Gepubliceerd: 29 april 2010
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-VII-67.html
ID: 32123-VII-67

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2010

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 december 2009 (kamerstuk 32 123 VII, nr. 60) met de Tweede Kamer hebben de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de toenmalige Staatssecretaris voor Europese Zaken toegezegd uiterlijk per 1 mei 2010 te zullen berichten over de voortgang van het project grensoverschrijdende samenwerking (GROS). Met deze brief geven wij invulling aan deze toezegging.

Stand van zaken

Werkend aan het grotere geheel van de Europese Unie, mag de basis niet uit het oog worden verloren. Voor Nederland ligt die basis voornamelijk bij de naaste buren. Met hen wordt het meeste handel gedreven en daar zijn de meeste Nederlanders over de grens werkzaam. De samenwerking over de grenzen is daarom voor veel burgers het meest tastbare element van de Europese Unie. Die samenwerking hebben wij een extra impuls willen geven met het project GROS.

Knelpunten en oplossingen

Het door BZK en BZ geleide project GROS gaat uit van knelpunten die door de Nederlandse grensregio’s zijn aangedragen en vervolgens zijn aangevuld vanuit Belgische en Duitse zijde. De hiervoor aangestelde Grensmakelaar en de Taskforce GROS hebben samen met de grensregio’s en onze buurlanden gewerkt om deze knelpunten op te lossen. Daarbij is goede vooruitgang geboekt op terreinen zoals crisisbeheersing, arbeid en onderwijs. Een enkel voorbeeld:

  • Op 31 maart 2010 is een digitaal informatieportaal voor grensarbeiders geopend (www.startpuntgrensarbeid.nl). Dit portaal verbetert de informatievoorziening voor Nederlandse grensarbeiders die in Noordrijn-Westfalen willen werken en vice versa. De komende maanden zal het Secretariaat-Generaal van de Benelux het portaal aanvullen met informatie voor Nederlandse grensarbeiders die in België willen werken en vice versa.

  • Er is werk gemaakt van grensoverschrijdende crisisdiensten. Inmiddels is het mede dankzij de Benelux mogelijk dat ambulances aan weerszijden van de Belgisch-Nederlandse grens actief zijn. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen om snel tot samenwerking te komen op het terrein van rampenbestrijding.

  • Op het gebied van onderwijs is bereikt dat Nederlandse scholieren uit het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld bij verhuizing naar Noordrijn-Westfalen, makkelijker in kunnen stromen in het voortgezet onderwijs in Duitsland (en omgekeerd). Hiertoe is een equivalentielijst opgesteld waarin de twee schoolsystemen van voortgezet onderwijs in Nederland en Noordrijn-Westfalen met elkaar worden vergeleken.

Limburg Experimenteerregio

De motie Schinkelshoek1 riep in februari 2009 op tot het instellen van de Limburg Experimenteerregio. Een verder voorstel van Limburg namens de Euregio Maas-Rijn en rijn-maas-noord zal binnenkort bestuurlijk met het ministerie van BZK worden besproken.

Resterende uitdagingen

Het heeft de nodige tijd gekost om te komen tot een goede samenwerking tussen de regio’s en de vakdepartementen en tussen Nederland en de omliggende buurlanden. Daarbij hebben ontwikkelingen op andere bilaterale dossiers de samenwerking soms bemoeilijkt. Ook bestuurlijke cultuurverschillen moeten overwonnen worden. België kiest bijvoorbeeld een top-down benadering, terwijl in Nederland de grensregio’s de knelpunten aandragen en daarmee voor een bottom-up benadering kiest. Daarnaast sluiten de bevoegdheidsverdelingen van de betrokken overheidslagen en instituties in de beide landen niet altijd op elkaar aan.

Er valt nog veel werk te doen. Zo zijn nog niet alle gesignaleerde knelpunten opgelost. Ook speelt het karakter van de knelpunten een rol. Sommige vereisen additionele inzet vanuit de Rijksoverheid, andere vereisen met name een lange adem. Ook zijn er knelpunten die binnen bestaande overlegstructuren worden aangepakt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld grensoverschrijdende openbaar vervoersverbindingen.

Inmiddels is met de grensregio’s en de buurlanden de werkrelatie aangehaald. Er is een driewekelijks overleg tussen BZK en de grensregio’s ingesteld. Dit leidt er toe dat de communicatie tussen de regio’s en de rijksoverheid aangaande de knelpunten sterk is verbeterd. Verder is er nu maandelijks werkoverleg met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Ook met de Belgische federale, de Vlaamse en Waalse overheden is intensief contact. Vanuit het buitenland is aangegeven dat deze contacten (en de continuïteit ervan) zeer op prijs worden gesteld. Noordrijn-Westfalen heeft te kennen gegeven graag structureel een halfjaarlijks overleg met Nederland over GROS te willen voeren op bestuurlijk niveau. Met Nedersaksen wordt overlegd of daarbij zou kunnen worden aangesloten. Aan Belgische zijde wordt overwogen eveneens een centraal aanspreekpunt aan te stellen (naar analogie van de Grensmakelaar).

Korte termijn: verlenging project GROS

Gezien de resterende knelpunten en de gewekte verwachtingen, zowel in binnen- als in buitenland, hebben wij besloten het mandaat van de Taskforce GROS en de Grensmakelaar tot en met 31 december 2010 te verlengen. Deze periode zal worden gebruikt om samen met de buurlanden zoveel als mogelijk de reeds geïdentificeerde knelpunten op te lossen. Met Noordrijn-Westfalen en met Nedersaksen is al afgesproken dat op korte termijn een aantal workshops wordt georganiseerd. Deze workshops hebben als doel de resterende knelpunten zoveel mogelijk op te lossen of een oplossingsrichting te formuleren. De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB), die zich in zijn rapport «Besturen over Grenzen» van mei 2008 sterk maakte voor GROS, zal worden gevraagd de werkzaamheden van de Taskforce GROS en de Grensmakelaar in het najaar van 2010 te evalueren.

Daarnaast kan deze periode worden gebruikt om de aandacht voor grensoverschrijdende samenwerking structureel te verankeren binnen de rijksoverheid. Op welke wijze dit zijn beslag zal krijgen, moet najaar 2010 met de desbetreffende bewindspersonen worden besproken. Er is echter al wel een aantal randvoorwaarden te onderscheiden, die hieronder uiteen worden gezet.

Lange termijn: structurele verankering

Zoals hierboven beschreven vormt de verlenging van het mandaat van het project GROS slechts een overgangsfase. Het huidige project benadrukt het binnenhalen van de eenvoudig op te lossen knelpunten. Daarbij is duidelijk dat de grensoverschrijdende problematiek om een meer structurele aanpak vraagt. Het ligt bovendien in de aard van grensoverschrijdende samenwerking dat wanneer deze wordt geïntensiveerd, meer knelpunten naar boven zullen komen.

De Grensmakelaar heeft geconstateerd dat de doelstellingen van de EU op het gebied van vrij verkeer van personen, goederen en diensten weliswaar voor een belangrijk deel zijn gerealiseerd, maar tegelijkertijd heeft hij moeten vaststellen dat de problematiek in onze grensstreken en de samenwerkingsmogelijkheden met de buurlanden in het Haagse te weinig op de radar staat. Planprocessen houden vaak letterlijk op bij de grens en EU-richtlijnen worden door lidstaten op verschillende wijze geïmplementeerd. Het is dus zaak permanente aandacht voor de problematiek in de grensstreken te waarborgen. Te meer, daar krimpregio’s over het algemeen samenvallen met grensregio’s. Het wegnemen van grensbelemmeringen kan daarom bijdragen aan het beter benutten van het potentieel aan weerszijden van de grens.

Ambitieniveau

Overkoepelende ambitie is het daadwerkelijk mogelijk maken van vrij verkeer van personen, goederen en diensten. In het verlengde daarvan is het de inzet van de rijksoverheid om experimenteerregio’s mogelijk te maken. Met de aanpak van deze knelpunten in grensoverschrijdende samenwerking wordt niet alleen de bestuurlijke samenwerking versterkt, maar wordt vooral ook een bijdrage geleverd aan de grensoverschrijdende mobiliteit van burgers in grensregio’s en daarmee aan de groeikansen van de regio’s en hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats.

Focus

Een dergelijke ambitie vereist ook een andere nadruk dan op de eenvoudig op te lossen knelpunten, zoals in het huidige project. Enerzijds zal de overheid zich meer moeten richten op de preventie van knelpunten. Daarbij valt te denken aan een toets bij het opstellen van regelgeving in Brussel en de met buurlanden afgestemde implementatie van EU-richtlijnen, zoals op 3 december 2009 door uw Kamer verzocht. Tevens kan worden gedacht aan het adequaat inzetten van juridische instrumenten, zoals de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS), de Benelux overeenkomst voor grensoverschrijdende samenwerking en het verdrag van Anholt.

Anderzijds zal structureel werk moeten worden gemaakt van het wegwerken van al bestaande knelpunten. Er zal dus een mechanisme moeten blijven dat door grensregio’s gesignaleerde knelpunten tot een oplossing kan brengen. Daarbij zou meer gebruik gemaakt kunnen worden van bestaande overlegstructuren. Regionale, lokale oplossingen hebben de voorkeur; slechts waar andere mogelijkheden zijn uitgesloten, kan de oplossing van de problemen in samenwerking met de desbetreffende (rijks)overheidsinstanties ter hand worden genomen.

Aanpak

Een dergelijk ambitieniveau laat zich, evenals het huidige project, niet realiseren zonder medewerking van de buurlanden, grensregio’s en departementen en ook van internationale organisaties als de Benelux. Gezamenlijkheid staat voorop, in zowel bilaterale als trilaterale uitwerkingen. Daarom zal voldoende slagkracht en betrokkenheid van departementen en grensregio’s moeten worden gekoppeld aan een goede samenwerking met het nabije buitenland. Daarbij zal nadrukkelijk worden verkend op welke wijze deze samenwerking kan worden verankerd, opdat aandacht voor grensoverschrijdende samenwerking ook na beëindiging van het project GROS kan worden gewaarborgd. De komende periode zal hiertoe besluitvorming worden voorbereid, waarna het nieuwe kabinet een besluit kan nemen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten