Gepubliceerd: 29 december 2009
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (staatssecretaris financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: belasting bestuur de nederlandse antillen en aruba financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32276-2.html
ID: 32276-2

32 276
Vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de invoering en inwerkingtreding van de Wet Belastingwet BES, de Wet Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES de aanpassing van enige wetten alsmede het overgangsrecht te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I AANPASSINGEN

ARTIKEL I

In artikel12:2 van de Algemene douanewet wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

ARTIKEL II

In artikel 38, eerste en vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

ARTIKEL III

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, wordt «De bepalingen van deze wet gelden bij» vervangen door: De bepalingen van deze wet gelden in Nederland bij.

B. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

2. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:

d.

1°. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;

2°. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

3°. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

4°. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;.

C. In artikel 4, tweede lid, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland. Voorts wordt «deel van het Rijk» vervangen door: deel van Nederland.

D. In artikel 30k wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

E. Het opschrift van Hoofdstuk VII komt te luiden:Bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting.

F. Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarin daaromtrent niet op andere wijze is voorzien, regels worden gesteld ten einde gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering te verlenen van de belasting die betrekking heeft op inkomen of vermogen uit de BES eilanden.

3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

G. Artikel 47a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

2. In het derde lid wordt na «is gevestigd onderscheidenlijk woont in» ingevoegd: Aruba, Curaçao, Sint Maarten of. Voorts wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

3. In het vijfde lid wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

H. Artikel 55, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Na «openbare lichamen» wordt ingevoegd: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet daaronder begrepen,. Voorts wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid.

I. In artikel 57 wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

J. In artikel 58 wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

K. In artikel 61 wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

L. In artikel 68, vierde lid, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

M. In artikel 73 wordt «buiten het Rijk» vervangen door: niet in Nederland.

ARTIKEL IV

In hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AL, derde lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

ARTIKEL V

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. rijksbelastingen: belastingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet, die in Nederland worden geheven;

2. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aa.

1°. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;

2°. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

3°. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

4°. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;.

B. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd;

1. In het eerste lid wordt «maar ook tot de opcenten» vervangen door: maar ook tot de daarmee samenhangende opcenten.

2. In het tweede lid wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid. Voorts wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: met uitzondering van de BES eilanden.

C. In artikel 26, vijfde lid, onderdeel b, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland. Voorts wordt na «aan een ander land van het Koninkrijk» ingevoegd: , aan een ander heffingsgebied binnen het Rijk, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,. Ten slotte wordt «in het buitenland» vervangen door: aldaar.

ARTIKEL VI

In artikel 1 Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt «volgens het bepaalde in de volgende artikelen» vervangen door: volgens het bepaalde in de volgende artikelen, tenzij ter zake kosten verschuldigd zijn op grond van artikel 8.39 van de Belastingwet BES.

ARTIKEL VII

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, 2°, wordt na «provincie» ingevoegd: , de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. In het eerste lid, 8°, onderdeel e, wordt «de Nederlandse Antillen» vervangen door: Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

B. In artikel 33, eerste lid, 3°, wordt na «provincie» ingevoegd: , de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

ARTIKEL VIII

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1.7, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

e. een pensioenregeling als bedoeld in artikel 6A van de Wet loonbelasting BES.

B. In artikel 2.2, eerste lid, eerste volzin, wordt na «intussen in een andere mogendheid» ingevoegd: of op de BES eilanden. Voorts wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is evenmin van toepassing indien de bedoelde persoon aannemelijk maakt dat hij op de BES eilanden als inwoner onderworpen is aan de Wet inkomstenbelasting BES.

C. In artikel 2.5, eerste lid, eerste volzin, wordt na «als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie» en «de belastingheffing van die lidstaat» telkens ingevoegd: , de BES eilanden. Voorts wordt in de eerste volzin voor «mogendheid wordt betrokken» ingevoegd: die. Ten slotte wordt in de vierde volzin na «belastingheffing in de woonstaat» ingevoegd: of op de BES eilanden.

D. In artikel 3.83, eerste lid, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

E. In artikel 3.116, vierde lid, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

F. In artikel 3.136, eerste lid, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

G. In artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

H. In artikel 4.18 wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

I. In artikel 6.33, eerste lid, onderdelen b en c, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba of» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten,. Voorts wordt in het eerste lid, onderdelen b en c, na «een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid» ingevoegd: of op de BES eilanden.

J. Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de Nederlandse Antillen en Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

2. In het zevende lid, tweede volzin, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , Belastingregeling voor het land Nederland. Voorts wordt in de tweede volzin na «door of vanwege een andere mogendheid» ingevoegd: of door de rijksoverheid op de BES eilanden.

K. In artikel 8.9a, eerste lid, wordt na «lidstaat van de Europese Unie» ingevoegd: , van de BES eilanden.

L. Artikel 10.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Activa in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

2. In het eerste en het tweede lid wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

3. In het vierde lid wordt na «artikel 24 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: respectievelijk artikel 4.1 van de Belastingregeling voor het land Nederland. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten respectievelijk de BES eilanden.

ARTIKEL IX

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 1 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Voor de toepassing van deze wet worden op de BES eilanden gevestigde lichamen die door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht worden niet op de BES eilanden te zijn gevestigd, geacht in Nederland te zijn gevestigd.

B. In artikel 4, zevende lid, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

C. In artikel 11, eerste lid, aanhef en 2°, wordt na «winstuitkeringen is» ingevoegd: op de BES eilanden. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten,.

D. In artikel 11a, tweede lid wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

ARTIKEL X

Artikel 2, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met f tot b tot en met g wordt een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:

a. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk;

2. In onderdeel d (nieuw) wordt «de Nederlandse Antillen en Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

ARTIKEL XI

De Wet op de kansspelbelasting wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, onderdelen a, d en e, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

B. In artikel 2, tweede lid, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

ARTIKEL XII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, vierde lid, onderdeel a, en in het vijfde lid, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

B. In artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

C. In artikel 5b, eerste lid, 2°, wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

ARTIKEL XIII

Artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid.

3. Voorts wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

ARTIKEL XIV

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 2 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

8. Voor de toepassing van deze wet worden op de BES eilanden gevestigde lichamen die door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht worden niet op de BES eilanden te zijn gevestigd, geacht in Nederland te zijn gevestigd.

B. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt «die Nederlands inkomen genieten».

2. Na onderdeel c wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

d. maar op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde lichamen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden; die Nederlands inkomen genieten.

C. In artikel 6a, tweede lid, wordt na «opgericht of aangegaan naar» ingevoegd: het op de BES eilanden geldende recht dan wel. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

D. Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, 1°, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

2. In het vierde lid, onderdeel b, 2°, wordt na «de vennootschap is gelegen» ingevoegd: op de BES eilanden of.

3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt na «is opgericht naar» ingevoegd: het op de BES eilanden geldende recht dan wel. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

E. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel c, en de aanhef van het vierde lid wordt telkens na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt na «een lichaam dat is opgericht naar» ingevoegd: het op de BES eilanden geldende recht dan wel. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

3. In het derde lid, onderdeel e, wordt na «bedoeld land» ingevoegd: , bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk.

4. In het vierde lid, aanhef, wordt na «genoten winst ingevolge de Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland. Voorts wordt in onderdeel a na «de werkelijke leiding van deze belastingplichtige is gelegen» ingevoegd: op de BES eilanden dan wel. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

F. In artikel 15a, achtste lid, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

G. In artikel 15c, eerste lid, wordt na «Belastingregeling voor het Koninkrijk» ingevoegd: , de Belastingregeling voor het land Nederland.

H. Aan artikel 17, derde lid, wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel c ingevoegd, luidende:

c. de belastbare winst van een op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigd lichaam voor zover die wordt behaald uit een op de BES eilanden gedreven onderneming met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden en die vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van artikel 5.2 van de Belastingwet BES voor de toepassing van de opbrengstbelasting als bedoeld in hoofdstuk V van de Belastingwet BES niet op de BES eilanden maar in Nederland zou zijn gevestigd indien de vaste inrichting een lichaam zou zijn geweest of de activiteiten van de vaste vertegenwoordiger in een lichaam zouden zijn ondergebracht.

I. In de aanhef van artikel28, tweede lid, na «opgericht of aangegaan naar» ingevoegd: het op de BES eilanden geldende recht alsmede. Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

HOOFDSTUK II OVERGANGSRECHT EN INVOERING FISCAAL STELSEL BES

AFDELING 1 AFWIKKELING NEDERLANDS-ANTILLIAANS FISCAAL STELSEL

ARTIKEL I

1. Dit hoofdstuk is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en verstaat onder:

a. tijdstip van transitie: het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;

b. het tijdstip van inwerkingtreding: het tijdstip waarop de hoofdstukken IV tot en met VII en IX van de Belastingwet BES en de hoofdstukken III en V van de Douane- en Accijnswet BES in werking treden;

c. overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot het tijdstip van inwerkingtreding.

2. Op dit hoofdstuk zijn artikel 1.2 van de Belastingwet BES en artikel 1.1 van de Douane- en Accijnswet BES van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

1. Voor zover de belastingplichtige of inhoudingsplichtige op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie rechten en verplichtingen heeft, ingevolge:

a. de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943;

b. de Landsverordening op de loonbelasting 1976;

c. de Landsverordening op de winstbelasting 1940;

d. de Landsverordening omzetbelasting 1999;

e. de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten 1997;

f. de Overdrachtsbelastingverordening;

g. de Successiebelastingverordening 1908;

h. de Landsverordening spaarvermogensheffing;

i. de Zegelverordening 1908;

j. de Gedistilleerdverordening 1908;

k. de Landsverordening accijns op bier 1970;

l. de Landsverordening Accijns van Sigaretten 1970;

m. de Landsverordening van de eerste november 1932 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine;

n. de Regeling bijzonder invoerrecht op benzine Bovenwindse Eilanden;

o. de Landsverordening ter bevordering bedrijfsvestiging en hotelbouw;

p. de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen;

q. de Landsverordening renovatie hotels;

r. de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling;

s. de Landsverordening economische zones 2000;

t. de Landsverordening tarief van invoerrechten;

u. de Landsverordening In- en Uitvoer;

v. de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen;

w. de op de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende eilandsverordeningen regelende de heffing van opcenten op de aanslagen in de inkomstenbelasting en de winstbelasting;

alsmede de daarop gebaseerde regelingen, blijven deze rechten en verplichtingen ongewijzigd in stand, en blijven de onder a tot en met w genoemde verordeningen alsmede de daarop gebaseerde regelingen daarop ongewijzigd van toepassing.

2. Op de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, blijven de Algemene Landsverordening Landsbelastingen, de Invorderingsverordening 1961, de Invorderingsverordening 1970, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen en de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen en de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 en de daarop gebaseerde regelingen van toepassing.

3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie, bestaande rechtsverhoudingen.

4. Indien het tijdstip van transitie is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding, zijn in de overgangsperiode de in het eerste lid, onderdelen a tot en met w, en het tweede lid, bedoelde verordeningen als wet van toepassing op de BES eilanden. De op deze verordeningen gebaseerde regelingen zijn in de overgangsperiode als ministeriële regelingen van toepassing.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

ARTIKEL III

1. Op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Inspecteur der Belastingen en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen over op de inspecteur van de rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 8.1 van de Belastingwet BES onderscheidenlijk artikel 1.1, onderdeel h, van de Douane- en Accijnswet BES.

2. Op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Ontvanger over op de ontvanger van de rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 8.1 van de Belastingwet BES of artikel 1.1, onderdeel h, van de Douane- en Accijnswet BES.

ARTIKEL IV

De bepalingen van de verordeningen, bedoeld in hoofdstuk II, artikel II, eerste en tweede lid, blijven van toepassing op de in die verordeningen strafbaar gestelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip van transitie.

ARTIKEL V

Op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie treedt de Raad van Beroep voor Belastingzaken, bedoeld in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES, in de plaats van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, bedoeld in de Landsverordening Beroep in Belastingzaken 1940.

AFDELING 2 SPECIFIEK OVERGANGSRECHT

ARTIKEL VI

De in artikel 8 121, tweede lid, van de Belastingwet BES en hoofdstuk I, artikel III, onderdeel F, bedoelde algemene maatregel van bestuur behoeft niet te worden overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal indien de datum van plaatsing van deze wet in het Staatsblad is gelegen binnen twee maanden voorafgaand aan het tijdstip van transitie.

ARTIKEL VII

1. Op grond van de in de hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen j tot en met n, bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde regelingen verleende vergunningen voor het vervaardigen van accijnsgoederen, voor het opslaan van accijnsgoederen onder krediet voor de accijns of voor het opslaan van accijnsgoederen zonder verschuldigdheid van de accijns, worden tot wederopzegging aangemerkt als krachtens de Douane- en Accijnswet BES verleende vergunningen voor een accijnsgoederenplaats.

2. De inspecteur onderzoekt binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding of:

a. degenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid is aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES verleende vergunning, voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de afgifte van deze vergunning;

b. de plaatsen waarvan de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor en accijnsgoederenplaats.

3. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, moet in het eerste lid voor «de in hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen j tot en met n, bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde regelingen» worden gelezen «de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in de hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen j tot en met n, bedoelde verordeningen en de daarop, in die periode als ministeriële regelingen geldende, gebaseerde regelingen».

4. Houders van accijnsgoederenplaatsen voor wijn, sigaren, cigarillo’s of rooktabak doen binnen een week na inwerkingtreding van de artikelen 4.1, onderdelen e en f, 4.15, onderdelen b, c en d, en 4.18 tot en met 4.21 van de Douane- en Accijnswet BES aangifte van de op het tijdstip van deze inwerkingtreding in hun accijnsgoederenplaats aanwezige hoeveelheden wijn, sigaren, cigarillo’s en rooktabak.

5. In afwijking van artikel 4.53 van de Douane- en Accijnswet BES kunnen tot inwerkingtreding van de artikelen 4.1, onderdelen e en f, 4.15, onderdelen b, c en d, en 4.18 tot en met 4.21 van de Douane- en Accijnswet BES accijnszegels voor sigaren, cigarillo’s en rooktabak worden aangevraagd door degene die een verzoek om vergunning voor een accijnsgoederenplaats op grond van hoofdstuk IV, titel 3, eerste en tweede afdeling van de Douane- en Accijnswet BES heeft gedaan.

ARTIKEL VIII

1. Een op grond van de Landsverordening economische zones 2000 ingestelde economische zone op de BES eilanden wordt aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES door onze Minister ingesteld handels- en dienstenentrepot.

2. Een op grond van de Landsverordening economische zones 2000 verleende toelating tot een economische zone op de BES eilanden wordt aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES door de inspecteur verleende toelating tot een handels- en dienstenentrepot.

3. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding of de ingevolge het tweede lid toegelaten bedrijven tot een handels- en dienstenentrepot voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de toelating tot een handels- en dienstenentrepot met uitzondering van de in artikel 5.4, tweede lid, onderdeel c, van de Douane- en Accijnswet BES bedoelde voorwaarde. Een ingevolge het tweede lid toegelaten bedrijf dat niet voldoet aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de toelating tot een handels- en dienstenentrepot wordt na twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding geacht uit de handels- en dienstenentrepot te zijn verwijderd.

4. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, moet in het eerste en tweede lid voor «de Landsverordening economische zones 2000» worden gelezen «de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening economische zones 2000».

ARTIKEL IX

1. Dit artikel verstaat onder:

a. landsverordeningen: de verordeningen, bedoeld in hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen d en e, en de daarop gebaseerde regelingen alsmede, indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid toepassing vindt, de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in hoofdstuk II, artikel II, eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde verordeningen en de daarop, in die periode als ministeriële regelingen geldende, gebaseerde regelingen;

b. belasting: de belastingen geheven krachtens de in onderdeel a bedoelde landsverordeningen.

2. In afwijking in zoverre van de bepalingen van de landsverordeningen wordt met betrekking tot leveringen en diensten, welke vóór het tijdstip van inwerkingtreding zijn verricht, de belasting uiterlijk op de aan het tijdstip van inwerkingtreding voorafgaande dag verschuldigd.

3. In afwijking in zoverre van de bepalingen van de Belastingwet BES en die van de landsverordeningen wordt, voor zover met betrekking tot leveringen en diensten die op of na het tijdstip van inwerkingtreding worden verricht, vóór het tijdstip van inwerkingtreding een factuur is uitgereikt, de vergoeding of een deel van de vergoeding is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding of een deel daarvan vóór die datum zal worden voldaan, de algemene bestedingsbelasting verschuldigd op het tijdstip van inwerkingtreding.

4. Teruggaaf wordt verleend van de belasting die ingevolge de bepalingen van de landsverordeningen is voldaan met betrekking tot leveringen en diensten die op of na het tijdstip van inwerkingtreding worden verricht. De teruggaaf geschiedt bij wijze van verrekening met de in het derde lid bedoelde algemene bestedingsbelasting.

5. Op verzoek wordt aan de ondernemer die op grond van de bepalingen van de Landsverordening omzetbelasting 1999 op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding, nog het recht heeft om een in de laatste aangifteperiode vóór die datum ontstaan overschot aan aftrekbare belasting naar een volgende aangifteperiode over te brengen, teruggaaf van belasting verleend tot het bedrag van dat door de ondernemer aan te tonen overschot. De teruggaaf wordt slechts verleend voor zover de ondernemer zijn verzoek binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding schriftelijk indient bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beslissing.

6. In afwijking in zoverre van het derde en vierde lid, van de bepalingen van de Belastingwet BES en die van de landsverordeningen wordt:

a. indien een ondernemer ingevolge een vóór het tijdstip van inwerkingtreding gesloten overeenkomst op of na het tijdstip van inwerkingtreding een onroerende zaak levert tegen een vergoeding welke vervalt in termijnen, ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór dat tijdstip zijn vervallen; of

b. indien een ondernemer op of na het tijdstip van transitie een onroerende zaak levert in de zin van artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f, van de Belastingwet BES, welke onroerende zaak ingevolge een vóór het tijdstip van inwerkingtreding gesloten overeenkomst in opdracht is vervaardigd onder terbeschikkingstelling van stoffen, waaronder grond is begrepen, ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór het tijdstip van inwerkingtreding zijn vervallen en de in de vergoeding begrepen kosten van de vóór die datum gestelde stoffen;

de ter zake verschuldigde belasting bij wijze van verrekening in mindering gebracht op de ter zake van die leveringen verschuldigde algemene bestedingsbelasting.

7. De verrekening bedoeld in het zesde lid, vindt slechts toepassing op verzoek van de ondernemer en voor zover de ondernemer de in het zesde lid bedoelde verschuldigde belasting heeft voldaan. De verrekening wordt slechts toegepast voor zover de ondernemer zijn verzoek vóór het tijdstip van verschuldigdheid van de in het zesde lid bedoelde algemene bestedingsbelasting schriftelijk indient bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

ARTIKEL X

1. Voor een belastingplichtige die op de BES eilanden woont en die op de aan het tijdstip van transitie voorafgaande dag in aanmerking komt voor toepassing van de in de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 opgenomen regeling voor penshonado’s, dan wel op grond van de artikelen 77 tot en met 82 van die Landsverordening opgenomen overgangsregeling in aanmerking komt voor toepassing van de in de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E opgenomen regeling voor penshonado’s, geldt, voor maximaal vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding voor zover hij op de BES eilanden woont en voldoet aan de in genoemde artikelen gestelde voorwaarden, dat, voor zover de belastbare som bestaat uit opbrengst van buitenlandse bronnen en voor zover dat tezamen met de overige bestanddelen van de belastbare som meer bedraagt dan USD 26 396:

a. het in de tweede regel van kolom IV in artikel 24A, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES genoemde percentage wordt gesteld op 10% of,

b. indien dit in een lagere belastingdruk resulteert, op 30,4% over een belastbare som van maximaal USD 243 934.

2. Ten aanzien van een belastingplichtige die in aanmerking komt voor toepassing van het eerste lid, zijn de in de Wet inkomstenbelasting BES opgenomen bepalingen omtrent persoonlijke lasten en buitengewone lasten, niet van toepassing.

3. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, moet in het eerste lid voor «het tijdstip van transitie» worden gelezen «het tijdstip van inwerkingtreding. Voorts moet voor «de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943» worden gelezen «de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943» en voor «die Landsverordening» «die in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening».

ARTIKEL XI

1. Onder opbrengst van buitenlandse bronnen als bedoeld in artikel X, eerste lid, wordt verstaan de som van de volgende zuivere inkomsten:

a. opbrengst van bestaande of vroegere dienstbetrekking of van overige werkzaamheden uitgeoefend buiten de BES eilanden, tenzij het betreft de opbrengst van bestaande dienstbetrekking als bestuurder of commissaris van een lichaam dat feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd;

b. opbrengst van onderneming, voor zover deze persoonlijk met behulp van een vaste inrichting, of door vaste vertegenwoordiger of gemachtigden, buiten de BES eilanden wordt gedreven;

c. opbrengst van buiten de BES eilanden gelegen onroerende zaken of op zodanige zaken gevestigde rechten;

d. opbrengst van banktegoeden en overige schuldvorderingen, met uitzondering van:

