Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 augustus 2010

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de bevindingen van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer over het voorstel van wet tot uitvoering van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224). Ik ben verheugd te vernemen dat de leden van de CDA-fractie ten volle de doelstelling van het Verdrag en de voorgestelde uitvoering onderschrijven.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de implementatie van de wijzigingsprotocollen betekent voor een schip dat onder de Iraanse vlag vaart en nucleaire stoffen vervoert. In antwoord op deze vraag wijs ik erop dat de wijzigingsprotocollen geen afbreuk doen aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden die staten hebben uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (Washington/ Londen/ Moskou, 1 juli 1968; Trb. 1968, 126). Iran is partij bij laatstgenoemd verdrag. Zo bepaalt artikel 3 bis van het Protocol van 2005 bij het SUA Verdrag van 1988 expliciet dat de strafbepalingen geen betrekking hebben op het vervoer van een kernwapen of ander nucleair explosief materiaal indien dit goed of materiaal wordt vervoerd naar of vanuit het grondgebied van, of anderszins wordt vervoerd, onder toezicht van een staat die partij is bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens. Hiernaast geldt dat de in de wijzigingsprotocollen opgenomen strafbaarstellingen in belangrijke mate zien op terroristische gedragingen. De betreffende gedraging terzake vervoer moet zijn verricht met het doel het intimideren van een bevolking dan wel een regering of internationale organisatie tot het verrichten of het zich onthouden van enige handeling. Voor zover de strafbaarstellingen omtrent vervoer het terroristisch oogmerk niet vereisen, geldt dat het vervoer van nucleaire stoffen wederrechtelijk en opzettelijk moet zijn verricht. De voorgestelde implementatiewetgeving van de wijzigingsprotocollen brengt met zich mee dat Nederland straks rechtsmacht kan uitoefenen over de in de wijzigingsprotocollen opgenomen feiten, indien deze feiten zijn begaan op het grondgebied van Nederland, met inbegrip van de territoriale wateren (artikel 2 Wetboek van Strafrecht; hierna Sr), aan boord van een Nederlands vaartuig (artikel 3 Sr), door een Nederlander (artikel 5 Sr), tegen een Nederlands zeegaand vaartuig, of tegen of aan boord van enig ander zeegaand vaartuig en de persoon die verdacht wordt van het feit zich in Nederland bevindt (artikel 4, onder 8, Sr).

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin