Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 mei 2010

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Algemeen

1

2.1. Richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen

2

2.2. Brandstofkwaliteitsrichtlijn

2

2.3. Richtlijn bevordering schone en energiezuinige voertuigen

2

2.4. Verdere implementatie

3

3. Grondslag in de Wet milieubeheer

3

4. Wijzigingen in de Elektriciteitswet 1998

3

5. Milieueffecten

3

6. Administratieve lasten

4

7. Handhaving/sancties

4

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat strekt tot implementatie van de EG-richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen, de EG-richtlijn brandstofkwaliteit en de EG-richtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen. Zij zetten bij herhaling uiteen dat een effectieve aanpak van verduurzaming primair via Europees bronbeleid moet gebeuren. De implementatie van een drietal Europese richtlijnen leidt precies tot het realiseren van deze strategie.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Het wordt wat de leden betreft tijd dat de duurzaamheidscriteria voor biomassa, biobrandstoffen en transportmiddelen wettelijk worden vastgesteld en vastgelegd. In zijn algemeenheid vragen de leden wat de gehanteerde duurzaamheidscriteria en -eisen zijn voor respectievelijk biomassa, biobrandstoffen, hernieuwbare energie en transportmiddelen. De te implementeren richtlijnen zijn daar niet duidelijk in.

De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennis genomen van het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vragen wanneer er één Europees certificeringssysteem voor biobrandstoffen beschikbaar is.

2.1. Richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen

De wijziging stelt een minimum aandeel hernieuwbare energie van 10% verplicht voor de transportsector. De leden van de SP-fractie hebben altijd gepleit voor het loslaten van die verplichting. De definitie van hernieuwbare energie in de transportsector is indertijd, vanwege de onduidelijkheid over de duurzame herkomst, opgerekt met het mogen meerekenen van elektrisch aangedreven voertuigen. Blijft dit zo? Kan de regering uiteenzetten hoe de definitie van hernieuwbare energie voor de transportsector thans luidt? Is de regering bereid zolang de duurzame herkomst van (vloeibare) biomassa niet gegarandeerd kan worden de verplichting niet vast te leggen?

Kan de regering aan de leden van de SP-fractie uiteenzetten waarom voor vloeibare biomassa geen duurzaamheidscriteria worden opgesteld? Acht de regering de herkomst van vloeibare biomassa niet controversieel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe garandeert de regering dan de duurzame herkomst van de vloeibare biomassa? Hoe vindt controle en handhaving daarop plaats?

De regering zet uiteen aan dat de SDE-regeling voldoende mogelijkheid biedt om de koppeling met Europese duurzaamheidscriteria te maken. Kan de regering de leden van de SP-fractie uitleggen hoe de controle op duurzame herkomst van (vloeibare) biomassastromen plaatsvindt op die stromen die zonder subsidie zullen worden toegepast? Is de regering bereid dit te ondervangen door de duurzaamheidscriteria via de wet milieubeheer vast te leggen?

2.2. Brandstofkwaliteitsrichtlijn

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten op welke punten de richtlijn inzake de kwaliteit van biobrandstoffen aansluit bij de bestaande en al in Nederland gehanteerde criteria die gebaseerd zijn op de zogenaamde «Cramer-criteria»?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering spreekt van een zo geleidelijk mogelijke vermindering van de broeikasgasemissies. Kan de regering nader duiden wat precies wordt verstaan onder zo geleidelijk mogelijk en wat daarvan de meerwaarde is?

2.3. Richtlijn bevordering schone en energiezuinige voertuigen

De leden van de CDA-fractie constateren dat de richtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen beoogt Europees geharmoniseerde criteria bij de aankoop door aanbestedende diensten en entiteiten en exploitanten van openbaar personenvervoer te bevorderen, en zo een markt te creëren voor nieuwe en innovatieve producten. In hoeverre sluit dit aan op de criteria die voor duurzaam inkopen worden gehanteerd? Kunnen deze criteria vervallen nu er Europese criteria voor in de plaats komen? Welke consequenties heeft implementatie voor de aanbesteders voor openbaar vervoer in Nederland? Kunnen zij nog aanvullende criteria bij aanbesteding stellen en vindt de regering dit wenselijk? Zijn de aanbesteders van openbaar vervoer al op de hoogte van de komst van deze nieuwe wetgeving?