1°. schuldvorderingen, verzekerd door hypotheek, gevestigd op op de BES eilanden gelegen onroerende zaken;

2°. schuldvorderingen, niet zijnde banktegoeden, ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die woonachtig of statutair dan wel feitelijk gevestigd is op de BES eilanden;

e. opbrengst van rechten op aandelen in de winst, anders dan als aandeelhouder, van een niet op de BES eilanden uitgeoefend bedrijf;

f. opbrengst van aandelen in, of winstbewijzen ten laste van een vennootschap welke niet feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd en waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

g. voordeel uit vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap welke niet feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd en waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

h. opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die niet woonachtig of gevestigd is op de BES eilanden;

i. de kapitaalsuitkering uit levensverzekering welke wordt betaald ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die niet woonachtig of gevestigd is op de BES eilanden.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder opbrengst van een vroegere dienstbetrekking verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke ter zake van een vroegere dienstbetrekking aan de belastingplichtige is toegekend mits dit hoofdzakelijk buiten de BES eilanden is opgebouwd.

3. Voor de toepassing van artikel X blijven de artikelen 12, 16, 16A en 24, tweede, derde en vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES buiten aanmerking.

4. Ten aanzien van de belastingplichtige, bedoeld in artikel X, die in gebreke blijft tijdig volledige aangifte te doen, wordt de in de aanslag te begrijpen belasting verhoogd met de helft van het verschuldigde belastingbedrag.

5. De overige artikelen van de Wet inkomstenbelasting BES blijven onverkort van kracht voor zover niet uitdrukkelijk in dit artikel hiervan is afgeweken.

6. Het deel van de belastbare som waarop het tarief als bedoeld in artikel X niet van toepassing is, wordt belast op basis van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES. Bij de berekening van de belasting over het inkomen waarop het tarief van artikel X niet van toepassing is, worden de inkomsten waarop dit tarief wel van toepassing is, buiten beschouwing gelaten.

ARTIKEL XII

1. Indien een op de BES eilanden gevestigd lichaam op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het lichaam vanaf het tijdstip van transitie door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES in Nederland wordt geacht te zijn gevestigd, wordt de verschuldigde winstbelasting over die eindafrekeningswinst niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bij het in de eerste volzin bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van transitie de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold bij de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van transitie nog op de BES eilanden gevestigde lichaam.

2. Indien een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, dat met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden een onderneming drijft, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van transitie in Nederland als buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt op grond van artikel 3, onderdeel d, in samenhang met artikel 17, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, wordt de verschuldigde winstbelasting over die eindafrekeningswinst niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bij de in de eerste volzin bedoelde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger vanaf het tijdstip van transitie de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold bij de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van transitie nog op de BES eilanden gevestigde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger.

ARTIKEL XIII

1. Indien een op de BES eilanden gevestigd lichaam op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het lichaam vanaf het tijdstip van transitie door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES wordt geacht op de BES eilanden te zijn gevestigd, verleent de ontvanger voor de periode lopend vanaf het tijdstip van transitie tot en met 31 december 2015 renteloos uitstel van betaling voor de belastingaanslag ter zake van die eindafrekeningswinst. Het uitstel wordt beëindigd ingeval artikel 5.8 van de Belastingwet BES toepassing vindt.

2. Indien een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, dat met behulp van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden een onderneming drijft, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van transitie niet in Nederland als buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt op grond van artikel 3, onderdeel d, in samenhang met artikel 17, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, verleent de ontvanger voor de periode lopend vanaf het tijdstip van transitie tot en met 31 december 2015 renteloos uitstel van betaling voor de belastingaanslag ter zake van die eindafrekeningswinst. Het uitstel wordt beëindigd ingeval dein de eerste volzin bedoelde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger wordt opgeheven of ophoudt op de BES eilanden activiteiten te verrichten.

3. De ontvanger verleent op verzoek van het in het eerste of tweede lid bedoelde lichaam kwijtschelding van de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde winstbelasting tot een bedrag gelijk aan de door dat lichaam onderscheidenlijk de op de vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger betrekking hebbende, verschuldigde vastgoedbelasting als bedoeld in hoofdstuk IV van de Belastingwet BES. Voorts wordt het op 1 januari 2016 nog openstaande bedrag kwijtgescholden.

ARTIKEL XIV

1. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, wordt de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie door een op de BES eilanden gevestigd lichaam genoten eindafrekeningswinst als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 bij het op de BES eilanden gevestigde lichaam vanaf het tijdstip van transitie de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van transitie.

2. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, wordt de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie door een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, dat met behulp van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden een onderneming drijft, genoten eindafrekeningswinst als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 bij de in de eerste volzin bedoelde vaste inrichting of de vaste vertegenwoordiger vanaf het tijdstip van transitie de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van transitie.

3. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, moet in hoofdstuk II, artikel XII, en hoofdstuk II, artikel XIII, voor «het tijdstip van transitie» worden gelezen «het tijdstip van inwerkingtreding». Voorts moet voor «de Landsverordening op de winstbelasting 1940» worden gelezen «de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940».

ARTIKEL XV

1. Indien op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie sprake is van een vervreemding als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, onderdeel g, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 wordt de hierover verschuldigde inkomstenbelasting niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de Wet inkomstenbelasting BES vanaf het tijdstip van transitie de verkrijgingsprijs van de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen gesteld op de verkrijgingsprijs van die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen zoals deze gold op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van transitie.

2. Indien hoofdstuk II, artikel II, vierde lid, toepassing vindt, moet in het eerste lid voor «de Wet inkomstenbelasting BES» worden gelezen «de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943». Voorts wordt in dat geval voor de Wet inkomstenbelasting BES vanaf het tijdstip van inwerkingtreding de verkrijgingsprijs van de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen gesteld op de verkrijgingsprijs van die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen zoals deze gold op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van inwerkingtreding.

AFDELING 3 WIJZIGINGEN BELASTINGWET BES

ARTIKEL XVI

De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 6.7g komt als volgt te luiden:

Artikel 6.7g

1. De plaats van dienst van kortdurende en andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel, verricht door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld.

2. In afwijking van het eerste lid is de plaats van dienst van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel bij verhuur aan:

a. een andere dan een ondernemer die gevestigd is of woont in de Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de omzetbelasting 1968, de plaats waar die afnemer gevestigd is of woont;

b. een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft in de in onderdeel a bedoelde Gemeenschap of in die Gemeenschap over een vaste inrichting beschikt die de dienst afneemt, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in die Gemeenschap heeft, de plaats waar die afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is de plaats van dienst van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een afnemer, een andere dan een in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde ondernemer, de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «kortdurende verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen.

B. Artikel 6.7h, eerste lid, van de Belastingwet BES komt te luiden:

1. De plaats van dienst van de volgende diensten die door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, worden verricht voor een andere dan een ondernemer, is de plaats waar deze ondernemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

a. telecommunicatiediensten;

b. radio- en televisieomroepdiensten;

c. elektronische diensten als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel q, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

C. In artikel 6.7i, eerste lid, van de Belastingwet BES vervallen de onderdelen i, j en k, onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van onderdeel h.

D. Artikel 6.7j van de Belastingwet BES komt te luiden:

Artikel 6.7j

Diensten als bedoeld in artikel 6.7i, eerste lid, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in een openbaar lichaam gevestigde lichamen in de zin van deze wet, andere dan ondernemers, die worden verricht door ondernemers die buiten de BES eilanden wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de BES eilanden hebben, en waarvan de plaats van die diensten buiten de BES eilanden is gelegen, worden aangemerkt als worden zij in het openbaar lichaam van de afnemer verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in dat openbaar lichaam plaatsvinden.

E. De artikelen 6.10a en 6.19a van de Belastingwet BES vervallen.

AFDELING 4 OVERGANG NAAR FISCAAL STELSEL VOOR DE BES EILANDEN

ARTIKEL XVII

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld ter zake van de overgang van tot het tijdstip van inwerkingtreding op de BES eilanden geheven belastingen naar de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL I

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter zake van de uitvoering van deze wet.

ARTIKEL II

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. In afwijking van het eerste lid treedt hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel A, in werking met ingang van 1 januari 2013.

3. In afwijking van het eerste lid treedt hoofdstuk II, artikel XVI, onderdelen B tot en met D, in werking met ingang van 1 januari 2015.

4. In afwijking van het eerste lid, treedt hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel E, in werking vijf jaar na het ingevolge het eerste lid bepaalde tijdstip.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet fiscaal stelsel BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,