Gepubliceerd: 30 september 2011
Indiener(s): Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33027-3.html
ID: 33027-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In november 2006 presenteerde de Europese Commissie de Mededeling Global Europe: Competing in the World, waarin zij beschrijft hoe het Europese handelsbeleid bijdraagt aan groei en werkgelegenheid in de Europese Unie (EU) en aan de concurrentiekracht van Europese bedrijven op buitenlandse markten. Onderdeel van de Global Europa-agenda is om met een aantal landen en regio’s, die op basis van economische criteria zijn geselecteerd, vrijhandelsakkoorden af te sluiten. Het doel hierbij is vrijhandelszones tot stand te brengen en zo de handel tussen de partijen te bevorderen. De inzet is dat deze vrijhandelsakkoorden complementair en ondersteunend zijn aan de multilaterale handelsafspraken in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Dit betekent dat er afspraken worden gemaakt over onderwerpen die in WTO-verband nog niet geregeld zijn, of waarover multilaterale discussie lastig is.

Het onderhavige Vrijhandelsakkoord met Korea (hierna: het Vrijhandelsakkoord) is het eerste van de nieuwe generatie vrijhandelsakkoorden van de EU in het kader van de Global Europe-agenda. De Koreaanse economie is de 14e economie ter wereld en voor de EU is Korea na de VS, Japan en China de belangrijkste handelspartner van buiten Europa. Voor Korea is de EU, na China, de grootste handelspartner. De Europese export van goederen naar Korea groeide tussen 2004 en 2008 jaarlijks met 7,5% en de EU is de grootste investeerder in Korea. In 2009 exporteerde de EU voor € 21,5 miljard aan goederen en € 6 miljard aan diensten naar Korea en importeerde voor € 32 miljard aan goederen en € 3,9 miljard aan diensten uit Korea.

Het Vrijhandelsakkoord is een ambitieus en veelomvattend vrijhandelsakkoord geworden, waarmee een vrijhandelszone tussen de EU en Korea tot stand wordt gebracht. De EU en Korea spreken af om binnen vijf jaar ruim 97% van de douanerechten op de bilaterale handelsstromen af te schaffen. De resterende tarieven zullen over een langere periode grotendeels worden uitgefaseerd. Overige onderwerpen die in het verdrag aan de orde komen, zijn: non-tarifaire belemmeringen, oorsprongsregels, handelsdefensieve maatregelen, handel in diensten, regels omtrent investeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, technische barrières, subsidies, mededinging, intellectueel eigendomsrecht en overheidsaanbestedingen. Er is ook een hoofdstuk over handel en duurzaamheid in het akkoord opgenomen, waarin de partijen zich verbinden aan de naleving van arbeids- en milieustandaarden.

De in het handelsakkoord vastgelegde afspraken worden ondersteund door een mechanisme voor het beslechten van geschillen.

Naast het Vrijhandelsakkoord hebben de EU en Korea ook een politieke samenwerkingsovereenkomst gesloten, te weten de op 10 mei 2010 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172; hierna aangeduid als Kaderovereenkomst). In deze Kaderovereenkomst worden gemeenschappelijke waarden benoemd en vastgelegd en zijn afspraken gemaakt over versterkte samenwerking op verschillende gebieden, zoals mensenrechten, economisch beleid, veiligheid en justitie, migratie, milieu en klimaat, bestrijding van criminaliteit, culturele zaken, toerisme, gezondheid en wetenschap. De kaderovereenkomst bevat ook politieke clausules, waaronder de twee zogeheten «essentiële» politieke clausules over mensenrechten en non-proliferatie van massavernietigingswapens. Aan deze clausules is een opschortingsmechanisme verbonden op basis waarvan in uitzonderlijke gevallen de toepassing van het Vrijhandelsakkoord (en de Kaderovereenkomst) kan worden opgeschort indien één van beide partijen de afspraken hierover schendt. In de Kaderovereenkomst is bepaald dat alle overeenkomsten tussen de EU en Korea die onder het toepassingsgebied van die overeenkomst vallen, integrerend onderdeel uitmaken van een gemeenschappelijk institutioneel kader. Daarmee wordt bedoeld dat deze overeenkomsten aan elkaar gekoppeld zijn en dat de elementen uit de Kaderovereenkomst, zoals de uitvoeringsbepalingen in artikel 45 daarvan, ook van toepassing zijn op andere overeenkomsten, zoals het Vrijhandelsakkoord. Het Vrijhandelsakkoord en de Kaderovereenkomst zijn derhalve juridisch en institutioneel aan elkaar gekoppeld.

Gelet het feit dat dit veelomvattende Vrijhandelsakkoord het eerste vrijhandelsakkoord is van de Global Europe-agenda en de nauwe samenhang met de kaderovereenkomst, is gekozen voor goedkeuring per wet. Eerdere correspondentie van de toenmalige bewindspersonen van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken over dit Vrijhandelsakkoord betreft de brieven aan de Tweede Kamer van 5 november 2009 (Kamerstukken II 2009/2010, 21 501-02, nr. 932), 11 maart 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 25 074, nr. 167), 23 maart 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 22 112, nr. 1000), 20 april 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 22 112, nr. 1011), 3 september 2010 (Kamerstukken II 2010/2011, 21 501-02, nr. 983) en 27 september 2010 (Kamerstukken II 2010/2011, 21 501-02, nr. 989).

2. Aard van het akkoord

De terreinen die het Vrijhandelsakkoord beslaat, vallen niet geheel onder de exclusieve competentie van de Europese Unie. Delen ervan vallen onder de gezamenlijke bevoegdheden van de EU en de lidstaten en sommige delen behoren nog tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Het akkoord heeft daardoor een gemengd karakter.

In relatie tot het Vrijhandelsakkoord is op grond van artikel 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de EU exclusief bevoegd op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de douane-unie. Artikel 4 van het VWEU bepaalt voor welke gebieden de EU en de lidstaten bevoegdheden delen. Indien in een handelsakkoord bepalingen zijn opgenomen over deze gebieden, is de EU niet uitsluitend bevoegd tot het sluiten van dat vrijhandelsakkoord, maar zijn ook de lidstaten bevoegd. Bij de volgende gebieden is er sprake van een gedeelde bevoegdheid:

  • a. interne markt;

  • b. sociaal beleid, voor de in het werkingsverdrag genoemde aspecten;

  • c. economische, sociale en territoriale samenhang;

  • d. landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

  • e. milieu;

  • f. consumentenbescherming;

  • g. vervoer;

  • h. trans-Europese netwerken;

  • i. energie;

  • j. de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht;

  • k. gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid.

Ingevolge de AETR-doctrine (zaak 22/70 van 31 maart 1971, Commissie/Raad-AETR, Jurispr. 1971, blz. 63) geldt dat indien op een dergelijk beleidsterrein volledige harmonisatie tot stand is gebracht er een exclusieve EU-bevoegdheid is. Zolang niet de interne bevoegdheid via gemeenschapswetgeving is uitgeoefend op een van die beleidsterreinen, zijn de lidstaten (extern) bevoegd, voor hetgeen nog niet door middel van EU-regels is gereguleerd.

Voorts is in artikel 6 van het VWEU nog een aantal terreinen vermeld waar de lidstaten bevoegd zijn en de EU bevoegd is de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Het gaat daarbij om de gezondheidszorg, industrie, cultuur, toerisme, onderwijs, civiele bescherming en administratieve samenwerking. Daarnaast geeft artikel 207, vierde lid, van het VWEU verdere aanwijzingen voor de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van handelsakkoorden betreffende de handel in diensten en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voor zover het handelsakkoord bepalingen bevat waarvoor het vereiste van eenparigheid van stemmen geldt indien de Unie over die onderwerpen wetgeving vast wil stellen. Tevens is eenparigheid van stemmen ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van handelsakkoorden vereist indien zij de handel in culturele en audiovisuele diensten of sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten betreffen.

In zijn algemeenheid geldt dat het antwoord op de vraag of de lidstaten exclusief bevoegd zijn, afhankelijk is van de vraag of de Unie wetgeving over het desbetreffende onderwerp heeft gemaakt. Voor zover die ontbreekt, zijn wat betreft de in artikelen 4 tot en met 6 van het VWEU vermelde terreinen, de lidstaten bevoegd en strekt de goedkeuring van een handelsakkoord door de lidstaten zich uit over die onderwerpen die door dit akkoord worden geraakt.

In artikel 7.4 van het Vrijhandelsakkoord is een aantal onderwerpen van de werking van het akkoord uitgesloten. Deze uitzonderingen betreffen audiovisuele diensten, dienstverlening in het luchtvervoer en dienstverlening in het zeevervoer (nationale cabotage) en liggen in de sfeer van bovengenoemde onderwerpen waar een gedeelde bevoegdheid voor de Unie en de lidstaten bestaat.

Resumerend en rekening houdend met de terreinen waarin in beginsel wel een gedeelde bevoegdheid bestaat maar waar de EU al heeft voorzien in regelgeving, resteert een klein aantal onderwerpen in het Vrijhandelsakkoord waarvoor (tot op zekere hoogte) een zelfstandige bevoegdheid bestaat voor de lidstaten. Het gaat daarbij om internationaal zeevervoer (hoofdstuk 7, onderafdeling F), intellectueel eigendom (hoofdstuk 10), administratieve procedures (hoofdstuk 12) voor zover ze zien op onderwerpen waarvoor een gedeelde bevoegdheid bestaat en culturele samenwerking (Protocol betreffende culturele samenwerking). In de artikelsgewijze toelichting zal per onderwerp worden aangegeven wanneer sprake is van een bevoegdheid voor de lidstaten. Goedkeuring van het Vrijhandelsakkoord betekent dat voor deze onderwerpen latere wijzigingen van de bijlagen die betrekking hebben op deze onderwerpen en uitvoeringstechnisch van aard zijn, zich ook uitstrekt tot de deze wijzigingen.

3. Verloop van de Onderhandelingen

Onderhandelingstraject

De Europese Raad gaf op 23 april 2007 de Europese Commissie het mandaat om de onderhandelingen met Korea te openen met als doel het tot stand brengen van een vrijhandelsgebied tussen beide partijen. De onderhandelingen gingen op 6 mei 2007 te Seoel van start, waarna er acht officiële onderhandelingsrondes volgden. De lidstaten van de EU werden via het Comité handelspolitiek (ex artikel 133-Comité) van de Europese Raad mondeling en schriftelijk regelmatig van het verloop van de onderhandelingen met Korea op de hoogte gehouden. Ook het Europees Parlement is via de Commissie Internationale Handel (INTA) regelmatig over de ontwikkelingen geïnformeerd.

De parafering van het Vrijhandelsakkoord door de EU-Commissaris voor Handel en de Koreaanse minister van Handel te Brussel op 15 oktober 2009, markeerde het einde van de onderhandelingen. De ondertekening van dit Vrijhandelsakkoord was op 6 oktober 2010 tijdens de EU-Korea Top in Brussel.

Het Europees Parlement heeft op 17 februari 2011 het Vrijhandelsakkoord goedgekeurd en Koreaanse Parlement op 4 mei 2011. Het Vrijhandelsakkoord treedt in werking nadat ook de nationale parlementen van de EU-lidstaten goedkeuring hebben verleend. Vanwege de verschillende ratificatieprocedures in de EU-lidstaten, is de verwachting dat dit nog één tot twee jaar kan gaan duren. De EU is echter op 1 juli 2011 al overgegaan tot voorlopige toepassing van dit Vrijhandelsakkoord, in afwachting van de voltooiing van de ratificatieprocedures, zodat Europese bedrijven en consumenten snel kunnen profiteren van de voordelen van het akkoord.

In het Besluit 2011/265/EU van de Raad van 16 september 2010 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (PbEU 2011, L127/1) worden van voorlopige toepassing uitgesloten de artikelen 10.54 en 10.61 van het Vrijhandelsakkoord (de strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten) en een aantal bepalingen uit het Protocol betreffende culturele samenwerking (artikelen 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 8, 9 en 10). Deze bepalingen behoren uitdrukkelijk niet tot de bevoegdheid van de EU.

Op 1 juni 2011 trad in werking de Verordening (EU) nr. 511/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule in het Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Pb. EU 2011, L 145/0019, hierna: de vrijwaringsverordening). De vrijwaringsverordening voorziet in de mogelijkheid voor de Europese industrie om maatregelen te nemen indien de invoer uit Korea (als gevolg van de overeengekomen verlaging of afschaffing van de douanerechten) zodanig stijgt, dat schade wordt toegebracht aan de hiermee concurrerende Europese producenten. Het Europees Parlement is als medewetgever betrokken bij de vormgeving van de vrijwaringsverordening. Voor nadere uitleg over het voorstel van de vrijwaringsverordening wordt verwezen naar het BNC-fiche van 23 maart 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 22 112, nr. 1000).

Discussiepunten

De onderhandelingen verliepen over het algemeen voorspoedig. Het tempo van onderhandelen lag hoog en over de meeste onderdelen van het Vrijhandelsakkoord ontstond vrij snel overeenstemming. Niettemin gaf een aantal onderwerpen aanleiding tot discussie, zowel tussen de EU en Korea, als tussen de EU lidstaten onderling. De drie belangrijkste discussiepunten waren het opnemen van een «duty drawback» regeling, de bescherming van de Europese auto-industrie en de status van de Noord-Koreaanse industriezone Kaesong.

De vraag van Korea om de mogelijkheid tot teruggave van douanerechten (duty drawback) te behouden, lag bij de EU erg moeilijk. Duty drawback is een gehele of gedeeltelijke teruggave van invoerrechten voor ruwe grondstoffen of halffabrikaten uit derde landen (bijvoorbeeld China) die op de lokale markt (bijvoorbeeld Korea) worden gebruikt voor verwerking in goederen bestemd voor de export (bijvoorbeeld EU). Korea heeft in al haar handelsakkoorden een duty drawback regeling opgenomen. Voor de EU is het niet gebruikelijk dat een dergelijke regeling wordt opgenomen in vrijhandelsakkoorden met een gelijkwaardige partner zoals Korea. De EU heeft nu een clausule bedongen op basis waarvan het maximumtarief van de douanerechten op producten die uit een derde land worden geïmporteerd en die kunnen worden teruggevraagd, beperkt wordt tot 5%. Van dit mechanisme kan gebruikt worden gemaakt als na een overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het Vrijhandelsakkoord, de handelsstromen zodanig veranderen dat het voordeel van de duty drawback-regeling voor producten van de ene partij negatieve gevolgen heeft voor producenten van de andere partij.

Daarnaast meenden enkele EU-lidstaten dat er te weinig rekening werd gehouden met de defensieve belangen van de auto-industrie. Er is aan de wensen van deze lidstaten tegemoet gekomen door de voorlopige toepassing uit te stellen met een half jaar tot 1 juli 2011 ten opzichte van de oorspronkelijk geplande datum van 1 januari 2011. Dit geeft de auto-industrie meer tijd om zich aan de veranderde marktomstandigheden aan te passen. Ook is inwerkingtreding van de bilaterale vrijwaringsverordening een voorwaarde geworden voor de voorlopige toepassing van het Vrijhandelsakkoord. Dit zorgt ervoor dat de Europese industrie maatregelen kan nemen indien de invoer uit Korea als gevolg van de overeengekomen verlaging of afschaffing van de douanerechten zodanig stijgt, dat hierdoor schade wordt toegebracht aan de hiermee concurrerende Europese producenten. Verder is afgesproken dat eventuele additionele toezeggingen van Korea aan de VS in het kader van het Vrijhandelsakkoord tussen Korea en de VS, ook aan de EU zullen worden toegekend. Dit voorkomt dat de Europese industrie achtergesteld wordt bij de Amerikaanse industrie.

Ook kwam bij de onderhandelingen de vraag aan de orde in hoeverre goederen geproduceerd op het Noord-Koreaanse bedrijventerrein Kaesong konden worden geaccepteerd als Koreaanse goederen en daarmee onder het te sluiten Vrijhandelsakkoord vallen. Korea ziet deze industriële zones als een potentieel bruggenhoofd voor een mogelijke Noord-Zuid hereniging en hecht hier daarom veel waarde aan. Er is nu onder het Vrijhandelsakkoord een werkgroep ingesteld die zal toetsen of de omstandigheden op het Koreaanse schiereiland geschikt zijn voor de ontwikkeling van meer van dergelijk industriële zones, en of die zones dan voldoen aan de nog vast te stellen criteria voor preferentiële behandeling onder het Vrijhandelsakkoord.

4. Beoordeling van de het Vrijhandelsakkoord

Inzet Nederland

Nederland zette zich in voor een ambitieus, veelomvattend en evenwichtig vrijhandelsakkoord met Korea in overeenstemming met de WTO-regels en -verplichtingen, gericht op een geleidelijke, vergaande en wederzijdse liberalisering van de handel in goederen en diensten, alsmede voor het vastleggen van regels voor overige handelsgerelateerde kwesties. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland in het bijzonder ingezet op sectoren in Korea die nieuwe exportmogelijkheden bieden voor Nederlandse bedrijven, zoals chemie, landbouw, elektronica en dienstverlening. Het ging hierbij zowel om het verminderen van de tarifaire als non-tarifaire belemmeringen.

Nederland heeft zijn offensieve en defensieve belangen op verscheidene manieren in kaart gebracht. Zo zijn vragenlijsten verstuurd aan bedrijven die in Korea actief zijn, of interesse hebben om actief te worden. Daarnaast zijn hoorzittingen voor het bedrijfsleven georganiseerd in samenwerking met VNO-NCW en individuele gesprekken gevoerd met ondernemingen, maatschappelijke organisaties en brancheorganisaties. Aan de hand van de verzamelde informatie zijn meerdere gesprekken gevoerd met de Europese Commissie om daar de Nederlandse belangen zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. Ook heeft Nederland op basis van deze informatie non-papers ingediend om commentaar te geven op voorgestelde onderhandelingsmandaten en onderhandelingsteksten.

Parallel aan de onderhandelingen is er in opdracht van de Europese Commissie een gedetailleerde studie gedaan naar de economische, sociale en milieugevolgen van het Vrijhandelsakkoord («sustainability impact assessment»). Op basis van deze informatie heeft Nederland steeds nadrukkelijk bepleit dat er een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling in het Vrijhandelsakkoord zou moeten worden opgenomen, waarin de partijen zich verbinden aan de naleving van arbeids- en milieustandaarden.

Onderhandelingsresultaat

Het kabinet is uitermate tevreden met het bereikte onderhandelingsresultaat en is voorstander van een snelle inwerkingtreding. De totstandkoming van de vrijhandelszone tussen de EU en Korea zal actuele handelsbelemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven wegnemen en kansen creëren voor nieuwe handel met Korea. Zo levert het afschaffen van de Koreaanse douanerechten op Europese producten het bedrijfsleven een jaarlijkse besparing van € 1,6 miljard op. De EU zal zelf voor € 1,1 miljard aan douanerechten op Koreaanse producten afschaffen. Dit is goed nieuws voor consumenten, omdat de producten uit Korea zo goedkoper zullen worden. Daarnaast worden non-tarifaire belemmeringen zoals afwijkende productstandaarden en dubbele testprocedures aangepakt, om zo de handel tussen beide partijen te stimuleren. Het Vrijhandelsakkoord biedt ook betere markttoegang voor zakelijke dienstverleners.

De totstandkoming van dit Vrijhandelsakkoord is daarnaast een belangrijk politiek signaal. De EU sluit zich, ondanks protectionistische neigingen van anderen, niet af voor open en duurzame handel. Het ondersteunt de visie van het kabinet dat handel een uitweg uit de economische crisis is en dat actief beleid nodig is om markttoegang te verkrijgen en te behouden.

Uit het Vrijhandelsakkoord vloeien geen ingrijpende aanpassingen van EU- of nationale wet- en regelgeving voort. Alleen voor de implementatie van hoofdstuk 7, afdeling D (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) is aanpassing van nationale regelgeving nodig. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 7. De Europese Commissie heeft bij de onderhandelingen goed rekening gehouden met het bestaande communautaire acquis, waarvan de Nederlandse wet- en regelgeving is afgeleid. Het kabinet is daarnaast van oordeel dat het handelsakkoord in overeenstemming is met de door de Europese Raad aan de Europese Commissie verstrekte onderhandelingsrichtsnoeren.

Door de vergaande liberalisering wordt voldaan aan artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (Trb. 1950, 440) dat stelt dat vrijwel de gehele handel tussen beide partijen van een vrijhandelszone binnen een redelijke termijn geliberaliseerd zou moeten zijn. In het Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel is aangegeven dat een redelijke termijn alleen in uitzonderlijke gevallen langer kan duren dan tien jaar. Er is in WTO kader niet vastgelegd wat vrijwel de gehele handel precies behelst, maar er is een praktijk ontstaan waarbij in vrijhandelsverdragen binnen een termijn van doorgaans 10–12 jaar ongeveer 90% van de onderlinge handel tussen beide partijen wordt vrijgemaakt. Het Vrijhandelsakkoord tussen de EU en Korea voldoet aan dit criterium.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Het Vrijhandelsakkoord bestaat uit vijftien hoofdstukken, drie protocollen, diverse bijlagen en memoranda van overeenstemming.

Hoofdstuk 1. Doelstellingen en algemene definities

(artikelen 1.1–1.2)

Hoofdstuk 1 geeft aan dat met dit Vrijhandelsakkoord een vrijhandelszone tussen de partijen tot stand wordt gebracht. De doelstellingen zijn algemeen verwoord en gericht op het liberaliseren en promoten van de handel in een zo breed mogelijk kader. Dit Vrijhandelsakkoord gaat dientengevolge niet alleen over handel in goederen en diensten, maar ook over gerelateerde handelsdisciplines zoals mededinging, overheidsaanbestedingen, intellectueel eigendomsrechten en duurzame ontwikkeling. Daarnaast legt het eerste hoofdstuk een aantal algemene definities vast.

Hoofdstuk 2. Nationale behandeling en markttoegang voor goederen

(artikelen 2.1–2.7)

Hoofdstuk 2 vormt de kern van het Vrijhandelsakkoord, omdat hier de voorwaarden worden neergelegd voor de liberalisering van de handel in goederen. Dit is een essentieel onderdeel voor het tot stand brengen van een vrijhandelszone. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de afschaffing van douanerechten en het wegnemen van niet-tarifaire belemmeringen.

Wat betreft de douanerechten zijn de EU en Korea overeengekomen om de liberalisering snel uit te voeren. Zo wordt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het Vrijhandelsakkoord ruim 97% van alle douanerechten voor zowel industrie- als landbouwproducten afgeschaft. Voor de resterende tarieven gelden langere overgangsperioden, oplopend tot 21 jaar. Enkele gevoelige landbouwproducten zijn uitgezonderd van de tariefliberalisering om de eigen industrie te beschermen. Zo heeft Korea bijvoorbeeld ginseng en knoflook uitgezonderd van tariefliberalisering en de EU bepaalde graanproducten.

Op welke manier en in hoeveel termijnen de invoerrechten van de producten moeten worden afgeschaft is uitgelegd in bijlage 2-A behorend bij hoofdstuk 2. Elk product behoort tot een categorie. Per categorie staat aangegeven in hoeveel gelijke termijnen van één jaar de douanerechten worden afgeschaft. Als een product in categorie «0» valt, betekent dit dat de douanerechten onmiddellijk worden afgeschaft zodra het Vrijhandelsakkoord wordt toegepast. Als een product bijvoorbeeld in categorie «3» valt, betekent dit dat het invoertarief na vier jaar na toepassing van dit akkoord volledig moet zijn afgeschaft. Producten uit categorie «X» zijn uitgezonderd van tariefliberalisering. De schema’s met de producten en bijbehorende categorieën bevinden zich in bijlage 2-A-1 (Korea) en bijlage 2-A-2 (EU) regelingen.

(artikelen 2.8–2.17)

De partijen verplichten zich in hoofdstuk 2 onder meer tot het principe van «nationale behandeling». Dit wil zeggen dat geïmporteerde en binnenlands geproduceerde goederen gelijk moeten worden behandeld door elk van de partijen. Verder wordt er een Comité voor de handel in goederen opgericht. Hierin kunnen de EU en Korea kwesties die verband houden met de handel in goederen opbrengen. Ook kan dit comité douanerechten versneld afschaffen als beide partijen hiermee instemmen. Het comité kan op verzoek van één van de partijen bijeengeroepen worden.

Daarnaast hebben de EU en Korea specifieke afspraken gemaakt over het aanpakken van niet-tarifaire belemmeringen. Niet-tarifaire belemmeringen zijn alle handelsbarrières anders dan tarieven en kunnen veel verschillende vormen aannemen. De kosten van niet-tarifaire belemmeringen zijn vaak hoger dan tariefkosten en vooral problematisch voor het midden- en kleinbedrijf. Er is gekozen om specifieke afspraken te maken voor de niet-tarifaire belemmeringen in de elektronicasector, automobielsector, farmaceutische producten en medische hulpmiddelen en voor de chemiesector. Deze sectoren zijn gekozen omdat Koreaanse en Europese bedrijven hier hadden aangegeven de meeste handelsbelemmeringen te ondervinden. Het gaat daarbij om niet-tarifaire belemmeringen die erg technisch en gedetailleerd van aard zijn. Dit is het eerste vrijhandelsakkoord van de EU waarin specifieke afspraken zijn gemaakt voor afzonderlijke sectoren. Deze afspraken zijn opgenomen in bijlage 2-B van dit Vrijhandelsakkoord.

(bijlage 2-B: Elektronica)

Deze bijlage heeft als doel duplicatie van omslachtige en dure test- en certificeringsprocedures in de elektronicasector weg te nemen. Tot nu toe zijn elektronicaleveranciers uit de EU bijvoorbeeld verplicht om specifieke Koreaanse veiligheidstesten te ondergaan en certificeringprocedures te doorlopen voordat zij hun producten op de Koreaanse markt mochten verkopen. Deze bijlage zorgt ervoor dat de EU en Korea elkaars testresultaten en certificaten erkennen, waardoor dit dubbele testen niet meer nodig is. Dit scheelt tijd en geld voor elektronicabedrijven.

De EU en Korea hebben hiervoor regels opgesteld hoe leveranciers kunnen bevestigen dat producten voldoen aan de in het land van invoer geldende technische en veiligheidsvoorschriften. Voor deze afspraken is een overgangsperiode overeengekomen van drie jaar. Voor een aantal producten kunnen partijen onder voorwaarden nog verplichte goedkeuring door een derde of certificering blijven voorschrijven, als er bijvoorbeeld dwingende redenen zijn in verband met de menselijke gezondheid en de veiligheid.

(bijlage 2-C: Motorvoertuigen en delen)

De in deze bijlage opgenomen regelingen richten zich op de wederzijdse erkenning van veiligheids- en milieustandaarden voor motorvoertuigen en onderdelen daarvan. Het gebrek aan harmonisatie en erkenning van internationale standaarden door Korea was voor EU-autoproducenten een belangrijk obstakel voor de uitvoer van hun modellen naar Korea. Door dit Vrijhandelsakkoord accepteert Korea auto’s op haar markt die voldoen aan internationale of EU-standaarden. Dit betekent dat het voor EU auto-exporteurs niet meer nodig is om extra veiligheidstesten of testprocedures uit te voeren om te voldoen aan specifieke Koreaanse technische voorschriften.

De EU en Korea erkennen dat het Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen (WP.29) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) de relevante internationale normalisatie-instelling is. De EU en Korea zullen gedurende een overgangsperiode van vijf jaar bepaalde regelgeving (EU één standaard, Korea 29 standaarden) aanpassen aan de overeenkomstige VN/ECE-voorschriften of aan andere internationale technische voorschriften. Verder verbinden partijen zich ertoe om nieuwe interne technische regelgeving af te stemmen op internationale normen of standaarden. Ook zien partijen ervan af andere nieuwe maatregelen in te stellen die de voordelen van de markttoegang op grond van deze bijlage, ongedaan maken of beperken.

Korea gaat daarnaast eenzijdige verbintenissen aan met betrekking tot de erkenning van boorddiagnosesystemen (OBD) voor voertuigen met een benzinemotor. Korea zal voertuigen die zijn uitgerust zijn met OBD die voldoen aan de Euro-6 norm beschouwen als in overeenstemming met de Koreaanse OBD-normen voor emissiearme voertuigen. Tijdens een overgangsregeling tot eind 2013, of als dat vroeger is, de invoering van de Euro-6 norm, staat Korea binnen vastgestelde quota de verkoop toe van voertuigen die uitgerust zijn met Euro-5 conforme OBD. Deze overgangsbepaling is al op 1 januari 2010 ingegaan. Ook ten aanzien van emissienormen voor voertuigen met benzinemotoren heeft Korea een eenzijdige overgangsregeling getroffen voor EU autoproducenten op basis van historische verkopen en jaarlijkse gemiddelde uitstoot. Met deze eenzijdige regelingen worden belangrijke markttoegangsbelemmeringen voor EU autoproducten weggenomen en voorkomen.

Deze bijlage bevat ook een meestbegunstigingsbepaling met betrekking tot interne belastingen en emissievoorschriften. Dit wil zeggen dat de partijen hebben afgesproken om producten van oorsprong uit de andere partij niet minder gunstig te behandelen dan soortgelijke producten uit derde landen.

Voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de afspraken wordt een Werkgroep motorvoertuigen en delen opgericht. Verder is ook hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) op deze bijlage van toepassing. Op verzoek van de Europese auto-industrie is de termijn verkort waarbinnen het arbitragepanel uitspraak moet doen. In plaats van de gebruikelijke 120 dagen, is het arbitragepanel verplicht binnen 75 dagen een uitspraak te doen over mogelijk onterechte handelsbelemmeringen in de autosector.

