestaat het risico dat koppeling van de kinderopvangtoeslag aan de lengte en omvang van een traject naar werk voor doelgroepouders problematisch uit kan pakken? Wat is het risico dat doelgroepouders vanwege onzekerheid over welke uren ze op kunnen nemen af gaan zien van het opnemen van kinderopvangtoeslag? Wat is het risico dat het door deze maatregel voor doelgroepouders daardoor moeilijker wordt om een traject naar werk te volgen? Wat is het risico dat zij daardoor minder in staat zijn om de sprong naar de arbeidsmarkt te maken? Heeft de regering wel rekening gehouden met dergelijke mogelijke gevolgen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het recht op kinderopvangtoeslag voor werkloze ouders (doelgroepouders) wordt gekoppeld aan het traject naar werk

Deze leden steunen het voorstel van de regering om het recht op kinderopvangtoeslag niet alleen voor werkenden, maar ook voor doelgroepouders te koppelen aan het aantal uren dat daadwerkelijk nodig is om werk te vinden of om onderwijs te volgen ter voorbereiding op de arbeidsmarkt. Met de term doelgroepouders doelt de regering op een aantal categorieën, die zijn omschreven in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c tot en met j, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen kinderopvang (WKO). Hieronder vallen bijvoorbeeld ouders in een traject naar werk, ouders die een inburgeringscursus volgen, minderjarige ouders in de bijstand en ouders die beroepsonderwijs volgen.

Kan de regering per categorie doelgroepouders aangeven aan welke uren het recht op kinderopvangtoeslag gekoppeld zal worden zowel door deze wetswijziging voor het jaar 2013 als bij de latere koppeling aan het aantal uur van het traject naar werk?

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast hoe de administratie plaatsvindt van de uren waarvoor doelgroepouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Zijn de doelgroepouders hier zelf voor verantwoordelijk of ligt dit geheel bij de gemeente, het UWV en DUO? Welke controle kunnen de doelgroepouders uitvoeren op de gegevens die de Belastingdienst/Toeslagen opvraagt bij deze instanties? Wat betekent dit voor de administratieve lasten waarmee doelgroepouders rekening moeten houden? Kan de regering nader toelichten waarom alleen gesproken wordt over de positieve effecten op de administratieve lasten voor doelgroepouders van deze wetswijziging?

Een ander groot probleem bij de verhouding tussen de gedeclareerde uren kinderopvang en het aantal uren dat daadwerkelijk nodig is om werk te vinden of om (beroeps)onderwijs te volgen is dat kinderopvanginstellingen veel meer uren in rekening brengen dan het aantal uur waar ouders behoefte aan hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om vakantiedagen, feestdagen, hele dagdelen of hele dagen die in rekening worden gebracht. Is de regering bereid om in overleg met kinderopvanginstellingen naar een oplossing voor dit probleem te zoeken?

De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de voorliggende wetswijziging zich verhoudt tot zzp’ers die kinderopvang willen afnemen. In de praktijk kunnen zij tegen problemen aanlopen, bijvoorbeeld als zij van tevoren het aantal te werken uren moeten opgeven om van een kinderopvangtoeslag gebruik te kunnen maken, terwijl dit voor zzp’ers een lastige inschatting is om te maken. Wat is de verhouding van dit wetsvoorstel tot deze problematiek? Is de regering voornemens om mede op basis van deze wetswijziging deze problemen aan te pakken?

De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich vinden in de gedachte achter dit voorstel. Maar in de uitwerking dient daarbij wel oog te zijn voor uitvoerbaarheid en redelijkheid. Bij de koppeling van de gewerkte uren aan de kinderopvangtoeslag heeft de regering geen oog gehad voor de specifieke positie van met name zzp’ers. Er bestaat nog steeds veel onduidelijkheid en er is, voor een aantal van hen, een extra administratieve belasting bij gekomen. Deze onduidelijkheid is onwenselijk. Daarom willen deze leden weten of er al een duidelijk beeld bestaat wat de koppeling betekent voor doelgroepouders. Worden zij bijvoorbeeld geacht een urenadministratie aan te leggen van hun participatietraject?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering per 2013 de duur van het recht op kinderopvangtoeslag voor doelgroepers koppelt aan het aantal maanden waarin daadwerkelijk een traject naar werk wordt gevolgd, en later volgt pas de koppeling aan het aantal uren. Kan de regering inzicht geven wanneer de regering verwacht dat de koppeling aan het aantal uren zal worden gerealiseerd, zo vragen deze leden. Hoe wordt bij de verdere aanpassing tot de koppeling aan het aantal uren rekening gehouden met het feit dat naast het volgen van werktrajecten tussendoor ook werk moet worden gezocht?

