Kamerstuk 32398-26

Brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal inzake behandeling van het wetsvoorstel Wet forensische zorg

Dossier: Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg)


Nr. 26 HERDRUK1 BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2017

Met uw brief van 12 oktober 2017 ontving ik het woordelijk verslag van een deel van het ordedebat dat gisteren in uw Kamer heeft plaatsgevonden en waarin onder andere werd verwezen naar de behandeling van het wetsvoorstel Wet forensische zorg (Kamerstuk 32 398) in de Eerste Kamer (Handelingen II 2017/18, Regeling van werkzaamheden). Een aantal woordvoerders in uw Kamer dringt aan op urgentie bij de verdere behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer, onder erkenning van het feit dat de Eerste Kamer haar eigen agenda bepaalt.

Gelezen het woordelijk verslag van het ordedebat in uw Kamer, hecht ik eraan kort uiteen te zetten hoe de behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer tot op heden feitelijk is verlopen. Ik vertrouw erop daarmee het mogelijke misverstand weg te nemen dat de behandeling van het wetsvoorstel «al jarenlang stilligt». Eerder is sprake van de gewenste zorgvuldigheid waarmee de Eerste Kamer wetsvoorstellen pleegt te beoordelen, waarbij zij zich tegelijkertijd rekenschap geeft van de noodzakelijke voortgang in het wetgevingsproces. De afweging tussen zorgvuldige parlementaire toetsing en voortvarende afhandeling was ook de kern van de brief die de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (commissie V&J) van de Eerste Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft verzonden op 25 februari 2015 (Kamerstuk 32 398, M).

Het wetsvoorstel Wet forensische zorg is op 18 december 2012 aangenomen door uw Kamer (Handelingen II 2012/13, nr. 36, item 22), na op 4 juni 2010 aan uw Kamer te zijn aangeboden.

De commissie V&J van de Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 15 januari 2013 in procedure genomen. Op 26 maart 2013 heeft de commissie V&J voorlopig verslag uitgebracht (Kamerstuk 32 398, E), waarop de regering bij memorie van antwoord van 3 juli 2013 heeft geantwoord (Kamerstuk 32 398, F). Vervolgens zijn nadere vragen aan de regering gesteld in het nader voorlopig verslag, d.d. 29 oktober 2013 (Kamerstuk 32 398, H). Hierop heeft de regering bij nadere memorie van antwoord van 23 januari 2014 geantwoord (Kamerstuk 32 398, I). Op 28 januari 2014 heeft de commissie eindverslag uitgebracht (Kamerstuk 32 398, J).

Op 1 april 2014 is de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aangevangen (Handelingen I 2013/14, nr. 25, items 7 en 9). Na de eerste termijn van de Kamer heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Kamer verzocht de plenaire behandeling te schorsen, aangezien hij zich eerst over een aantal punten die sommige woordvoerders tijdens het debat hadden aangedragen, wilde beraden en bepaalde omissies wilde herstellen.

De Staatssecretaris heeft vervolgens bij brief d.d. 6 november 2014 de Kamer hierover nader geïnformeerd (Kamerstuk 32 398, K). Naar aanleiding van deze brief zijn schriftelijk vragen gesteld door de commissie V&J, die op 5 februari 2015 door de Staatssecretaris zijn beantwoord (Kamerstuk 32 398, L). In reactie op deze beantwoording is een nadere brief gestuurd aan de Staatssecretaris op 25 februari 2015. In deze brief is aangegeven dat de commissie voornemens is om de behandeling van de Wfz verder aan te houden, teneinde de wetsvoorstellen Wfz, Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (WZD, Kamerstuk 31 996) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz, Kamerstuk 32 399), gelet op hun samenhang, gezamenlijk te behandelen.

Het wetsvoorstel Wvggz is op 14 februari 2017 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen (Handelingen II 2016/17, nr. 52, item 7). Via dit wetsvoorstel worden tevens nog wijzigingen aangebracht in de Wfz. Op 7 maart daaropvolgend hebben de commissies VWS en V&J van de Eerste Kamer besloten de genoemde wetsvoorstellen gezamenlijk verder te behandelen, overeenkomstig eerdere besluitvorming in deze Kamer.

Gelet op de complexe samenhang tussen de drie wetsvoorstellen, hebben de leden van de commissies VWS en V&J zich vervolgens op 28 maart 2017 laten voorlichten door ambtenaren van beide ministeries en hebben zij tevens een deskundigenbijeenkomst gehouden op 16 mei 2017. In de tussentijd zijn schriftelijke vragen gesteld over de drie wetsvoorstellen, waarbij ten slotte op 6 oktober jl. nader voorlopig verslag is uitgebracht (Kamerstukken 32 399 en 31 996, E). Op dit moment wachten de beide commissies op beantwoording door de regering. Desondanks hebben zij reeds een datum voor plenair debat voorgesteld: onder voorbehoud van tijdige afronding van de schriftelijke behandeling, is het plenaire debat over de drie wetsvoorstellen gepland voor 23 januari 2018.

Ik vertrouw erop uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd over de feitelijke behandeling van de Wfz in de Eerste Kamer en laat u overigens weten dat ik uw brief met het bijbehorende woordelijke verslag van het ordedebat tevens zal doorgeleiden naar de vaste Kamercommissies van V&J en VWS.

A. Broekers-Knol