2.4. Verdere implementatie

De leden van de CDA-fractie realiseren zich dat met het onderhavige wetsvoorstel vooral de «kapstok» ontstaat aan de hand waarvan in een latere fase algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen zullen worden opgesteld die tot een meer inhoudelijke implementatie leiden.

Deze leden willen graag op voorhand de garantie dat ook bij deze uitvoeringsregelingen de regering kiest voor exacte implementatie en geen nationale aanvullende eisen stelt die leiden tot een verstoring van het gelijke speelveld op Europese schaal. Ook willen deze leden graag horen op welke wijze de regering de Kamer denkt te betrekken bij de invulling van nadere regelgeving.

In het kader van de Europese context vragen de leden van de VVD-fractie of er koppen op de Europese regels zitten.

3. Grondslag in de Wet milieubeheer

In de Memorie van Toelichting is sprake van een nog vorm te geven uitvoeringsorganisatie die moet controleren of de door bedrijven in te dienen rapportages voldoende zijn. De leden van de CDA-fractie zien niets in nieuw op te richten organisaties. Zij rekenen erop dat de regering kiest voor aansluiting bij bestaande activiteiten en een vorm kiest die voor bedrijven met de kleinst mogelijke administratieve lasten gepaard gaat. Zij zien een uitgewerkt voorstel op dit punt met belangstelling tegemoet in de nota naar aanleiding van het verslag.

4. Wijzigingen in de Elektriciteitswet 1998

De regering geeft aan dat een situatie waarbij hernieuwbare elektriciteit moet worden geweigerd vanwege capaciteitsproblemen niet vaak zal voorkomen. De leden van de SP-fractie horen graag hoe vaak dit dan jaarlijks wel zal voorkomen. Kan de regering voorts uiteenzetten onder welke omstandigheden zich een capaciteitsprobleem op het net voor zal doen waardoor voorrang voor duurzame energie niet verleend kan worden? Hoeveel megaWatt aan energieproductie door gas- en kolencentrales is op dat moment dan al afgeschakeld?

5. Milieueffecten

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennis genomen van het voornemen om producten afkomstig uit oerwoudkapgebieden niet meer mee te laten tellen voor het behalen van de doelstellingen. Wel vragen zij zich af hoe zij echt zeker kunnen zijn van de verantwoorde herkomst van producten.

6. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering terecht stelt dat dit wetsvoorstel als zodanig niet leidt tot extra administratieve lasten. De op het wetsvoorstel te baseren regelingen doen dat echter wel degelijk. De leden willen graag een onderbouwde raming van de te verwachten administratieve lasten alsmede een voorstel op welke wijze deze lasten zo beperkt mogelijk worden gehouden dan wel gecompenseerd worden met een evenredige vermindering van administratieve lasten elders.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat nu precies de gevolgen zullen zijn voor de administratieve lastendruk, zowel voor burgers als voor de overheid.

7. Handhaving/sancties

De leden van de SP-fractie vragen zich af welke dreiging er uit gaat van de strafmaat. Er is sprake van gevangenisstraf of taakstraf of geldboete. De afschrikkende werking gaat natuurlijk uit van de strafmaat maal de pakkans. Kan de regering een indicatie geven in welke verhouding de maximaal op te leggen geldboete staat ten opzichte van de omzet die gemaakt wordt met handel in biomassa? Daarnaast horen de leden van de SP-fractie graag welke prioriteit er wordt gegeven aan het toezicht en de handhaving op de handel in biomassa. Hoeveel fte’s aan inspectie en politie zullen komende jaren worden ingezet?

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De adjunct-griffier van de commissie,

Lemaier