2.2. Vaste eigen bijdrage per maand

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of de vaste eigen bijdrage per maand meteen verrekend wordt met de te ontvangen kinderopvangtoeslag.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de effecten van een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage voor kinderopvang op de arbeidsparticipatie. Ook zijn zij benieuwd naar de getalsmatige invulling van deze maatregel en de inkomenseffecten ervan. Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de effecten voor alleenstaande ouders, die veel dan wel weinig werken, en gezinnen met een laag inkomen, de groepen die bij de bezuiniging juist zijn ontzien?

Is de regering nog steeds voornemens om de eigen bijdragen vast te stellen op € 15 euro per huishouden per maand? Is de regering voornemens om de bijdrage inkomensonafhankelijk te maken, of zoals ook genoemd in de memorie van toelichting, om de bijdrage afhankelijk te maken van het toetsingsinkomen, de aanwezigheid van een partner en/of het aantal kinderen?

De regering geeft aan dat de inkomensafhankelijke eigen bijdrage bedoeld is om formele opvang minder interessant te maken voor huishoudens waarvan een van de partners heel weinig werkt. Kan de regering dit nader toelichten? Betekent dit dat de regering het geen prioriteit acht dat in dit huishouden beide ouders participeren op de arbeidsmarkt? Deelt de regering de vrees dat deze maatregel ertoe zal leiden dat de partner die nu weinig uren werkt straks zal stoppen met werken? Wat heeft dit voor gevolgen voor de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt voor deze ouder? Heeft de regering deze effecten meegenomen in haar afweging?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering met het invoeren van een mogelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage en het inkomensafhankelijk maken van de vaste voet kiest voor nivellerende maatregelen. Deze leden vragen of er bij het bepalen van de hoogte van deze bijdragen ook rekening wordt gehouden met het vermogen van ouders? Wanneer informeert de regering de Kamer over de wijze waarop die maatregelen gaan worden ingevuld?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke voor- en nadelen de regering ziet voor de verschillende wijzen waarop de vaste eigen bijdrage vormgegeven kan worden. Op basis van welke criteria zal de regering de keuze voor de vormgeving van de vaste eigen bijdrage maken?

2.3 Afbouw vast voet

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook andere alternatieven heeft overwogen om het bezuinigingsbedrag te behalen, maar wel de vaste voet van 33,3% overeind te houden.

De leden van de CDA-fractie plaatsen vraagtekens bij het afbouwen van de vaste voet in de kinderopvangtoeslag. Deze leden wijzen op de afspraak dat werknemer, werkgever en overheden allen een derde betalen van de kosten van kinderopvang. De bijdrage van de overheid is inkomenafhankelijk en deze kan in een individueel geval dus meer of minder zijn dan 33%. Waar de regering het heeft over de vaste voet in de kinderopvangtoeslag betreft het de doorgifte van de werkgeversbijdrage. De leden van de CDA-fractie vinden het principieel geen goede keuze om het uitgangspunt te verlaten dat de werkgevers 33% bijdragen van de kosten van de kinderopvang. Ieder gezin zou tenminste moeten kunnen rekenen op de werkgeversbijdrage.

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het regeerakkoord? Klopt het dat er andere inkomensgrenzen bij de afbouw gehanteerd worden? Klopt het dat de toeslag nog veel sterker inkomensafhankelijk wordt dan hij eigenlijk al was in de afbouw?

Kan de regering een overzicht van de inkomenseffecten van de afbouw van de vaste voet, van de groepen die hiermee te maken krijgen en van de effecten op de arbeidsparticipatie. De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de effecten van de afbouw in een gezin waarvan een partner een hoog inkomen heeft en een partner een laag of middeninkomen heeft. Op het moment dat de partner met het lage of middeninkomen zijn of haar hele inkomen kwijt is aan de kosten van kinderopvang kan dit negatieve effecten hebben voor de arbeidsparticipatie. Op welke wijze heeft de regering hier rekening gehouden bij dit wetsvoorstel?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of deze maatregel uit het wetsvoorstel besproken is met de sociale partners en zo ja, wat zij ervan vinden. Zijn er alternatieven besproken voor de afbouw van de vaste voet van 33% naar nul?

