Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 13 juli 2010

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Algemeen

1

• Doelstelling van het wetsvoorstel

1

• Financiële consequenties en de werklast

5

• Advisering

5

• Financiële paragraaf

5

Artikelsgewijs

6

AlGEMEEN

Doelstelling van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het voorstel om de reikwijdte van het begrip nabestaanden alsmede de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een uitkering in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven te verruimen. Daarnaast zijn zij verheugd dat de motie-Teeven (Kamerstuk 30 143, nr. 28) wordt uitgevoerd, waardoor wordt voorzien in een meer specifieke bepaling met betrekking tot bemiddeling.

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het hoeft geen betoog dat deze leden hechten aan een goede afhandeling van een strafzaak, met het slachtoffer als een van de belangrijke actoren. Om die reden hebben zij zich bij de behandeling van het wetsvoorstel versterking positie van het slachtoffer in een strafproces (Kamerstuk 30 143) sterk gemaakt voor een betere positie van het slachtoffer. Deze leden zien dit voorstel als een vervolg op deze wet.

Een andere wetsvoorstel waar de leden van de PvdA-fractie grote voorstanders van waren, is de wetsvoorstel affectieschade (Kamerstuk 28 781). In de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt verwezen naar het wetsvoorstel affectieschade. Er bestaat enige verwantschap tussen beide wetsvoorstellen. Het wetsvoorstel affectieschade voorziet in de wijziging van artikel 3 van de Wet schadefondsgeweldsmisdrijven, waardoor schade, niet zijnde vermogensschade, zou kunnen worden vergoed uit het schadefonds geweldsmisdrijven. Nu het wetsvoorstel affectieschade niet door de Eerste Kamer is aangenomen, krijgen naasten die geen vermogensschade hebben geleden maar wel emotionele schade geen recht op een vorm van vergoeding. Is de regering voornemens delen van het wetsvoorstel affectieschade, waaronder de voorgestelde wijziging van artikel 3 van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven, op te nemen in het onderhavige wetsvoorstel? Kan de regering het antwoord toelichten?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke verwachting er bestaat met betrekking tot het aanspreken van het schadefonds geweldsmisdrijven door benadeelde burgers na het van kracht zijn van onderhavige wetsvoorstel. Deze leden begrijpen dat een vijfde van het aantal mensen dat aanspraak zou kunnen maken op het schadefonds geweldsmisdrijven maar aanspraak op het fonds maakt. Kloppen deze cijfers? Meent de regering dat de overheid een rol moet spelen in de naamsbekendheid van het schadefonds geweldsmisdrijven? Zo ja, hoe gaat de regering dit invullen?

De aan het woord zijnde leden willen een nadere toelichting op de reden om de bezwaarprocedure administratiefrechtelijk af te doen. Zij menen dat de reactie van de regering op de kritiek van de Raad van State op dit punt te mager is. Welk voordeel heeft de verzoeker bij het feit dat de verzoeken om een schadevergoeding en de bezwaarprocedure bestuursrechtelijk worden afgedaan? Zal de procedure in dat geval sneller zijn afgerond dan een civiele afhandeling, waarbij de bezwaarprocedure via het gerechtshof te ’s-Gravenhage gaat lopen? Hoeveel tijdswinst zal de verzoeker boeken? Is de voorgestelde procedure via het bestuursrecht toegankelijker dan de huidige procedure? Zal de sector bestuursrecht van de rechtbank Den Haag bij uitsluiting de behandeling van de beroepen die uit dit wetsvoorstel voortvloeien op haar nemen?