(bijlage 2-D: Farmaceutische producten en medische hulpmiddelen)

Het belangrijkste doel van deze bijlage is om meer transparantie en voorspelbaarheid in het vergoedingenbeleid voor medicijnen te bewerkstelligen. Net als in veel EU-lidstaten bepaalt de Koreaanse gezondheidsautoriteit de prijs waarvoor medicijnen bij een gezondheidsverzekeraar worden vergoed. Bij Europese farmaciebedrijven was het onduidelijke stelsel van prijsstelling en vergoeding in Korea echter een doorn in het oog. In deze bijlage zijn nu bindende afspraken opgenomen over transparantie ten aanzien van deze procedures, voorschriften en criteria voor de prijsstelling en vergoeding van farmaceutische producten en medische hulpmiddelen door gezondheidszorgautoriteiten. Besluiten moeten gebaseerd zijn op criteria die objectief en duidelijk zijn.

(bijlage 2-E: Chemische stoffen)

De EU en Korea bevestigen in deze bijlage hun gemeenschappelijke doelstellingen en principes, zoals de totstandbrenging van concurrerende marktvoorwaarden, de waarborging van een hoog niveau van bescherming van volksgezondheid en milieu, en de bevordering van best practices voor het beheer van chemische stoffen. De EU en Korea erkennen het belang van transparantie ten aanzien van de inhoud van hun wet- en regelgeving en andere algemene maatregelen op het gebied van chemische stoffen. Ook het belang van samenwerking op het gebied van goede laboratoriumpraktijken en het uitvoeren van proeven wordt onderstreept. Door het Vrijhandelsakkoord hoeft er geen Europese regelgeving in de chemische sector te worden aangepast.

Hoofdstuk 3. Handelsmaatregelen

Het hoofdstuk over handelsmaatregelen bevat bepalingen die verband houden met het gebruik van het handelsdefensieve instrumentarium. Onder het handelsdefensief instrumentarium vallen drie instrumenten: antidumpingmaatregelen, compenserende heffingen en vrijwaringsmaatregelen. In de WTO zijn hiervoor internationale regels overeengekomen om de door afbouw van douanerechten verkregen markttoegang veilig te stellen en te voorkomen dat met behulp van deze instrumenten nieuwe handelsbelemmeringen worden opgeworpen. De EU en Korea bevestigen in dit hoofdstuk dat ze hun rechten en plichten onder de WTO respecteren en alleen handelsdefensieve maatregelen zullen instellen als dit noodzakelijk is. Daarnaast garanderen ze een eerlijke behandeling aan alle partijen als er een handelsdefensieve maatregel wordt ingesteld. Dit is al standaard in de EU-regelgeving.

(artikelen 3.1–3.5)

Het Vrijhandelsakkoord bevat een bilateraal vrijwaringsmechanisme, dat een partij in staat stelt om de eigen producenten te beschermen wanneer door de verlaging of afschaffing van een invoertarief door dit Vrijhandelsakkoord, goederen van oorsprong uit de andere partij in zulke grote hoeveelheden worden ingevoerd en onder zulke omstandigheden dat de binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten hierdoor ernstige schade (dreigen) te lijden.

Deze vrijwaringsmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van een opschorting van de in het Vrijhandelsakkoord voorziene verdere verlaging van het invoertarief (van het betreffende goed) of een verhoging van het invoertarief (van dat goed) tot het MFN-tarief. Het MFN-tarief (van Most Favoured Nation) is het invoertarief dat WTO-leden elkaar op basis van het principe van meestbegunstigde natie toekennen. Een bilaterale vrijwaringsmaatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast en kan met maximaal twee jaar worden verlengd (indien wordt vastgesteld dat de maatregel noodzakelijk blijft). De interne procedures voor de toepassing van dit bilaterale vrijwaringsmechanisme zullen voor de EU verder worden uitgewerkt in een verordening.

(artikel 3.6)

Voor bepaalde landbouwproducten kunnen specifieke landbouwvrijwaringsmaatregelen worden toegepast als het totale invoervolume voor dat product een drempelvolume overstijgt. Een dergelijke landbouwvrijwaringsmaatregel mag echter niet tegelijkertijd met een bilaterale vrijwaringsmaatregel of een vrijwaringsmaatregel in het kader van de WTO op hetzelfde product worden toegepast.

De Bijlage bij hoofdstuk 3 vermeldt de producten die voorwerp van landbouwvrijwaringsmaatregelen kunnen zijn, de drempelvolumes voor de toepassing van dergelijke maatregelen, het maximumvrijwaringsrecht dat elk jaar voor elk van die producten kan worden toegepast en de termijn waarna de instelling of handhaving van landbouwvrijwaringsmaatregelen niet meer is toegestaan.

(artikel 3.7)

De EU en Korea behouden hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX GATT 1994 en de WTO Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

(artikelen 3.8–3.15)

Partijen behouden hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI GATT 1994, de WTO Antidumpingovereenkomst en de WTO Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumpingrechten en compenserende rechten de relevante WTO-voorschriften volledig moeten worden gerespecteerd en dat die rechten op een eerlijk en doorzichtig systeem moeten worden gebaseerd. Een voorbeeld van een bepaling uit dit Vrijhandelsakkoord dat aanvullend is aan de genoemde WTO overeenkomsten, is dat Europese belanghebbenden bij antidumping- of antisubsidieonderzoeken niet verplicht zijn hun documenten ook in het Koreaans in te brengen. Het gebruik van de Engelse taal zal ook door Korea worden geaccepteerd. Dit voorkomt kostbare vertalingen.

(artikel 3.16)

Onder dit Vrijhandelsakkoord wordt een werkgroep opgericht als forum voor dialoog over samenwerking bij handelsmaatregelen. In deze werkgroep zullen overheidsvertegenwoordigers van de EU en Korea plaatsnemen. Aan EU-zijde zal deze vertegenwoordiging bestaan uit experts van de Europese Commissie op ambtelijk niveau. Dit stelt de bevoegde autoriteiten in staat om het inzicht in de wet- en regelgeving inzake handelsmaatregelen, het handelsbeleid en handelspraktijken en de samenwerking op handelsterrein te vergroten.

Hoofdstuk 4. Technische handelsbelemmeringen

Dit hoofdstuk heeft ten doel om de handelsbelemmeringen tussen de EU en Korea die voortvloeien uit technische voorschriften, normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en andere vereisten te verminderen en zo de handel tussen de beide partijen te bevorderen. Partijen herbevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge de WTO Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen. Daarnaast versterken de EU en Korea hun bilaterale samenwerking op dit terrein, om bijvoorbeeld onnodige verschillen in technische voorschriften voor producten te voorkomen.

(artikel 4.4)

Partijen komen overeen om internationale normen te gebruiken als basis voor technische voorschriften en om informatie uit te wisselen over technische voorschriften. Ook waarborgen zij dat marktdeelnemers en andere belanghebbenden van de andere partij op niet-discriminatoire basis kunnen deelnemen aan openbare raadplegingen over de ontwikkeling van technische voorschriften.

(artikel 4.5)

De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid bestaat aan mechanismen die ervoor zorgen dat de resultaten van de op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen gemakkelijker worden aanvaard en verbinden zich ertoe om meer informatie met elkaar hierover uit te wisselen.

(artikel 4.9)

Technische voorschriften kunnen geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op merktekens of etikettering. Dit artikel stelt voorwaarden vast voor het gebruik van verplichte merktekens of etikettering van producten. Partijen streven ernaar om vereisten voor verplichte merktekens of etikettering tot een minimum te beperken. Ook spreken ze af dat dergelijke vereisten niet worden opgesteld met het doel om onnodige belemmeringen voor de internationale handel te creëren.

(artikel 4.10)

De EU en Korea zetten een coördinatiemechanisme op om de tenuitvoerlegging en de samenwerking bij alle aangelegenheden die met dit hoofdstuk verband houden te vergemakkelijken. De coördinatoren worden genoemd in de Bijlage bij hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 5. Sanitaire en Fytosanitaire maatregelen

(artikelen 5.1–5.11)

Dit hoofdstuk heeft tot doel de negatieve gevolgen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen voor de handel tussen de EU en Korea te beperken, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Verder is het doel van dit hoofdstuk om de samenwerking tussen partijen op het gebied van dierenwelzijn te versterken. Ook willen de partijen de transparantie vergroten als het gaat om het opstellen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

De EU en Korea bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge de WTO SPS-overeenkomst. Dit hoofdstuk voorziet in verplichtingen met betrekking tot transparantie en de uitwisseling van informatie, de gemeenschappelijke ontwikkeling en toepassing van internationale normen en bevat een procedure voor de erkenning van ziekte- of plagenvrije gebieden. Ten slotte omschrijft dit hoofdstuk de taken van het onder dit Vrijhandelsakkoord op te richten Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen. Indien zich problemen voordoen bij de toepassing van sanitaire en fytosanitaire-maatregelen kunnen partijen dit comité met spoed bijeenroepen voor overleg.

Hoofdstuk 6. Douane en handelsbevordering

(artikelen 6.1–6.16)

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen over douanesamenwerking en handelsbevordering. Met handelsbevordering worden de maatregelen bedoeld die handelsregelingen en procedures vereenvoudigen en moderniseren, in het bijzonder met betrekking tot invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en doorvoerprocedures voor goederen. Dit hoofdstuk bouwt voort op internationale standaarden.

De EU en Korea komen een aantal beginselen overeen voor de ontwikkeling en toepassing van dergelijke voorschriften en procedures om te waarborgen dat deze efficiënt, evenredig, transparant en voorspelbaar zijn. Dit Vrijhandelsakkoord biedt daarmee een uitgebreide maatstaf voor de toepassing van moderne en handelsvriendelijke douaneprocedures. Partijen komen onder meer overeen om documentatie- en datavereisten te harmoniseren en te baseren op aanvaarde internationale standaarden. Ook voorziet het Vrijhandelsakkoord in een dialoog met vertegenwoordigers van de handelssector en belanghebbenden over nieuwe of gewijzigde voorschriften en procedures voordat deze worden vastgesteld.

Ter bevordering van de transparantie en de rechtszekerheid voorziet het Vrijhandelsakkoord in besluiten vooraf (advance rulings) over de tariefindeling en oorsprong van goederen, beroepsprocedures in douanezaken, regels met betrekking tot in verband met in- of uitvoer opgelegde vergoedingen en heffingen en regels met betrekking tot de publicatie van relevante wet- en regelgeving. Om de grensprocedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen, zijn in dit hoofdstuk ook bepalingen opgenomen over risicobeheersing, vereenvoudigde douaneprocedures voor specifieke handelaren en een verbod op het vereisen van inspecties voorafgaand aan verzending.

Het onder het Vrijhandelsakkoord op te richten Douanecomité waarborgt de goede werking van dit hoofdstuk. Dit comité kan resoluties, aanbevelingen of adviezen formuleren die het noodzakelijk acht voor het bereiken van de gezamenlijke doelstellingen. Het Douanecomité komt jaarlijks bijeen. Tussen de jaarlijkse bijeenkomsten van het douanecomité door, kunnen op verzoek van de EU of Korea bijeenkomsten plaatsvinden en kan nauw samengewerkt worden via informele kanalen en en marge van internationale bijeenkomsten van bijvoorbeeld de Wereld Douaneorganisatie of de WTO.

Hoofdstuk 7. Handel in diensten, vestiging en elektronische handel

Dit is het meest ambitieuze dienstenhoofdstuk dat de EU ooit in een vrijhandelsakkoord heeft bereikt. Het Vrijhandelsakkoord gaat veel verder dan Korea’s huidige verplichtingen onder de Algemene Overeenkomst over Handel in Diensten (General Agreement on Trade in Services, GATS), van de WTO, en het Koreaanse aanbod in de onderhandelingen van de Doha Ontwikkelingsagenda. Het wordt voor EU-satellietdiensten (telefoon en TV) nu bijvoorbeeld toegestaan om direct grensoverschrijdende diensten aan te bieden. Het is dus niet meer noodzakelijk om een verbintenis aan te gaan met een Koreaanse aanbieder. Een ander voorbeeld is dat Europese advocatenkantoren nu kantoren in Korea kunnen openen om buitenlandse investeerders of Koreaanse cliënten te adviseren over niet-Koreaanse wetten.

In dit hoofdstuk worden de regels vastgelegd voor de geleidelijke en wederzijdse liberalisering van de handel in diensten, van het recht van vestiging en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ook gesproken over de liberalisering van investeringen. Deze afspraken zijn niet van toepassing op overheidsopdrachten of op door een partij verstrekte subsidies (artikel 7:1).

(artikelen 7.4–7.8)

Deze bepalingen zijn van toepassing op maatregelen van partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening. Uitgezonderd zijn audiovisuele diensten, nationale cabotage in het zeevervoer en binnenlandse en internationale luchtvervoersdiensten en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten. Onder grensoverschrijdende dienstverlening wordt verstaan het verlenen van een dienst vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij (de dienst gaat de grens over) en op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van de diensten uit de andere partij (consumptie in het buitenland).

De EU en Korea gaan verbintenissen aan ten aanzien van markttoegang voor diensten en dienstverleners uit de andere partij. Deze verbintenissen en de uitzonderingen zijn per subsector van dienstverlening opgenomen in bijlage 7-A. Daarnaast spreken de partijen het principe van nationale behandeling af. Dit wil zeggen dat zij diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig behandelen dan eigen soortgelijke diensten en dienstverleners. Ook is op deze afspraken een meestbegunstigingsclausule van toepassing. Deze bepaalt dat elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig behandelt dan dat zij soortgelijke diensten en dienstverleners uit derde landen in het kader van een na de inwerkingtreding van dit Vrijhandelsakkoord ondertekende handelsovereenkomst behandelt. In bijlagen 7-B en 7-C zijn uitzonderingen op de meestbegunstigingsclausule opgenomen.

(artikelen 7.9–7.16)

De EU en Korea zijn voor het recht van vestiging vergelijkbare bepalingen overeengekomen als voor het recht van grensoverschrijdende dienstverlening ten aanzien van markttoegang, nationale behandeling en meestbegunstiging. Het doel is om het onderlinge investeringsklimaat en met name de wederzijdse voorwaarden voor vestiging te verbeteren. Onder vestiging wordt verstaan de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon, of de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegenwoordiging. Het toepassingsbereik van deze bepalingen omvat naast dienstverlening ook een aantal sectoren op het gebied van industrie en landbouw. Uitgezonderd zijn echter de winning, vervaardiging en verwerking van nucleair materiaal en de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel. Verder zijn diensten die van artikelen 7.4–7.8 zijn uitgezonderd, ook hier buiten het toepassingsgebied gehouden.

De afspraken staan niet in de weg aan gunstiger bepalingen die van toepassing zijn op de bescherming van investeringen, inclusief procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat. Artikel 7.15 garandeert de rechten en verplichtingen van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling indien daar in een bestaande of toekomstige internationale investeringsovereenkomst is voorzien. Ten slotte voorziet artikel 7.16 in een evaluatie van wetgeving over investeringen, het investeringsklimaat en de onderlinge investeringsstromen.

Het Vrijhandelsakkoord bevat geen apart hoofdstuk over investeringen, omdat de onderhandelingen voor dit akkoord vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gestart zijn en de EU op dat moment geen exclusieve bevoegdheid had op het gebied van buitenlandse directe investeringen. Artikel 7.16 legt de partijen echter wel de verplichting op om hun wetgeving inzake investeringen regelmatig te evalueren. Derhalve zullen Nederland en de EU als partijen bij het Vrijhandelsakkoord aan deze evaluatieverplichting moeten voldoen. Het evalueren van de nationale wetgeving op het gebied van investeringen valt derhalve onder de bevoegdheid van de lidstaten, terwijl de EU uiteraard bevoegd is om bestaande relevante EU regelgeving ten aanzien van investeringen te evalueren.

(artikelen 7.17–7.20)

Deze artikelen zijn van toepassing op maatregelen van de partijen betreffende de toegang en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel (waaronder zakelijke bezoekers en binnen de onderneming overgeplaatste personen), afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep. Dit hoofdstuk is echter niet van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoeken, of op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.

Voor de sectoren die geliberaliseerd worden met betrekking tot het recht van vestiging, staan de EU en Korea investeerders van de andere partij toe natuurlijke personen uit die andere partij naar hun vestiging over te plaatsen, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel of afgestudeerd stagiair zijn. De duur van het tijdelijke verblijf bedraagt ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste personen, ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers en ten hoogste een jaar voor afgestudeerde stagiairs. Ook ten aanzien van verkopers van zakelijke diensten staan partijen toegang en het tijdelijk verblijf toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden. Voor deze laatste categorie gaan EU en Korea verbintenissen aan voor de sectoren die zij liberaliseren met betrekking tot het recht van vestiging en grensoverschrijdende dienstverlening. Ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep herbevestigen partijen hun aangegane verplichtingen en verbintenissen in het kader van de WTO GATS. Uiterlijk twee jaar na de afronding van de lopende onderhandelingen van de Doha Ontwikkelingsagenda neemt het onder artikel 15:1 van dit Vrijhandelsakkoord op te richten handelscomité een besluit over aanvullende afspraken over de toegang en het tijdelijke verblijf van deze twee categorieën van dienstverleners.

Om uitvoering te kunnen geven aan deze bepalingen van hoofdstuk 7 zal aan artikel 8.26 van het Vreemdelingenbesluit 2000 het onderhavige Vrijhandelsakkoord aan de lijst met verdragen, op grond waarvan de Minister voor Immigratie en Asiel nadere regels kan stellen, worden toegevoegd. Ook zal paragraaf 18 inzake internationale handelscontacten van de Uitvoeringsregels behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen worden aangepast. Dit betekent dat voor tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken zoals bepaald in het Vrijhandelsakkoord wel een tewerkstellingsvergunning is vereist, maar dat wordt afgezien van de toets aan de beschikbaarheid van prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt en van de verplichte vacaturemelding 5 weken voor indiening van de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning. Omdat het vereiste te beschikken over een tewerkstellingsvergunning voor de voornoemde groep blijft bestaan, hoeft voor deze groep geen wijziging in de Vreemdelingencirculaire 2000 te worden aangebracht. Binnen de kaders van de huidige beleidsregels kan dan namelijk een verblijfsvergunning worden verleend.

De hiergenoemde aanpassingen in de uitvoeringsregelgeving zullen uiterlijk per 1 januari 2012 worden doorgevoerd.

(artikelen 7.21–7.24)

Het Vrijhandelsakkoord omvat een kader voor de regulering van de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen die gelden ten aanzien van een dienst of dienstverlener. De EU en Korea moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties aan om gezamenlijke aanbevelingen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen. Verder stelt het Vrijhandelsakkoord eisen aan de mate van transparantie over criteria en procedures die verband houden met het verlenen van vergunningen aan en de certificering van dienstverleners.

Artikel 7.23, tweede lid, legt de verdragspartijen de verplichting op om gerechtelijke, scheidsrechtelijke of administratieve tribunalen of procedures in te voeren, waarmee beslissingen over het recht van vestiging, grensoverschrijdende dienstverlening of tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken kunnen worden onderzocht en indien nodig, passende maatregelen kunnen worden genomen. Het VWEU, noch het verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag) voorzien in de harmonisering van de bestuursrechtelijke procedures van de lidstaten door de EU. De bepalingen over administratieve procedures behoren dan ook tot de bevoegdheid van de lidstaten.