Indien de werkgever wel betaalt voor de kosten van kinderopvang van de werknemer, maar de werknemer deze compensatie niet krijgt, heeft dit ook gevolgen voor de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden van werknemers. Hoe kijkt de regering aan tegen de vrees dat werknemers dit gecompenseerd zullen willen zien in loonsverhoging of aanvullende afspraken over vergoedingen voor de kinderopvang?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat bij de invoering van de WKO het uitgangspunt was dat ouders, werkgevers en overheid elk een derde van de kosten zouden dragen. De werkgevers leveren hun bijdrage voor alle werknemers. De bijdrage van ouders en overheid hangt af van het inkomen van de ouders. Met de afbouw van de vaste voet verlaat de regering het uitgangspunt dat de verplichte bijdrage van werkgevers is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van hun werknemers. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de reden van deze koerswijziging. Daarnaast willen deze leden weten hoe geregeld wordt dat de bij werkgevers geïnde premies voor de kinderopvang ook daadwerkelijk aan de kinderopvang besteed wordt.

2.4 Uitvoering vaste voet doelgroepouders naar Belastingdienst/Toeslagen

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat doelgroepouders zich in de toekomst enkel tot één loket kunnen richten. De leden horen graag van de regering hoe de doelgroepouders worden geïnformeerd over deze wijziging.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de overdracht van de uitvoering van de vaste voet voor doelgroepouders naar de Belastingdienst/Toeslagen. Deze leden zien dit als een win-win-situatie. De doelgroepouders kunnen bij één loket terecht, waardoor de administratieve lasten voor doelgroepouders lager worden, en aan de uitvoeringskant wordt een aanzienlijke efficiencywinst behaald.

De leden van de D66-fractie vragen of en in hoeverre de te verwachten efficiëntiewinst, te behalen bij gemeenten door de uitvoering van de vaste voet voor doelgroepouders over te hevelen, financieel is uit te drukken. Zo ja, aan welk bedrag dan gedacht moet worden?

Ook vragen de leden van de D66-fractie hoe de koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan het aantal uren van het traject naar werk voor doelgroepouders uitpakt, als één van hen niet werkt vanwege arbeidsongeschiktheid. Omdat het aantal uren kinderopvang berekend wordt op basis van de minst werkende ouder, kan de groep ouders die arbeidsongeschikt zijn en daardoor niet in staan zijn voor kinderen te zorgen tussen wal en schip belanden. Kan de regering ingaan op de relatie tussen deze problematiek en dit wetsvoorstel? Zal deze wetgeving leiden tot een dekkende oplossing voor deze problematiek?

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag meer duidelijkheid over wat er precies wordt overgedragen van gemeenten en UWV naar de Belastingdienst. Zij roepen bijvoorbeeld de schriftelijke vragen in herinnering van het lid Van Gent (Vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2474) waar de regering werd gevraagd naar de regels van gemeenten voor gezinnen waarin één van de ouders werkt en de andere ouder een dusdanige chronische ziekte heeft dat die niet voor de kinderen kan zorgen. Sommige gemeenten dragen dan toch niet bij aan de kosten van de kinderopvang. Blijft het zo dat deze situatie onder de beleidsvrijheid van gemeenten valt door middel van het zogenoemde koa-kopje? En zo ja, acht de regering dat een wenselijke situatie? Immers, voorkomen moet worden dat mensen onnodig hun baan moeten opgeven omdat ze de kinderopvang niet kunnen betalen en hun partner niet voor de kinderen kan zorgen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel de overheveling van de uitvoering van de vaste voet voor doelgroepouders van het UWV naar de Belastingdienst/Toeslagen oplevert. Genoemde leden constateren dat het budget voor de uitbetaling van het werkgeversdeel voor doelgroepers in enkele jaren is gegroeid van € 24,3 miljoen naar € 40 miljoen. Deze leden vragen of dit bedrag dat als gevolg van het wetsvoorstel ten laste komt van het Rijk in de komende jaren stabiel blijft. Zo nee, welke verwachting heeft de regering dan ten aanzien van de ontwikkeling van het benodigde budget? Deze leden vragen of de regering in dat geval ook aanvullende maatregelen overweegt en om welke maatregelen het dan gaat.

2.5 Koa-kopje

De leden van de VVD-fractie vragen of er inzicht is in het aantal personen dat gebruik maakt van het zogenaamde koa-kopje. Op welke gronden kunnen gemeenten in de toekomst bepalen of en hoe deze toeslag verstrekt wordt? Mag de gemeente hier zelf keuzes in maken? Klopt het dat gemeenten door onderhavig wetsvoorstel meer kinderopvangtoeslag (kinderopvangtoeslag en koa-gelden) kunnen verstrekken aan doelgroepouders dan in het verleden? Kunnen doelgroepouders door deze toeslag ook meer kinderopvangtoeslag ontvangen dan werkenden? Ligt het niet voor de hand om de maximale kosten die vergoed worden te maximeren of gelijk te trekken aan de toeslag die gekoppeld is aan de laagste inkomens? Kan ook de vaste eigen bijdrage per maand vergoed worden uit het koa-kopje? De leden van de VVD-fractie vragen dit omdat ze van mening zijn dat een armoedeval voorkomen moet worden wanneer de doelgroepouders gaan werken.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het koa-kopje niet wordt overgeheveld naar de Belastingsdienst/Toeslagen, maar een bevoegdheid blijft van de gemeente. De financiering vanuit het Gemeentefonds zal echter niet meer gebonden zijn aan de vaste percentages die zijn vastgelegd in de Regeling Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en ook de verplichting voor gemeenten om deze te verstrekken vervalt. Deze leden vragen of de regering haar keuze in deze nader kan motiveren. Waarom kunnen de vaste percentages en de verplichting niet gehandhaafd blijven? Wat is het voordeel van het schrappen van deze regels? Ontstaat hierdoor niet het risico dat gemeenten hun beleidsvrijheid in deze gaan gebruiken om hun beleid met betrekking tot het koa-kopje op geheel verschillende manieren in te vullen? Wat is het risico dat doelgroepouders erop achteruit zullen gaan? Acht de regering dit niet onwenselijk? Welke waarborgen zijn er om dit te voorkomen? Is het niet beter om eerst de inkomenseffecten in kaart te brengen alvorens over te gaan tot deze maatregel? Kan uit het voornemen van de regering om het bedrag wat eerst bedoeld was voor koa-kopje in het Gemeentefonds te blijven storten opgemaakt worden dat de regering het wenselijk blijft vinden dat gemeenten de vaste voet aanvullen? Zo ja, ligt het dan niet voor de hand om de verplichtingen en regels die momenteel gelden wat betreft de uitkering van dit bedrag te handhaven?

De gemeenten krijgen beleidsvrijheid in het vaststellen van de extra toelage die gemeenten uitkeren bovenop de kinderopvangtoeslag (koa-kopje)

De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat de gemeenten de beleidsvrijheid moeten krijgen om zelf de aanvullende toelage voor de kosten kinderopvang te bepalen, zodat de gemeenten maatwerk kunnen leveren.

Klopt het dat deze maatregel geen gevolgen heeft voor het deel van het gemeentefonds dat de gemeenten voor het koa-kopje kunnen aanwenden? Oftewel, hebben de gemeenten hetzelfde budget voor het koa-kopje wanneer zij vrij zijn om deze naar eigen inzicht vast te stellen als wanneer zij verplicht zijn om een bepaald percentage uit te keren?

Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de invoering van een eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang? Zal de invoering van een vaste eigen bijdrage ertoe leiden dat gemeenten aan meer gezinnen een koa-kopje of een hoger koa-kopje zal willen toekennen?

Welke signalen heeft de regering van gemeenten ontvangen over de inkomenseffecten voor doelgroepouders in verband met het vrijlaten van de gemeente bij het bepalen van het koa-kopje?

De leden van de D66-fractie constateren dat gemeenten niet langer gebonden zijn aan vaste percentages bij het toekennen van een extra bijdrage, bijvoorbeeld bij alleenstaande ouders in een traject naar werk. In hoeverre vreest de regering dat gemeenten in tijden van financiële krapte, mede veroorzaakt doordat deze regering hoge financiële lasten bij de gemeenten legt, eenvoudig kunnen snijden in deze extra bijdrage? Denkt de regering dat dit een averechts effect zal hebben op de arbeidsdeelname van, in het bijzonder, alleenstaande ouders? Zo nee, waarom niet?

3. Budgettaire gevolgen

De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de toename in de uitgaven kinderopvangtoeslag van € 40 miljoen als gevolg van deze wetswijziging. Waardoor worden de hogere kosten veroorzaakt? Welke maatregel is de oorzaak van de hogere uitgaven kinderopvang? Welke budgettaire consequenties hebben de afzonderlijke maatregelen? Hoe verhoudt dit zich tot de opbrengst die in de brief van 6 juni is vermeld van € 105 miljoen van de vaste eigen bijdrage en € 100 miljoen van de afbouw van de vaste voet in 2013?

De leden van de D66-fractie merken op dat de regering stelt dat door deze wetswijziging de uitgaven van het Rijk aan kinderopvang met € 40 miljoen toenemen. De leden van de D66-fractie willen graag weten of dit een nettobedrag is. Is deze € 40 miljoen weg te strepen tegen de onttrekking uit het gemeentefonds?

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag een toelichting op de stijging van de uitgaven met € 40 miljoen. Zij lezen nu dat de bijdrage van € 24,3 miljoen te laag is en dat de daadwerkelijke kosten € 40 miljoen bedragen. Hebben gemeenten en UWV dan jaren te weinig gecompenseerd gekregen? En waarom stijgen de kosten voor het Rijk niet met € 15,7 miljoen (40–24,3)?

Ook vragen deze leden wat het financiële gevolg gaat zijn van de afzonderlijke maatregelen in dit wetsvoorstel. Een aantal maatregelen leidt nu nog niet tot een bezuiniging, maar worden wel met het oog daarop nu voorgesteld. Wat zijn dan de voorgenomen bezuinigingen?

4. Uitvoeringstoetsen

4.1. Uitvoeringspanel SZW

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het uitvoeringspanel twijfels heeft uitgesproken over een mogelijke urenregistratie voor doelgroepers wanneer het recht op de kinderopvangtoeslag wordt gekoppeld aan het aantal uren van een traject naar werk. Kan nader toegelicht worden waar deze twijfels uit bestonden? Op welke wijze denkt de regering deze twijfels weg te kunnen nemen bij het Besluit KOT?

De leden van de D66-fractie constateren dat het uitvoeringspanel twijfels heeft bij een mogelijke urenregistratie voor doelgroepers wanneer het recht op kinderopvangtoeslag wordt gekoppeld aan het aantal uren van een traject naar werk. De leden vragen waarop deze twijfels berusten. Is het mogelijk dat deze twijfels zijn ingegeven door een toename aan administratieve lasten voor de gemeenten als gevolg van deze maatregelen? In hoeverre heeft de regering hier reeds haar standpunt over bepaald?

4.2. Belastingdienst/Toeslagen

De leden van de D66-fractie delen de wens van de Belastingdienst/toeslagen om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen over aanvullende regelgeving. Wanneer denkt de regering deze aanvullende regelgeving te kunnen presenteren?

5. Gevolgen voor de administratieve lasten

De leden van de D66-fractie constateren dat bij het inschatten van de gevolgen voor de administratieve lasten geen inschatting is gemaakt van de gevolgen van de mogelijke urenregistratie voor doelgroepers die gemeenten moeten gaan maken. Graag zouden de leden van de regering horen waarom hier niet in is voorzien.

II ARTIKELSGEWIJS

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de wet een aantal delegatiebepalingen bevat. Kan de regering per artikel toelichten waarom delegatie naar Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriele regeling wenselijk dan wel noodzakelijk is? Op welke termijn gaat de regering deze delegatiebepalingen nader invullen? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De leden van de D66-fractie constateren dat er in deze wetswijziging bevoegdheden worden overgedragen door middel van ministeriele regelingen en algemene maatregelen van bestuur. Zij vragen zich af in hoeverre deze delegaties noodzakelijk zijn en waarom de regering hiervoor gekozen heeft? Kan de regering dit per delegatie aangeven? Kan de regering aangeven hoe de nieuwe delegaties uit dit wetsvoorstel zich verhouden tot de delegatiebepalingen die nu in de Wet Kinderopvang zitten? Ook willen de leden de regering nadrukkelijk verzoeken de Kamer tijdig te informeren over de wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven en geven de regering nadrukkelijk in overweging deze delegaties tot een minimum te beperken

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering per artikel toelichten waarom delegatie naar Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling wenselijk dan wel noodzakelijk is. Genoemde leden willen weten op welk termijn de regering deze delegatiebepalingen nader gaat invullen en hoe de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Waarom is er niet voor gekozen om de aanvullende maatregelen gelijktijdig met het wetsvoorstel in te dienen?.

De voorzitter van de commissie, Van Gent

De griffier van de commissie, Post