De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het goed hebben begrepen dat een beslissing op een verzoek om schadevergoeding via de wet Schadefonds geweldsmisdrijven een besluit is in de zin van het Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat derhalve de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van toepassing is. Deelt de regering de mening dat indien een verzoek om schadevergoeding via de Wet schadefonds geweldsmisdrijven niet binnen de wettelijk beslistermijn wordt afgedaan, de schadevergoeding van rechtswege moet worden toegekend? Zo ja, gaat de regering dit via een nota van wijziging mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan verduidelijking op het volgende punt. Kunnen nabestaanden of slachtoffers die aanspraak kunnen maken op het S schadefonds Geweldsmisdrijven zich tevens met succes als benadeelde partij voegen in een strafzaak? Kan dat onder de huidige wetgeving en onder de voorgestelde wet? Heeft het schadefonds een regresrecht op de dader na veroordeling? Wat dient er te gebeuren als een nabestaande of slachtoffer meent aanspraak te kunnen maken op een schadevergoeding volgens het burgerlijk recht en zich hiertoe voegt in een strafzaak, maar tijdens de (straf)procedure blijkt een schadevergoeding volgens het burgerlijk recht niet haalbaar is? Heeft de rechter in deze een rol om de nabestaande of het slachtoffer te wijzen op het schadefonds geweldsmisdrijven?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat Nederlandse slachtoffers van misdrijven in het buitenland geen aanspraak kunnen maken op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat het land waar de schade is geleden deze schade ook moet dragen. Zou de regering willen regelen dat in die gevallen dat de schade, om welke reden dan ook, niet door dat land wordt gedragen de Wet schadefonds geweldsmisdrijven van toepassing is? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij spreken hun waardering uit voor het feit dat de positie van het slachtoffer in voorliggend wetsvoorstel verder wordt versterkt. Wel hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven houdt rekening met schadevergoeding die het slachtoffer langs burgerrechtelijke weg kan verhalen of heeft verhaald. Deze leden vragen welke inspanningen het slachtoffer zich moet hebben getroost om deze schadevergoeding via de burgerrechtelijke weg af te dwingen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Raad van State als kritiekpunt op het onderliggende wetsvoorstel uit dat de behandeling van dit soort zaken door een gespecialiseerde rechter zou moeten blijven plaatsvinden. Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting op de keuze die gemaakt is voor de administratiefrechtelijke behandeling.

Wat is de toegevoegde waarde van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in relatie tot de civiel- en/of strafrechtelijke weg die door het slachtoffer bewandeld moet worden? Zij geven het volgende voorbeeld. Een zestienjarige mishandelt een buschauffeur met letsel aan de chauffeur en schade aan de bus als gevolg. De schade blijkt niet op de minderjarige verhaalbaar. Kan de chauffeur dan wel de busmaatschappij een beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het versterken van de positie van slachtoffers van misdrijven wordt door deze leden van harte onderschreven. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden zijn van mening dat het goed is dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven een uitkering doet wanneer de te verhalen schade op de dader niet zal slagen of lang op zich zal laten wachten. Het verbaast de leden dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven opmerkt dat de huidige praktijk is dat het uitgekeerde bedrag niet op de dader wordt verhaald. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn geweest? Graag vernemen deze leden een toelichting hierop. Ook willen zij weten hoe dit in de toekomst in alle gevallen voorkomen kan worden, zodat daders opdraaien voor de schade en niet de belastingbetaler. Is het gevolg van het gewijzigde artikel 6 dat het slachtoffer of de nabestaande sneller de uitkering krijgt, zonder dat de dader de dans ontspringt? Hoe wordt dit in de gaten gehouden door het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het Centraal Justitieel Incasso Bureau gezamenlijk?

De leden van de SP-fractie vinden het goed dat er een wettelijke regeling voor slachtoffer-daderbemiddeling wordt voorgesteld. Zo lang slachtoffers en daders op vrijwillige basis deelnemen is dit een goede methode. Er moet echter wel onderscheid worden gemaakt tussen schadebemiddeling met als doel de schade af te wikkelen aan de ene kant en herstelgesprekken die puur als doel hebben tot een dialoog te komen tussen slachtoffer en dader aan de andere kant. Herstelgesprekken hebben dus niet het doel tot een overeenkomst te komen in tegenstelling tot schadebemiddeling. De schadebemiddeling kan parallel lopen aan het strafproces. Hierover kan de rechter worden geïnformeerd. Bij herstelgesprekken ligt dat anders. Dit onderscheid wordt in de toelichting onvoldoende gemaakt. Kan alsnog worden ingegaan op de terechte vragen die Slachtofferhulp Nederland hierover opwerpt?

Deze leden roepen de motie Gerkens/Azough (Kamerstuk 32123 VI, nr. 28) in herinnering, waarin de regering wordt verzocht de slachtoffer-dadergesprekken nadrukkelijker onder de aandacht te brengen in het gevangeniswezen en bij de reclasseringsorganisaties, zodat het aantal gesprekken kan worden verhoogd. Kan hierop worden ingegaan? Zijn hierover reeds resultaten te melden? Vertoont het aantal slachtoffer-dadergesprekken nog steeds een stijgende lijn?