(artikelen 7.25–7.47)

Het Vrijhandelsakkoord bevat een kader voor de regulering van specifieke sectoren van dienstverlening. Er zijn afspraken gemaakt over markttoegang voor diensten in verband met computers, post- en koeriersdiensten, telecommunicatiediensten, financiële diensten en internationaal zeevervoer. Het gaat hierbij onder meer over afspraken rondom het afgeven van vergunningen in verband met het toekennen van frequenties en nummers en het aanbieden van nummerbehoud door verleners van telecommunicatiediensten. Ook waarborgen beide partijen het vertrouwelijke karakter van telecommunicatieverkeer en is er een procedure vastgelegd voor de beslechting van telecommunicatiegeschillen. Wat betreft financiële diensten verbinden de EU en Korea zich tot het bevorderen van transparantie van regelgeving en wordt onder meer de procedure om informatie in elektronische vorm uit te wisselen, vereenvoudigd. In het internationale zeevervoer passen beide partijen het principe van nationale behandeling en non-discriminatie toe.

Artikel 7.36, tweede lid legt aan de partijen de verplichting op om voor dienstverleners in de telecommunicatiesector te voorzien in de mogelijkheid tot het maken van bezwaar en beroep tegen een beslissing van een regelgevende autoriteit. De inrichting van administratieve procedures behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten.

Artikel 7.43 (gegevensverwerking financiële dienstverleners) ziet op een gedeelde bevoegdheid. Omdat de EU nog geen regelgeving op dit gebied heeft vastgesteld, valt deze bepaling nog onder de bevoegdheid van de lidstaten.

Artikel 7.47, derde lid, onder b, houdt de verplichting voor partijen in om vaartuigen die de vlag voeren van een andere partij gelijke behandeling toe te kennen. Deze bepaling valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Op dit gebied is namelijk nog geen EU-regelgeving vastgesteld. Hetzelfde geldt voor artikel 7.47, zesde lid, van het Vrijhandelsakkoord. Deze bepaling ziet op de toegang tot havendiensten voor dienstverleners in het internationaal zeevervoer afkomstig uit een andere partij.

(artikelen 7.48–7.50)

Partijen erkennen dat elektronische handel tot economische groei leidt en handelsmogelijkheden biedt en komen overeen om de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handel te bevorderen. De samenwerking op het gebied van regelgeving voorziet onder andere in een dialoog over certificering, aansprakelijkheid en consumentenbescherming.

Hoofdstuk 8. Betalings- en kapitaalverkeer

(artikelen 8.1–8.4)

Dit hoofdstuk regelt het vrije kapitaalverkeer tussen de partijen. Dit is belangrijk om de uitvoering van dit Vrijhandelsakkoord soepel te laten verlopen. De EU en Korea verbinden zich ertoe dat alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans gedaan worden zonder beperkingen en verricht in vrij converteerbare valuta. Ook het kapitaalverkeer dat verband houdt met de onder hoofdstuk 7 geliberaliseerde investeringen zal niet worden beperkt. Deze bepalingen vormen in principe geen beletsel voor het nemen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de openbare zeden of de handhaving van de openbare orde en de handhaving van wet- en regelgeving. Wanneer in uitzonderlijke omstandigheden betalingen en kapitaalbewegingen tussen de partijen ernstige moeilijkheden (dreigen te) veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid kunnen partijen voor een periode van ten hoogste zes maanden vrijwaringsmaatregelen nemen.

Hoofdstuk 9. Overheidsopdrachten

(artikelen 9.1–9.3)

De EU en Korea bevestigen in dit hoofdstuk hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO overeenkomst inzake overheidsopdrachten. Bovendien passen zij onderling de voorlopig overeengekomen herziene tekst van die overeenkomst uit 2007 toe. Daarbij breiden zij het toepassingsbereik van overheidsopdrachten uit naar zogenoemde build-operate-transfer-contracten (BOT-contracten), en concessies voor openbare werken. Bij een BOT-contract heeft een private partij de verantwoordelijkheid (dat wil zeggen kosten, baten, risico’s en verplichtingen) voor de bouw en de exploitatie van een project tot en met de overdracht aan de overheid.

Dit is voor groot commercieel belang voor Europese bedrijven, omdat zij algemeen erkend worden als de wereldleiders op dit gebied. De onder dit Vrijhandelsakkoord opgerichte Werkgroep overheidsopdrachten kan gebruikt worden voor overleg over eventuele problemen en om informatie uit te wisselen over de mogelijkheden die elk van de partijen biedt op het terrein van overheidsopdrachten, BOT-contracten of concessies voor openbare werken.

Hoofdstuk 10. Intellectuele eigendom

(artikelen 10.1–10.40)

De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn cruciaal voor de Europese concurrentiekracht. De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn het bevorderen van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten en het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten. De EU en Korea herbevestigen hun internationale verplichtingen. De bepalingen in dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst). Dit hoofdstuk gaat over auteursrechten en naburige rechten, rechten in verband met octrooien, handelsmerken, dienstmerken, modellen, ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën), kwekersrechten, de bescherming van niet openbaar gemaakte informatie en de bescherming tegen oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in het op 20 maart 1883 te Parijs tot stand gekomen Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Trb. 1884, 53). Wat betreft auteursrecht zijn de artikelen in dit hoofdstuk in lijn met de laatste internationale ontwikkelingen. Ook zorgt dit Vrijhandelsakkoord voor een hoge bescherming van 160 commercieel interessante geografische aanduidingen, zoals bijvoorbeeld Champagne of Prosciutto di Parma. Verder is bijvoorbeeld Boseong groene thee beschermd als authentiek Koreaans product. De lijst met geografische aanduidingen is vastgelegd in bijlage 10-A (landbouwproducten) en 10-B (wijn en sterke dranken).

Artikel 10.33, (Internationale overeenkomst) en artikel 10.34 (Octrooien en Volksgezondheid) uit de onderafdeling over octrooien (hoofdstuk 10, onderafdeling E) vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De bepaling over de tenuitvoerlegging van onderafdeling E, artikel 10.38, valt onder de bevoegdheid van de lidstaten voor zover dit artikel ziet op de tenuitvoerlegging van de artikelen 10.33 en 10.34.

(artikelen 10.41–10.61)

Gedurende de onderhandelingen bleek dat het wenselijk was om in dit Vrijhandelsakkoord enige strafrechtelijke bepalingen op te nemen ter verzekering van een effectieve handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, waaronder namaak en piraterij, kan schade toebrengen aan de handel en economie en een gevaar voor de veiligheid en volksgezondheid kunnen opleveren. Bestrijding hiervan door middel van strafrecht is echter ultimum remedium en dient alleen te worden toegepast bij grootschalige namaak en piraterij, gepleegd in beroep of bedrijf, die de markt verstoren, bij een bedreiging van de veiligheid, bij betrokkenheid van criminele organisaties of georganiseerde criminaliteit alsmede bij grootschalige internetpiraterij. Omdat dit onderdeel mede tot de competentie van de EU-lidstaten behoort, heeft het EU-Voorzitterschap hierover namens de lidstaten onderhandeld.

Partijen verbinden zich in deze bepalingen ertoe om doeltreffend op te treden tegen elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten waarop deze overeenkomst van toepassing is. Het instrumentarium voor de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten omvat civiele maatregelen, procedures en rechtsmiddelen en strafrechtelijke handhaving. Deze laatstgenoemde bepalingen houden onder andere in dat de EU en Korea op hun eigen grondgebied zullen voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties (met inbegrip van gevangenisstraffen en/of geldboeten) die ten minste kunnen worden toegepast op opzettelijke inbreuken op merkrechten (namaak) en auteursrechten/naburige rechten (piraterij), die op commerciële schaal zijn gepleegd. Ten aanzien van geografische aanduidingen en modellen, spreken partijen af strafrechtelijke bescherming hiervan te overwegen. Voor deze inbreuken kunnen natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld. Naast straffen dienen partijen ook te voorzien in bepalingen ten aanzien van het leggen van beslag en verbeurdverklaringen door de bevoegde autoriteiten. De onderafdeling over strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten (hoofdstuk 10, onderafdeling B, artikelen 10.54–10.61) valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Genoemde artikelen zijn uitgezonderd van het besluit tot voorlopige toepassing door de EU. Overigens hoeft de Nederlandse strafwetgeving naar aanleiding van bovengenoemde bepalingen niet te worden aangepast.

(artikelen 10.62–10.66)

Deze artikelen gaan over de aansprakelijkheid van aanbieders van online diensten. De partijen erkennen dat derden voor inbreuk makende activiteiten gebruik kunnen maken van de diensten van tussenpersonen. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en tegelijkertijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, voorzien de EU en Korea in maatregelen die de aanbieders van intermediaire online diensten vrijwaren van aansprakelijkheid wanneer deze niet betrokken zijn bij de doorgegeven informatie. Ook leggen partijen aanbieders van deze diensten geen algemene toezichtverplichting op ten aanzien van de informatie die zij doorgeven of opslaan.

(artikelen 10.67–10.69)

Partijen verbinden zich ertoe procedures vast te stellen voor het nemen van grensmaatregelen. Daarnaast zullen de EU en Korea de ontwikkeling van gedragscodes stimuleren die bijdragen aan de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Ten slotte zullen de EU en Korea samenwerken bij het uitvoeren van de verbintenissen en verplichtingen in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 11. Mededinging

(artikelen 11.1–11.8)

De EU en Korea erkennen het belang van een vrije en onvervalste mededinging voor hun handelsbetrekkingen. Daarom verbinden zij zich ertoe om hun mededingingswetgeving zo toe te passen dat wordt voorkomen dat de voordelen van de handelsliberalisering door concurrentieverstoring worden beperkt. De EU en Korea zijn overeengekomen dat bepaalde concurrentiebeperkende activiteiten (zoals kartels, misbruik van machtspositie door ondernemingen) niet verenigbaar zijn met een goede werking van het Vrijhandelsakkoord en dat hun respectieve mededingingsautoriteiten zullen toezien op een adequate handhaving van mededingingswetgeving. Verder behoort in de mededingingswetgeving te zijn voorzien in een doeltreffend toezicht op concentraties van ondernemingen.

Voor de EU wordt onder mededingingswetgeving verstaan de relevante bepalingen uit het Verdrag betreffende de werking van de EU, Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen en de uitvoeringsverordeningen en wijzigingen daarvan. Het Vrijhandelsakkoord bepaalt dat deze wetgeving ook dient te worden toegepast op overheidsondernemingen voor zover dat de uitvoering van hun specifieke wettelijke taak niet belemmert. Ter ondersteuning van de gemaakte afspraken zullen de partijen samenwerken bij de handhaving van mededingingswetgeving.

(artikelen 11.9–11.15)

Het tweede deel van dit hoofdstuk richt zich op verstoringen van de mededinging als gevolg van subsidies, voor zover deze van invloed zijn op de internationale handel. Bepaalde handelsverstorende subsidies zijn onder dit Vrijhandelsakkoord verboden. Dit is de eerste bilaterale handelsovereenkomst van de EU waarin een dergelijke verbodsbepaling is opgenomen. Voor de toepassing van het Vrijhandelsakkoord zijn verboden subsidies waarbij een overheid onbeperkte verantwoordelijkheid op zich neemt voor schulden of verplichtingen van ondernemingen en subsidies aan insolvente of noodlijdende ondernemingen zonder dat er een geloofwaardig herstructureringsplan bestaat. Dit belet partijen echter niet om subsidies te verlenen bij wijze van tijdelijke liquiditeitssteun in de vorm van kredietgaranties of leningen. De bepalingen over subsidies hebben alleen betrekking op subsidies voor goederen, met uitzondering van visserijsubsidies en landbouwsubsidies. De EU en Korea zullen elkaar jaarlijks verslag uitbrengen over het totale bedrag aan verstrekte subsidies, de aard van de subsidies en de verdeling ervan over de verschillende sectoren. Over disciplines ten aanzien van subsidies voor diensten zullen de EU en Korea later (binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het Vrijhandelsakkoord) van gedachten wisselen.

Hoofdstuk 12. Transparantie

(artikelen 12.1–12.8)

Omdat nationale regelgeving gevolgen kan hebben voor de handel, streven de EU en Korea naar doeltreffende en voorspelbare regelgeving, waarbij zij met name rekening houden met kleine bedrijven. Europese bedrijven die zaken doen in Korea hebben regelmatig hun zorgen geuit over het gebrek aan transparantie over Koreaanse wetgeving en daaraan gerelateerde processen. In dit Vrijhandelsakkoord zijn bepalingen opgenomen die tot doel hebben om die situatie te verduidelijken en te verbeteren. Zo zullen de EU en Korea ervoor zorgen dat belanghebbenden redelijke mogelijkheden en voldoende tijd hebben om commentaar te leveren op voorgestelde maatregelen. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan middels de publieke online consultaties die de EU nu al houdt voor belanghebbenden. Ook zullen de partijen contactpunten hebben om vragen van belanghebbenden te beantwoorden over de toepassing van bestaande regelgeving en problemen die zich daarbij kunnen voordoen. Verder zullen partijen de benodigde zorgvuldigheid in acht nemen bij het volgen van administratieve procedures, ook wat betreft herziening van en beroep tegen administratief optreden.

De bepalingen over administratieve procedures (artikelen 12.5 en 12.6) behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten, aangezien noch het VWEU, noch het EU-Verdrag voorzien in de harmonisering van bestuursrechtelijke procedures van de lidstaten door de EU.

Hoofdstuk 13. Handel en duurzame ontwikkeling

(artikelen 13.1–13.3)

Onderdeel van de Global Europe agenda van de Europese Commissie is het versterken van duurzame ontwikkeling via bilaterale handelsbetrekkingen. In lijn met die gedachte bevat dit Vrijhandelsakkoord verbintenissen op het terrein van arbeids- en milieustandaarden. De partijen herbevestigen hun internationale verbintenissen om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze bijdraagt aan het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling. Dit hoofdstuk richt zich op alle relevante handelsgerelateerde aspecten van arbeids- en milieukwesties, zonder afbreuk te doen aan het recht van partijen om hun eigen beschermingsniveau en wetgeving en beleid vast te stellen. De partijen benadrukken dat milieu-en arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden.

(artikel 13.4)

Met betrekking tot arbeidsnormen herbevestigen partijen hun verbintenis uit hoofde van de Ministeriele Verklaring van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk. Daarnaast verplichten zij zich ertoe om de fundamentele arbeidsrechten (Verklaring van de ILO over de fundamentele rechten en beginselen op werk) in hun wetgeving en praktijk in acht te nemen. Bovendien verbinden partijen zich tot ratificatie en effectieve implementatie van fundamentele ILO-overeenkomsten die door de ILO als «up-to-date» zijn geclassificeerd.

(artikelen 13.5–13.6)

Op het terrein van milieu herbevestigen partijen hun verplichting om de multilaterale milieuovereenkomsten waarbij zij partij zijn in hun wetgeving en praktijk te implementeren en ten uitvoer te leggen. Bovendien streven zij ernaar om de handel en investeringen in milieugoederen en -diensten te vergemakkelijken en te bevorderen, onder meer door de aanpak van niet-tarifaire belemmeringen ter zake.

(artikel 13.7)

Deze bepaling behelst een verplichting van partijen om het in hun wetgeving neergelegde niveau van bescherming van het milieu of van werknemers niet te verminderen en de handhaving van hun milieu- en arbeidswetgeving niet af te zwakken. Zij zullen de toepassing van die wetgeving niet beperken op een wijze die van invloed is op handel en investeringen tussen partijen.

(artikelen 13.8–13.11)

Partijen zullen de samenwerking bij handelsgerelateerde aspecten van het sociale en milieubeleid versterken en hebben daartoe een indicatieve lijst van activiteiten en samenwerkingsgebieden opgesteld. Deze lijst is opgenomen in de bijlage bij hoofdstuk 13.

(artikelen 3.12–13.16)

Belangrijkste elementen van deze bepalingen zijn de oprichting van een institutioneel mechanisme voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, de oprichting van een forum voor dialoog met het maatschappelijk middenveld en een mechanisme voor consultaties tussen partijen over alle aangelegenheden die verband houden met dit hoofdstuk, inclusief de beslechting van eventuele geschillen door een deskundigenpanel. Onder dit Vrijhandelsakkoord wordt een Comité voor handel en duurzame ontwikkeling opgericht bestaande uit hoge ambtenaren van de partijen dat toezicht zal houden op de uitvoering van de gemaakte afspraken. Adviesgroepen bestaande uit onafhankelijke representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met een evenwichtige vertegenwoordiging van milieu-, arbeids- en bedrijfsorganisaties, hebben tot taak advies te verlenen aan dit Comité.

Hoofdstuk 14. Beslechting van geschillen

(artikelen 14.1–14.20)

Het doel van dit hoofdstuk is geschillen tussen de partijen over de toepassing van dit Vrijhandelsakkoord te vermijden of te beslechten. Hiervoor wordt een geschillenbeslechtingmechanisme opgericht, gebaseerd op het geschillenbeslechtingmechanisme van de WTO. Daarbij is beoogd de geschillenbeslechting sneller te laten plaatsvinden dan binnen het WTO geschillenbeslechtingsmechanisme het geval is. Niet alle geschillen vallen onder dit mechanisme. In de hoofdstukken drie, vijf, elf en dertien van dit Vrijhandelsakkoord is bepaald dat geschillen over algemene vrijwaringsmaatregelen, antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen (artikel 3.7 en 3.15), sanitaire en fytosanitaire maatregelen (artikel 5.11), mededinging (artikel 11.18) en duurzame ontwikkeling (artikel 13.16) niet onder de toepassing van hoofdstuk veertien vallen. Voor deze bepalingen zijn specifieke procedures voorzien of bestaan alternatieve mechanismen voor het beslechten van geschillen, zoals rechtsvordering in het kader van de WTO.

Eerste stap van de geschillenbeslechtingprocedure is overleg tussen de partijen met als doel tot een oplossing te komen. Als het overleg na 30 dagen niet tot overeenstemming leidt, kan de klagende partij een verzoek doen tot instelling van een arbitragepanel, dat uit drie experts zal bestaan. Het arbitragepanel zal een hoorzitting houden, die in principe openstaat voor het publiek. Belanghebbende natuurlijke personen of rechtspersonen van partijen kunnen als amicus curiae het panel voorzien van schriftelijke bijdragen. Binnen 90 dagen brengt het panel tussentijds verslag uit, waarop partijen kunnen reageren. Uiterlijk 150 dagen na de instelling van het panel, doet het panel een bindende uitspraak. Als na afloop van een redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel onenigheid bestaat over de vraag of de beklaagde partij de uitspraak heeft opgevolgd, dan kan de klagende partij het arbitragepanel verzoeken daarover opnieuw uitspraak te doen. Als het panel oordeelt dat de beklaagde partij de afspraken nog steeds niet naleeft, dan heeft de klagende partij recht op compensatie in de vorm van evenredige sancties. De klagende partij kan er voor kiezen om haar verplichtingen uit dit Vrijhandelsakkoord op te schorten en bijvoorbeeld haar douanerechten voor de andere partij te verhogen tot het voor andere WTO-leden geldende niveau (MFN-tarief). Bij urgente kwesties zijn de procedures nog korter.

(Bijlage 14-A: Bemiddelingsprocedure voor niet-tarifaire maatregelen)

Naast het mechanisme voor het beslechten van geschillen bevat het Vrijhandelsakkoord ook een bemiddelingsprocedure. Partijen kunnen deze procedure gebruiken om met behulp van een bemiddelaar tot een onderling overeengekomen oplossing te komen van markttoegangskwesties die het gevolg zijn van niet-tarifaire maatregelen voor goederen.

De bemiddelaar wordt in onderlinge overeenstemming aangewezen of door loting vastgesteld. Deze zal 60 dagen na zijn aanstelling een advies verstrekken en een oplossing voorstellen. Het is niet zijn taak om een uitspraak te doen over de conformiteit van de gewraakte maatregel met het Vrijhandelsakkoord of over de legitimiteit van de met de maatregel beoogde beleidsdoelstellingen. Het advies en de voorstellen van de bemiddelaar zijn niet bindend. De bemiddelingsprocedure laat de mogelijkheid van partijen om gebruik te maken van geschillenbeslechting onverlet.

Hoofdstuk 15. Institutionele, algemene en slotbepalingen

(artikelen 15.1–15.6)

Voor het toezicht op het functioneren en de uitvoering van het Vrijhandelsakkoord richten de partijen een Handelscomité op, dat wordt voorgezeten door de minister van Handel van Korea en de commissaris voor Handel van de Europese Commissie. Dit comité vergadert eenmaal per jaar. Het Handelscomité brengt verslag uit aan de Gemengde Commissie die wordt opgericht onder de kaderovereenkomst. Daarnaast worden zes gespecialiseerde comités opgericht: het Comité voor de handel in goederen, het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Douanecomité, het Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel, het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling en het Comité voor passieve veredeling op het Koreaanse schiereiland (zie hierna bij het Protocol betreffende «producten van oorsprong»). Verder worden er zeven werkgroepen ingesteld: Werkgroep motorvoertuigen en delen, Werkgroep farmaceutische producten en medische hulpmiddelen, Werkgroep chemische stoffen, Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen, Werkgroep Overeenkomsten inzake de wederzijdse erkenning op het terrein van diensten, Werkgroep Overheidsopdrachten, Werkgroep geografische aanduidingen.

(artikel 15.7)

Hierin is afgesproken dat als er strijdigheid ontstaat tussen een belastingverdrag tussen Korea en één van de lidstaten van de EU, en dit Vrijhandelsakkoord, het bilaterale belastingverdrag voorrang heeft.

(artikelen 15.8–15.9)

Dit zijn uitzonderingsbepalingen die ingeroepen kunnen worden in verband met betalingsbalansproblemen en op grond van veiligheidsoverwegingen. Zo kan een partij in geval van (dreigende) ernstige problemen met de betalingsbalans of de buitenlandse financiële positie handelsbeperkende maatregelen nemen. Ook belet dit Vrijhandelsakkoord partijen niet om noodzakelijke maatregelen te nemen voor de bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen of voor de uitvoering van internationale verplichtingen ten behoeve van de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

(artikelen 15.10–15.16)

Vooruitlopend op de formele bekrachtiging van dit Vrijhandelsakkoord kunnen partijen besluiten om deze voorlopig toe te passen. De EU is op 1 juli 2011 overgegaan tot voorlopige toepassing. Een aantal bepalingen over de strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten en een aantal bepalingen uit het Protocol betreffende culturele samenwerking vallen buiten de voorlopige toepassing.

Protocollen en bijlagen

Protocol betreffende de definitie van «producten van oorspong» en methoden van administratieve samenwerking

Zoals gebruikelijk in preferentiële overeenkomsten van de EU, zijn de oorsprongsregels vastgelegd in een protocol met enkele bijlagen. Dit protocol bevat een gedetailleerde uitwerking van de oorsprongsregels. Deze regels bepalen of een product in aanmerking komt voor de preferentiële tariefbehandeling onder dit Vrijhandelsakkoord. Het protocol bevat onder andere bepalingen over de definities van «producten van oorsprong», territoriale voorwaarden, teruggave of vrijstelling van rechten, bewijs van oorsprong en regelingen voor administratieve samenwerking.

Artikel 14 bevat een regeling voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten (duty drawback-regeling). Korea insisteerde tijdens de onderhandelingen op de instandhouding van hun duty drawback-regeling. Op basis hiervan kunnen Koreaanse producenten de invoerrechten die zij hebben afgedragen over de materialen afkomstig uit derde landen terugvragen als zij het eindproduct waarin de materialen zijn verwerkt, uitvoeren naar de EU. Hoewel de EU ook dergelijke regelingen kent, is het voor de EU ongebruikelijk om deze te handhaven in preferentiële handelsbetrekkingen met hoogontwikkelde economieën zoals Korea. Om de concurrentiepositie van EU producenten (met name in de auto-industrie) te waarborgen, heeft de EU een clausule bedongen op basis waarvan het maximumtarief van de douanerechten die kunnen worden terugbetaald, beperkt wordt tot 5%. Van dit mechanisme kan gebruikt worden gemaakt als na een overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Vrijhandelsakkoord, de handelsstromen zodanig veranderen dat het voordeel van de duty drawback-regeling voor producten van de ene partij negatieve gevolgen heeft voor producenten van de andere partij. Om dat te kunnen vaststellen, zullen partijen de handelsstromen van goederen waarin zij onderling sterk concurrerend zijn, nauwkeurig volgen. De EU zal deze regeling implementeren met dezelfde verordening als waarmee ook de vrijwaringsbepalingen van dit Vrijhandelsakkoord worden geïmplementeerd.

Bijlage II bij dit protocol bevat een lijst van oorsprongsverlenende bewerkingen per productgroep. Dit zijn be- en verwerkingen die als toereikend worden aangemerkt om aan een product de oorsprong te geven van het land waar die behandeling heeft plaatsgevonden. In het merendeel van de gevallen zijn de EU-regels overgenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor gevoelige categorieën als suiker, olijfolie, niet-ijzerhoudende metalen en – op enkele uitzonderingen na – ook voor textiel en kleding. In aanvulling op de afspraken over oorsprongsverlenende bewerking zijn voor de uitvoer uit Korea naar de EU jaarlijkse contingenten overeengekomen voor surimi, koekjes en biscuits, sigaretten en diverse garens. Verder zijn bijzondere afspraken gemaakt voor de sectoren automobielen en consumentenelektronica. In de automobielsector is een percentage buitenlands gehalte in Koreaanse producten overeengekomen van maximaal 45%. De standaard EU-regels gaan uit van maximaal 40%. Voor de meest gevoelige consumentenelektronica is het percentage ook beperkt tot 45%.

Bijlage IV bij dit protocol verduidelijkt de rol van het op grond van artikel 15.2 van dit Vrijhandelsakkoord opgerichte Comité voor passieve veredeling op het Koreaanse schiereiland. Dit comité gaat na of de omstandigheden op het Koreaanse schiereiland geschikt zijn voor verdere economische ontwikkeling door de vestiging en ontwikkeling van industriële zones. Het comité, dat bestaat uit ambtenaren van de partijen, stelt daarvoor zelf criteria en plafonds. Met de oprichting van dit comité hebben de EU en Korea een vergelijkbare regeling getroffen ten aanzien van industriële zones zoals Kaesong als in de vrijhandelsovereenkomst tussen de Verenigde Staten en Korea.

Protocol betreffende culturele samenwerking

Dit protocol stelt een kader vast waarbinnen de partijen samenwerken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken. Zo zullen de partijen ernaar streven om de toegang tot hun grondgebied van kunstenaars, cultuurbeoefenaars en andere professionals uit de cultuursector van de andere partij te vergemakkelijken. Met betrekking tot audiovisuele werken zullen de partijen coproducties tussen producten uit de EU en uit Korea bevorderen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen audiovisuele coproducties worden beschouwd als EU productie of Koreaanse werken en kan aanspraak worden gemaakt op EU of Koreaanse regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud. De artikelen 4.3, 5.2, 6.1, 6.2, 6.4, 6.5, 8, 9, en 10 van dit Protocol zijn uitgezonderd van het besluit tot voorlopige toepassing door de EU, omdat zij vallen onder competentie van de lidstaten.

Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Dit protocol bevat een uitwerking van de verplichting van verdragspartijen elkaar administratief te ondersteunen bij de toepassing van douane wet- en regelgeving.

Ten slotte bevat het Vrijhandelsakkoord een viertal memoranda van overeenstemming en een verklaring.

De memoranda van overeenstemming zijn niet juridisch afdwingbaar, maar zijn een uiting van de goede wil van de partijen om over genoemde kwesties toch afspraken vast te leggen.

Memorandum van overeenstemming over de grensoverschrijdende verlening van verzekeringsdiensten

Dit memorandum heeft betrekking op de verzekering van risico’s in verband met zeevaart, commerciële luchtvaart en vrachtvervoer met behulp van ruimtevaartuigen. Partijen bevestigen dat wanneer een lidstaat van de EU vereist dat dergelijke diensten uitsluitend mogen worden verleend door een in de EU gevestigde dienstverlener, een Koreaanse dienstverlener die gevestigd is in een lidstaat van EU, via die vestiging ook in andere lidstaten die diensten mag leveren zonder daar gevestigd te zijn.

Memorandum van overeenstemming over het hervormingsplan voor de Koreaanse postdiensten

Korea geeft aan dat door de voorgenomen herziening van de Koreaanse Postwet het monopolie van de Koreaanse Post geleidelijk zal worden beperkt. Hierdoor zullen buitenlandse verleners van post- en expresdiensten hun activiteiten in Korea uitbreiden, bijvoorbeeld ten aanzien van de bezorging van pakketten. Bovendien verbindt Korea zich ertoe om al bij de inwerkingtreding van dit Vrijhandelsakkoord de uitzondering op het monopolie uit te breiden tot alle internationale expresdiensten voor documenten.

Memorandum van overeenstemming over specifieke verbintenissen inzake telecommunicatie

Partijen komen overeen dat zij transparante en objectieve criteria zullen gebruiken bij de verlening van een vergunning voor de levering van openbare telecommunicatiediensten «in het algemeen belang».

Memorandum van overeenstemming over zonering, stadsplanning en milieubescherming

Hierin bevestigen partijen dat bepaalde Koreaanse voorschriften voor zonering, stadsplanning en milieubescherming niet als voorbehoud op het geven van markttoegang of nationale behandeling hoeven worden opgenomen in de lijst van verbintenissen over de handel in diensten en vestiging.

Bovengenoemde protocollen en bijlagen betreffen uitsluitend de uitvoering van het Vrijhandelsakkoord, zodat eventuele wijzigingen ervan op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

Het Vrijhandelsakkoord zal voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden, tot welk deel de reikwijdte van het akkoord zich beperkt.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal