Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 25 januari 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

   

ALGEMEEN

2

I.

Inleiding

2

II.

De reikwijdte van het kaderbesluit dataprotectie

3

III.

De inhoud van het kaderbesluit

3

IV.

Het toepassingsgebied van het kaderbesluit

5

V.

De verhouding met regels in bestaande EU-overeenkomsten en bilaterale afspraken

5

VI.

Uitgangspunten voor de implementatie van het kaderbesluit dataprotectie

5

VII.

De Nederlandse wetgeving op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de wijze waarop daarin reeds rekening wordt gehouden met de uitwisseling van gegevens met andere landen

5

VIII.

De implementatie van de inhoud van het kaderbesluit

5

IX.

De inhoud van het wetsvoorstel op hoofdlijnen

6

X.

Overige onderwerpen van dit wetsvoorstel

8

XI.

Adviezen

8

XII.

De consequenties van het wetsvoorstel voor de praktijk, financiële gevolgen en administratieve lasten

9

ARTIKELGEWIJS

9

ALGEMEEN

I. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Zij merken op dat in het nader rapport wordt gerefereerd aan de aankondiging door de Europese Commissie van een algehele herziening van het gehele Europeesrechtelijke kader voor de bescherming. In deze herziening worden zowel richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens als het kaderbesluit betrokken, inclusief het in beide instrumenten gebruikte begrippenkader. Die beoogde herziening zou, zoals gesteld, aanleiding kunnen zijn het hieromtrent in de Wet bescherming persoonsgegevebns (Wbp), de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) bepaalde opnieuw op zijn onderlinge samenhang te bezien. De leden van de VVD-fractie willen weten of de regering al meer zicht heeft op de details van de voorgestelde herziening van het gehele Europeesrechtelijke kader, inclusief tijdpad.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zien in dat het op sommige momenten erg belangrijk kan zijn om bepaalde gegevens uit te wisselen in verband met een strafrechtelijk proces of onderzoek. Zij zijn van mening dat bij het uitwisseling van persoonsgegevens tussen de EU en derde staten de gegevensbescherming en de privacyrechten van betrokkenen voorop staan. Kan de regering bevestigen dat bij dit wetsvoorstel de privacyrechten van betrokkenen voorop staan?

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen. Deze vragen komen hieronder aan de orde.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vinden het een goede zaak dat duidelijk (nader) wordt geregeld hoe het precies zit met de regels op het gebied van de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens, wat de waarborgen zijn voor de bescherming van persoonsgegevens als deze worden uitgewisseld en hoe het is gesteld met de uitoefening van het toezicht op de gegevensverwerking. Wel hebben zij nog enkele vragen, opmerkingen en wensen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel, waarmee het kaderbesluit dataprotectie wordt geïmplementeerd. Het is goed dat hiermee waarborgen worden geboden voor de bescherming van persoonsgegevens bij verstrekking aan andere lidstaten en autoriteiten die zijn belast met opsporing en vervolging. Zorgvuldige gegevensverwerking is naar de mening van deze leden van heel groot belang. Het is goed dat aspecten als de doeleinden met het oog waarop de gegevens verwerkt mogen worden (doelbinding), de rechten van de betrokkene en het toezicht op de gegevensverwerking nu beter worden geregeld. Deze leden hebben naar aanleiding van dit voorstel en de toelichting daarop vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn tevreden dat eindelijk een meer uniform kader wordt gecreëerd voor de bescherming van persoonsgegevens bij het uitwisselen daarvan in het kader van politiële en justitiële samenwerking. Zij zien grote kansen voor een nauwere Europese samenwerking op strafrechtelijk gebied. Daarbij is een adequaat beschermingsniveau van persoonsgegevens wat deze leden betreft randvoorwaardelijk. Deze leden zijn gedurende de langlopende onderhandeling kritisch geweest over het niveau van bescherming dat door dit kaderbesluit wordt opgelegd aan lidstaten. Zij blijven die mening toegedaan en zien implementatie van onderhavig kaderbesluit dan ook als een ondergrens in Europees verband en te laag voor de Nederlandse regelgeving. Zij vragen de regering te blijven ijveren voor verhoging van het beschermingsniveau van de grondrechten van Nederlandse burgers.

De leden van de D66-fractie merken op dat het voorstel van wet half november is aangeboden aan de Tweede Kamer, terwijl het kaderbesluit uiterlijk 27 november 2010 dient te zijn geïmplementeerd. Graag vernemen deze leden de reden waarom die termijn niet gehaald is. Bovendien vragen zij waarom de zin «(h)et streven is dit wetsvoorstel voor die datum in werking te laten treden.» nog in de toelichting op artikel III staat, hoewel dit praktisch onmogelijk is. Voorts onderschrijven deze leden in algemene zin de opmerkingen van de Raad van State over de omzettingstabel en hopen zij op navolging.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderschrijven het belang van een gemeenschappelijk kader voor de bescherming van persoonsgegevens die tussen de lidstaten worden uitgewisseld. Deze leden hebben in dit stadium op een enkel punt nog behoefte aan een toelichting.

II. De reikwijdte van het kaderbesluit dataprotectie

De leden van de SP-fractie delen het standpunt van de regering dat gemeenschappelijke regels voor de bescherming van de gegevens die tussen de opsporings- en vervolgingsdiensten worden uitgewisseld eigenlijk niet langer mogen ontbreken. Sterker nog, deze regels hadden er eigenlijk al meteen moeten zijn vanaf het moment dat persoonsgegevens tussen opsporings- en vervolgingsdiensten werden uitgewisseld. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

III. De inhoud van het kaderbesluit

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het kaderbesluit de doelbinding is geregeld. Persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt voor het doel waarvoor zij verzameld worden. Het verwerken van gegevens moet rechtmatig zijn, adequaat, ter zake dienen en niet excessief zijn in verhouding tot het doel waarvoor zij worden verzameld. Dit lijkt een vrij strikte regel die direct wordt ondergraven door de mogelijkheid om verwerking van persoonsgegevens ook toe te staan voor een ander doel. Wel moet dit ander doel verenigbaar zijn met het oorspronkelijke doel. Deze leden vragen welke andere doelen hiermee bedoeld kunnen worden. Wil de regering voorbeelden geven en aangeven waarom het noodzakelijk is dat persoonsgegevens in zo’n geval moeten worden verwerkt? Betekent dit dat deze persoonsgegevens in andere databases worden opgenomen? Zo ja, welke databases betreft het hier?

De leden van de PVV-fractie vragen of er aanwijzingen bestaan dat lidstaten doelloos gegevens verzamelen. Kunnen hiervan voorbeelden worden gegeven?

In een lidstaat moet, zo blijkt uit de memorie van toelichting, een autoriteit worden belast met advisering en toezicht over de toepassing van de krachtens het kaderbesluit vastgestelde voorschriften. Hebben deze leden het goed begrepen dat het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) hiermee (deels) zal worden belast? Hoe verhoudt dit zich tot hetgeen het Cbp heeft aangegeven, namelijk dat zij de nadruk willen leggen op handhaving in plaats van advisering?

De leden van de CDA-fractie vragen wat precies onder de verdere verwerking van gegevens moet worden verstaan. Wat gebeurt er als de betrokkene niet wil dat zijn gegevens niet verder worden verwerkt voor een ander doel, maar de verstrekkende lidstaat hier geen bezwaar tegen heeft?

Deze leden merken op dat de persoonsgegevens die van een andere lidstaat zijn verkregen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden doorgegeven aan particuliere instanties (zie artikel 14 van het kaderbesluit). Zij vragen wat voor soort instanties dit zijn. Kan de regering hier een omschrijving dan wel enkele voorbeelden van geven?

De aan het woord zijnde leden vragen met betrekking tot artikel 18 van het kaderbesluit of bij welke rechterlijke instantie beroep kan worden aangetekend. Wie is de verantwoordelijke die kan weigeren als de betrokkene gegevens wil corrigeren, wissen of afschermen?

Der leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie vóór 27 november 2014 verslag zal uitbrengen over het kaderbesluit. Zij vragen hoe dit getoetst gaat worden.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering tevreden is met het bereikte niveau van gegevensbescherming dat in het kaderbesluit dataprotectie is neergelegd. Zijn de door Nederland ingebrachte wensen verwezenlijkt of is er op punten water bij de wijn gedaan? Moet dit kaderbesluit volledig worden geïmplementeerd of is er sprake van minimumharmonisatie, waardoor er op punten betere bescherming van persoonsgegevens kan worden geboden dan het kaderbesluit dataprotectie vereist? Deze leden vragen de regering dit toe te lichten. Zij vragen of het kaderbesluit dataprotectie Nederland dwingt om op bepaalde punten het niveau van gegevensbescherming naar beneden bij te stellen. Zo ja, welke?

De aan het woord zijnde leden vragen of er lidstaten zijn waarover Nederland zich zorgen maakt met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens. Zijn er lidstaten die momenteel nog geen toereikend niveau van gegevensbescherming hebben? Zo ja, welke? Zal het kaderbesluit daar verbetering in gaan brengen, niet alleen op papier maar juist ook in de praktijk? Graag ontvangen deze leden een toelichting.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de mening deelt dat het uitwisselen van politiële, justitiële en strafvorderlijke gegevens met EU-lidstaten of met derde landen alleen geoorloofd is als er daadwerkelijk, zowel in theorie (wetgeving) als in de praktijk, toereikende gegevensbescherming bestaat in het andere land. Zo nee, waarom niet? Zal Nederland zo nodig ook daadwerkelijk doorgifte of verstrekking van persoonsgegevens weigeren bij twijfel over het niveau van gegevensbescherming in het andere land? Staat het kaderbesluit dataprotectie dat toe?

Deze leden stellen dezelfde vraag over derde landen. Wanneer Nederland persoonsgegevens heeft doorgegeven aan een EU-lidstaat, kan deze lidstaat dan vervolgens deze gegevens doorgeven aan een derde land onder de voorwaarde dat Nederland toestemming geeft? Wanneer zal Nederland hiermee instemmen? Ten aanzien van welke landen niet? Hoe wordt dit bepaald?

De leden van de D66-fractie willen graag een appreciatie van de regering van het beschermingsniveau dat de minimumnormen in het kaderbesluit pogen te garanderen. Tevens verzoeken zij de regering de Kamer nauw te betrekken bij haar inzet aangaande de algehele herziening van het Europeesrechtelijk kader voor de bescherming van persoonsgegevens.

Ook willen deze leden graag een nadere toelichting ontvangen op de regels omtrent het doorgeven van gegevens aan derde landen. Welke eisen worden precies gesteld aan het beschermingsniveau van die persoonsgegevens (waaronder de doelbinding) door die landen en/of instanties?

IV. Het toepassingsgebied van het kaderbesluit

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom het kaderbesluit niet van toepassing is op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, nu de activiteiten van deze diensten buiten de reikwijdte van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen.

De leden van de SP-fractie constateren dat het kaderbesluit niet van toepassing is op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Echter, deze diensten wisselen toch eveneens gegevens uit? Welke regels en waarborgen gelden hier dan voor?

V. De verhouding met regels in bestaande EU-overeenkomsten en bilaterale afspraken

De leden van de CDA-fractie vragen wat moet worden verstaan onder het recht van toegang in het besluit tot oprichting van de Europese politiedienst en wie het gemeenschappelijk toezichthoudend orgaan wordt. Ook vragen zij wie het gemeenschappelijk controleorgaan op grond van het besluit tot oprichting van Eurojust wordt en wie de partners zijn met wie informatie moet worden uitgewisseld.

VI. Uitgangspunten voor de implementatie van het kaderbesluit dataprotectie

De leden van de CDA-fractie vragen of aangegeven kan worden wanneer de aangekondigde algemene maatregel van bestuur klaar zal zijn. Hoe zal die precies luiden?

VII. De Nederlandse wetgeving op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de wijze waarop daarin reeds rekening wordt gehouden met de uitwisseling van gegevens met andere landen

De leden van de PvdA-fractie vragen of onder de huidige Wpg en Wjsg gegevens worden verzameld voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verworven en verwerkt. Zo ja, welke doelen zijn dit? Waarom vragen juist deze doelen om bepaalde persoonsgegevens?

De leden van de CDA-fractie merken op dat politiegegevens alleen mogen worden verstrekt als bij de ontvangende instantie voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een juist gebruik van de verstrekte gegevens en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zij vragen hoe dit wordt getoetst en in het bijzonder in nog niet zo lang geleden tot de Europese Unie toegetreden landen als Bulgarije en Roemenië.

VIII. De implementatie van de inhoud van het kaderbesluit

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de verwerking van gevoelige politiegegevens in de Wjsg wordt verwerkt, nu in de toelichting op artikel 6 van het kaderbesluit louter de Wpg wordt genoemd.

Deze leden vragen hoe de regering aankijkt tegen het feit dat noch de Wpg noch de Wjsg bepalingen bevatten over een besluit dat voor de betrokkene een nadelig rechtsgevolg heeft. Kan de regering nader toelichten waarom hieraan geen behoefte is, zoals bij de toelichting op artikel 7 van het kaderbesluit vermeld is?

De aan het woord zijnde leden merken op dat in de toelichting op artikelen 8, 9, 12, 13, 14 en 15 van het kaderbesluit melding wordt gemaakt van het feit dat hier nog in zal worden voorzien in het Besluit politiegegevens en/of het Besluit justitiële gegevens. Wanneer en op welke wijze hierin zal worden voorzien?

Deze leden stellen dat uit de toelichting op artikel 16 van het kaderbesluit blijkt dat noch de Wpg noch de Wjsg de verplichting kennen tot het informeren van de betrokkene over het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten. Zij vragen waarom dit zo is en of hier toch niet in moet worden voorzien.

De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op artikel 14 van het kaderbesluit over de doorgifte aan particuliere instanties in de lidstaten. De Wpg en de Wjsg kennen nu nog geen bepalingen over de doorgifte van persoonsgegevens aan particuliere instanties in het buitenland. Dat zal toch niet voor niets zijn geweest? Om welke particuliere instanties gaat het? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de memorie van toelichting stelt dat met de bestaande Nederlandse wetgeving reeds op hoofdlijnen wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het kaderbesluit dataprotectie. Op een enkel punt worden de geldende regels verruimd. Zo voorziet het kaderbesluit in de mogelijkheid om persoonsgegevens, die door een andere lidstaat zijn verstrekt ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, verder te verwerken ten behoeve van de vervolging van dat strafbare feit of van andere strafbare feiten. Hiermee wordt de doelbinding, die aan de Nederlandse wetgeving ten grondslag ligt, verruimd. Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten waarom deze verruiming noodzakelijk is. Daarbij verzoeken deze leden de regering de stelling in de memorie van toelichting dat deze verruiming goed aansluit bij de behoeften in de praktijk nader toe te lichten.

IX. De inhoud van het wetsvoorstel op hoofdlijnen

De leden van de VVD-fractie willen expliciet van de regering vernemen op welke punten dit wetsvoorstel afwijkt van het kaderbesluit, en bij afwijking wat de motivering daarvan.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden landen hebben om te weigeren persoonsgegevens te verstrekken.

De verenigbaarheid van de verdere verwerking

De leden van de PvdA-fractie merken op dat volgens het voorgesteld artikel 3 van de Wjsg justitiële gegevens uitsluitend voor een ander doel verwerkt kunnen worden als deze verwerking niet onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen. Wanneer is sprake van onverenigbaarheid met het doel waarvoor de gegevens verkregen? Kan de regering dit toelichten?

Deze leden vragen of het niet voor de hand dat, wanneer politiegegevens of justitiële gegevens worden verzocht van een ander EU-land en waar het een ander doel betreft, betrokkene altijd om toestemming moet worden gevraagd.

De verwerking van gevoelige persoonsgegevens

De leden van de SP-fractie constateren dat de Wjsg nu nog geen bepaling kent over de verwerking van gevoelige persoonsgegevens (gegevens over godsdienst, of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven e.d.) maar dat deze nu wordt geïntroduceerd. Waarom was dat tot nu toe nog niet? Was daar geen behoefte aan in de praktijk, werden gevoelige persoonsgegevens niet verwerkt, of waren er vooralsnog geen goede regels voor? Kortom, hoe ging dit dan tot nu toe?

De doorgifte van gegevens aan derde landen

De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat gegevens ook verstrekt kunnen worden aan een land dat gelegen is buiten de EU. Aan welke regels van bescherming van persoonsgegevens die verstrekt worden aan deze landen buiten de EU moet dit land voldoen alvorens de regering akkoord gaat met verstrekking van die persoonsgegevens? Vindt er controle plaats door de Nederlandse overheid als een ander EU-land gegevens, verkregen van de Nederlandse autoriteiten, doorstuurt aan een derde, niet zijnde een EU-land?

Het recht op kennisneming

De leden van de VVD-fractie vragen hoe in dit wetsvoorstel invulling is gegeven aan het recht van de betrokkene geïnformeerd te worden over het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, zoals verwoord in artikel 16 van het kaderbesluit en dit in samenhang met overweging 27.

De leden van de CDA-fractie willen het onderhavige wetsvoorstel aangrijpen om de problemen met de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) aan te pakken. Zij stellen dat iedereen op grond van de Wob, conform de jurisprudentie van de Raad van State sinds 2004, informatie of documenten kan opvragen. Dit leidt in de praktijk ertoe dat veiligheidsplannen, bijvoorbeeld van de Afghanistantop, worden opgevraagd en ook vragen worden gesteld over wie bij welke ambassades of schuttersvereniging welke wapens heeft. In de Wpg en de Wjsg moet er een zwaarwegend belang aangegeven worden om aan informatie te komen. Door creatief gebruik te maken van de Wob kan men dit omzeilen. Dit kan niet de bedoeling van de Wob zijn geweest. Dit is zeker niet in het belang van de veiligheid. Bovendien legt dit een tijdsbeslag op de politie- en het Openbaar Ministerie (OM). Deze leden willen zeker stellen dat de voorliggende wijziging van de Wpg en de Wjsg, maar ook de documenten waarin die gegevens zijn vervat (processen-verbaal, tapverslagen, rapporten van de Regionale Inlichtingen Dienst) gelden als lex specialis ten opzichte van de Wob. De leden van de CDA-fractie horen graag of de regering hier ook positief tegenover staat. Zo ja, hoe gaat de regering hier uitvoering aan geven? Zo nee, waarom niet?

De positie van de toezichthoudende autoriteiten

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat gegevens in het verzoekende land ook mogen worden doorgespeeld aan particuliere bedrijven. Welk belang wordt hiermee gediend? Aan welke bedrijven mogen deze gegevens worden doorgespeeld? Waarom juist deze bedrijven? Kan het land dat de persoonsgegevens verstuurt, eisen stellen aan het verwerken, opslaan, termijnen en dergelijke van deze persoonsgegevens in het ontvangende land? Is het doorgeven van politiegegevens of justitiële gegevens aan particuliere instanties niet een vergaande mogelijkheid die eenvoudig misbruikt kan worden? Zo ja, hoe gaat de regering in de toekomst om met verzoeken persoonsgegevens van andere EU-landen waarvan duidelijk is dat die doorgespeeld worden naar particuliere organisaties aldaar? Zo nee, waarom niet?

Deze leden merken op dat de bevoegde autoriteiten maatregelen moeten treffen om persoonsgegevens te beveiligen tegen alle vormen van onrechtmatige verwerking. Hoe kunnen de autoriteiten voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden verwerkt, terwijl gegevens ook aan particuliere organisaties en derde landen kunnen worden doorgespeeld? Welke eisen kunnen autoriteiten stellen aan deze particuliere organisaties en derde landen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de wettelijke bevoegdheden van het Cbp worden aangevuld. Zij steunen deze aanvulling. Het Cbp zou toch in het algemeen meer bevoegdheden worden toebedeeld, bijvoorbeeld de mogelijkheid hogere boetes op te leggen? Wanneer zullen die voorstellen de Kamer bereiken?

X. Overige onderwerpen van dit wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie willen nog een opmerking maken over het Europolbesluit. Gebleken is dat het Cbp vooralsnog niet formeel is aangewezen als nationaal controleorgaan. Bovendien bestaat er onduidelijkheid over het materieelrechtelijk kader voor verwerkingen in het Europees Informatie Systeem. Deze leden verzoeken de regering hierop in te gaan.

XI. Adviezen

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het nader rapport wordt ingegaan op de opmerking van de Raad van State dat zonder nadere toelichting onduidelijk blijft hoe de verplichting dat de toezichthoudende autoriteit beschikt over de bevoegdheid in rechte op te treden in geval van inbreuken op de krachtens het kaderbesluit vastgestelde nationale bepalingen, is geïmplementeerd. Het nader rapport verwijst verder naar de mogelijkheden die het Cbp heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Zo zou het Cbp voldoende bevoegdheden hebben om in rechte op te kunnen treden ingeval van inbreuken op de krachtens het kaderbesluit vastgestelde nationale bepalingen. Het is deze leden echter opgevallen dat in de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het kaderbesluit niet verplicht tot toedeling van de bevoegdheid aan de nationale toezichthoudende autoriteit om in rechte op te treden. Volstaan kan worden met de bevoegdheid om een dergelijke inbreuk onder de aandacht te brengen van de justitiële autoriteiten. Waar in het nader rapport wordt vermeld dat het Cbp voldoende bevoegdheden heeft om in rechte op te kunnen treden, blijkt evenwel uit de memorie van toelichting dat een toekenning van deze bevoegdheid geen verplichting is en dat volstaan kan worden met het onder de aandacht brengen van de inbreuk. Dit lijkt tegenstrijdig en onduidelijk. Deze leden vernemen graag een reactie van het regering. Bovendien heeft de term «justitiële autoriteiten» een breder bereik dan «bij de rechter», zoals de tekst van het kaderbesluit luidt. Deze leden verzoeken de regering ook hier nader op in te gaan.

De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op de constatering dat het Cbp er nu extra taken bij krijgt, zowel op het gebied van handhaving als advies. Zijn het budget en de personele mogelijkheden van het Cbp hiertoe eigenlijk wel toereikend om zowel adviestaken als handhaving zorgvuldig en tijdig te kunnen uitvoeren?

Deze leden vinden dat de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA)terecht een klemmend beroep op de regering doet om ervoor te zorgen dat Nederland bij de geringste twijfel aan de toereikendheid (van de bescherming van persoonsgegevens) geen gegevens verstrekt. Ook dringt de NOvA erop aan uiterst terughoudend te zijn met de uitzonderingsmogelijkheid om, in die gevallen waarin geen sprake is van een toereikend niveau, toch tot gegevensverstrekking over te gaan. De reactie van de regering is naar de mening van de leden van de SP-fractie niet erg helder. Graag ontvangen zij alsnog een duidelijk(er) antwoord op deze twee terechte vragen/verzoeken.

XII. De consequenties van het wetsvoorstel voor de praktijk, financiële gevolgen en administratieve lasten

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering niet aanneemt dat, in tegenstelling tot hetgeen het Openbaar Ministerie (OM) en de politie verwachten, de werklast voor de politie zal toenemen. Opgemerkt wordt dat de personele lasten gelet op de omvang van de politieorganisatie en het daarmee verbonden budget, niet onoverkomelijk lijken. Dit kan volgens de regering binnen de bestaande budgettaire kaders worden opgevangen. Met de capaciteitsproblemen bij de politie in het achterhoofd, vragen deze leden of de regering deze verwachting uitgebreider wil onderbouwen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel voor de werklast van het OM niet goed te kwantificeren is. Kan de regering een poging doen om deze beter in kaart te brengen?

Verder vragen zij of de regering een nadere schatting kan maken van de kosten op het gebied van de personele lasten en de huishouding ten gevolge van het onderhavige wetsvoorstel en ook op de werklast voor de politie.

De leden van de SP-fractie vragen of de zorgen over de toename van de werklast van de politie niet meer dan terecht zijn, en dat hier wel degelijk financiële consequenties aan zullen zitten, zeker gelet op de financiële tekorten bij veel politiekorpsen. Is het niet iets te gemakkelijk om te stellen dat deze kosten binnen de budgettaire ruimtes zullen worden opgevangen? Graag ontvangen zij een reactie hierop.

ARTIKELGEWIJS

Artikel I, onderdeel F

Artikel 25

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de tweede volzin van het voorgesteld artikel 25, eerste lid 1, Wpg een lidwoord te veel staat: «...over de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens...»

Artikel I, onderdeel H

Artikel 28

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het kaderbesluit onderscheid wordt gemaakt tussen «het corrigeren van gegevens indien deze niet correct zijn of het wissen van gegevens indien deze niet langer noodzakelijk zijn» enerzijds en «het markeren van gegevens indien de juistheid daarvan wordt betwist door de betrokkene en de juistheid niet kan worden vastgesteld» anderzijds. Deze leden verwijzen naar het advies van het Cbp hieromtrent. Dit college adviseert het wetsvoorstel nader te bezien op de gehanteerde terminologie, met als aandachtspunt dat uit het wetsvoorstel volgt dat markeren kennelijk ook aangewezen is voor gegevens waarbij het vaststaat dat die feitelijk onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Dit in tegenstelling tot de situatie waar niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is (artikel 18, tweede lid, kaderbesluit) waar markeren is aangewezen. Het ingediende wetsvoorstel bevat nog steeds de mogelijkheid gegevens die – kort gezegd – zeker niet juist zijn toch te markeren. Dit is nadelig voor de betrokkene, mede gelet op artikel 18, eerste lid, kaderbesluit waarin de betrokkene recht heeft op het nakomen door de voor de verwerking verantwoordelijke van zijn verplichtingen. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering hierop in te gaan en zo nodig de tekst van het wetsvoorstel aan te passen.

Artikel II, onderdeel F

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering voor de bewaring van gegevens heeft gekozen voor aansluiting bij de termijn voor de privacy audits en aldus tot een bewaartermijn van vier jaar is gekomen in plaats van de eerder beoogde drie jaar.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

De griffier van de commissie,

Nava