De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor het feit dat veel slachtoffers het Schadefonds Geweldsmisdrijven kennelijk nog niet weten te vinden, zo blijkt uit het jaarverslag van het Schadefonds. Maar liefst 72% van de doelgroep (mensen die in principe in aanmerking komen voor een uitkering) bleek het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet te kennen. Welke maatregelen worden genomen om de bekendheid van het Schadefonds Geweldsmisdrijven te vergroten?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige wetsvoorstel. Zij onderschrijven het uitgangspunt van het wetsvoorstel.

Deze leden vragen wat de status gaat worden van de civielrechtelijke bemiddelingsovereenkomst in het strafproces. Tevens vragen zij welke gevolgen het voor het strafrecht heeft dat bij geweldsmisdrijven de mogelijkheid tot het opstellen van een bemiddelingsovereenkomst bestaat, terwijl deze nog niet bij andere delicten tot de mogelijkheden behoort. Wordt daarin nog voorzien in een later voorstel of blijft daar de weg van het verhalen van de schade langs andere weg overeind staan als mogelijk.

De leden van de SGP-fractie vinden het een goede zaak dat er een heroverweging plaatsvindt van de reikwijdte van de kring van benadeelden die in aanmerking komen voor schadevergoeding na een geweldsmisdrijf. Zij willen graag enkele vragen stellen over het wetsvoorstel.

Voordat deze leden verder ingaan op dit wetsvoorstel willen zij eerst graag vernemen voor welke soort misdrijven het Schadefonds Geweldsmisdrijven van toepassing is. Maakt het niet zozeer uit welk delict er gepleegd is, als er maar sprake is van het gebruik van geweld, of is de uitkering gekoppeld aan bepaalde misdrijven?

De leden van de SGP-fractie vragen wat nu het precieze motief is om de speciale verzoekschriftenprocedure bij het Gerechtshof in ‘s Gravenhage af te schaffen en in plaats daarvan te kiezen voor de bezwaar- en beroepsprocedure van de Awb. Kan worden aangegeven hoe vaak in de praktijk van de genoemde verzoekschriftenprocedure gebruik wordt gemaakt? Heeft de regering de indruk dat deze regeling voldoende bekend is bij (nabestaanden van) slachtoffers van geweldsmisdrijven?

Indien het een relatief klein aantal zaken betreft, vragen deze leden aandacht voor de kritiek van de Raad van State dat behandeling door een gespecialiseerde rechter nodig is. Zou de regering in willen gaan op de combinatie van civielrechtelijke en strafrechtelijke kennis die noodzakelijk is? Kan de regering in het licht van de gevraagde aantallen kenbaar maken of de verschillende rechtbanken voldoende expertise zullen kunnen ontwikkelen? Blijft de kwaliteit van deze rechtspraak daarmee wel hetzelfde als in de huidige situatie?

Financiële consequenties en de werklast

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of naast de extra kosten voor rechtsbijstand en kosten voor de rechterlijke macht er ook een inschatting is van de kosten van schadevergoedingen die worden uitgekeerd. Om welk bedrag gaat dat per jaar en welk deel daarvan kan verhaald worden op de daders? Op welke wijze wordt het niet terug te vorderen deel gefinancierd.

Advisering

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) in zijn advies heeft opgemerkt dat het hoger beroep in het wetsvoorstel niet is geregeld. Volgens de Rvdr moet het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht worden belegd. Is dit juist? Daarnaast merkt de Rvdr op dat de indieningstermijn onveranderd is gebleven. Deze leden zijn het met de Rvdr eens dat deze termijn voor de ernstige zedendelicten verruimd dient te worden zodat deze aansluit bij de verjaringstermijn in het strafrecht. Kan de regering hier nader op ingaan?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de toelichting staat dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven een uitkering doet als de dader niet betaalt. Een reden hiervoor kan zijn dat de dader niet beschikt over financiële middelen. Deze leden vragen hoe wordt nagegaan en vervolgens vastgesteld of een dader niet beschikt over de noodzakelijke financiële middelen. Ook kan er sprake zijn van een gegronde reden van het slachtoffer om de dader niet aansprakelijk te stellen. Wat moet precies onder een gegronde reden worden verstaan?

Verder is in de toelichting te lezen dat aan het slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf, dat langer op de door de rechter toegekende schadevergoeding moet wachten, een voorschot wordt toegekend. De leden van de CDA-fractie vragen of hier een vast percentage voor staat en hoe het voorschot wordt vastgesteld.

De leden van de SP-fractie lezen in de toelichting dat een bijzondere regeling voor schade die voortvloeit uit een shock overbodig is, waarbij de regering verwijst naar het wetsvoorstel affectieschade. Inmiddels heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel affectieschade verworpen. Wat zijn hiervan nu de gevolgen? Wat zijn de gevolgen voor het voorliggende wetsvoorstel? Is de regering voornemens met nadere plannen te komen voor het uitkeren van affectieschade en shockschade?

De leden van de SGP-fractie vragen naar aanleiding van de wijzigingen in artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven wat de precieze consequenties zijn. Hoe werkt het proces van schadevergoeding in de praktijk precies en hoe verhoudt zich dit tot de uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven? Kan zich in de praktijk toch de situatie voordoen dat de rechter besluit bij de vaststelling van de schade rekening te houden met de uitkering uit het schadefonds – met als gevolg een lagere uitkering – terwijl het slachtoffer toch geacht wordt een bedrag terug te betalen aan het Schadefonds? Hoe wordt voorkomen dat het slachtoffer tegelijkertijd een lagere uitkering krijgt en terug moet betalen?

Financiële paragraaf

De leden van de PvdA-fractie merken op dat door de onderhavige wetswijziging de kring van naasten en slachtoffers die aanspraak kunnen maken op het Schadefonds Geweldsmisdrijven wordt uitgebreid. Uit de financiële paragraaf blijkt dat het bestaande budget (nog) niet verhoogd wordt. Heeft dit te maken met het feit dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven de laatste jaren niet is uitgeput? Wat is de reden dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven de afgelopen jaren niet het hele beschikbare budget heeft hoeven aan te spreken? Heeft dit te maken met naamsbekendheid of is zijn de criteria zo streng geformuleerd dat een verzoek hieraan vaak niet voldoet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de verhoging van de maximale uitkeringsbedragen zal worden, uitgesplitst naar de verschillende categorieën? Kunnen deze bedragen in het kader van de behandeling van dit wetsvoorstel bekend worden gemaakt?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel C

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nadere toe te lichten waarom geen samenloopregeling is opgenomen. In de memorie van toelichting wordt als reden hiervoor genoemd dat een uitkering van een vergelijkbaar schadefonds in het buitenland zich niet of zeer sporadisch zal voordoen. Maar het opnemen van een samenloopregeling is toch nooit weg voor die gevallen waarin een samenloop aan de orde zou zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat met de toevoeging van onderdeel d aan het eerste lid van artikel 3 wordt beoogd ook anderen dan nabestaanden die de kosten van lijkbezorging voor hun rekening hebben genomen in aanmerking te laten komen voor vergoeding daarvan uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Deze leden vragen of ook gemeenten voor vergoeding van de kosten van lijkbezorging van hun onderda(a)n(en) in aanmerking kunnen komen indien zij deze kosten – bij gebrek aan naasten – op zich hebben genomen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de uitbreiding van groep mensen die voor schadevergoeding in aanmerking komt ook geldt voor adoptie- of pleegkinderen of geadopteerde broers of zussen. Hebben zij in het licht van dit wetsvoorstel evenveel rechten als eigen kinderen of broers en zussen?

Artikel III

Onderdeel B , artikel 51h, tweede lid, Sv

De leden van de SP-fractie begrijpen dat de rechter rekening moet houden met een overeenkomst met een schaderegeling tussen slachtoffer en verdachte die door bemiddeling tot stand is gekomen. Betreft het hier slechts de financiële kant van de zaak, de schadevergoedingsmaatregel, en niet de vraag welke (vrijheidsbeperkende) straf of maatregel moet worden opgelegd? Wat wordt nu precies bedoeld met de zin «dat de rechter op een andere of lagere straf uitkomt dan wanneer geen bemiddeling had plaatsgevonden, of deze niet tot een overeenkomst had geleid»?

Onderdeel B, artikel 51h, derde lid, Sv

De leden van de CDA-fractie merken op dat indien niet het Openbaar Ministerie maar een andere daarin gespecialiseerde organisatie bemiddelt tussen slachtoffer en verdachte, daar vanzelfsprekend kosten aan zijn verbonden. Voor wiens rekening komen deze kosten?

De fungerend voorzitter van de commissie,

Arib

De griffier van de commissie,

Nava