Kamerstuk 32123-V-19

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 2 november 2009, over het begrotingsonderdeel Ontwikkelingssamenwerking voor 2010

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010


32 123 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010

nr. 19
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 5 november 2009

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 2 november 2009 overleg gevoerd met minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over het begrotingsonderdeel Ontwikkelingssamenwerking voor 2010 (32 123-V).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Maandag 2 november 2009

15.00 uur

De voorzitter: Ormel

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:

Boekestijn, Ferrier, Irrgang, Ormel, Van der Staaij, Vendrik, Voordewind en Waalkens,

en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010 (32123-V, nrs. 1-2);

de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 september 2009 over de Homogene Groep Internationale Samenwerking 2010 (HGIS-nota 2010) (32126, nrs. 1-2);

de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 oktober 2009 inzake het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010 (32123-V, nr. 8);

de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 oktober 2009 inzake de beantwoording van vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de HGIS-nota 2010 (32126, nr. 3).

De voorzitter:

Ik open dit wetgevingsoverleg met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over het begrotingsonderdeel Ontwikkelingssamenwerking voor 2010.

Het is een onderdeel van de begroting. Ik stel de leden van de commissie voor om dezelfde spreekvolgorde aan te houden als bij de behandeling van de begroting. Kunt u daarmee instemmen? Er is geen beperking van de spreektijd, maar ik verzoek de leden wel om zelf enige beperking aan te brengen.

Aan het einde van de termijn van de Kamer zullen wij een dinerpauze houden, zodat de minister de gelegenheid krijgt om zijn beantwoording voor te bereiden. Wij zullen direct na de dinerpauze aanvangen met de beantwoording door de minister.

Ik geef als eerste het woord aan de vertegenwoordiger van de grootste oppositiepartij, de SP, de heer Irrgang.

De heerIrrgang(SP)

Voorzitter. In ziekenhuizen overlijden zo veel mensen dat artsen hun werk kennelijk heel slecht doen. Laten we daarom alle artsen ontslaan en ziekenhuizen sluiten! Dit is zo ongeveer de redenering die critici van ontwikkelingshulp zoals Dambisa Moyo aanhangen. Volgens hen leidt hulp niet tot duurzame economische groei, maar vergroot die juist de armoede vanwege bureaucratie en corruptie. Zij doen alsof brand wordt veroorzaakt door brandweermannen, want altijd als er ergens brandweermannen zijn, dan is er ook brand. Je hoort het Boekestijn al zeggen: stop de brandweermannen!

De Wereldbank schat dat als gevolg van de wereldwijde crisis in 2009 50 tot 90 miljoen meer mensen in extreme armoede belanden. Voor het eerst in de geschiedenis lijden meer dan een miljard mensen honger. 200.000 tot 400.000 kinderen zullen dit jaar sterven als gevolg van een crisis die door het Westen is veroorzaakt, maar de meeste levens eist in ontwikkelingslanden.

Het advies van Moyo en haar kameraden luidt echter: houd de hand op de knip, want eigen schuld dikke bult. De critici wijzen er graag op dat sinds de jaren veertig van de vorige eeuw maar liefst 1 biljoen dollar aan ontwikkelingshulp is overgemaakt aan Afrika, met volgens hen weinig tot geen resultaat. Ter vergelijking: het afgelopen jaar alleen al werd 2 biljoen dollar, 2000 mld. dollar, besteed aan de ondersteuning van banken. Dit alles in een tijdbestek van één jaar, dus twee keer keer zo veel als de totale hulp aan Afrika in de afgelopen 60 jaar.

Ontwikkelingssamenwerking is geen wondermiddel om extreme armoede te bestrijden. Dat is het nooit geweest en zal het ook nooit worden. Zolang de allerarmste landen te maken hebben met oneerlijke handel, Westerse dominantie bij internationale instellingen als het IMF en de Wereldbank en grootschalige belastingontduiking en belastingontwijking door multinationals blijft ontwikkelingshulp een doekje voor het bloeden. Dat wat er wel gebeurt, helpt wel en dat wordt onder andere bewezen door de succesvolle behandeling van miljoenen Afrikanen tegen hiv en aids of door de succesvolle strijd tegen de oprukkende Sahara. Dat hulp wel leidt tot economische groei is talloze malen vastgesteld door onder andere de Wereldbank in 2000 en 2004 en het Center for Global Development in 2004 en 2006.

Het is dan ook niet voor niets dat in Nederland bijna de helft van de bevolking de portemonnee trekt voor de internationale strijd tegen armoede, ongelijkheid en onrecht. Meer aandacht in Nederland voor de blijvende noodzaak van internationale solidariteit vinden wij dus van heel groot belang. Hiervoor heeft de SP met mensen die betrokken zijn bij het uitroeien van extreme armoede in de wereld en gesteund gelukkig ook door vele woordvoerders in deze zaal, Groen Links, ChristenUnie en PvdA, een manifest met een website gelanceerd, onder de naam www.hulphelptwel.nl. Te lang hebben critici van ontwikkelingssamenwerking met hun stuitende simplisme het debat beheerst. Stop de brandweermannen! De SP is voor debat over ontwikkelingssamenwerking, maar het moet niet minder maar het moet beter, en daar is onze bijdrage bij deze begrotingsbehandeling op gericht.

De voorzitter:

Dan gaan we meteen de daad bij het woord voegen door een interruptie van de heer Boekestijn.

De heerBoekestijn(VVD)

Wij krijgen nu zelfs via een website te horen – kennelijk moet daar een website voor ingesteld worden – dat hulp wel helpt en wij krijgen ook te horen dat er slechts één Wereldbankrapport wordt genoemd. Bent u het met mij eens, mijnheer Irrgang, dat het absoluut onzinnig is om de Wereldbank hier als argument te gebruiken voor de stelling dat hulp helpt? Er zijn hele boekenkasten volgeschreven met regressieanalyses, maar de waarheid is dat er een onduidelijke relatie bestaat tussen hulp en groei. Dat kan een grote inspiratiebron zijn om het allemaal anders te gaan doen. Dat is een nuance die de SP ook zou sieren.

De heerIrrgang(SP)

Ik vind het in ieder geval winst dat de heer Boekestijn nu pleit voor nuance. Als ik dan ook even wat aan nuance mag doen, wil ik het volgende zeggen. De Wereldbank, die hij zo graag noemt, is nu juist een van de grootste verstrekkers van ontwikkelingshulp in deze wereld. Het is een van de grootste donoren in de wereld. Ik heb vele rapporten genoemd, van de Wereldbank en van het Centre for Global Development. Het is er dus niet één, er zijn er meerdere. Er zijn er ook bij die inderdaad op een onduidelijk verband wijzen, maar ik heb in ieder geval nog geen rapport gezien waarin staat dat ontwikkelingshulp niet tot economische groei leidt. Dat lijkt mij eerlijk gezegd ook buitengewoon onwaarschijnlijk, omdat ontwikkelingshulp in essentie een kapitaaloverdracht is van Noord naar Zuid. Dat daarbij inefficiënties kunnen optreden en dat er soms iets verloren gaat – daar moeten wij samen tegen strijden – dat wil ik graag toegeven. Maar dat het allemaal verloren gaat en dat dat de afgelopen 60 jaar steeds het geval was, dat kan niet waar zijn.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik stel feitelijk vast dat de heer Irrgang een onjuiste weergave geeft van de economische literatuur, want er zijn wel degelijk rapporten die een negatieve regressieanalyse laten zien. Maar dit terzijde.

Ik wil hem nog een tweede vraag stellen en die gaat over Moyo. Ik vind dat u Moyo recht moet doen, mijnheer Irrgang. Uw simplistische slogan – het gaat niet goed met de hulp, dus ontsla de brandweermannen maar, want dan zal de brand vanzelf wel oplossen – gaat totaal voorbij aan het probleem van het moreel risico. Ik vind dat elke politieke partij die daar niet op ingaat, niet serieus kan worden genomen. Wat is het voordeel van het moreel risico? Als je een autoverzekering afsluit, ga je roekelozer rijden. Kijk naar Uganda. Uganda is een staat waar het Westen het onderwijs en de gezondheidszorg verzorgt. Dat zou in een sociaaldemocratisch wereldbeeld dus prachtig moeten zijn. Dat zou een SP-wereld moeten zijn. Er zijn echter grote problemen in de gezondheidszorg en het onderwijs, juist omdat de Ugandese overheid lethargisch wordt en omdat docenten niet komen opdagen.

De voorzitter:

Mijnheer Boekestijn, dit is een interruptie, niet uw termijn.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik wil u vragen, mijnheer Irrgang, om in te gaan op de voorstellen van uw partij om het allergrootste probleem van ontwikkelingssamenwerking, het probleem van het moreel risico, aan te pakken. Daar zou de discussie over moeten gaan en dan zouden wij ook verder moeten kunnen komen.

De voorzitter:

De Irrgang beantwoordt deze vraag en vervolgt daarna zijn betoog.

De heerIrrgang(SP)

Het is Moyo die simplistisch is. Het is Moyo die zegt: hulp is slecht en die landen moeten maar naar de internationale kapitaalmarkt gaan. Als er op dit moment echter een probleem is, is het dat ontwikkelingslanden geen toegang meer hebben tot de internationale kapitaalmarkt. Dat heet kredietcrisis, mijnheer Boekestijn. Waar Moyo voor pleit, is dus juist het stuitende simplisme waar ik mij aan erger. Als u zegt dat er ook risico's zijn als je aan ontwikkelingshulp doet, dan ben ik dat met u eens. Ik ben het zelfs met u eens dat het ook wel eens fout gaat. Ik prijs mij gelukkig dat u er nu voor pleit om eraan te gaan werken om dat te verbeteren. Dat is echter iets anders dan wat u soms of eigenlijk heel vaak lijkt te betogen, namelijk dat ontwikkelingshulp niet helpt, dat het niet werkt. Dat er risico's zijn, tot uw dienst, maar laten wij daar dan aan werken.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik wil graag nog één opmerking maken.

De voorzitter:

Nee, u krijgt nog meer dan genoeg gelegenheid, mijnheer Boekestijn.

De heerIrrgang(SP)

Voorzitter. Om dan maar eens met een onrechtvaardigheid te beginnen: dat is het kwijtschelden van schulden die sowieso nooit meer terug zouden worden betaald door ontwikkelingslanden, meetellen als ontwikkelingshulp. Dat is het niet. In 2010 gaat het om een bedrag van maar liefst 300 mln., dus ruim de helft van wat minister Koenders moet besparen op zijn budget als gevolg van het lagere bruto nationaal product. Uit de antwoorden op de feitelijke vragen blijkt het in dit geval te gaan om kwijtschelding aan één land, te weten de Democratische Republiek Congo. De SP heeft veel vragen over deze schuldkwijtschelding. Kan de minister aangeven of Congo de schuld ook al daadwerkelijk heeft afbetaald? Kan de minister aangeven of die 300 mln. nominaal is? Wat was de oorspronkelijke waarde van de door Atradius/NCM gedekte transacties? Is die niet veel minder dan die 300 mln., zoals ook het geval was bij Nigeria? Als er sprake zou zijn van kwijtschelding naar marktconforme voorwaarden, zou de afschrijving dan niet voor een vergelijkbaar bedrag moeten plaatsvinden? Dus als de kans op terugbetalen door Congo volgens de markt nog maar 10% is, moet de kwijtschelding dan niet voor 30 mln. in plaats van 300 mln. worden meegeteld?

Kan de minister toelichten wat voor transacties aan deze vordering ten grondslag liggen? Gaat het bijvoorbeeld om door Nederlandse bedrijven geleverde goederen voor het bewind van Mobutu? Levert de schuldkwijtschelding ook echt cashflow op? Wordt het geld, na goedkeuring van het IMF, opgenomen in de begroting van Congo? Of gaat, zoals in bijvoorbeeld Uganda is gebeurd, het geld in een fonds waaruit bijvoorbeeld onderwijsprojecten worden gefinancierd? Dat laatste lijkt de SP-fractie veel beter. Dat aan macro-economische eisen van het IMF moet worden voldaan, is duidelijk. Moet er echter ook worden voldaan aan andere, niet-economische voorwaarden?

De ontwerpbegroting omvat een zeer forse korting op de bijdrage aan de UNAIDS en Global Fund. Juist deze aidsprogramma's zijn voorbeelden van succesvolle ontwikkelingshulp. Global Fund richt zich niet alleen op aids, tbc en malaria, maar is ook nog eens een bijzonder effectieve organisatie. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het gezondheidsprogramma van de Wereldbank. De heer Boekestijn zal dit met belangstelling volgen.

Uit een interne evaluatie van de Wereldbank zelf blijkt hoe slecht de bank de afgelopen tien jaar geeft gepresteerd op het gebied van gezondheid, voeding en bevolking en dan vooral op het gebied van hiv- en aidsbestrijding. Er worden zeer magere resultaten op dit gebied geboekt.

De minister stelt bij de beantwoording van de schriftelijke vragen over Global Fund dat het weliswaar een juridische verplichting is, maar dat daarover nog wordt onderhandeld. Op die manier wordt de juridische verplichting natuurlijk een gelegenheidsargument. De SP-fractie vraagt de minister daarom niet te korten op de bijdrage aan Global Fund en de UNAIDS, maar te korten op de ineffectieve gezondheidsprogramma's van de Wereldbank. Niet minder hulp, maar betere hulp, zeg ik tegen de heer Boekestijn. Ik verneem graag de reactie van de minister. Ik heb begrepen dat mevrouw Ferrier voornemens is hierover een amendement in te dienen. Als zij dat inderdaad doet, heeft dat in ieder geval onze sympathie.

De heerBoekestijn(VVD)

Het aardige van gezondheidszorg is dat wij ons kunnen afvragen met welk beleid de meeste mensenlevens worden gered. In de gezondheidszorg zijn de vaccinatieprogramma's verreweg het meest efficiënt. Zou de heer Irrgang een voorstel willen steunen, waarbij de bijdrage aan Global Fund wordt verminderd en die aan GAVI wordt verhoogd? Zo kunnen wij veel meer mensenlevens redden.

De heerIrrgang(SP)

Weet u wat ik nu zo leuk vind? Dat de heer Boekestijn nu pleit voor een vorm van ontwikkelingshulp die zelfs voor hem effectief is, namelijk vaccinatieprogramma's. Zelfs volgens de heer Boekestijn bestaat effectieve hulp. Laten wij allebei doen. Laten wij pleiten voor de vaccinatieprogramma's en voor de effectieve manier waarop Global Fund miljoenen Afrikanen heeft weten te redden van een dood door aids. Dat is een prestatie van formaat. Dat is geen slechte hulp, maar goede hulp. Laten wij allebei doen.

De heerBoekestijn(VVD)

De heer Irrgang ontwijkt mijn vraag.

De voorzitter:

U krijgt het woord via de voorzitter. De heer Irrgang is bezig met zijn beantwoording en hij mag eerst zijn zin afmaken. U krijgt daarna de gelegenheid voor een interruptie.

De heerIrrgang(SP)

Ik was aan het einde gekomen van mijn antwoord. Als de heer Boekestijn met mij wil samenwerken door de vaccinatieprogramma's te blijven steunen, kan hij mij vinden als hij daarvoor een goede dekking heeft.

De heerBoekestijn(VVD)

De heer Irrgang ontwijkt mijn vraag. Deze minister bezuinigt 6 mln. op GAVI. Uit onderzoek blijkt dat GAVI veel efficiënter opereert dan de overige programma's. Laten wij dan samen een amendement opstellen. Ik heb dat zelf overigens al gedaan en vraag daar steun voor. Ik wil niet op GAVI korten, maar wel op Global Fund.

De heerIrrgang(SP)

Ik zou niet weten waarom een behandeling tegen aids voor vele Afrikanen niet beschikbaar zou moeten zijn. Laten wij daar vooral mee doorgaan, sterker nog, laten wij niet korten op Global Fund zoals de minister nu voorstelt in zijn begroting. Waarom geven wij niet meer geld? Laten wij dat dekken door de programma's van de Wereldbank te schrappen. Als de heer Boekestijn met een goede dekking komt voor uitbreiding van de vaccinatieprogramma's in plaats van te korten op GAVI, dan weet hij mij te vinden. De heer Boekestijn wil kijken naar programma's voor goed bestuur. Als er concrete programma's bestaan, zijn wij daar best voor te vinden.

De minister wil in de ontwerpbegroting disproportioneel bezuinigen op de bijdrage aan het basisonderwijs, terwijl het budget voor het hoger onderwijs aanzienlijk stijgt. De SP-fractie vindt dat een verkeerde prioritering. In twee jaar tijds stijgt het budget voor hoger onderwijs van 91 mln. in 2008 tot 118 mln. in 2010. 75% van dit budget voor hoger onderwijs wordt uitgetrokken voor beurzen voor buitenlandse studenten aan Nederlandse instellingen en aan het uitvoeren van projecten door Nederlandse hogere onderwijsinstellingen in partnerlanden. Dit is de facto een vorm van gebonden hulp, omdat studenten uit ontwikkelingslanden er niet voor kunnen kiezen in een ander land dan Nederland te gaan studeren. Ook het evaluatierapport van ECORYS uit maart 2007 over deze programma's waarschuwt voor het aspect gebonden hulp. Bovendien was de algemene conclusie van dit rapport over de programma's niet onverdeeld positief. Reden te meer voor mijn fractie om voorlopig even pas op de plaats te maken met deze programma's en voorrang te verlenen aan het naar school laten gaan van Afrikaanse jongens en meisjes boven het subsidiëren van Nederlandse onderwijsinstituten met geld uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Ik heb daarom een amendement in voorbereiding, met als doel de bezuiniging op het budget voor het basisonderwijs te beperken door de uitgaven aan het hoger onderwijs te bevriezen op het niveau van 2008. Ik heb begrepen dat er nog andere amendementen in voorbereiding zijn om die disproportionele bezuinigingen te beperken op het deel van de begroting dat bedoeld is om alle kinderen in de wereld naar school te kunnen laten gaan. Afhankelijk van de dekking zullen we die uiteraard ook met veel sympathie bekijken.

Afgelopen juni verscheen het rapport Tax havens and development van de Noorse overheid. Het verschaft een goed inzicht in de schade van belastingontwijking voor ontwikkelingslanden. Het rapport gaat ook over de schade van belastingconcurrentie die ontwikkelingslanden het hardst treft. Belastinggrondslagen die mobiel zijn, zijn steeds moeilijker vast te houden, maar rijke landen zijn in staat daar andere belastingen tegenover te stellen, bijvoorbeeld inkomen of onroerend goed. Arme landen hebben die alternatieven niet of minder, waardoor een verlies van belastinginkomsten direct invloed heeft op de overheidsuitgaven, die toch al erg laag zijn. Grote multinationals hebben te veel onderhandelingsmacht tegenover deze landen, die vaak ook nog eens slecht werkende belastingdiensten hebben die de ontduiking zouden moeten kunnen opsporen. Volgens het Noorse rapport bedroegen de misgelopen belastinginkomsten in 2006 minimaal 641 mld. dollar en maximaal 979 mld. dollar. Zelfs de laagste schattingen geven aan dat de onwettige kapitaalvlucht uit de ontwikkelingslanden zo'n tien keer het bedrag is dat in dat jaar aan ontwikkelingshulp werd uitgegeven.

De minister geeft in antwoord op vraag 42 van de feitelijke vragen over de begroting aan dat hij samen met het ministerie van Financiën werkt aan verdere concretisering van de inzet op het terrein van belastingen en ontwikkelingssamenwerking. Een belangrijk initiatief, dat onze steun heeft. Wanneer krijgt de Kamer hier nader bericht over? Zal de integrale aanpak die de minister bepleit ook ingaan op belastingontwijking door multinationals? Wat voor transparantie beoogt de minister nu eigenlijk precies? Hebben ontwikkelingslanden volgens de minister last van belastingconcurrentie? Welke hulp wordt er of zal er worden gegeven bij het opstellen van belastingverdragen?

De SP-fractie is niet tegen begrotingssteun, maar zij vindt wel dat je met ontwikkelingssamenwerking heel voorzichtig moet zijn voordat je direct geld gaat geven aan een overheid. Minister Koenders is daar wat ons betreft te gemakkelijk in. Als er dan zulke grote bedragen gekort moeten worden, is het volgens de SP een goede gelegenheid om hier eens kritisch naar te kijken.

De heerVendrik(GroenLinks)

De heer Irrgang maakte zojuist een zeer terecht punt als het gaat om belastingontwijking of -ontduiking door internationale bedrijven ten koste van ontwikkelingslanden. Het gaat waarschijnlijk om gloeiend veel geld. Nu doet Nederland daar ook het nodige aan. Zo heeft het rompkabinet-Balkenende III van het CDA en de VVD van de heer Boekestijn nog "Werken aan winst" door de Kamer gejast, een maandje voor de verkiezingen in 2006, waarin een aantal gevoelige fiscale faciliteiten voor het internationaal opererende bedrijfsleven nog eens even flink is opgepept. Ik noem de rentebox, maar er zijn meerdere voorbeelden. Is de heer Irrgang met mij van mening dat de heer Koenders er goed aan zou doen een heel kritisch gesprek aan te gaan met de staatssecretaris voor fiscale zaken en binnen het kabinet te eisen dat het hele Nederlandse fiscale stelsel plus alle belastingverdragen die toegang geven tot het Nederlandse fiscale stelsel voor de winstbelasting, kritisch tegen het licht gehouden moeten worden met het oog op benadeling van ontwikkelingslanden?

De heerIrrgang(SP)

Ik zeg tegen de heer Vendrik dat de minister zichzelf graag de stem van de armen in de Trêveszaal noemt. Dus ik zou tegen de minister willen zeggen: laat die stem eens klinken in die Trêveszaal richting de staatssecretaris van Financiën of zijn baas, de minister van Financiën. Ja, het moet hier wel "practice what you preach" zijn. Ik denk aan de renteaftrek en aan belastingverdragen die Nederland afsluit met diverse landen. Dat hele fiscale beleid zou eens tegen het licht moeten worden gehouden om na te gaan wat het eigenlijk bijdraagt aan ontwikkeling in de allerarmste landen.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijnheer Irrgang, bent u het met mij eens dat het grote probleem van Afrika is dat het te weinig foreign direct investment heeft? Bent u het met mij eens dat de enige manier om die stroom groter te maken juist ook fiscale voordelen heeft? Bent u het met mij eens, en ook met de heer Ashraf Khan, de derde presidentskandidaat van Afghanistan, dat hulp niet helpt maar dat het juist gaat om foreign direct investment? Bent u het met mij eens dat het hele idee om de zwartepiet bij de multinationals te leggen ontzettend slecht en contraproductief voor de armen in Afrika uitpakt?

De heerIrrgang(SP)

Ik ben dit niet met de heer Boekestijn eens. Hij zou eens moeten kijken hoe bijvoorbeeld de Aziatische landen zich ontwikkeld hebben. Daar hebben buitenlandse investeringen zeker een rol bij gespeeld, maar dat was toch een betrekkelijk marginale rol. Het was niet zozeer de kapitaaloverdracht, maar eerder de technologieoverdracht die daarvoor van belang was. Het grootste probleem in Afrika is volgens mij dus niet het gebrek aan buitenlandse investeringen. Ik ben het ermee eens dat het wenselijk is dat die er veel meer zijn, maar die zijn er nu juist niet. Dat die er zo weinig zijn, is overigens een van de redenen voor ontwikkelingshulp. Het is bekend dat meer ontwikkelingshulp leidt tot meer buitenlandse investeringen. Als de heer Boekestijn dat zo belangrijk vindt, dan zou hij juist voor meer ontwikkelingshulp moeten pleiten. Tot slot zei hij dat je fiscale voordelen moet bieden om buitenlandse investeringen aan te trekken. Ook dat is volgens mij onjuist. Het is bekend dat fiscale voordelen niet of nauwelijks effect hebben op de hoogte van de buitenlandse investeringen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Is de heer Irrgang het met mij eens dat wij vandaag niet zozeer de zwartepiet hoeven neer te leggen bij de multinationale ondernemingen, zoals de heer Boekestijn suggereert, maar bij de partij waar die thuishoort? Dat is de VVD van de heer Boekestijn. Uitgerekend de VVD van de heer Boekestijn heeft decennialang stelselmatig meegewerkt aan uitholling van de fiscale positie van ontwikkelingslanden. De heer Zalm heeft in 2006, een maand voor de verkiezingen, het gevoelige wetsvoorstel Werken aan winst met stoom en kokend water door de Kamer gejast. In dat wetsvoorstel zitten nieuwe fiscale faciliteiten voor multinationale ondernemingen die belastingvrij hun winst kunnen wegsluizen naar Nederland. Het is dus de VVD van de heer Boekestijn die in de afgelopen decennia als geen ander heeft bijgedragen aan het falen van ontwikkelingslanden in het opbouwen van fiscaal beleid. Is de heer Irrgang dat met mij eens?

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u bent nu aardig over de band van de heer Irrgang naar de heer Boekestijn aan het spelen. Als wij op deze manier doorgaan, halen wij de dinerpauze niet. Ik stel dus voor dat wij alleen interrumperen op de inbreng van de spreker zelf. Bewaart u deze interruptie dus voor de heer Boekestijn. Dan mag u het nogmaals zeggen.

Vervolgens stel ik voor dat iedere fractie maximaal tweemaal mag interrumperen per spreker. Ik constateer dat dit akkoord is. Dan spreken wij dat vanaf nu af.

Ik verzoek de heer Irrgang nu om door te gaan met zijn betoog. De laatste interruptie verklaar ik buiten de orde voor dit moment.

De heerIrrgang(SP)

Ik ben het overigens met de heer Vendrik eens, maar daar zal ik het nu bij laten.

Voorzitter. Vorige week kwam president Wade van Senegal weer op gênante wijze in het nieuws, toen bleek dat het land een afscheidscadeautje van 200.000 dollar had gegeven aan de IMF-vertegenwoordiging Senegal, Alex Segura. Volgens de zegsvrouw van oppositiepartij PS heeft de regering hiermee haar ware natuur aan de rest van de wereld laten zien. Zij vraagt dan ook internationale sancties. Zij zei dat het onacceptabel is dat zowel het IMF als de regering de zaak als afgehandeld beschouwt. De SP-fractie uitte enkele weken al forse kritiek op de Nederlandse en Europese begrotingssteun aan Senegal. Niet alleen speelt president Wade een kwalijke rol in buurland Guinee, de corruptie onder Wade is ook gigantisch toegenomen en de persvrijheid is verminderd. Er heeft een hyperpersonalisering van de macht plaatsgevonden onder zijn bewind, waardoor in feite een eenpartijstelsel is ontstaan. Daarnaast heeft hij onlangs aangegeven dat hij de grondwet voor de zoveelste keer in zijn ambtstermijn wil veranderen om zich voor de derde keer verkiesbaar te kunnen stellen. Na al deze kritiek vraag ik de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of hij met de bezuinigingsdoelstelling die hij heeft voor volgend nog wel moet doorgaan met algemene begrotingssteun, 7,5 mln. volgend jaar, voor Senegal.

De manier waarop de minister onlangs onze kritiek op de begrotingssteun van tafel veegde, maakt ons alleen maar sceptischer over eventuele voortzetting van de begrotingssteun aan Burundi. Onlangs nog hebben wij hier een uitgebreid debat over gevoerd. De minister heeft de SP nog niet kunnen overtuigen van de noodzaak de hulp aan Burundi via algemene begrotingssteun te laten verlopen. Hij blijft betogen dat begrotingssteun bijdraagt aan stabiliteit. Wat voor stabiliteit heeft hij in Burundi voor ogen? Die van een nogal desperate regering die er alles aan zal doen om de volgende verkiezing te winnen en een echte dialoog met andere partijen zal uitsluiten? Volgens Transparancy International scoort Burundi 1,9 op een schaal van 10 wat betreft corruptie. Het blijft dus een erg gevaarlijke exercitie om begrotingssteun te geven aan een land waar de kans dat het geld aan andere doelen wordt gegeven groot is. Parlementaire controle blijft een farce wanneer het parlement net zoals in Senegal volledig in handen is van de regerende partij.

Hetzelfde geldt voor de politie. De minister gaf aan dat een van de criteria is: versterking van basisvoorzieningen en armoedebestrijding in Burundi. In een brief die Kofi Annan en Desmond Tutu onlangs stuurden aan de president van Burundi, blijkt dat de toegang tot gezondheidszorg wordt geblokkeerd door het feit dat die niet gratis is. Burundi geeft, in tegenstelling tot wat de regering beloofde, in Abuja geen 15% van haar budget uit aan gezondheidszorg. Wat zijn de concrete criteria voor Nederland wat betreft Burundi voor het tot begrotingssteun of voortzetting van de begrotingssteun overgaat?

Onder de titel Een Hollands biertje in Afrika gaf voormalig manager-director van Heineken Burundi op een bijeenkomst van minister Koenders op 26 september jongstleden een toelichting op het zogenaamde Schoklandakkoord dat Heineken heeft gesloten met zijn nieuwe beste vriend, minister Koenders. Heineken krijgt 2,2 mln. van onze minister voor een project dat wordt omschreven als lokale toevoer aan lokale brouwerijen. Het blijkt daarbij om Congolese en Burundese dochterondernemingen van Heineken te gaan. Volgens de minister is hierbij sprake van een hefboomwerking waarmee net het steuntje in de rug wordt gegeven dat nodig is om tot initiatieven te komen. Volgens de SP-fractie is hier gewoon sprake van een ordinaire subsidiëring van een multinational met een miljardenwinst, uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking; een multinational die allang actief was op de Afrikaanse markt. De minister noemt dit moderne ontwikkelingssamenwerking, maar in feite zaagt hij hiermee aan de poten van zijn eigen stoel. Mensen vinden hieraan niets moderns. Dit is juist waarvan zij cynisch worden. In vier jaar tijd wordt voor dergelijke projecten maar liefst 50 mln. beschikbaar gesteld, waarvan nu 48 mln. is toegekend.

Volgens de minister is ook sprake van een verbrede betrokkenheid met nieuwe, niet-traditionele partners, maar als ik de lijst bekijk van de akkoorden dan zie ik dat deze grotendeels zijn afgesloten met bestaande ontwikkelingsorganisaties. Dan is er toch geen sprake van nieuw geld en toch ook niet van nieuwe partners? Dan is toch sprake van het rondpompen van geld? Wat is daaraan nu zo modern?

Via het ministerie van Economische Zaken wordt in 2010 5 mln. beschikbaar gesteld uit het ODA-budget om, zoals het kabinet het stelt, het Nederlandse bedrijfsleven sterk en snel te kunnen positioneren om de Nederlandse slagkracht op deze markten te vergroten en het Nederlandse internationale concurrentievermogen te behouden. Het gaat om de zogenaamde Package for Growth faciliteit. Dus minister Koenders betaalt uit zijn budget het Nederlandse bedrijfsleven 5 mln. om zaken te doen in ontwikkelingslanden waar het toch al redelijk goed gaat: China, India en dergelijke landen. Dat noemen wij dan moderne ontwikkelingssamenwerking. Als je dit ziet – je merkt het al aan de reacties – dan zou je eigenlijk moeten verwachten dat de heer Boekestijn inmiddels tot de intieme vrienden van de minister behoort. Graag een reactie van de minister of dit zo is.

De heerBoekestijn(VVD)

Laten wij even bij het begin beginnen.

De voorzitter:

Nee, daarvoor krijgt u de tijd niet.

De heerBoekestijn(VVD)

Heel kort dan.

De voorzitter:

Eén zin.

De heerBoekestijn(VVD)

Dat de heer Irrgang met SP-politiek Nederland straatarm wil maken is tot daaraan toe, maar dan hoeven wij dat toch niet in Afrika te doen? Lokale brouwerijen gaan voor fantastische werkgelegenheid voor de Burundezen zorgen. Dit is nu echt iets moois. Soms doet deze minister iets goeds en dat gaat de heer Irrgang hem op zijn broek geven. Dat is toch onverstandig?

De heerIrrgang(SP)

Ik zie in ieder geval dat de heer Boekestijn weer volgens hem een vorm van moderne ontwikkelingssamenwerking heeft gevonden. Dat is dan weer winst, maar deze brouwerij Heineken zat er al. Dat is dus helemaal geen winst. Dat is nu juist het hele punt. Wat is hier nu eigenlijk de winst voor de ontwikkeling van Afrika? Dat is de vraag die je hier kunt stellen.

Ik ga verder. Een ander typisch voorbeeld van slechte hulp, geen hulp, maar subsidies voor Nederlandse hobbyisten, is het project Mambapoint. Dit zogenaamde crossmediale project, een samenwerkingsverband tussen de NCDO en de NCRV, krijgt per jaar een subsidie van 0,5 mln. om leuke filmpjes online te zetten. Daarbij komt nog dat hier sprake is van een coproductie. Coproducties zijn volgens de Mediacode van de zomer van vorig jaar verboden. Het komt de onafhankelijkheid van de berichtgeving in de publieke media ook niet ten goede. Momenteel geldt het verbod op coproducties voor alle omroepprogramma's, dus niet alleen voor tv-producties, zoals de minister eerder stelde. Wanneer komt er een einde aan alle samenwerkingsverbanden tussen de media en de overheid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, dus ook websites, tijdschriften, kranten, et cetera?

De minister geeft in antwoord op vraag 218 van de feitelijke vragen bij de begroting aan dat het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2010 25 mln. besteedt aan cultuur en ontwikkeling, terwijl op pagina 131 van de begroting staat te lezen dat voor cultuur en ontwikkeling 12 mln. beschikbaar is. Even later lees ik – in het overzicht op pagina 134 – weer dat het "maar" om 9,6 mln. gaat. Welk bedrag is nu het juiste?

In artikel 8.1 met de titel Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur en het bedrag van 9,6 mln. valt op dat het bedrag dat hiervoor wordt uitgetrokken in de afgelopen jaren aanzienlijk is gedaald; in twee jaar tijd met bijna 6 mln. Het deel dat ten laste wordt gelegd van het ontwikkelingsbudget blijft echter vrijwel hetzelfde; zie pagina 18 van de HGIS-nota. Dit bedrag is zo'n 2,3 mln. De procentuele bijdrage uit de pot van ontwikkelingssamenwerking aan cultuur is dus aanzienlijk gestegen in de afgelopen twee jaar. Welke verklaring heeft de minister daarvoor?

Ik lees op pagina 131 van de begroting dat het ministerie van Buitenlandse Zaken gedurende vier jaar ieder jaar 1 mln. beschikbaar stelt voor het zogenaamde Dutch design, mode en architectuur. Ik mag toch hopen dat dit ook geen ODA-hulp is? Kan de minister mij op dit punt geruststellen, want ik kijk werkelijk nergens meer van op. Ik krijg al een reactie, maar ik hoop dat de minister die straks via de microfoon zal herhalen.

Op pagina 131 van de begroting schrijft de minister dat van de 12 mln. die beschikbaar is voor cultuur en ontwikkeling, onder andere de Nederlandse cultuur- en ontwikkelingsorganisaties worden ondersteund. Hij is in de brief die wij vanochtend ontvingen over de OS-financiering van het Hubert Balsfonds, het Jan Vrijmanfonds en de Rijksakademie van beeldende kunsten redelijk positief. Over deze drie fondsen is door ECORYS in november 2008 een evaluatie verricht. Daarin lees ik dat er een aantal problemen is bij deze projecten. Ik geef enkele citaten uit het rapport: "De realisatie van de doelstellingen van het cultuur- en ontwikkelingsbeleid door de filmfondsen is moeilijk aan te tonen, omdat het beleidskader niet eenduidig is, maar ook omdat harde bevindingen ontbreken." "Er valt geen eenduidig oordeel te vellen over de rijksbijdrage aan de ontwikkelingsdoelstellingen door individuele door de rijksakademie gesteunde kunstenaars." Verder wordt opgemerkt: "Het verblijf aan de rijksakademie is relatief duur." De minister van OCW wil graag dat zijn collega Koenders blijft betalen aan de rijksakademie, want hij vindt "de internationale uitstraling die de akademie heeft zo belangrijk". Hartstikke mooi, maar daar is het budget voor ontwikkelingssamenwerking toch niet voor bedoeld? Ik heb de lijst van buitenlandse studenten op de rijksakademie eens bekeken en dan valt op dat er dit jaar slechts twee personen uit de minst ontwikkelde landen op staan: één persoon uit Congo en één persoon uit Burkina Faso die bovendien al lang in Nederland woonden en studeerden. ECORYS schrijft dan ook niet voor niets op pagina 41 dat het totaal aantal kunstenaars uit arme landen nog zeer beperkt is. Ik krijg hier graag een reactie van de minister op.

De Kamer ontving op 7 augustus jongstleden een brief van de minister over het NIMD naar aanleiding van de motie-Van Bommel/Gill'ard over de evaluatie van werkbezoeken en de rol van politieke partijen bij het Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie. De minister schrijft in deze brief dat een onderzoek door de IOB naar het door het NIMD bereikte resultaat op het gebied van capaciteitsontwikkeling in combinatie met een volledige institutionele evaluatie gaande is en dat hij eind 2009 een extern onderzoek zal laten uitvoeren naar de financiële en beheersorganisatie van het NIMD. De rol van politieke partijen bij het NIMD en in het bijzonder de werkbezoeken van Kamerleden zullen in beide onderzoeken expliciet en uit verschillende invalshoeken worden geëvalueerd. Heeft de minister reeds opdracht gegeven voor het externe onderzoek? Zo ja, wie zal dit uitvoeren? Zo nee, waarom nog niet? Mag de Kamer ervan uitgaan dat beide rapporten uiterlijk maart 2010 in haar bezit zijn, gelet op de geldende termijn van drie maanden na vaststelling van de IOB-rapporten?

Voor de periode 2008/2011 is 16 mln. beschikbaar gesteld voor sport en ontwikkelingssamenwerking. De minister wil ruim 1 mln. besteden in de aanloop naar het WK in Zuid-Afrika. De meest recente brief die hierover aan de Kamer is gestuurd, staat bol van mooie voornemens over projecten in achterstandswijken, het opleiden van jongeren tot jeugdleiders, et cetera. In een recent opinieartikel in het Parool van 19 oktober stelt onderzoeker Frank van Eekeren van de Universiteit van Utrecht dat elke claim op concrete economische vooruitgang als automatische opbrengst van een sportevenement, is gebaseerd op drijfzand of voorkomt uit de wens op politiek gewin. Volgens de economen Szymanski en Crompton is de kans klein dat de arme Zuid-Afrikaanse bevolking zal profiteren van het WK. Volgens een artikel in Trouw van 20 oktober jongstleden hoeven de inwoners van de townships niet te rekenen op banen of een brokje van de inkomsten die het WK oplevert en is er nauwelijks ruimte opengelaten voor investeringen in achterstandswijken, maar wordt het geld vooral gebruikt om het reeds fraaie deel van Kaapstad nog aantrekkelijker te maken voor toeristen. Kan de minister de Kamer ervan overtuigen dat dit niet gebeurt met de ruim 1 mln. die Nederland uittrekt voor het WK in Zuid-Afrika? Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de projecten?

Ik stel tot slot nog enkele vragen over artikel 8.3 over het vergroten van draagvlak voor het buitenlands beleid. Het budget dat hiervoor beschikbaar is in 2010 bedraagt 62,8 mln., waarvan een kleine 35 mln. onder het ODA-budget valt. Dit spoort niet met de bedragen voor draagvlakbeleid die de minister in antwoord op vraag 7 van de begroting aangeeft. Waarin ligt volgens hem het verschil? Waaruit bestaat het percentage van 5 voor dit artikel dat blijkens de HGIS-nota, pagina 134, nog niet beleidsmatig is ingevuld? Kan de minister tot slot op dit punt aangeven hoeveel en vooral waaraan er vanaf 2011 aan draagvlaksubsidies wordt gegeven?

Helemaal tot slot stel ik nog enkele vragen over de begroting. Kan de minister aangeven of en, zo ja, wanneer de budgetten voor de ODA-hulp worden bijgesteld, aangezien de bnp-ramingen ook worden bijgesteld? Gebeurt dat tussentijds bij de Voorjaarsnota of alleen achteraf? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Waarom zijn de HGIS-middelen die op de begroting van LNV en VWS staan geheel niet meegenomen in de bezuinigingen en waarom is deze beleidskeuze niet beargumenteerd in de HGIS-nota? Kan de minister een andere toelichting geven op de grote fluctuaties die dit jaar te zien zijn in de verschillende HGIS-posten ten opzichte van voorgaande jaren? Veiligheid luchtvaart gaat bijvoorbeeld 103% omhoog. Hoe kan dat? Hoe verklaart de minister de gigantische procentuele stijging van 200% bij Financiën in 2011 ten opzichte van 2010?

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Ferrier van de fractie van het CDA.

MevrouwFerrier(CDA)

Voorzitter. De CDA-fractie vindt het bijzonder goed dat wij vandaag acht uur hebben uitgetrokken om te praten over ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Iets minder. Wij eten ook nog tussendoor.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik zal precies zijn: acht uur min een dinerpauze. In ieder geval is er voldoende tijd om eens goed door te praten over ontwikkelingssamenwerking. Dat is nodig, om minstens twee redenen. Allereerst zijn drastische beleidsmaatregelen nodig omdat er substantieel minder budget is vanwege de koppeling aan het bruto nationaal product. In 2010 is er maar liefst 610 mln. minder te besteden, zo'n 15% van het ontwik­kelingsbudget. Verder blijft het voor de CDA-fractie juist in een periode van schaarste onverkort van belang om in te zetten op effectief ontwikkelingsbeleid, natuurlijk om morele redenen. Nog altijd en ondanks alles hebben wij het hier zoveel beter dan vele anderen. Als wij nu de blik naar binnen richten, binnen de eigen dijk, dan schieten wij onszelf in de voet. Ontwikkelingssamenwerking anno 2010 dient ook een duidelijk, welbegrepen eigenbelang. Zoals gezegd: effectiviteit dient voorop te staan.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Mevrouw Ferrier spreekt mooie teksten uit. Er is echter toch iets geks aan de hand. Dit kabinet heeft bij gelegenheid van de Miljoenennota laten weten dat het in tijden van crisis de overheidsuitgaven op peil wil houden. Er is één uitgavenpost waarop de uitgaven echter gigantisch dalen en dat is die van ontwikkelingssamenwerking. Ik ben het zeer eens met mevrouw Ferrier dat het daarbij om de allerarmsten gaat, om de mensen die het hardst getroffen worden door de crisis. Uitgerekend van die post gaat 600 mln. af. Dat is gek. Kan mevrouw Ferrier dat verklaren?

MevrouwFerrier(CDA)

Omdat wij een koppeling aan het bruto nationaal product hebben afgesproken. Ik kom daar later nog op terug.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat van die koppeling had ik al begrepen. U zei dat ook in uw termijn en ik had dat zelf ook wel kunnen verzinnen. In deze tijd van globale economische recessie met honderden miljoenen armen en hongerigen erbij blijven alle budgetten van dit kabinet op peil; dat moet in het kader van een recessie, en dat is overigens terecht. De koppeling van OS aan bnp valt echter nu zo uit dat 600 mln. wordt bezuinigd op de groep die het allerhardst getroffen wordt door de crisis. Dat kan voor het CDA toch niet aanvaardbaar zijn?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk. Het woord is aan mevrouw Ferrier voor een antwoord.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik heb daar ook vraagtekens bij gezet. Dit geldt niet voor de koppeling. De vraag is of wij niet kunnen overgaan op een andersoortige systematiek. Ik kom daar straks op terug. Overigens hebt u het over het op peil houden van de uitgaven. Er wordt natuurlijk wel op alle departementen gekeken hoe bezuinigd kan worden. Ik denk dat dit heel terecht is. Ik geef bovendien aan dat het hierbij niet om een bezuiniging gaat, maar om een vermindering van het budget, als gevolg van de koppeling aan het bnp. Welnu, daar heb ik wel wat gedachten over, die ik straks graag uiteen zal zetten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

MevrouwFerrier(CDA)

Voorzitter. Zoals gezegd, dient effectiviteit voorop te staan. Misschien moeten wij wel meer dan ooit inzetten op wat werkt; wij moeten onbevooroordeeld en met lef ons beleid vorm geven. Daartoe heeft de CDA-fractie een notitie geschreven "Van hulp naar investeren, ontwikkelingssamenwerking in toekomstgericht perspectief". Ik maak van deze gelegenheid gebruik om deze belanghebbendennotitie aan de minister en de collega's aan te bieden.

De voorzitter:

Ik verzoek u dat via de bode te doen.

MevrouwFerrier(CDA)

De minister wil ik graag persoonlijk een exemplaar overhandigen.

De voorzitter:

Vooruit maar.

MevrouwFerrier(CDA)

Voorzitter. Kern van de notitie is dat wij uit het bastion dat Ontwikkelingssamenwerking vaak is geweest, moeten breken. Ik wil er geen enkele onduidelijkheid over laten bestaan: de CDA-fractie staat onverkort voor de internationale afspraken die wij hebben gemaakt. Hiertoe verwijs ik ook naar de motie die is ingediend bij de algemeen politieke beschouwingen. Wij houden vast aan 0,8% van het bruto nationaal product voor ontwikkelingssamenwerking.

Wij moeten echter veel meer inzetten op effectiviteit. En die kan gevonden worden in meer interdepartementaal beleid. Dat werpt vruchten af! Wij moeten ons niet met een kluitje in het riet laten sturen met technische bezwaren en ingewikkelde exercities. Het gaat om snel en zo doelgericht mogelijk te handelen. Natuurlijk ken ik ook alle oude bezwaren van juridische verplichtingen en "wij doen het nu eenmaal zo en het kan niet anders". Daar moeten wij nu eens op een andere manier naar kijken. Dat doen ook de mensen om wie het ons gaat.

De heerWaalkens(PvdA)

Collega Ferrier heeft terecht gezegd dat wij willen vasthouden aan de internationaal gemaakte afspraken, maar in een oogopslag lees ik op bladzijde 6 dat de 0,1% bovenop die 0,7% onderdeel moet zijn van die 0,7%. Dat is niet conform de internationaal gemaakte afspraak dat 0,1% specifiek wordt geoormerkt voor onder andere milieu en klimaat. Daarmee vervuilt mevrouw Ferrier naar onze opvatting de ODA-criteria. Heb ik dat terecht geconstateerd?

MevrouwFerrier(CDA)

Ik denk van niet. De CDA-fractie stelt voor dat milieu, duurzaamheid en water van zo'n groot belang zijn dat je die onderbrengt bij die 0,7%. Daarmee verscherp je ook iedere keer je beleidsbepaling. Wat die 0,1% betreft, kan ik zeggen dat wij onverkort vasthouden aan 0,8%. Die 0,1% die er bovenop zit, willen wij dus inzetten voor interdepartementaal beleid, altijd samen met Ontwikkelingssamenwerking, omdat het gericht moet zijn op armoedebestrijding.

De heerWaalkens(PvdA)

Ik concludeer dat u van 0,8% naar 0,7% gaat, met een uitbreiding van de genoemde beleidsterreinen. Per saldo is dat een verlaging van het totaal beschikbare budget.

MevrouwFerrier(CDA)

Dat klopt niet. Wij houden onverkort vast aan het budget voor ontwikkelingssamenwerking van 0,8% van het bruto nationaal product. Die 0,7% betreft de internationaal gemaakte afspraken volgens OESO/DAC-criteria. In verband met die 0,1% zeg ik: als wij effectief beleid hebben, moeten wij dat kunnen inzetten als interdepartementaal beleid dat gericht is op armoedebestrijding. Ik wil wel een voorbeeld geven. Het ministerie van Justitie en het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking hebben een ontzettend goed initiatief om mensen die uitgeprocedeerd zijn en teruggaan naar hun land van herkomst financiering en begeleiding mee te geven om in te zetten in hun land van herkomst, zodat ze daar een toekomstperspectief hebben en dit ten goede komt aan het land van herkomst. Nu blijkt helaas dat als iemand hier illegaal is, hij of zij een dergelijk bedrag niet mee kan krijgen, omdat het net niet volgens de OESO/DAC-criteria is als je illegaal bent. Ik wil graag dat als iets goed werkt – en dit werkt goed, dat blijkt ook uit de praktijk – dit dan wel mogelijk wordt gemaakt. Dat is mijn voorstel. Overigens, als men mijn notitie snel maar ook goed leest, dan ziet men dat ik voorstel dat dit in een volgende kabinetsperiode ingaat.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik wil proberen de CDA-redenering goed te begrijpen, want het CDA is een belangrijke partij, een machtige partij in de Kamer en heeft altijd veel belangstelling gehad voor ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt mij dus goed dat wij het beleid van het CDA goed kunnen begrijpen. De mening van mevrouw Ferrier is dat interdepartementaal beleid vaak effectiever is. Daarom is zij bereid om dat voor 0,1% te gaan doen. Ik denk dat zij er gelijk in heeft dat interdepartementale beleid effectiever is. Als dit zo is, waarom dan niet voor de hele 0,8%?

MevrouwFerrier(CDA)

Daar kom ik straks op terug. Ik vind dat het interdepartementale beleid zoals dat tot nu toe door onze regering is neergezet, heel goede eerste stappen zijn, maar die zijn mij nog niet concreet genoeg. Ik doe daarvoor straks voorstellen. Ik vind het belangrijk dat er een stukje budget is waarmee je kunt bekijken hoe de concrete voorstellen uitpakken. Daar ontbreekt het nog vaak aan op het gebied van interdepartementaal beleid en daarvan verwacht het CDA dat het zeer effectief is in de armoedebestrijding, want daar gaat het om bij ontwikkelingssamenwerking. Je kunt dan altijd nog verder zien. Het gaat erom snel en slagvaardig te kunnen handelen.

De heerVan der Staaij(SGP)

Hierop doorgaand stel ik de vraag of het voorstel erop neerkomt dat men simpelweg van 0,8% naar 0,7% gaat in de gebondenheid aan de OESO/DAC-criteria. Je kunt er allerlei goede bedoelingen omheen hebben, maar dat is toch de kern van het voorstel.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik bepleit dat je inderdaad iets relaxter naar die OESO/DAC-criteria kijkt, juist vanwege het voorbeeld dat ik zojuist heb gegeven. We hebben iets wat in de praktijk goed werkt en omdat iemand toevallig illegaal is, kan het niet. Ik zeg daarvan dat dit volgens mijn fractie wel mogelijk moet zijn.

De heerVan der Staaij(SGP)

Er is toch geen verplichting om alle bijdragen in het kader van ontwikkelingssamenwerking die een verbeterde ontwikkeling als doel hebben uit het budget van 0,8% te financieren? Je kunt toch ook het budget houden zoals het is? Natuurlijk is er altijd ruimte om met begrotingen daar buitenom nog goede dingen te doen met het oog op de armoedebestrijding.

MevrouwFerrier(CDA)

Natuurlijk is dat zo, maar wat ik helaas zie gebeuren is dat er soms dingen niet gebeuren waarvan ik verwacht dat die heel positief uitpakken op het gebied van armoedebestrijding. Dat gebeurt dan niet omdat het niet precies binnen de OESO/DAC-criteria valt. Voorzitter, volgens mij ...

De voorzitter:

Wacht u even, want er zijn nog twee interrupties, van de heer Vendrik en daarna van de heer Waalkens.

De heerVendrik(GroenLinks)

Een slagje relaxter doen over de OESO/DAC-criteria klinkt heel sympathiek, maar politiek gesproken betekent dit de facto dat je ze loslaat. Met criteria is het eigenlijk vrij simpel, je past ze toe of je past ze niet toe, maar je kunt ze niet een beetje toepassen. Die criteria hebben een zeer belangrijke geschiedenis.

Eerste vraag. Waardeert het CDA die geschiedenis niet meer en ziet het niet meer waar het vandaan komt?

Tweede vraag. Ik heb hetzelfde als de collega's. Als je voor het besteden van de 0,1% alle programma's onder de 0,7% schuift, ben je in deze tijd bezig om 600 mln. extra te bezuinigen bovenop de bezuinigingen die al plaatsvinden.

Derde vraag. Hoe kan het dat de naam van de heer Van Geel onder de motie stond die de heer Slob bij de laatste algemene politieke beschouwingen heeft ingediend? Ik dacht dat die heel duidelijk was: 0,7% en 0,1% gaan naar OS, klaar. Wat doet de naam van de heer Van Geel onder die motie, als nu blijkt dat door het CDA ineens 600 mln. extra bezuinigd wordt?

MevrouwFerrier(CDA)

De CDA-fractie hecht bijzonder aan de geschiedenis van de OESO/DAC-criteria. Die hebben we inderdaad niet voor niets opgesteld. De CDA-fractie hecht eraan dat niet alles wat niet gericht is op armoedebestrijding, onder ODA wordt geschoven. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat we die criteria niet voor niets hebben. De CDA-fractie is er wel van overtuigd dat we in een tijdsbestek leven waarin we vooral moeten nagaan wat werkt en wat niet werkt. Daarbij moeten we ons voor een klein deel van het budget niet laten beperken door regels waardoor we goede kansen mislopen. Hiermee zeg ik nadrukkelijk niet dat ik die 0,1% weggeef; dit gebeurt altijd in overleg met Ontwikkelingssamenwerking. Daarbij wordt nagegaan wat werkt met het oog op armoedebestrijding. We laten die OESO/DAC-criteria dus niet los. Ik probeer aan te geven dat de wereld veranderd is en dat mensen in ontwikkelingslanden ook echt niet meer zitten te kijken of iets al dan niet OESO/DAC is. Ik zit inderdaad met het spanningsveld dat die criteria er niet voor niets zijn, maar dat we tegelijkertijd op cruciale momenten in onze slagvaardigheid worden beperkt. Dat vind ik jammer. Ik stel daarom voor om in te zetten op interdepartementaal beleid dat effectief is voor ontwikkelingssamenwerking, conform een van de voorbeelden die ik in het verleden ben tegengekomen en ik u net heb gegeven, waarvan ik zeg dat ik het jammer vind dat het om die reden niet door kan gaan.

De tweede vraag van de heer Vendrik ging over de bezuiniging. De 0,1% die we hebben voor duurzaamheid, milieu en water, wordt nu wat mij betreft in de 0,7% geïntegreerd vanwege mijn wens dat de beleidskeuzes worden verscherpt. Juist omdat de CDA-fractie aan duurzaamheid en milieu hecht, zeg ik met het oog op wat effectief is dat het belang van duurzaamheid en milieu moet worden betrokken bij die 0,7% conform de internationale afspraak.

De derde vraag van de heer Vendrik was waarom de naam van de heer Van Geel onder een motie staat waarin wordt bepleit dat de internationaal gemaakte afspraken worden gehandhaafd. Zijn naam staat daaronder omdat de CDA-fractie de internationaal gemaakte afspraken onverkort handhaaft en in ieder geval de afspraak over die 0,7% conform de OESO/DAC-criteria. Zo zijn er wel meer internationale afspraken waar de CDA-fractie zeer aan hecht als het gaat om bestrijding van armoede.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u hebt gezegd: na drie vragen ben ik weg, dus nu geef ik het woord aan de heer Waalkens.

De heerWaalkens(PvdA)

Relaxt omgaan met de OESO/DAC-criteria klinkt sympathiek, zoals collega Vendrik al zei, maar houdt de facto een pleidooi in voor de bezuiniging van 600 mln. die eerder is genoemd. Aan de interdepartementale doorwerking van ontwikkelingsbeleid doen wij op tal van terreinen. Mevrouw Ferrier kent zeker ook de inspanningen van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Justitie op dit punt. Wij doen er dus al aan met de middelen die wij hebben. Wat is nu het probleem? Mijn probleem met de notitie en de positie van mevrouw Ferrier, dat wij relaxed moeten omgaan met de OESO/DAC-criteria, is dat de ODA-criteria, die een lange geschiedenis hebben, erdoor worden vervuild. Ik kan mij daar niet in vinden.

MevrouwFerrier(CDA)

Dit is eigenlijk precies wat ik bedoel met mijn stelling dat je op een gegeven moment uit het bastion van ontwikkelingssamenwerking moet kunnen breken. Uiteindelijk gaat het niet om percentages. Uiteindelijk gaat het om de effectiviteit van wat je doet. Ik ben het dan ook helemaal niet met de heer Waalkens eens dat het budget hierdoor wordt vervuild. We hebben al interdepartementaal beleid op het gebied van Justitie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daar kom ik straks ook nog op terug. Ik zie waar dat beleid wordt beperkt en dus waar goede kansen om armoede te bestrijden, worden beperkt doordat wij in dat keurslijf zitten. Precies daarvan geef ik een voorbeeld. Ik zeg nadrukkelijk niet net als de heer Boekestijn dat de OESO/DAC-criteria maar weg moeten worden gegooid, want we hebben internationale afspraken. Ik vind dat we vandaag de dag onbevooroordeeld en met lef moeten kijken naar wat werkt en wat niet. Dit is geen vervuiling van het budget, maar inzet op effectiviteit.

De heerIrrgang(SP)

Wat zou mevrouw Ferrier ervan vinden als de Amerikanen zouden zeggen: we moeten een beetje relaxed omgaan met die OESO/DAC-regels, want uiteindelijk gaat het niet om de percentages en we doen als Amerikanen al zo veel in Afghanistan? Mevrouw Ferrier rijdt op deze manier de minister flink in de wielen. De minister pleit ervoor dat ook de andere landen zich eindelijk eens aan de internationale afspraken houden en nu zegt zij namens de grootste regeringspartij dat wij een beetje relaxed moeten omgaan met de percentages en dat het niet om dat precieze percentage gaat.

MevrouwFerrier(CDA)

De internationale afspraak is 0,7%. Die halen de VS bij lange na niet. Wat dat betreft hebben ze nog ontzettend veel te doen. De 0,7% volgens de OESO/DAC-criteria is vastgesteld om te voorkomen dat bepaalde landen allerlei activiteiten zomaar armoedebestrijding noemen en dat daaronder schuiven. In mijn antwoord op de vraag van de heer Vendrik heb ik dan ook gezegd dat de CDA-fractie zeer hecht aan de geschiedenis van de OESO/DAC-criteria, omdat onze inzet op effectieve armoedebestrijding moet zijn gericht. Nogmaals: wat dat betreft moeten wij met wat meer lef kijken naar wat wel en wat niet werkt.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik geloof dat wij de CDA-fractie ermee moeten feliciteren dat zij wat relaxter met de OESO/DAC-criteria kan omgaan. Maar er borrelt wel een vraagje bij mij op. Maart 2007 hadden wij op mijn instigatie een algemeen overleg over de OESO/DAC-criteria. Toen stelde ik voor, bescheiden als ik ben, om een onderzoek te starten hoe wij relaxter met de OESO/DAC-criteria zouden kunnen omgaan. Wat schetst mijn verbazing dat mevrouw Ferrier daar tegen was? Wat is er veranderd? Is mevrouw Ferrier iemand tegengekomen?

MevrouwFerrier(CDA)

Nee, en het was ook geen cursus massage. De heer Boekestijn wil een of ander ingewikkeld onderzoek en daar hebben wij geen behoefte aan. Laat hij onze notitie met de nodige belangstelling lezen. Dan ziet hij wat onze standpunten zijn.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik was gebleven bij het interdepartementale beleid. Daar moeten wij eens op een andere manier naar kijken. Ook de mensen waar het ons om gaat, doen dat. Mensen in zogenaamde ontwikkelingslanden zitten niet, afhankelijk als ze zijn volgens de mening van sommigen hier, onder een palmboom op ons geld te wachten. Ze zijn mondiger en mondialer geworden en ze hebben wel andere zaken aan hun hoofd dan geneuzel op de vierkante millimeter.

Daarnaast moeten wij met een aantal voor ontwikkeling en economische zelfstandigheid cruciale onderwerpen nu echt doorpakken. Landbouw is er een van. Ik kom hier straks op terug. De wereld is veranderd, en wel minstens op drie cruciale fronten. Ten eerste zijn er nieuwe spelers op ontwikkelingsgebied: landen als China, India en Brazilië en ook particuliere fondsen zoals de Gates Foundation. Ten tweede is – ik zei het al – de bevolking in ontwikkelingslanden mondiger en mondialer geworden. Men verwacht een andere, meer gelijkwaardige en zeker ook meer kritische houding. Ten derde heeft alles met alles te maken. Nieuwe tijden vragen nieuwe antwoorden. De tijd van hulp is voorbij.

Maar ook geldt dat Nederland trots moet zijn op wat Nederland uniek maakt. Wij hebben expertises die de hele wereld roemt en wij doen daar veel te weinig mee. Ik denk aan de voedsel- en landbouwdeskundigheid die wij hier hebben, evenals een goed ontwikkeld mkb en deskundigheid op het gebied van water. Daar staat Nederland wereldwijd om bekend en dat geeft ons een voorsprong die wij te weinig benutten.

Op het gebied van donorcoördinatie is veel gebeurd. Zeker: Parijs en Accra. Maar wat mijn fractie heeft gemist, is focus op resultaat. Ik heb het er al over gehad: als je alleen al 0,7% gaf, was je sowieso a good guy, maar wat je ermee bereikte was veel minder relevant. Ik heb iemand, en dat was niet de eerste de beste, eens horen zeggen: donorland is Disneyland; iedereen wandelt maar binnen in een arm land en probeert zijn eigen sprookje waar te maken. Dat holt de verantwoordelijkheid van nationale, regionale en lokale overheden uit. De huidige situatie van verminderd budget dwingt ons om met een kritische blik nu eens echt vernieuwend naar ontwikkelingssamenwerking te kijken. In die zin biedt de crisis kansen. Er zal sowieso meer en beter moeten worden samengewerkt op het niveau van donoren en van ontvangende landen.

Het gaat om resultaten en om effectiviteit. Dat is belangrijk voor het behoud van draagvlak. Niets gaat voor niets. Draagvlak is geen vanzelfsprekendheid, al lijkt deze minister dat wel eens te denken. Wij mogen er trots op zijn – de heer Irrgang noemde het ook al – dat zo veel Nederlanders zich inzetten voor internationale solidariteit en dat er zo veel draagvlak is voor ontwikkelingssamenwerking. Dat draagvlak wil de CDA-fractie behouden. Daarom vinden wij het van belang dat kinderen op jonge leeftijd kennis kunnen maken met het leven van leeftijdgenoten op andere plekken in de wereld, dat zij de positieve en de negatieve kanten daarvan zien en daarmee ook hun eigen leven in perspectief zien, en dat zij zicht krijgen op wat de inzet van internationale samenwerking is, zodat zij zich op latere leeftijd een zelfstandig en gewogen oordeel kunnen vormen over het belang van ontwikkelingssamenwerking.

Te vaak zien wij vandaag de dag dat mensen, ook hier in deze Kamer, zich wat dit onderwerp betreft baseren op halve waarheden en onjuiste informatie. Ik erger mij daaraan. Creatieve projecten en voorstellen, zoals het wereldpaviljoen op de Floriade in Venlo, een permanent educatief belevingscentrum voor mondiale vorming, verdienen daarom onze steun.

Er is 600 mln. minder te besteden in 2010. Er moet gesneden worden en dat doet pijn. Wat staat ons te wachten in 2011 en 2012? Kan de minister daar wat inzicht in geven? Zoals wij al in eerdere debatten hebben aangegeven, moet deze pijn eerlijk over de kanalen worden verdeeld, en dat heeft de minister gedaan. Complimenten daarvoor, minister, maar mijn fractie vindt daarnaast dat er wel slim moet worden gesneden, dus ergens snijden waar de pijn snel over is en niet op die plekken waar er zo'n achterstand ontstaat dat het tientallen jaren zal duren voor wij weer op het oude niveau zijn. In die zin is mijn fractie niet blij met de korting van 28% op basisonderwijs. Zoals bekend, hecht de CDA-fractie aan beroeps-, hoger en universitair onderwijs in ontwikkelingslanden, maar als wij het basisonderwijs nu verwaarlozen, zijn wij straks jarenlang bezig om de opgelopen achterstand in te halen. Kan de minister aangeven op welke wijze hij in overleg met de partnerlanden zorgt dat er geen pijnlijke gaten in het basisonderwijs gaan ontstaan?

Grote moeite heeft de CDA-fractie met de ombuigingen op het terrein van aidsbestrijding. Aids veroorzaakt nog altijd een groot aantal doden. Er gaan meer mensen dood aan aids dan aan oorlog. Met aidsbestrijding hebben wij de afgelopen jaren een majeure prestatie geleverd, maar wij kunnen niet achteroverleunen. De minister kiest er nu voor om 28 mln. minder – een derde – aan het Global Fund te besteden voor de toegang tot aidsmedicijnen, en 9 mln. minder aan UNAIDS, ofwel een kwart. Dit treft direct mensenlevens. De CDA-fractie snapt niet waarom wij nu net gaan snijden in die organisaties die effectief zijn, zie het rapport van DFID. De interventies in de bestrijding van de aids- en tb-epidemie beginnen nu resultaat te boeken. Waarom kiest de minister hiervoor, juist als land dat als voortrekker op dit dossier wordt gezien, dat zich daarom geheel terecht het voorzitterschap van UNAIDS in 2010 heeft toegeëigend en dat lid is van het bestuur van het Global Fund? Nederland als gidsland tast hiermee haar positie aan ten aanzien van leiderschap en betrouwbaarheid. Mijn fractie vindt dat wij beter kunnen minderen op programma's die bewezen minder effectief zijn, zoals die van de Wereldbank. Collega Irrgang noemde het al. Op basis van de evaluatie van de Independent Evaluation Group Improving Effectiveness and Outcomes for the Poor in Health, Nutrition, and Population van mei dit jaar is gebleken dat deze bedroevende resultaten heeft opgeleverd. Kan de minister deze keuze toelichten en onderbouwen?

Kan de minister ons verder informeren over bijdragen aan de Wereldbank op minder effectieve programma's? Op dit punt heb ik een amendement ingediend. ik ontvang hierop graag een reactie van de minister.

Ik kom bij de bestedingsdruk. Wij hadden het er net al over, wij hebben dit jaar minder budget vanwege de koppeling aan het bruto nationaal product. In voorgaande jaren was het tegenovergestelde het geval. Toen groeide het bnp en dus ook het budget. Je hebt nu eenmaal magere jaren en vette jaren. Kan de minister aangeven, en de vraag is ook al gesteld door de heer Irrgang, op welke momenten in het jaar bijstellingen van de groei dan wel afname van het bruto nationaal product verwerkt worden in de budgetten van de ODA-uitgaven en hoe de Kamer daarover beter geïnformeerd kan worden?

Mijn fractie heeft zich serieus afgevraagd of het niet op de een of andere manier mogelijk zou zijn, iets meer rust te creëren op het begrotingsvlak. Belangrijke veroorzaker van onrust is de bestedingsdruk. Deze sluit niet aan bij de wisselvalligheden en onverwachte ontwikkelingen bij de uitvoering van projecten en programma's. Strikte planbaarheid in tijd is immers lastig. Dat blijkt ook bij grote investeringsprogramma's in Nederland. Meer flexibiliteit in een meerjarenaanpak zou de bestedingsdruk kunnen verminderen. Dat komt de effectiviteit ten goede en zou er nu wellicht voor hebben gezorgd dat wij wat reserve hadden gehad. Mijn fractie vindt dat het hoog tijd is dat wij meer zicht krijgen op hoe het nu werkelijk zit met die bestedingsdruk. Ten eerste vraag ik de regering het IOB te laten onderzoeken hoe het zit met die bestedingsdruk. Ten tweede wil ik weten welke manieren denkbaar zouden zijn om wat rust te brengen op dat begrotingsvlak. Daarin moet ook HGIS meegenomen worden. Dat komt de betrouwbaarheid van de overheid ten goede, iets waar het CDA zeer aan hecht. Kan de minister dit toezeggen?

De heerBoekestijn(VVD)

Een korte vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Boekestijn, u hebt al twee interrupties gehad. U mag uw vraag verwoorden in uw bijdrage.

MevrouwFerrier(CDA)

Voorzitter. Wij hebben te maken met grote en pijnlijke bezuinigingen op de begroting. Tegelijkertijd zien wij verdubbelingen of meer van uitgaven op het terrein van eerstejaarsopvang asielzoekers en EKI, nu net niet de terreinen waarbij je het geld direct in ontwikkelingslanden terecht ziet komen. Zo zien wij dat voor 2010 EKI van 1% naar 6% van de ODA stijgt, een bedrag van 300 mln. De CDA-fractie heeft dat al in eerdere debatten gezegd en wil meer inzicht waaraan dit geld wordt uitgegeven. Dat zouden wat mijn fractie betreft op zijn minst ontwikkelingsrelevante zaken moeten zijn. Kan de minister dit toezeggen?

Wij begrijpen uit de antwoorden op de feitelijk vragen dat dit hoge bedrag bestemd is voor EKI-toerekening aan de schuldkwijtschelding aan de Democratische Republiek Congo. Wij vragen ons af hoe de minister aan het concrete bedrag van 300 mln. komt. Ik heb op de HIPC-site gekeken. Uit de HIPC-cijfers blijkt dat Nederland een schuld van 216 mln. dollar heeft. Dat is nog geen 150 mln. Graag opheldering, want dit zou kunnen betekenen dat wij 150 mln. over hebben. Die zouden wij bijvoorbeeld kunnen inzetten voor herstel op de korting van het bilaterale basisonderwijsprogramma.

Ik heb nog een aantal vragen over deze kwijtschelding. Wanneer verwacht de minister dat de DRC, dus Congo, het completion point onder het HIPC-initiatief zal bereiken en dus voor de schuldkwijtschelding in aanmerking komt? Heeft Congo niet te lijden onder de financiële en economische crisis, waardoor dit punt wellicht niet volgend jaar maar nog later aan de orde zal zijn? Dat soort berichten krijg ik. Hoe zit het met andere schuldkwijtscheldingen die Nederland nog op stapel heeft staan? Heeft Nederland eigenlijk voor dergelijke schuldkwijtscheldingen niet al in een vroeger stadium voorzieningen op de begroting geplaatst? Hoe kan het zijn dat hier nu pas geld voor wordt ingeruimd?

Ik ga het nu hebben over interdepartementaal beleid. Ik begin met de 3D-benadering. Een heel mooi en concreet voorbeeld van goed functionerend interdepartementaal beleid is de 3D-aanpak in Uruzgan. Dat is inderdaad een concept waaraan het CDA graag refereert, omdat je ziet dat het concreet op de grond resultaten boekt. Vaak zegt men dat ontwikkelingswerk begint vanaf nul. You start from scratch. Maar toen ik in Uruzgan was, heb ik geconstateerd dat wij in Uruzgan beginnen vanaf min tien. Als je ziet waar wij nu staan, dan is er een enorme prestatie geleverd. Nederland maakt hier het verschil door het aanbieden van een alternatief. In de laatste brief van 14 oktober over Afghanistan staat een mooie opsomming van de resultaten: toename van het aantal scholen, van het aantal meisjes dat naar school gaat, van gezondheidscentra, verspreid over vrijwel de gehele provincie, van gezondheidswerkers, de eerste opbrengsten uit economische activiteiten en natuurlijk de alternatieve agrarische productie die nu echt van de grond komt. Dat zijn belangrijke initiatieven die voortgezet dienen te worden. Het is een ontwikkeling die uiterst kwetsbaar is. Kan de minister ingaan op de vraag hoe hij de ontwikkeling van dergelijk interdepartementaal 3D-beleid in de toekomst ziet?

Dan het interdepartementaal beleid op het gebied van landbouw. De CDA-fractie bepleit meer inzet op interdepartementaal beleid dat effectief is. Vandaag hebben wij te maken met een crisis die veel verder zal reiken dan de financieel-economische crisis en dat is de voedselcrisis. Wereldwijd is er het besef dat wij werkelijk als wereldgemeenschap de handen ineen moeten slaan, omdat dit probleem alleen aangepakt kan worden als het werkelijk gezamenlijk gebeurt. Met zijn allen aan tafel of uiteindelijk geen van allen. Daar zal het op neerkomen. Vanuit dat besef heeft de VN opgeroepen tot een Food Security Event om alle expertise te bundelen en een traject op te stellen. Het event is eind september in New York opgestart onder leiding van Hillary Clinton.

Het heeft mij zeer verbaasd dat Nederland niet aanwezig was bij dit event. In antwoorden op feitelijke vragen lees ik dat premier Balkenende wel aanwezig zou zijn geweest bij dit event. Ik vermoed dat hier sprake is van een misverstand. Onze premier was inderdaad aanwezig bij de AVVN en hij heeft daar een lezing gehouden. De stoel van de regering was tijdens dit voedsel-event echter absoluut leeg. Dat kan toch niet! Nederland moet daar bij zijn. Nederland heeft een expertise op het terrein van landbouw en voedselproductie en wordt daarom wereldwijd geroemd. Het is een van de prioritaire onderwerpen van het Innovatieplatform. Ik krijg graag opheldering van de minister. Op welke wijze gaat Nederland hierbij aansluiting zoeken? Krijgt dit event een vervolg en, zo ja, welke bijdrage denkt Nederland hieraan te kunnen leveren? Graag een reactie.

Wij hebben een notitie liggen op het gebied van landbouw en ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben het er uitgebreid over gehad. Er zijn vijf sporen en veel plannen, maar die zijn weinig concreet. Mijn fractie vindt dat nu echt het moment is aangebroken om dit concreet te maken. In de beantwoording van de feitelijke vragen wordt ons een voortgangsrapportage in het vooruitzicht gesteld, maar ik wil graag dat de regering met een uitgewerkt plan komt om te laten zien hoe Nederland de voorstellen van deze gemeenschappelijke notitie in praktijk kan brengen. Ook Economische Zaken en het midden- en kleinbedrijf zouden hierbij betrokken kunnen worden. Het gaat erom te investeren in mensen. Dat kan door heel concreet in te zetten op kleinschalige landbouw in ontwikkelingslanden. Dat komt de voedselproductie ten goede en daar heeft de hele wereld profijt van. Het bestrijdt honger en genereert inkomsten. Hierdoor kan een sterkere middenklasse ontstaan. Dat is iets waar het CDA graag op wil inzetten. Dat is ook verwoord in onze notitie "Van hulp naar investeren". Wij hebben het goede voorbeeld van Malawi. Misschien zouden wij ons op een paar landen kunnen focussen om daar met de kennis van onder andere Wageningen, TNO, het mkb en Delft, werkelijk verschil te maken.

Zoals gezegd, op het gebied van voedselproductie moeten wij als wereldgemeenschap de handen ineen slaan. De regeringen van ontwikkelingslanden hebben hier zelf natuurlijk ook een grote verantwoordelijkheid. Dat zien wij in Malawi. Uit het oktober jongstleden gepubliceerde rapport van Cordaid blijkt dat de meeste regeringen zich niet houden aan de afspraken die in 2003 gemaakt zijn in het kader van de Maputo Declaration. Daarin gaat het erom, binnen vijf jaar ten minste 10% van het bnp te investeren in landbouw. Malawi is het enige land dat dit heeft bereikt. Is de minister bereid om de regeringen van deze landen aan te spreken op het feit dat zij in gebreke blijven? Ik krijg graag een toezegging van de minister.

Mijn derde punt in het blokje landbouw, betreft het belang van de inzet op kleine boeren. Ik denk dat iedereen hier dit belang onderschrijft. De praktijk laat echter zien dat initiatieven op dit gebied grote hindernissen ontmoeten op het financiële vlak. Eerder noemde ik goede voorbeelden van kennis die zou kunnen worden aangewend, zoals de universiteit van Wageningen, TNO en het mkb. In dit verband voeg ik daar nadrukkelijk de kennis van de Nederlandse coöperatieve kredietbanken, samengebundeld in Rabobank Nederland, aan toe. Coöperaties en ook individuele boeren hebben geen of nauwelijks toegang tot de financiële sector, waar de commerciële banken de boventoon voeren. Wat gemist wordt, zijn kredietinstellingen van en voor coöperaties en hun leden. De boeren moeten niet alleen toegang tot de markten krijgen, maar eerst moeten zij toegang tot de financiering krijgen.

Op veel terreinen is Nederland op dit punt actief. Banken als de Rabobank ontwikkelen programma's en prinses Máxima zet zich via de VN en het IMF in voor toegang tot de financiële sector en diensten in ontwikkelingslanden. Mijn fractie is van mening dat er op dit gebied meer samenwerking moet zijn en dat het kabinet ervoor moet waken dat het alleen de commerciële banken zijn die de dienst uitmaken. Ik verneem graag de reactie van de minister.

Ik kom op het Europees Ontwikkelingsfonds. Een substantieel bedrag van de begroting gaat jaarlijks automatisch naar het Europees ontwikkelingsbeleid. Wij zien een meerwaarde in ontwikkelingssamenwerking op Europees niveau, maar zoals de CDA-notitie "Van hulp naar investeren" ook verwoordt, willen wij af van het automatisme. Wij vinden dat een kritische dialoog over het EU-beleid versus het nationale beleid moet worden gevoerd op het niveau van de ministers en de parlementen.

In Nederland hameren wij op effectiviteit van onze inspanningen. Wat heeft wel en wat heeft geen effect? Wat schorten wij op en onder welke voorwaarden? Het is bekend dat de Kamer al langere tijd vraagtekens plaatst bij het beleid van de Europese Commissie, zeker als dat haaks staat op het Nederlandse beleid. Als voorbeeld noem ik de steun aan Eritrea, terwijl Nederland die relatie heeft beëindigd. Er gaan grote bedragen naar Rwanda en Tanzania, maar Nederland heeft de hulp daar opgeschort. Wij zijn van mening dat donoren zo veel mogelijk eenduidig beleid moeten voeren.

Voor wat betreft het Europees Ontwikkelingsfonds, dat buiten het EU-budget valt, ontbreekt het aan inzicht en parlementaire controle. Wij hebben er geen zicht op wat Nederland op EU-niveau inbrengt en wat andere lidstaten daarvan vinden. Als binnenkort het Verdrag van Lissabon in werking treedt en het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting, zij het als aparte lijn, wordt opgenomen, is die controle door het Europees parlement er wel. Kan de minister toezeggen de Kamer meer en eerder te betrekken bij EU-besluitvorming inzake landen waarvan het beleid indruist tegen het Nederlandse beleid en is de minister bereid zich in EU-verband in te zetten voor meer transparantie door meer inzicht te geven in de Country Strategy Papers van de ontvangende landen?

De juridische sector is ook een punt in de CDA-notitie. Het belang om de juridische sector te versterken, ziet iedereen. Zonder recht, geen aanpak van corruptie en geen rechtsstaat. Zonder rechtsstaat geen investeringen en geen economische groei. Los daarvan, moet misdaad natuurlijk krachtig worden aangepakt.

Een groeiend probleem in de ontwikkelingslanden is de handel in organen en dan vooral die van kinderen. Het gaat dus niet alleen om illegale handel in kinderen, maar vooral om de handel in hun organen. Als wij beseffen dat in ons lichaam ongeveer voor een miljoen aan organen zit, dan is het niet verwonderlijk dat de handel daarin zeer lucratief kan zijn. Kan de minister toezeggen dat hij dit probleem met zijn collega's uit ontwikkelingslanden gaat bespreken en dat hij met zijn collega's van Justitie nagaat of wij meer zicht op deze ethisch verwerpelijke handel kunnen krijgen? Kan hij de Kamer daarover informeren?

Mijn laatste punt is een zeer belangrijk punt en betreft de duurzaamheid en het behoud van biodiversiteit. De CDA-fractie is doordrongen van de noodzaak alle zeilen bij te zetten om de verwoestende effecten van klimaatveranderingen aan te pakken. Een belangrijk onderdeel daarvan is de inzet op bestaande bossen en herbebossing. Men kent mijn pleidooi om verdere milieudegradatie te voorkomen door herbebossing met gemengde bossen met suikerpalmen. In Latijns-Amerika ligt het grootste, ongestoorde en aaneengesloten bosgebied ter wereld: het Guyana Shield. Dat is van eminent belang voor biodiversiteit, klimaat en zoet water. Een gebied van 2,5 miljoen vierkante kilometer, uitgestrekt over zes landen, waaronder Suriname. De fractievoorzitters die onlangs in Suriname waren, hebben daar Peperpot bezocht. Zij waren dus ook in het Guyana Shield en hebben kunnen zien hoe uniek dit woud is. Dit ecosysteem, dit gebied van grote waarde, moet behouden blijven en mag niet bedreigd worden door bijvoorbeeld illegale goudwinning op een verkeerde manier, die het milieu vervuilt. UNDP is bezig met duurzame ontwikkeling van het Guyana Shield Initiative, dat op verzoek van de Europese Commissie wordt omgebouwd naar een facility met een facility-fonds. De Europese Commissie financiert dit fonds met 1,5 mln. onder de voorwaarde dat ook andere donoren meedoen. Nederland was in het verleden een belangrijke donor. Gezien het grote belang van behoud van dit gebied verzoeken wij de Nederlandse regering hieraan bij te dragen. Ik dien hiertoe een amendement in. Graag een reactie van de minister.

De vergadering wordt van 16.25 uur tot 16.35 uur geschorst.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik heb een kort punt van orde. Ik gun iedereen een ruime bijdrage, inclusief mijzelf. Dit gaat een beetje uit de hand lopen, vrees ik. Het is een kwestie van reflecteren tijdens de pauze. Daar hebt u vast ook over nagedacht. Wat is uw oplossing?

De voorzitter:

Het gaat inderdaad wat uit de hand lopen. Ik stel voor dat er maximaal één interruptie per fractie plaatsvindt. Bovendien stel ik voor dat wij ons enigszins proberen te beperken. Ik wil geen tijdsbeperking opleggen, omdat ik die ook niet heb opgelegd aan de eerste twee sprekers. Dat wordt natuurlijk anders als u daar zelf om vraagt.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat snap ik. U hanteert het model van de verdelende rechtvaardigheid en dat zou ik in uw positie ook doen. Als ik optel wat er nog gaat komen, dan is het zeven uur of half acht voordat wij gaan eten. De interrupties worden er ook niet leuker op, kan ik u melden. Dan is het dik elf uur voordat wij aan de tweede termijn van de kant van de Kamer gaan beginnen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij maximaal een kwartier spreektijd per fractie hanteren. De eerste twee sprekers hebben ruim meer spreektijd gehad. Kan iedereen zich daarin vinden?

De heerBoekestijn(VVD)

Dit is natuurlijk de slechtste oplossing. Eerst geven wij twee partijen twintig minuten en vervolgens krijgt iedereen tien minuten. Ik zal overigens sportief zijn. Ik zal mijn uiterste best doen om mijn bijdrage in de helft van de tijd van mevrouw Ferrier te doen.

De voorzitter:

Wij gaan nu direct beginnen met de bijdrage van de heer Boekestijn. Wij proberen de bijdrage in een kwartier af te ronden. Daarnaast heeft iedereen maximaal één interruptie per bijdrage.

De heerBoekestijn(VVD)

Voorzitter. Iedereen weet het, maar niet iedereen durft het te zeggen: de hulp in zijn huidige vorm heeft gefaald. De relatie tussen hulp en groei is zo onduidelijk dat er werkelijk alle reden is om iets anders te gaan proberen. Ik heb dat zelf gedaan in de vorm van een boek dat in december uitkomt bij uitgeverij Aspect. Ik hoop dat dit boek een bijdrage kan leveren aan de zo broodnodige verandering van het huidige beleid.

Met het huidige beleid heb ik grote problemen. Ik zal ze uiteenzetten. De allerbelangrijkste reden voor het falen van het huidige beleid is het onvermogen van onze regering om het probleem van het moreel risico serieus te nemen. Het moreel risico staat voor het fenomeen dat mensen roekelozer gaan autorijden als zij verzekerd zijn. Hetzelfde speelt in ontwikkelingslanden. Wat zouden Afrikaanse regeringen nog moeten doen als de VN voor de veiligheid zorg draagt en westerse donoren voor onderwijs en gezondheidszorg? Welke prikkels gaan van zo'n situatie uit? Is het niet interessant dat veel jonge Afrikaanse intellectuelen zich daar erg tegen verzetten en zich tegen hulp in de huidige vorm keren?

Wij hebben met geld veel potentie voor zelfredzaamheid kapot gemaakt. Dat is iets om ons diep voor te schamen. Een mooi voorbeeld is Uganda. Daar worden onderwijs en gezondheidszorg bijna geheel door het Westen betaald. Het is ook gratis. Dat is prachtig, zou een socialist zeggen. Wat wil je nog meer? De gevolgen zijn echter verschrikkelijk: docenten komen niet opdagen en ouders missen een machtsmiddel om hen tot de orde te roepen. Het gevolg is dat het onderwijs abominabel is. Dat alles, terwijl de Ugandese regering daar niet mee lijkt te zitten. Leest u maar het fraaie essay van Marcia Luyten in NRC Handelsblad.

Over Uganda wil ik de minister een vraag stellen. Ik heb voor dat boek alle Kamervragen over Uganda van de afgelopen 25 jaar bestudeerd. Wij hebben veel geworsteld met Kampala en Museveni is eigenlijk steeds verder afgegleden. De laatste strohalm van de minister was de sectorale begrotingssteun afhankelijk maken van resultaatindicatoren. Kan hij ons informeren of de Ugandese regering inderdaad de afgesproken resultaten heeft gehaald?

De voorzitter:

Ik wijs de heer Boekestijn erop dat wij hier geen vragen stellen over zijn boek, maar over de begroting, want die controleren wij.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Ik hoor de heer Boekestijn de stelling poneren dat gratis onderwijs slecht zou zijn voor het onderwijsstelsel en voor de kwaliteit van het onderwijs. Nu is de VN met MDG 2 al een tijd bezig om juist dat onderwijs toegankelijk te maken. Nu zeggen zij dat je twee middelen hebt om de participatie aan en de toegang tot het onderwijs te verbeteren. Eén: je moet het gratis maken en twee: je moet het onderwijs verplicht stellen. Ik kom net terug uit India en ik zie dat dit voor een deel werkt, maar dat daar ook nog steeds problemen bestaan. Nu hoor ik de heer Boekestijn ervoor pleiten om het gratis onderwijs in Uganda juist weer af te schaffen. Dat begrijp ik niet in het licht van de doelstelling: elk kind naar het basisonderwijs.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik dank de heer Voordewind voor deze vraag. Ik heb hierover lang nagedacht. Alles wat gratis is, is waardeloos, letterlijk waardeloos. Dat betekent dat ouders die zich ontzettend kwaad maken over docenten die niet komen opdagen een middel missen, in de vorm van een ouderraad en in de vorm van een kleine ouderbijdrage, om te zeggen: dit is toch een schande, mijn zoon krijgt geen rekenles. Je moet in elke optie altijd een heel kleine ouderbijdrage vragen, anders heb je geen invloed van ouders op het onderwijs. Ik ben het dus ook in het geheel niet eens met deze VN-doelstellingen. Sterker nog, ik vind het in hoge mate immoreel. Uganda bewijst ook dat het immoreel is.

De heerIrrgang(SP)

De heer Boekestijn noemt alleen Uganda, maar is hij ook bekend met bijvoorbeeld programma's in Brazilië, Bolsa Escola, om kinderen niet alleen gratis naar school te laten gaan, maar daar ook een gratis lunch te geven? Dit wordt wereldwijd gezien en erkend als een voorbeeld van een van de meest succesvolle programma's om armoede, kinderarbeid en schooluitval te voorkomen. Noemt hij dat ook zijn boek?

De heerBoekestijn(VVD)

Ja, dat behandel ik ook. Wat ik zo interessant vind, is dat de SP-fractie stelselmatig niet ingaat op het Ugandese voorbeeld. Ik hoor dit ook niet van de heer Vendrik of van de fractie van de ChristenUnie. Wij hebben hier een voorbeeld dat ons allemaal doet huiveren. Het is een voorbeeld dat enorm wordt gesteund door onze regering en het gaat niet goed. Het heeft er iets mee te maken dat er geen leverage, geen hefboom, kan worden gemaakt op het gedrag van die docenten. In Brazilië wordt er veel beter mee gescoord, dat ben ik met de heer Irrgang eens, maar in Uganda en Afrika ligt het heel veel slechter. Dat betekent dat het denken niet moet stilstaan, dat wij toe moeten naar andere vormen, juist omdat wij zo graag willen dat armen goed onderwijs krijgen.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik kan de heer Boekestijn gelukkig ook een voorbeeld geven van waar het wel goed gaat, in Ghana, met gratis eten en gratis school.

De voorzitter:

Een korte interruptie hadden wij afgesproken.

MevrouwFerrier(CDA)

Dat is het School Feeding Programme in Ghana, een zeer succesvol programma waarbij de kracht erin zit dat kinderen gratis onderwijs krijgen en ook nog eten krijgen: een extra stimulans, ze worden beter gevoed, ze zijn sterker en minder vaak ziek.

De voorzitter:

En uw vraag is?

MevrouwFerrier(CDA)

Mijn vraag is: ik hoor de heer Boekestijn zeggen dat hij het niet eens met de doelstelling van de VN. Moet ik begrijpen dat de heer Boekestijn het eigenlijk niet eens is met de doelstelling dat ieder kind naar school moet?

De heerBoekestijn(VVD)

Dit is een manier van discussiëren die ik echt verwerpelijk acht. Ik stel een probleem aan de orde in Uganda. Dat probleem heeft direct te maken met het feit dat het onderwijs gratis is. Vervolgens worden er allerlei andere voorbeelden aangehaald. Dat mag, dat is uw goed recht. Ik ken het Ghanese voorbeeld heel goed. Mijn eigen dochter heeft er nota bene gewerkt. Daar bestaan ook grote problemen. Die problemen komen voort uit het feit dat het gratis wordt aangeboden. Kijkt u naar de National Health Service in Engeland. Is dat de beste gezondheidszorg? Dat is het zeker niet. Dit hangt ook samen met de financiering ervan. Ik zou dus willen dat wij over dit soort zaken minder ideologisch nadenken.

Ik ga door. Een tweede probleem dat ik heb met het beleid, is dat de enige manier om het probleem van het moreel risico te bestrijden het verminderen van de hulp is. Het is de enige manier om dit te doen, om goed te maken wat wij allemaal kapot hebben gemaakt. Er is geen verband tussen de 0,7%-doelstelling en welvaartsgroei in ontwikkelingslanden. Er is wel een verband tussen hulp en het ondermijnen van democratisering en zelfs concurrentiekracht. Hulp verhindert namelijk dat landen belastingsystemen gaan opzetten. Er is helaas ook een verband tussen hulp en corruptie en zelfs met het afbreken van goed bestuur. Iedereen die probeert vol te houden dat een grote zak geld Afrika kan redden, is kennelijk geestelijk te lui om zich te verdiepen in het probleem van het moreel risico. En dan te bedenken dat het helemaal niet zo lastig is. Als hulp veel meer het karakter aanneemt van investeringen, is het probleem van de machtsbestendiging en de hulpverslaving veel minder nijpend. In dat opzicht vind ik de titel van het CDA-programma buitengewoon goed gekozen.

In de derde plaats: al deze problemen komen terug bij het beleid dat gericht is op het behalen van de millenniumdoelen dat nota bene het vlaggenschip is van het beleid van deze regeringen. Veel van het beleid is top-down en wordt uitgevoerd via verticale fondsen. Op deze wijze is er geen ruimte voor searchers en te veel voor planners. Als het zo eenvoudig is, zouden wij 20 jaar geleden al malaria hebben uitgeroeid. Helaas is het niet zo. De malariabestrijding vereist een uitstekende kennis van de lokale situatie en die laat zich niet verenigen met een top-downbenadering. Iedereen weet dat het in Sub-Sahara Afrika niet goed gaat met de millenniumdoelen. Iedereen weet zelfs dat het experiment met de millenniumdorpen in grote problemen is geraakt. Kan het nog ironischer? Zelfs de kleinschalige aanpak van Jeffrey Sachs is totaal vastgelopen. Het lokale kleine experiment mislukte, omdat Jeffrey Sachs bedacht had dat de boeren een deel van hun oogst aan de gemeenschap moesten afstaan. Totaal verkeerde prikkels! Zie hier voor de zoveelste keer welke ellende verkeerde prikkels kunnen veroorzaken. Daarom nog een vraag over het Millennium Development Project. Waarom bezuinigt de minister op GAVI terwijl deze organisatie veel efficiënter opereert dan het Global Fund en bovendien per dollar beduidend meer mensenlevens redt? Ik weet dat de minister ook op het Global Fund bezuinigt, maar ik ben van mening dat de bezuiniging op GAVI moet worden teruggedraaid.

Ik kom nu op het volgende pijnpunt.

De voorzitter:

De minister heeft een feitelijke, verhelderende vraag.

MinisterKoenders

Ja, voorzitter, om goed te kunnen antwoorden op deze vraag. De heer Boekestijn zegt dat hij tegen verticale fondsen is, maar hij wil meer voor GAVI, dat een verticaal fonds is. Heeft hij nu kritiek op de regering omdat zij te veel doet voor verticale fondsen of omdat zij kort op GAVI, dat juist een verticaal fonds is?

De heerBoekestijn(VVD)

Dit is een terechte vraag van de minister. Ik stel vast dat het systeem van GAVI veel meer met het marktmechanisme werkt, veel pragmatischer werkt dan het Global Fund en zeer efficiënt is. Ik stel vast dat als je meer "bang" voor je"buck" wilt hebben in termen van mensenlevens redden, GAVI vele malen efficiënter is dan het Global Fund. Het lijkt mij dus rationeel om daar niet op te bezuinigen.

Ik kom nu op het volgende pijnpunt. De minister heeft niet alleen de millenniumdoelen als vlaggenschip, maar ook zijn beleid ten aanzien van fragiele staten. Het is treurig dat dit beleid ook volkomen is vastgelopen. Het beleid van de minister ten aanzien van Rwanda, Burundi en Uganda is erop gericht om erger te voorkomen. Alleen die formulering zegt het al! Om erger te voorkomen zijn wij bereid regimes te steunen die erg zijn. Wie zegt dat wij inderdaad erger voorkomen?

In Burundi is sprake van een toename van het aantal mensenrechtenschendingen. Het regime kent jeugdmilities die diep in de nacht deuren opentrappen en mensen vermoorden als zij niet op de juiste partij stemmen. De honden lusten er geen brood van. Ngo's maken zich grote zorgen, maar de minister gaat gewoon door. Onbegrijpelijk. Waarom wil hij zich toch medeverantwoordelijk maken voor deze wandaden? Is dit soms een onderdeel van de sociaaldemocratische ideologie die ik over het hoofd heb gezien?

Ook in Rwanda gebeuren de meest vreselijke dingen. Verkiezingen worden gemanipuleerd, afluisterapparatuur aangeschaft en in stelling gebracht, de Oost-Congo wordt leeggeroofd en hutsi's en rurale tutsi's worden stelselmatig gediscrimineerd. Waarom wil de minister dan toch met alle geweld Kagame blijven steunen? O ja, natuurlijk, om erger te voorkomen.

Wij hebben in de geschiedenis wel vaker meegemaakt dat een beleid dat was gericht op het voorkomen van erger, ons vervolgens medeplichtig maakte aan de meest verschrikkelijke wandaden. Hou er toch mee op! Waarom leren wij niet van ons beleid ten aanzien van Eritrea? Ik heb daar ook een hoofdstuk over geschreven. Wij wisten al in 1998 dat het daar zou misgaan, maar het heeft een decennium geduurd voordat wij inzagen dat wij volkomen op de verkeerde weg zaten.

En dan Uganda. Museveni is steeds verder afgegleden, maar onze hulp wordt gewoon gecontinueerd. Corruptie all over te place. Een president die de grondwet wijzigt om een derde ambtstermijn mogelijk te maken. Het maakt allemaal niets uit. Dan te bedenken dat wij een bijdrage leveren aan de gezondheidszorg en het onderwijs, precies de sectoren waar de lethargie het grootst is.

Dan kom ik nu op het punt van de begrotingssteun. Ik zie nog steeds niet in waarom wij een zak geld zouden geven aan dubieuze regimes. In Burundi, Rwanda en Uganda moeten wij dat niet doen, maar wij moeten elders ook zeer kritisch zijn. In Zambia is de steun opgeschort na een groot schandaal op het ministerie van onderwijs. Ik prijs de minister daarvoor. Simon Rozendaal van Elsevier die dit land deze week bezocht, schrijft dat de minister al weer tegen de lokale pers in Zambia heeft gezegd dat wij het land niet in de steek zullen laten. Daarover de volgende vragen. In de eerste plaats: is dit juist? De heer Rozendaal heeft dit in de lokale pers gelezen; dit staat te lezen op de site van Elsevier. In de tweede plaats: welk signaal geeft een dergelijke uitspraak af aan de Zambiaanse regering, die ons in grote verlegenheid heeft gebracht?

Ook in Senegal zijn er grote problemen. De heer Irrgang heeft daar uitgebreid aandacht voor gevraagd. De minister ontkent dat de Senegalese president betrokken was bij de coup in Guinee. Ik weet niet of dat waar is; ik kan dat niet beoordelen. Ik weet wel dat hoge ambtenaren van het IMF mijn mailbox bestoken met de vraag waarom wij een regering steunen die geen enkele greep lijkt te hebben op een begroting. Ik heb daar geen goed antwoord op. Daar komt het schandaal dat de heer Irrgang zelf aan de orde stelde nog bij. Heeft de minister wel een antwoord?

Ik heb een buitengewoon nare smaak overgehouden aan ons debat over het medefinancieringsstelsel II. De minister is bereid geweest, gesteund door een meerderheid van de politieke partijen, om de ngo's van 2011 tot 2015 een grote zak geld te geven zonder dat de IOB de kans kreeg om zijn werk grondig te evalueren. Sterker nog, veel ngo's waren niet eens bereid om slechts een klein deel van hun activiteiten te evalueren. Ik vind dit een volstrekt onverkwikkelijke gang van zaken. Deze heeft bovendien geleid tot een juridische verplichting die bij de volgende kabinetsformatie opengebroken zal moeten worden. Ik zou het zelfs inzet van de verkiezingen willen maken.

Ik rond af. Het beleid van deze minister is vastgelopen. Mijn fractie zal ook dit jaar tegen de begroting van Ontwikkelingssamenwerking stemmen. Wij zijn overigens bepaald niet de enigen die kritisch zijn. De minister voor OS ligt in eigen kring ook onder vuur. Mensen als Aad van der Heuvel en Flip de Kam distantiëren zich van zijn beleid. In CDA-kring heeft Lans Bovenberg – niet de minste – hetzelfde gedaan.

En dan te bedenken dat het allemaal niet zo ver had hoeven komen. Als de OS-portefeuille door een staatssecretaris werd gedaan, hadden wij nu niet twee ministers van Buitenlandse Zaken gehad, een voor Afrika en een voor de rest van de wereld. Dan hadden wij alle ellende in Burundi, Rwanda en Uganda niet hoeven meemaken. Om die reden heb ik besloten om het eerste exemplaar van mijn boek niet aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan te bieden, maar aan de minister van Buitenlandse Zaken.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik wil het met de heer Boekesteijn hebben over belastingontduiking. Dat heeft de afgelopen decennia gigantische proporties aangenomen ten laste van ontwikkelingslanden. Wij praten dan over bedragen in de orde van misschien wel 500 mld. dollar per jaar. Minimaal vijf keer het bedrag dat wij officieel aan ontwikkelingssamenwerking besteden, wordt uit die landen weggehaald.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik heb twee vragen. IMF en Wereldbank hebben decennialang ontwikkelingslanden ervan weerhouden om effectieve belastingsystemen op te zetten. Zij gaven ontwikkelingslanden als voornaamste advies: creëer exportzones die fiscaal geheel vrijgesteld zijn; ga niet zelf middelen ophalen maar lok buitenlandse investeerders met tax holidays.

De voorzitter:

En uw tweede vraag?

De heerVendrik(GroenLinks)

Mijn eerste vraag is: wat vindt de heer Boekesteijn daarvan? Is dat niet een grove schande? Mijn tweede vraag luidt: is de heer Boekesteijn het met mij eens dat ook de Nederlandse fiscale wetgeving met dat hele uitgebreide stelsel van belastingverdragen eigenlijk gescreend zou moeten worden op fiscale praktijken – die wij legaal maken in onze Nederlandse wetgeving – die ten koste gaan van de fiscale positie van ontwikkelingslanden?

De heerBoekestijn(VVD)

Ik dank de heer Vendrik voor zijn vraag. Die geeft mij de gelegenheid om te zeggen dat ik het werkelijk hartgrondig met deze voorstelling van zaken eens ben. Het probleem van Afrika is niet een teveel aan globalisering maar juist een tekort daaraan. Het probleem van Afrika is de hulp, niet de Foreign Direct Investment. Het probleem van Afrika is dat hulp er juist voor gezorgd heeft dat er geen incentive was om een belastingsysteem op te zetten. U doet het voorstel om al de tax credits af te schaffen, maar dat leidt tot een vermindering van de investeringsstroom van het rijke Westen naar Afrika. Dat leidt tot grote sociale ellende in Afrika. Ga die weg niet op. Wij moeten juist zoveel mogelijk productieve investeringen in Afrika krijgen. Denk aan de wijze woorden van Ashraf Ghani, de derde presidentskandidaat in Afghanistan, die zei: ik wil geen hulp, maar Foreign Direct Investment. Die man weet waar het over gaat. Hij heeft een hoge positie bij de Wereldbank. Houd op met het verkopen van dit soort praatjes van ideologische aard waar arme mensen gewoon aan onderdoor gaan.

De voorzitter:

U hebt nu duidelijk geantwoord. Ik geef de heer Vendrik gelegenheid tot een korte afronding, één zin.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik snap er nu helemaal niets meer van. Ik hoorde zo-even: geen hulp nationale belastingsystemen. Dan doe ik een voorstel en dan is het weer niet goed. Geen nationale belastingsystemen. Wie is hier nu een beetje dom, mijnheer Boekestijn?

De heerBoekestijn(VVD)

Ik geloof dat u dat bent.

De voorzitter:

Het woord is ter afronding aan de heer Boekestijn.

De heerVendrik(GroenLinks)

U wilde dat nationale regeringen ...

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, mijnheer Vendrik ...

De heerVendrik(GroenLinks)

... zelf opdraaien voor onderwijs en gezondheidszorg.

De voorzitter:

Ik gaf u de gelegenheid om een zin uit te spreken. Dat hebt u gedaan.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dan moeten ze het ook kunnen betalen. Daar hebben ze belastingen voor nodig. Denkt u nu werkelijk dat ...

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u hebt het woord niet meer.

De heerVendrik(GroenLinks)

... ze de arme bevolking nog een euro ...

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik!

De heerVendrik(GroenLinks)

... belasting afhandig kunnen maken? Daar hebben ze bedrijven voor nodig.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijnheer Vendrik ...

De heerVendrik(GroenLinks)

Die moeten belasting betalen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Boekestijn.

De heerBoekestijn(VVD)

Waarom betreurt u het dan niet ...

De heerVendrik(GroenLinks)

Het is ongelooflijk, mijnheer de voorzitter, wat hier gebeurt.

De voorzitter:

Wilt u uw microfoon uitzetten? Het woord is aan de heer Boekestijn.

De heerBoekestijn(VVD)

De heer Vendrik heeft stemverheffing nodig om zijn argumentatie kracht bij te zetten. Dat is meestal niet zo'n teken van sterkte. Ik zal hem ook haarfijn uitleggen waarom hij op een dwaalspoor zit. Ik neem daar ook een beetje de tijd voor. Hulp is de belangrijkste reden waarom Afrikaanse regeringen geen prikkel hadden om zelf belastingsystemen op te zetten. Wij kennen daarbij het effect van de "omgekeerde" Boston tea party: no taxation without representation. Ze hadden geld en dus was er geen "representation" meer nodig. Dat is het probleem! Als u deze redenering serieus neemt, zou u zich juist moeten uitspreken voor een verlaging van de hulp.

Vervolgens wijs ik op de multinationals. Neem het voorbeeld van Heineken met de brouwerijen. Dat leidt tot werkgelegenheid in Afrika. Dat is precies datgene waar arme mensen in Afrika om zitten te schreeuwen. Als wij in Zambia gaan kijken en als de genoemde dochter in de zomer teruggaat naar haar ouders, ziet zij elk jaar meer zwerfjongeren. Waarom? Omdat de Zambiaanse regering niet in staat is om een beleid te voeren dat leidt tot een instroom van buitenlandse investeringen. Hulp kan daar nauwelijks iets aan veranderen. Dat is de wereld waarin wij leven!

Wij moeten dus juist proberen om van hulp naar investeringen te gaan, precies ook de titel van de CDA-notitie.

De heerWaalkens(PvdA)

Voorzitter. In dit wetgevingsoverleg hebben wij ruim de tijd genomen om eens met elkaar van gedachten te wisselen over ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking ligt zwaar onder vuur. Daar overheen komen nog de enorme bezuinigingen die verteerd moeten worden.

De Partij van de Arbeid kiest voor ontwikkelingssamenwerking vanwege een van de kernwaarden van de sociale democratie: internationale solidariteit. Dat is ook vanwege rechtvaardigheid en het eerlijk verdelen van de welvaart in de wereld. Ik wil daarbij ook refereren aan een speech die Mandela heeft gehouden op de IPU-bijeenkomst in Kaapstad. Daarin zei hij dat het onverteerbaar is en dat wij op basis van de uitgangspunten van rechtvaardigheid een eerlijke verdeling van de welvaart zouden moeten nastreven. Ik noem in dit verband ook het welbegrepen eigenbelang: het voorkomen van een instabiele wereld met grote migratiestromen. Dit is een welbegrepen eigenbelang om te investeren en om door te gaan met ontwikkelingssamenwerking.

Hulp is meer dan nodig, meer dan ooit nodig. Er is geen eerlijke verdeling in de wereldhandel. Internationaal zijn er nog steeds extreem grote verschillen tussen arm en rijk. De onrechtvaardigheid, waaraan ik eerder refereerde, moet worden aangepakt. Daarbij refereer ik aan het feit dat op dit moment meer dan een miljard mensen met honger geconfronteerd worden. Niets doen is dus geen optie.

De cold turkey-strategie, alsook wat collega Boekestijn naar voren brengt, zijn op basis van een rechtvaardig­heidsbeoordeling onrechtvaardig. Het doet onrecht aan de duizenden mensen die zich belangeloos en met veel inspanning inzetten in ontwikkelingslanden. Zij werken daar onder moeilijke omstandigheden. Als een moreel appel gedaan wordt op het morele fenomeen, waar ook collega Boekestijn zojuist over sprak (do no harm), geldt dat niet alleen voor wat je doet in ontwikkelingslanden, maar ook voor wat je hier uitspreekt. Ik doel op pertinente onwaarheden en niet een debat voeren op grond van feitelijke juistheden. Vandaar dat "do no harm" ook geldt in onze omgeving.

Ik kom te spreken over de roep om vermindering van het budget. Wij worden nu geconfronteerd met een enorme bezuiniging, omdat die gerelateerd is aan het bruto nationaal product. Hierover zijn al eerder vragen gesteld: kunnen wij op basis van de ramingen verwachten dat bij de Voorjaarsnota en mogelijkerwijs op andere moment geconfronteerd worden met nog weer gewijzigde budgetten? Ik vraag de minister om ons een inkijk te geven in wat ons mogelijkerwijs nog te wachten staat.

Het is meer dan terecht dat een groep mensen zich gepresenteerd heeft in een manifest waaraan collega Irrgang refereerde, om een tegengeluid te laten horen tegen al die criticasters, inclusief Dambisa Moyo die over de wereld toeren om te zeggen dat hulp niet helpt. Niets doen is toch geen optie? Hoe kunnen we het verteren met datgene wat we doen, waar we proberen om uit alle macht ontwikkelingssamenwerking handen en voeten te geven? Zeker, de staat is niet feilloos en ook feilbaar. Maar we kunnen toch constateren dat heel veel dingen goed gaan! Waarom dan de vinger leggen op alleen maar die zaken die niet goed gaan? Ik vind dat de perversiteit ten top en een slag in het gezicht van de mensen die arm zijn, die er niets mee te maken hebben. Wij kunnen ons permitteren om ontwikkelingssamenwerking op de manier waarop wij dat doen, handen en voeten te geven.

De minister wordt overal in de wereld geroemd. Hij is net terug uit een reis naar De Hoorn van Afrika, waarin de hongersnood als gevolg van de klimaatveranderingen enorme effecten heeft. Over welbegrepen eigenbelang gesproken, investeren in de regio helpt de mensen een stap verder te zetten op de ontwikkelingsladder die zo broodnodig is.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik heb aandachtig geluisterd naar de woorden van de heer Waalkens. Ik meen te bespeuren dat hij een monopolie op de moraal heeft. Ik vind dat verwerpelijk. Er is geen enkele partij die het monopolie op de moraal heeft. Ik stel hem graag één vraag: ligt u nooit wakker van wat Kagame doet en van wat Museveni doet en van wat er in Burundi gebeurt? Dat is wel een man die gesteund wordt door uw partij.

Ligt u er nooit wakker van dat Afrika 50 jaar geleden zelfvoorzienend was en nu een voedselimporteur en dat dit natuurlijk samenhangt met het Europese beleid, maar ook in hoge mate met voedselhulp en natuurlijk met het feit dat er geen landbouwbeleid tot stand is gekomen? Dit betekent dus dat hulp ook heel nare kanten kan hebben.

Ligt u wel eens wakker van hulpverslaving en machtsbestendiging?

De heerWaalkens(PvdA)

Ik geniet altijd van een goede nachtrust, maar op het moment dat je de nachtmerrie voor je ziet van de gebonden hulp die de Amerikanen met hun gebonden voedselhulp zo belangrijk maken in Afrika, zie je dat dat de perversiteit ten top is. Eigen overschotten dumpen over de grens en de mensen vervolgens in een afhankelijkheidsrelatie terecht laten komen! Zo'n afhankelijkheidsrelatie hebben we ook in Europa georganiseerd met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarmee we met exportsubsidies ook onze overschotten over de rand hebben gekieperd. Gelukkig zijn we nu tot inkeer gekomen en hebben we daar een eind aan gemaakt, althans, dat gaan wij eraan maken.

Op het moment dat wij in een algemeen overleg met de VVD-woordvoerder moeten spreken over een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, op het moment dat het dichterbij komt en het pijn gaat doen, ook in de eigen omgeving, retireert ook de VVD op dit punt. Daar lig ik wakker van. Ik lig er wakker van dat wij met elkaar niet de architectuur kunnen vinden van een beleid voor ontwikkelingssamenwerking, gedragen door zowel de donoren als door de ontvangende landen om te komen tot een strategie waarmee hulp nog veel meer helpt. Maar om platweg te zeggen dat hulp niet helpt en je het daarom beter kunt afschaffen, vind ik antiliberaal.

Ook de VVD-prominent Voorhoeve heeft keer op keer gevraagd: waar is die Boekestijn mee bezig? Ik begrijp er helemaal niets van. Maar goed, de heer Boekestijn krijgt de ruimte van zijn fractie en het staat hem vrij om hier zijn betoog in te brengen, maar ik acht de waardering van Voorhoeve van meer belang dan zijn referaat met de boekjes die gepresenteerd worden, al dan niet aan de minister, of wie dan ook. Het interesseert mij helemaal niets.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik wil graag reageren, ik word aangesproken.

De voorzitter:

Dat kan niet, u hebt een interruptie gehad en u kunt in de tweede termijn reageren.

De heerBoekestijn(VVD)

Dan doe ik het in de krant.

De heerWaalkens(PvdA)

Voorzitter. Dit betekent niet dat wij kritiekloos zijn. Wij zijn kritisch, ook op het OS-beleid, want het moet effectief zijn. We moeten de donorcoördinatie samen met de andere donoren handen en voeten geven. We doen niet anders dan met de minister over donorcoördinatie en effectiviteit debatteren, maar we struikelen over de details en we kunnen het beleid met elkaar niet meer handen en voeten geven, omdat we de minister keer op keer van het werk houden door met hem over de details te spreken. Het is niet zo dat ze niet belangrijk zijn, maar de technische kant van de uitvoering van het beleid laat ik graag over aan het ministerie. Wij zetten hier de grote lijnen uit. Wat ons betreft, is politieke ontwikkelingssamenwerking van essentieel belang. Wij hebben daar meerdere keren over gesproken, ook toen wij het over het fragielestatenbeleid hadden. Collega Boekestijn zegt dat het een failliet beleid is. Ik zou zeggen: integendeel! Je moet de fragiele staten bij de politieke dialoog betrekken en ongebonden hulp met politieke conditionaliteit en het oormerken van geld bieden. Collega Boekestijn zegt dat dit niet werkt, maar uiteindelijk is dat de enige brug die kan worden geslagen naar de fragiele staten, niet om parallelle structuren te maken, maar om, waar mogelijk, aan te sluiten bij de publieke voorzieningen die er marginaal zijn, maar je wel kunt uitbouwen. Het Global Fund voor hiv/aids heeft dat ook bewerkstelligd. We hebben via dat fonds in hiv/aids geïnvesteerd. Wij hebben gezien dat van dergelijke verticale fondsen het neveneffect was dat de basisgezondheidszorg, die de drager is van alle programma's, uitgebouwd en gebouwd werd. De politieke dialoog maakt ontwikkelingssamenwerking interessant; niet het opleggen van dingen. Die dialoog maakt het Verdrag van Cotonou mogelijk. Het enige mondiale verdrag dat er is, is het Verdrag van Cotonou. Dat bergt die politieke dialoog in zich. Wij moeten dat verdrag koesteren. Het verloopt moeizaam, maar zonder dialoog zou er absoluut geen vooruitzicht zijn.

Natuurlijk zijn accountability en ownership gedragen overwegingen bij het beoordelen van het beleid. Hulp is tijdelijk. Je kunt je afvragen wat zestig jaar ontwikkelingssamenwerking heeft opgebracht. De critici die ik net al aanhaalde zeggen: helemaal niets. Dat is veel te kort door de bocht. Armoede is niet verdwenen, maar de hulp staat in geen verhouding tot bijvoorbeeld alleen al de bonussen op Wall Street. Er zijn genoeg resultaten te laten zien. Er leven in vergelijking met een kwart eeuw geleden veel minder mensen onder de armoedegrens. Uit de statistieken is wel degelijk op te maken dat er ondanks de bevolkingsgroei winst geboekt is in Afrika. De successen die we hebben gehaald, worden onder de mat geveegd met feitelijke onjuistheden in een debat waarin de onderbuik kennelijk belangrijker is dan de bovenbuik.

Ook Obama heeft tijdens zijn rede in Ghana een morele oproep gedaan. Hij zei: jullie toekomst ligt ook in jullie eigen handen. Natuurlijk moeten de politieke en parlementaire betrokkenheid en de participatie van burgers bij processen in het land transparant zijn. The Pan-African Parliament is bezig om de politieke participatie en de participatie van de samenleving handen en voeten te geven. Ik denk dat wij deze route moeten koesteren. Wij kunnen daar hard tegenin gaan, maar mij lijkt dat dit de enige weg is om samen met de parlementen van andere landen, met name van de ontvangende landen, gewapende conflicten, drugshandel en corruptie te lijf te gaan.

Collega Irrgang heeft gerefereerd aan de suggestie van een cold turkey die Dambisa Moyo heeft gedaan. Zij zegt dat de Afrikaanse landen in staat zijn om op de internationale kapitaalmarkt financieringen te krijgen, maar niets is minder waar. Collega Boekestijn ontkent de financiële crisis ook totaal als hij zegt dat de Afrikaanse landen in staat zijn, kapitaal aan te trekken voor de nodige investeringen in hun eigen landen. Het enige wat nog voorspelbaar was en wat ons betreft ook voorspelbaar moet blijven, is de substantiële bijdrage die Ontwikkelingssamenwerking met haar budgetten kan bewerkstelligen. De oproep om anderen hun commitment te laten uitspreken over de internationaal gemaakte afspraken blijft natuurlijk onverkort van kracht. Wat zullen we nou beleven? Wij spenderen 0,7% plus die 0,1% aan ontwikkelingssamenwerking. Wat ons betreft doen wij dat ook in de kabinetsperiode hierna. Wij kunnen betreuren dat het op dit moment door de koppeling aan het bnp minder wordt. Maar wat is het alternatief? Zetten wij het nu vast op het allerlaagste niveau, op het dieptepunt van de markt? Of gaan wij door om ons sterk te maken, ook bij de heroverweging, en zetten wij de noodzakelijk geachte kortingen en bezuinigen af tegen de enorme bezuinigingen die op dit moment al worden gerealiseerd?

Dit brengt mij op de EKI-toerekening. Zowel collega Ferrier als collega Irrgang heeft daarover gesproken. Je zou de EKI-toerekening meer ontwikkelingsrelevant kunnen maken en daarmee ook een discussie van de positie en de toerekening van de EKI op een ordentelijke manier kunnen houden. Ik kan mij voorstellen dat dat niet meer in deze kabinetsperiode gebeurt, maar misschien kan bij de heroverweging een doorkijk worden gegeven op een overdrachtsdossier waarbij het interessant zou kunnen zijn om de EKI op een andere manier toe te rekenen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Tot mijn grote spijt constateerde ik bij de start van dit kabinet dat dit niet geregeld was. Wij hebben daarover een Kamermotie van mijn hand aangenomen weten te krijgen, die ook door de PvdA-fractie werd gesteund. De minister werd teruggestuurd naar het kabinet met de opdracht om ervoor te zorgen dat de EKI dan wel de kwijtschelding van schulden – het gaat dan bijna altijd over schulden die niets met ontwikkeling te maken hebben – niet langer ten laste van het ODA-budget werd gebracht. Dat is niet goed gegaan. Moet ik nu uit de woorden van de heer Waalkens opmaken dat men bij de PvdA-fractie spijt heeft als haren op het hoofd?

De heerWaalkens(PvdA)

Wij hebben daarover al een keer in een algemeen overleg gesproken met de minister van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Toen hebben wij gevraagd hoe dit past bij de ontwikkelingsrelevantie die wij graag leidraad willen laten zijn voor de EKI. De minister van Financiën heeft gezegd dat dit nu niet wordt geregeld en dat men er spijt van heeft dat het niet is gebeurd. Maar goed, fact of life is dat je niet alles kunt binnenhalen, al hebben wij wel veel kunnen binnenhalen. Ik stel voor dat wij het kabinet vragen om voor de EKI speciale aandacht te vragen in het debat over de heroverweging dat op dit moment wordt gevoerd. Dat is nodig, want de ontwikkelingsrelevantie is soms ver te zoeken bij het kwijtschelden van de schulden.

Voorzitter, donorcoördinatie is essentieel. OS-landen worden gek van de bureaucratie en de keuzen die zij moeten maken. Zij maken hun eigen keuze, maar in ontwikkelingsland lijkt het soms inderdaad op Disneyland. Het is van de gekke dat soms meer dan 100 tot 150 ngo's rondom de burelen van het parlement en van de regeringsgebouwen lopen.

Als donorcoördinatie essentieel is, is daarmee ook gezegd dat je als donorland voorkeuren en ook bepaalde kwaliteiten hebt. Ik heb met belangstelling geluisterd naar mijn collega Ferrier. Nederland komt op het gebied van water en landbouw en ook bij de voedselcrises steeds nadrukkelijker op de politieke agenda, omdat Nederland een aantal dingen goed kan en een aantal dingen kan prioriteren. En prioriteren is delegeren.

Met betrekking tot Afghanistan hebben wij ...

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Over het IMF heeft de Kamer ook eerder gesproken als het gaat om de speciale trekkingsrechten, de SDR's. Wij hebben in eerdere debatten ook wel eens gevraagd of wij onze trekkingsrechten niet zouden kunnen gebruiken om een deel van die 600 mln. te compenseren en in te zetten voor ontwikkelingsrelevante projecten of ontwikkelingslanden. Hoe denkt de PvdA daarover?

De heerWaalkens(PvdA)

Wij hebben daar inderdaad over gesproken. Die trekkingsrechten geven de mogelijkheid om een bypass te creëren voor mogelijkerwijs extra budget. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de minister. Wij staan hier wel positief tegenover.

Met betrekking tot Afghanistan en een aantal projecten die daar lopen vraag ik de minister of wij nu al de resultaten tegemoet kunnen zien van de projecten die zijn opgezet samen met LNV. Ons komen berichten ter ore over het project van de saffraanteelt, dat Iraanse opkopers op een slinkse manier de opbrengst van de saffraan naar zich toe halen en die vervolgens voor een veelvoud verkopen, waarmee wij via het saffraanproject indirect de kassen van de Iraniërs en mogelijkerwijs van de taliban financieren.

Ik kom bij Suriname. Het bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsverdrag met Suriname uit 1975 komt nu tot een einde. Wij vragen de minister om in verband met de voortzetting van een mogelijk contract tussen Suriname en Nederland, vanwege onze bijzondere banden met Suriname, met zijn collega's in het kabinet na te gaan in hoeverre wij veel meer van samenleving tot samenleving en van persoon tot persoon – en niet van regering tot regering – de mogelijkheden van uitwisseling van studieprogramma's tussen Suriname en Nederland handen en voeten kunnen geven. Een aantal grote gemeenten heeft daarvoor reeds initiatieven ontwikkeld.

Over Suriname en het Guyana Shield sprak ook mevrouw Ferrier. Ik begrijp dat zij een amendement wil maken over het beheren en het vasthouden van het grootste ongeschonden oerbos in die regio middels de Guyana Shield Facility die nu wordt opgebouwd. Ik vraag de minister in hoeverre hij via het UNDP een commitment wil geven aan het initiatief dat nu is genomen door de initiatiefnemers van het Guyana Shield project, dat nu een facility wordt. Of dat dan met geld moet of met een commitment, kan ik op dit moment niet overzien, maar ik hoor graag van de minister in hoeverre dit tot de mogelijkheden behoort.

Op de begrotingssteun aan Burundi komen wij nog in een voortgezet algemeen overleg terug. Er is mij toch geworden dat op de bijeenkomst van de IPU in Genève een schokkend rapport over missing persons en met name politieke tegenstanders in Burundi werd gepresenteerd. Ik geef de minister dit ook graag mee in zijn beoordeling van de budgetsteun aan Burundi.

Over MSF 1 en de doorloop naar MSF 2 hebben wij uitgebreid gesproken. Het is niet mijn bedoeling om dat debat over te doen, maar ik wil de minister nog eens vragen in hoeverre er juridische verplichtingen liggen voor MSF 1 en de organisaties die daaronder vielen, en of daar waar er juridische verplichtingen liggen – ook in een soort remwegconstructie – organisaties nu geconfronteerd worden met een mogelijke korting, of zelfs met het niet in aanmerking komen voor MSF 2. Ik doel dan op Free Voice en andere organisaties, die een brief hebben gekregen waarin de doorloop van MFS I naar MFS II kennelijk zo kan zijn dat het ministerie zich niet meer gebonden voelt aan de aangegane verplichtingen.

Voorzitter. Ik wil hiermee mijn bijdrage afsluiten, maar niet nadat ik heb gezegd dat ik trots ben op Nederland, in zoverre dat wij ons altijd sterk maken voor die 0,7% en die 0,1%. Dat is wat ons betreft all inclusive. Wij gaan niet relaxed om met de ODA-DAC-criteria. Wij willen strak en stevig in die kooi blijven zitten. Op het moment dat wij andere landen aanspreken op het nakomen van hun verplichtingen, zou het ongeloofwaardig zijn als wij een stap terug doen. Dat zou ook geen recht doen aan wat de Nederlandse samenleving uitspreekt over haar bereidheid om mee te doen aan ontwikkelingssamenwerking.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik constateer allereerst dat de PvdA-fractie in het bastion blijft zitten. Maar dit terzijde. Ik zie ook dat de PvdA-fractie een grote lofzang op dit beleid heeft, maar dat zijn wij gewend van de PvdA-fractie.

Ik heb één concreet punt gehoord dat ik nogal opvallend vind. Kan ik nu concluderen dat de Partij van de Arbeid terug wil naar een ontwikkelingsrelatie met Suriname? Hoe denkt de PvdA dan over de Twinning-faciliteit?

De heerWaalkens(PvdA)

Ik heb gezegd dat het OS-verdrag met Suriname afloopt. Wij wachten de evaluatie van de Twinning-faciliteit af, want die is in gang gezet. Waarvoor wij een pleidooi houden, met de politieke jongerenorganisaties die gezamenlijk ook in Suriname zijn geweest, op het punt van de uitwisselingsprogramma's voor studenten en stagiaires, is hoe wij niet van overheid naar overheid een relatie kunnen gaan uitbouwen, maar veel meer tussen maatschappelijke organisaties. Dat zou de kracht zijn van het vorm geven aan de speciale relatie die wij met Suriname hebben. De Twinning-faciliteit wordt geëvalueerd. Ik wil ook graag afwachten wat daarvan de resultaten zijn, maar ik wil een voorschot nemen op de volgende stap die wij zetten. Niet van overheid tot overheid, maar veel meer van ngo's tot ngo's en van studenten tot studenten.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Voorzitter. Het is altijd een overgang als je van een ontwikkelingsland, zoals na mijn laatste bezoek aan India, terugkomt in Nederland en met de harde realiteit van de AOW-discussie geconfronteerd wordt. Staande in de steengroeven in Zuid-India, moest ik constateren dat de mensen daar absoluut niet hoeven na te denken over hun leeftijd voor de AOW. Voor hen zal er namelijk nooit een AOW zijn, althans in de komende tijd niet. Dus dan is het weer even schakelen. Over India kom ik straks nog te spreken, met name over de kinderarbeid, in verband met de begroting voor Buitenlandse Zaken.

Allereerst de begroting. Ontwikkelingssamenwerking is inderdaad in zwaar weer terechtgekomen. Ook mijn fractie doet het erg pijn als de minister voor Ontwikkelingssamenwerking als een van de eersten wordt aangeslagen in tijden van economische crisis, namelijk voor 601 mln. Dat moet ook geen gemakkelijke taak zijn geweest voor deze minister, die juist erg gemotiveerd is en erg veel passie heeft voor ontwikkelingssamenwerking.

Omdat dit eraan zat te komen hebben wij bij de algemene beschouwingen die percentages van 0,7 en 0,1 herbevestigd in de motie-Slob, die juist met het oog op de toekomst en eventuele verdere heroverwegingen en aanslagen op het budget in ieder geval een garantie is dat de Kamer – de motie werd in grote meerderheid gesteund – blijft uitgaan van de norm van 0,7 ODA en 0,1 internationaal milieubeleid. Dat kader hebben wij de regering meegegeven.

Over de evenwichtigheid in de kanaalkeuze heeft de Kamer verschillende keren gediscussieerd. Ik moet tot tevredenheid constateren dat de minister zich aan zijn woord heeft gehouden en de balans in de drie kanalen heeft laten terugkomen ondanks de bezuiniging. Het particuliere kanaal blijft dus redelijk op peil. Dat kon ook niet zoveel anders, omdat wij een lopend contract hebben met de MFS-organisaties tot 2010. Ik constateer wel dat er in 2011 79 mln. bezuinigd gaat worden op dat particuliere kanaal. Hoe zit dat precies? Bij het MSF-kanaal hebben wij destijds gesproken over die bandbreedte van 75 mln. De minister gaf daarbij aan dat dat meer of minder kon worden en dat als er goede projecten komen, dat gewoon weer op 500 mln. uit kan komen. Is die 79 mln. een vooronderstelling? Dat is natuurlijk ook afhankelijk van wat het bnp in 2011 gaat doen. Maar geldt die bandbreedte nog steeds ook voor 2011?

Wij hebben hier ook uitgebreid gesproken over het multilaterale kanaal. De minister heeft toen aangegeven dat hij eigenlijk tot een intensivering van 500 mln. over wilde gaan. Ik vind het erg lastig om het in deze begroting precies uit te vogelen, want ik kon dat niet terugvinden. Moeten wij nu constateren dat met deze bezuinigingen – ik meen dat de minister 80 mln. moest bezuinigen op het particuliere kanaal – die 500 mln. multilateraal extra middelen niet meer terug te vinden zijn in de begroting? Dat was dat laatste blaadje van die notitie van de minister, waarop hij aangaf wat de ambities waren voor het multilaterale kanaal. Ik krijg hierop graag een verduidelijking van de minister als het gaat om zijn ambities op dat punt.

Ik zei het al: met pijn in het hart hebben wij moeten constateren dat het budget omlaag moest. Dat laat onverlet dat het denken niet stil staat, ook niet in mijn fractie. Collega's van mij hebben dan ook nagedacht over de wijze waarop wij eventueel andere middelen kunnen vrijspelen om de allerarmsten in de wereld in deze moeilijke tijden toch te kunnen ontzien. Wij kwamen daarbij uit op de speciale trekkingsrechten van het IMF. Nederland heeft daar een claim op. Ik begrijp dat het dan om 4 mld. zou kunnen gaan. Ik heb daar in de schriftelijke ronde vragen over gesteld. De minister zegt daarover: dat is lastig, want daar kunnen wij niet aankomen, dat kunnen wij niet verzilveren en dat kunnen wij niet zomaar gebruiken voor ontwikkelingsrelevante doelen of om ontwikkelingslanden te steunen. Ik constateer – dat zegt de minister ook in zijn beantwoording – dat Frankrijk en andere landen dat inmiddels wel doen. In hoeverre is dat een no go area voor de minister? Ik probeer hem alleen maar te helpen om te bezien of wij via andere wegen hem toch nog wat meer geld ter beschikking kunnen stellen. Dat geld is dan natuurlijk niet zozeer voor hem, maar voor de allerarmste landen in de wereld. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Het volgende heeft mijn fractie toch wat teleurgesteld. Ik begrijp het echter wel, want de minister heeft ingezet op die vier belangrijke prioriteiten in zijn beleidsbrief Een zaak van iedereen. Hij moet die 600 mln. ergens vandaan halen. De keuze voor het basisonderwijs komt bij onze fractie echter wel hard aan. Andere collega's hebben er ook aan gerefereerd. Bilateraal en multilateraal opgeteld, kom je op die 168 mln. uit. Ik begrijp wel dat de minister zegt dat hij juist naar die onderwerpen heeft gekeken die nog achter lopen. Daar heeft de minister natuurlijk een punt. Wij zien echter ook dat de toegang tot het basisonderwijs eigenlijk de sleutel is voor ontwikkeling en het doorbreken van de armoedesituatie in vele generaties. Het is ook de sleutel om bijvoorbeeld de positie van meisjes en van vrouwen te verbeteren. Ook de gezondheidspositie wordt verbeterd en is het een belangrijk middel voor het tegengaan van kinderarbeid. Daarom houdt mijn fractie toch het pleidooi om nogmaals naar die bezuiniging van 168 mln. te gaan kijken. Het vertegenwoordigt 28% van totale daling van het budget. Op onderwijs wordt dus het meeste bezuinigd. Wij hebben dan ook een amendement in voorbereiding om te kijken of wij een deel van die bezuiniging op in ieder geval het basisonderwijs ongedaan zouden kunnen maken. Maar voordat ik dat amendement indien, wil ik eerst de reactie van de minister horen.

Als het gaat om de budgetvervuiling en het gebruiken van eerstejaarsopvang asielzoekers, maar ook de EKI waar de collega's al over hebben gesproken, het volgende. Het had, toen wij de coalitie aangingen, ook niet onze voorkeur, maar ik constateer dat er nu wel erg veel geld naar de collega-ministers gaat, terwijl de eigen minister voor Ontwikkelingssamenwerking flink moet bezuinigen. Kan de minister aangeven wat de doorslaggevende reden is geweest om daar juist in deze periode zo veel geld voor uit te trekken?

Tot zover als het gaat om de OS-begroting. Ik heb nog een paar losse punten. Het gaat dan om gehandicapten. Ik heb dat punt bij de behandeling van de vorige begroting voor Ontwikkelingssamenwerking ook al aan de orde gesteld. De minister heeft in zijn beantwoording gezegd dat hij een all inclusive beleid nastreeft en niet kan overgaan tot een doelgroepenbenadering. Ik heb daar begrip voor. Hij heeft gezegd daar een onderzoek naar te willen doen. Wanneer kan de Kamer dat onderzoek tegemoetzien? Als het beleid inclusief is, is hij dan ook bereid de effecten van zijn beleid voor de gehandicapten te monitoren? Voor gender wordt zijn beleid apart gemonitord, waarom zou dat dan ook niet voor gehandicapten kunnen? Ik begrijp dat dit een aanslag is op zijn ambtenaren, maar wij zien binnen de gezondheidszorg, de kinderarbeid en het onderwijs dat de gehandicapten de vergeten groep is.

Ik wil de minister een ander plan voorleggen. Ten tijde van een economische crisis zien wij dat jonge afgestudeerden moeilijk aan een baan kunnen komen, omdat zij nog geen relevante werkervaring hebben. Ik heb de assistent-deskundigen opgezocht op de website van de minister. Er staan veel jongeren te springen om hun relevante ervaring in de landbouw, internationaal recht en techniek in te zetten in ontwikkelingslanden, maar zij lopen aan tegen de minimale eis van drie jaar relevante werkervaring. Ook moeten zij een deel van hun opleiding in het buitenland hebben gevolgd. Ik overweeg een motie in te dienen. Is de minister bereid de criteria te verlagen? Wij kunnen daarmee drie vliegen in een klap staan. Ten eerste geven wij de studenten de mogelijkheid een jaar werkervaring op te doen, ten tweede kunnen zij daarmee een deel van hun studieschuld aflossen en ten derde kan Nederland met zo veel deskundigheid meer betekenen voor ontwikkelingsorganisaties. Ik verneem graag de reactie van de minister.

De heerIrrgang(SP)

Het begin van het betoog van de heer Voordewind was mij uit het hart gegrepen. Het is inderdaad niet te verteren dat de allerarmsten in de wereld het slachtoffer worden van een crisis die is veroorzaakt door het Westen. Ik hoop toch niet dat zijn voorstel betekent dat hij straks beurzen en werkgele­genheidsplaatsen voor Nederlandse studenten gaat realiseren uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dat zou een vorm van gebonden hulp zijn en ik hoop niet dat hij dat voorstelt. Ik vind dat een slecht idee.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Nee, daar hoeft de heer Irrgang niet bang voor te zijn. Dit zijn bestaande functies. Assistent-deskundigen worden ingezet en ingehuurd door het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking in ontwikkelingsrelevante projecten. Zij kunnen ook worden gedetacheerd bij multilaterale instellingen en andere relevante organisaties om werkervaring op te doen. Zij worden geselecteerd op hun deskundigheid en ervaring, zodat zij die kunnen gebruiken in het veld. Die eis van het ministerie begrijp ik. Dat hoeft geen meergeld te kosten; het kan uit hetzelfde budget worden betaald. Ik vraag de minister wel of hij de vicieuze cirkel kan doorbreken. Door gebrek aan werkervaring kan de student niet aan een baan komen en zijn kennis en kunde niet inzetten in ontwikkelingsprojecten. Als de minister lagere selectiecriteria vaststelt, kunnen deze mensen wel worden uitgezonden.

Er is nog een derde punt waarvoor mijn fractie aandacht heeft gevraagd. Het betreft de Social Protection Programs, die een vangnet zijn voor de aidswezen en de ouderen die er alleen voor komen te staan. De minister heeft daarvoor 8 mln. vrijgemaakt via een amendement dat ik met de heer Van der Staaij heb ingediend. Ik ben hem daar dankbaar voor. Ik lees in de begroting dat de minister dit bedrag structureel wil inzetten, in ieder geval voor 2010. Wordt dit structurele bedrag ook de komende jaren ingezet?

Er is inmiddels een aantal goede projecten uitgevoerd door de deelnemers van de Social Protection Programs en de deelnemende Afrikaanse landen, zoals Livingstone 1 en 2. Er blijkt duidelijk behoefte te bestaan aan family-based care, gericht op de familie om het kind heen. Zijn de programma's die met dit geld worden gefinancierd ook gericht op de familie om het kind heen? Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie over het meer aandacht schenken aan gezinnen – extended families – in het OS-beleid? Blijft dat een aandachtspunt van de minister? Ik hoor uit het veld en uit de organisaties rondom social protection dat daaraan erg grote behoefte is.

Dan kom ik bij het vierde en tevens een na laatste punt, de kinderarbeid. Ik heb al gewezen op de schrijnende situatie in India. Daar heb je de meeste kinderarbeid, tussen de 30 en 50 miljoen kinderen die dagelijks werken in de plantages en in de steengroeven. Het is zeer schrijnend om dat te zien. De Indiase overheid heeft grote ambities, dat zeg ik er meteen bij. Er is pas een nieuwe wet aangenomen om alle kinderen het recht op onderwijs te geven. Dat is een goede zaak. We zien alleen dat de overgang van kinderarbeid naar school niet goed loopt.

Ik heb mijn oor te luisteren gelegd over wat Nederland in India doet. We hebben daar geen OS-deskundige meer zitten op de ambassade. Dat komt ook doordat we zelf besloten hebben om uit te faseren vanaf 2003, omdat we een te kleine donor waren in de ogen van India. Daarom hebben we 25 mln. teruggetrokken. Ik vind dat wel een rigoureuze terugtrekking uit zo'n groot land met zulke grote problemen als het gaat om kindersterfte, moedersterfte en kinderarbeid. Die 25 mln. zien we niet meer terugkomen in multilaterale programma's of via particuliere kanalen. Ik hoor van Unicef dat Nederland geen directe gelden via Unicef besteedt in India, ondanks verschillende pleidooien van Unicef om dat wel te doen. Unicef noemde een belangrijk programma voor sanitatie gericht op schoolkinderen. De helft van de kinderen die wel naar school gaan, kan niet beschikken over sanitatie. Dat is met name voor meisjes een argument om dan maar niet naar school te gaan. Dat veroorzaakt dus een grote drop-out onder meisjes, die toch al een achterstand hebben met naar school gaan. Ziet de minister alsnog mogelijkheden door gelden te schuiven binnen bestaande programma's om winst te kunnen boeken door het versterken en steunen van sanitatieprogram­ma's in India?

Ik heb begrepen dat de ngo's en de partners van bijvoorbeeld de FNV inmiddels al uit moeten faseren uit India vanwege de 60%-regeling waar we het de vorige keer over hebben gehad. Ik had uit dat debat begrepen dat die 60%/40%-regeling een lange overgangstermijn zou krijgen, tussen de vier en vijf jaar, waardoor voor mijn fractie in ieder geval de spanning eraf was. Nu begrijp ik dat deze organisaties al binnen twee jaar moeten uitfaseren. FNV Mondiaal kan dan ook niet anders dan haar fondsen daar, die zij van de overheid krijgt, uitfaseren. Daar schrok ik van. Kloppen die berichten? Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

Wat de relatie met Suriname betreft staan we op een kruispunt. Onze fractie wil dat we tijdig beginnen met het nadenken over de richting die we met Suriname in zullen slaan nu de verdragsmiddelen zo goed als zijn besteed. De wijze waarop dit inhoud zou kunnen krijgen, is naar de mening van mijn fractie via Twinning-faciliteiten. Ik begrijp dat ook de heer Koenders daar enthousiast over is. Het zou een blauwdruk kunnen zijn voor een toekomstige relatie, met dien verstande dat de gelijkwaardigheid natuurlijk nog een stuk verbeterd zou moeten worden en dat ook Surinaamse organisaties penvoerder zouden kunnen zijn bij het toepassen van de Twinning-faciliteiten.

Voorzitter. Tot zover mijn inbreng in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Boekestijn wil nog interrumperen.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijnheer Voordewind, u begon over India. Dat begrijp ik heel goed, want India kent meer armen dan heel Afrika. Er is echter een groot verschil tussen India en Afrika: India groeit als een dolle. Zou het niet een logische redenering zijn dat de Indiase regering zelf moet gaan herverdelen en niet een boerderij aan de Noordzee?

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Het is waar dat India een economische groei doormaakt van 8% à 9%. Trouwens, dat zie je ook in veel Afrikaanse landen, maar dat zijn natuurlijk relatieve bedragen. Je ziet tegelijkertijd dat van de inwoners van zo'n onmetelijk groot land, met 1,2 miljard mensen, nog steeds 25% onder de armoedegrens moet leven. Dat betekent één dollar per dag. Als je dat omrekent, heb je het meteen over 250 miljoen mensen. In de grote steden zie je inderdaad een bepaalde middenklasse, maar op het platteland vinden Afrikaanse taferelen plaats. Ik heb aardig wat gereisd. Op een gegeven moment kwam ik op een veldje bij steengroeven. Het leken wel vluchtelingenkampen. Men leeft daar gewoon in tentjes van blauw doek. Dat doet men negen maanden. Er komen mensen om vanwege het opblazen van gesteente en de rookwolken komen mensen tegemoet. Ik kijk naar het grote plaatje: in dit grote land heb je nog steeds onmetelijke armoede. De sanitatie is slecht. 72 van de 210 miljoen kinderen onder de vijftien jaar gaan niet naar school. Natuurlijk is Afrika een achtergesteld gebied. Maar willen wij werken aan de millenniumdoelstellingen, dan kunnen wij India absoluut niet vergeten.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Namens de fractie van GroenLinks leg ik de veronderstelling op tafel dat dit zomaar eens de laatste begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken in deze kabinetsperiode zou kunnen zijn. Dat maakt de vraag urgent hoe deze minister het domein van Ontwikkelingssamenwerking, dat mijn fractie een warm hart toedraagt, gaat achterlaten. Dat is niet alleen een politiek logische vraag. In een tijdsgewricht waarin veel gesproken wordt over nut en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking, lijkt die vraag mij van belang. Ik wijs ook op de ambtelijke werkgroepen die dit jaar tot juni 2010, pak hem beet, 30 of 35 mld. bij elkaar gaan spijkeren. Daarna komt het kabinet er niet uit, doet er een strik omheen en zegt tegen alle partijen: "Jongens, tabee, wij hebben verkiezingen." Dat is waarschijnlijk het scenario dat volgt. Ook ontwikkelingssamenwerking en alles wat daaraan raakt, komt in die gehaktmolen van de ambtenarij terecht. Het lijkt mij dus verstandig als de minister voor OS dit debat en straks het afrondende begrotingsdebat gebruikt om een aantal stevige piketpalen te slaan.

Vandaag zijn wij enigszins onaangenaam getroffen door een boodschap van het CDA, die – ik heb het nog even nagelezen – niet anders gelezen kan worden dan als een tikje winst voor de heer Boekestijn. Dat had mevrouw Ferrier iets beter mogen markeren in haar bijdrage. Het CDA wil bovenop de automatische daling van het budget van 600 mln. in 2010 voor de komende jaren in ieder geval 610 mln. bezuinigen op het ODA-budget. Het is slecht nieuws voor Ontwikkelingssamenwerking dat een grote verantwoordelijke partij als het CDA dit uitdraagt. Wij hebben er dit weekend de nodige teksten over gehoord. Kennelijk wil het CDA het komende decennium ingaan met opnieuw bezuinigingen voor OS.

Er is meer dan dat. Wat mij in de vele debatten over ontwikkelingssamenwerking is opgevallen, is dat ook de grootste critici zo weinig hebben geleerd van het verleden. In de voorgaande jaren hebben wij het er al wel over gehad, maar het zou niet verkeerd zijn als de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dit debat gebruikt om ook zijn licht erover te laten schijnen. Dat verbaast mij elke keer weer. Dat is zo gek! Je kunt zelfs boekjes lezen over hulp die niet werkt. Dat hulp in sommige gevallen en soms te vaak niet werkt, wisten we al jaren. Dat de gebonden hulp in de jaren zestig een fiasco was, omdat het niet ging om hun belang maar ons belang, weet iedereen. Lees het goede proefschrift van Paul Hoebink uit, ik meen, 1992 er maar eens op na. De Sahara staat nog vol met tandartsstoelen van Philips die daarheen werden verscheept in de jaren zestig. Daar staat ook een bordje bij: "Deze hulp werd mede mogelijk gemaakt door de VVD".

In de jaren zeventig deden veel ontwikkelingslanden een enorm beroep op de particuliere kapitaalmarkt waar allerlei petrodollars werden gerecycled. Dat dit een enorm drama heeft opgeleverd in het begin van de jaren tachtig, weten we. Wie nu roept dat die landen de internationale kapitaalmarkt op moeten, is bezig om de volgende kredietcrisis van de armen te organiseren. Dat zou je toch moeten weten. Wie echt snapt wat er in OS in de afgelopen vijftig jaar aan de hand is geweest, zou moeten weten hoe nefast de geopolitieke belangen waren die achter OS schuilgingen. Dat zouden zeker de mensen moeten weten die zeggen dat ze zo geïnteresseerd zijn in het lot van Afrika. Dat heeft tot dramatische en absurde vormen van ontwikkelingssamenwerking geleid.

In het boekje van mevrouw Moyo staat bijvoorbeeld dat Mobutu gewoon nog een IMF-lening kreeg, terwijl hij persoonlijk bezig was om de centrale bank in Kinshasa te plunderen. Wat er in het boekje van mevrouw Moyo niet bij staat is dat de beste heer twee weken later op het bordes van het Witte Huis werd ontvangen. Dit is vorig jaar ook al een keer gewisseld. Ik heb de Nederlandse regering en de fracties van CDA en VVD destijds niet horen protesteren dat dit een schandelijke praktijk was.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijnheer Vendrik, ik heb u wel eens sterker gehoord. Wat is er toch met u gebeurd? Hebt u niet goed geslapen of zo? Wij hebben sinds 1989 een totaal nieuwe geopolitieke verhouding. Sinds de val van de Muur hebben wij helemaal niet meer dat zielloze getouwtrek tussen de Amerikanen en de Russen in Afrika. Met andere woorden: wij hebben nu twintig jaar lang een nieuwe wereld waarin het weer niet zo is geweest dat hulp echt samenviel met ontwikkeling. De heer Vendrik komt dus met zulke belegen argumenten. Het is nog erger dan wat mevrouw Karimi tien jaar geleden zei. Weet je wat mevrouw Karimi tien jaar geleden zei? Dat staat in een ...

De voorzitter:

En uw vraag is, mijnheer Boekestijn?

De heerBoekestijn(VVD)

Even over Karimi. Dat is zo leuk.

De voorzitter:

Dat kan wel zijn, maar uw vraag?

De heerBoekestijn(VVD)

Mijn vraag is dit: bent u het met mevrouw Karimi eens? Toen onze ambassadeur in Ethiopië zei: wij moeten er gewoon mee ophouden, het werkt niet, het werkt echt niet, schreef zij in een schriftelijke Kamervraag aan minister Herfkens: bent u het, gezien het feit dat deze ambassadeur vindt dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt, met mij eens dat dit betekent dat hij mentale deficiënties heeft? Met andere woorden: als je een andere opvatting hebt, heb je dus een mentale deficiëntie. De heer Vendrik heeft vandaag hetzelfde. Hij begint met een verhaal van voor 1980.

De voorzitter:

U vraagt of de heer Vendrik het eens is met de Kamervraag van mevrouw Karimi. Het woord is aan de heer Vendrik.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik ken deze Kamervragen van mevrouw Karimi niet. Zo ken ik haar ook niet, maar ik wil er best in tweede termijn iets over zeggen. Dat regelen wij dan straks in de pauze. Ik was nog helemaal niet aangeland bij het heden, mijnheer Boekestijn. Wij hebben nog de hele jaren negentig, met die Washington Consensus van IMF en Wereldbank, one size fits all, die blueprint die over alle landen werd uitgelegd, exportgeleide industrialisatie, afslanken van de overheid, geen belastingsystemen en fiscale vrijstellingen voor multinationals. Dat heeft diepe impact gehad op al die landen en hun ontwikkelingskansen. Aan het begin van dit decennium is schoorvoetend door IMF en Wereldbank toegegeven dat zij daar een tikje fout zaten. De ramp die het IMF in Azië heeft veroorzaakt met versnelde kapitaalliberalisatie. Allemaal VVD-recepten.

Nu pas komt de officiële internationale ontwikkelingsorganisatie een beetje tot de erkenning dat dat allemaal niet heeft gewerkt. Waar waren de zogenaamde critici van hulp overigens destijds? Ik vraag de minister voor OS daarop te reflecteren. Wij waren het toen die het debat voerden. U was stil. U steunde die praktijken. Uw VVD heeft 80% van de afgelopen 50 jaar in kabinetten gezeten waarmee u al deze praktijken hebt goedgekeurd, inclusief de gruwelijke hulp aan dictators in Afrika. Daarvoor was uw partij verantwoordelijk. Wat een brutaliteit, mijnheer Boekestijn. Shame on you om nu even het gelijk naar rechts te trekken terwijl u het ongelijk van de wereld heeft. Nu pas komt de ontwikkelingswereld ...

De heerBoekestijn(VVD)

Voorzitter. Dit gaat te ver.

De heerVendrik(GroenLinks)

Mag ik even mijn punt afmaken? Nu pas komt de ontwikkelingswereld ...

De voorzitter:

Straks krijgt u nog één zin, mijnheer Boekestijn.

De heerVendrik(GroenLinks)

... door veel schade en schande wijs tot de ontdekking wat goede hulp is en wat niet. De toekomst van hulp – dat is mijn punt in dit debat – zou dus eigenlijk, vrij naar Jürgen Habermas, zoveel mogelijk herrschaftsfrei moeten zijn: afstand nemen van nationale belangen, afstand nemen van geopolitieke agenda's, maar werkelijk het belang van ontwikkeling centraal stellen. Ik constateer dat dit na 50 jaar bij het overgrote deel van de hulp nog steeds niet lukt. Dat is de schande die wij vandaag bespreken. Dat zou de agenda voor de toekomst moeten zijn. Graag een reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

De heer Boekestijn hebt u persoonlijk aangesproken dus die kan nog in één zin een korte reactie geven.

De heerBoekestijn(VVD)

Als iemand met zo veel emotie gaat spreken, word ik daar meestal erg rustig van, maar laat ik dan maar de bal teruggooien. U hebt helemaal niet het recht om met stemverheffing te spreken. Uw partij is het geweest die de grappenmakerij van Museveni, van Kagame en in Burundi goedkeurt. U bent nu de persoon die aan de verkeerde kant staat. Ik verzoek u om jij-bakken maar achterwege te laten.

De voorzitter:

De heer Vendrik vervolgt zijn betoog.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik herhaal maar de constatering van zojuist dat de afgelopen 50 jaar het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is gedragen en vorm gegeven onder verantwoordelijkheid van diverse kabinetten en – pak hem beet – 80% van de tijd heeft de VVD daaraan meegedaan. Gebonden hulp, geopolitieke belangen, verkeerde recepten, one size fits all, oneerlijke handelspraktijken, you name it, mijnheer Boekestijn. Uw partij was daar verantwoordelijk voor. Als er iemand het falen van de hulp mede mogelijk heeft gemaakt, dan is het uw partij geweest. Het boek dat op 3 december aanstaande uitkomt, ga ik lezen want ik reken op een hoger inzicht van de heer Boekestijn dat er inderdaad een diepere introspectie is op de rechterkant van het politieke spectrum van Nederland. Wat hebben wij in vredesnaam achter ons gelaten? Wat hebben wij in hemelsnaam gedaan? Ik hoop dat u daar een keer van leert in plaats van dat u met de hulp afrekent. Sinds 1989 is alles helemaal niet anders. Dat is ook al weer een naïeve gedachte. Dat het einde van de Koude Oorlog de ontwikkelingssamenwerking per saldo beter heeft gemaakt, is niet waar. Dat heb ik u net geschetst. Ik heb u net de geschiedenis van de belangrijkste ontwikkelingsorganisaties wereldwijd in de jaren negentig geschetst en hun falen, waar zo veel landen last van hebben gehad.

De voorzitter:

Mijnheer Boekestijn, ik verzoek u om niet meer buiten de microfoon om en ook niet meer via de microfoon te interrumperen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ontwikkelingssamenwerking in 2010. Citaat: "Ontwikkelingslanden vormen daarop geen uitzondering. Integendeel, opkomende economieën worden hard getroffen door de recessie omdat zij veelal afhankelijk zijn van buitenlandse investeringen in hun land, exportmogelijkheden en het geld dat wordt overgemaakt door burgers die in het buitenland werken." Enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts. "Het is daarom van cruciaal belang dat wij deze landen niet aan hun lot overlaten, juist nu niet." Dit komt uit de begroting 2010. Mijn fractie is het hartgrondig eens met deze korte samenvatting waarom ontwikkelingssamenwerking in 2010 een extreem belangrijk jaar tegemoet gaat. Ik bracht in een interruptie aan het adres van mevrouw Ferrier al naar voren dat de hele Nederlandse begroting grosso modo constant blijft in het jaar 2010, met wat intensiveringen en ombuiginkjes in de marge, omdat het kabinet terecht van mening is dat er minimaal een trendmatig begrotingsbeleid moet worden gevoerd met anticyclische elementen. Dat is zeer terecht en het voert daarmee het begrotingsbeleid van GroenLinks voor het jaar 2000 uit. Top! Helemaal doen! Ik begrijp dan niet dat er in die context één opvallende bezuiniging is, namelijk die op ontwikkelingssamenwerking. Ik hoor de minister al in zijn eerste termijn zeggen: het is een beetje goede tijden, slechte tijden, wij hebben die norm van 0,8 en als je die in slechte tijden wilt verdedigen, bouw je een dam op voor goede tijden. Dat moet nog maar blijken, want ik ben er bepaald niet gerust op wat er uit de ambtelijke werkgroepen komt en wat de vrienden aan de top, de heren Bos, Balkenende en Rouvoet, zullen uitspoken – als zijüberhaupt al iets zullen doen – en welke conclusie de politieke partijen uit de ambtelijke heroverweging zullen trekken. Als dat zo zou zijn, zou de minister vandaag eigenlijk moeten zeggen: het budget voor ontwikkelingssamenwerking staat niet ter discussie, dat blijft zo en het overleeft coûte que coûte de ambtelijke heroverweging. Dat heb ik echter niet begrepen. Ik krijg graag een reactie op dit punt.

Inhoudelijk is het ook vreemd. Zou de Nederlandse economie inderdaad een conjuncturele dip vertonen zoals in 2002/2003 het geval was – die was iets meer van nationale en Europese aard en iets minder van internationale aard – dan kun je nog volhouden dat het hier wat slechter gaat en dat je dus wat minder te besteden hebt voor de allerarmsten. Het punt dat de minister zeer terecht in zijn begroting maakt, is echter dat het daar juist zo slecht gaat, dat daar de grootste slachtoffers van de economische recessie zitten en dat daar bij uitstek de mensen zitten die meer dan wie dan ook, part noch deel hebben aan het ontstaan van de globale economische recessie, de ergste sinds 80 jaar. Dan snap ik het verdedigen van de norm in slechte tijden niet meer. Ik vraag de minister nu om uitleg.

Dit is ook de reden dat in de tegenbegroting van GroenLinks – aangeboden op Prinsjesdag of een dagje daarna was het, meen ik, wij lekken niet – het budget voor ontwikkelingssamenwerking met een aantal honderden miljoenen is opgehoogd ten opzichte van de begroting van het kabinet. Zo kan in ieder geval een fors deel van de bezuiniging ongedaan worden gemaakt die automatisch het gevolg is van vasthouden aan die koppeling in slechte tijden, juist omdat er wereldwijd zo veel extra mensen zijn die geen werk hebben, honger leiden, geen onderwijs krijgen. Kortom, dit vraag juist om een extra inspanning. Waarom heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gekozen voor deze lijn en niet voor die andere?

Wat betekent de huidige politieke keuze voor de begroting voor 2010 voor de 2011 en 2012? Ik moet concluderen dat het bezuinigingsbedrag nog verder oploopt: 600 mln. volgend jaar plus 1 mln. en het loopt op naar – naar ik meen – 800 mln. in 2012. Dat is wel een heel forse rekening. Neemt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat allemaal voor zijn rekening; alle programma's die niet meer kunnen doorgaan? Dit begint op te lopen tot zo'n 15% of 16% van het hele budget voor ontwikkelingssamenwerking. Alleen al door in slechte tijden vast te houden aan die koppeling wordt het werk van de ambtelijke werkgroepen feitelijk overbodig gemaakt. Als deze lijn wordt doorgetrokken, dan komt men uit op een bezuiniging van 20% in 2014/2015. Dat lijkt mij eerlijk gezegd wel heel rauw. Ik vraag de minister of dat inderdaad de bedoeling is.

Het debat over de toekomst van OS wordt ook om een andere reden relevant. Het gaat niet alleen over de hoogte en de norm; daarin zijn de minister en GroenLinks bondgenoten want wij houden vast aan die 0,8%. Wat ons betreft, mag het zelfs nog hoger, maar laat het minimaal die 0,8% zijn. Het gaat ook om die OESO/DAC-criteria, waar wij totaal niet relaxed over zijn. De les van de afgelopen vijftien jaar is dat als iemand roept dat hij ergens relaxed over is, hij het vervolgens achter zijn rug weggooit en een vervuiling van het budget toestaat. Ik heb nog nooit een veronderstelde opinie over "relaxedheid OESO/DAC-criteria" vernomen in relatie tot de mogelijkheid dat vanuit de Defensiebegroting armoedebestrijding wordt gegenereerd en fondsen daarvoor worden vrijgemaakt. Het gaat altijd de andere kant op. Wat gaat er op dat punt gebeuren in de ambtelijke werkgroepen? Worden opties als veiligheid, klimaat, economische ontwikkeling, Defensie en 3D-benadering besproken in de ambtenarij? Maken die onderdeel uit van de ambtelijke exercitie? Ik vrees met grote vrezen dat het tot maar één ding leidt, namelijk uitholling van het bestaande budget.

Ik was van plan – en ik doe het ook, hoewel de noodzaak ervan iets minder is geworden met deze begroting – om de minister opnieuw het idee voor te houden van een apart fonds voor ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben dat een keer even kort bediscussieerd maar daar was toen te weinig tijd voor.

De voorzitter:

Kunt u met dat idee gaan afronden?

De heerVendrik(GroenLinks)

Nee, dat gaat mij niet lukken.

De voorzitter:

U heeft het zelf voorgesteld.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat klopt. Daar hebt u gelijk in. U hebt daar een zeer terecht punt. Ik zal proberen om consistent te zijn. Doet u het met die belofte?

Mijn voorstel is om op termijn te werken met een apart fonds voor ontwikkelingssamenwerking. Misschien moet dat ook een onderdeel zijn van die ambtelijke exercitie, als die er dan toch komt. Jaarlijkse overschotten en tekorten worden dan als het ware gesaldeerd met een fonds waarvan de besteding exclusief tot het mandaat van de minister voor OS blijft behoren en waarbij tijdelijke overschotten, en als het goed is op termijn ook tijdelijke tekorten, als het ware ten laste van het fonds kunnen komen. Het is eigenlijk gelijk aan wat er jaarlijks gebeurt met die in- en uittaakstelling en de eindejaarsmarge. Het mandaat van de minister van OS om tijdelijk gelden te parkeren in zo'n fonds zou iets groter gemaakt kunnen worden. De koppeling zou op die manier ook goed vastgehouden kunnen worden, op basis van de reële economische groei en de realisatie daarvan door het jaar heen. Dan heb je een wat makkelijker begrotingsprocedure om overtollige gelden of niet-voorziene bezuinigingen op te vangen. Ik hoor hierop graag een reactie.

Kan de minister mij verder duiden dat bovenop de 600 mln. die in 2010 ten opzichte van de vorige ODA-reeks wordt bezuinigd een kasschuif plaatsvindt van 100 mln. in 2010? Dat is geld dat bestemd was voor milieu en natuur, voor klimaat, maar dat wordt nu een jaar uitgesteld. Ik krijg niet goed de vinger achter nut en noodzaak van deze kasschuif. Het leidt tot een extra bezuiniging, zij het dat daar in latere jaren extra geld voor terugkomt.

Dit raakt aan een volgend punt, namelijk dat het kabinet in Europees verband heeft toegezegd – daar hebben wij laatst tijdens het debat over klimaat over gesproken maar de minister heeft dat deel van de beantwoording niet meegekregen omdat hij toen in het vliegtuig op weg naar Afrika, Burkina Faso, zat– op vragen van mijn kant dat voor de periode 2010-2012 al 100 mln. Nederlandse bijdrage is toegezegd. Dat is gezegd door de heren Bos en Balkenende. Dat is toegezegd voor "internationale klimaatfinanciering", zo zegt de minister-president. Ik neem aan dat hij daarmee klimaatadaptatie bedoelt, want daar zit het grootste gat. Hoe is dat begrotingstechnisch verwerkt? Ik begrijp uit de beantwoording van de minister van Financiën dat die toezegging uit het bestaande budget moet komen. Bij de allereerste concrete toezegging– wat hebben wij daar lang op moeten wachten – van Nederland en Europa op het internationale toneel ten aanzien van de klimaatfinanciering, waarbij de afspraak was dat het moest gaan om additioneel, nieuw geld, gaat het toch om bestaand geld. Zie ik dat goed? Zo ja, hoe verdedigt het kabinet dat dan in het licht van de afspraken in Bali?

Over EKI kan ik kort zijn: ik verwijs naar wat mijn collega's daarover gezegd hebben. Ik vind het werkelijk van de gekke, want het zijn volgens mij leningen die aan vriend Mobutu verstrekt zijn. Die worden nu eindelijk met veel pijn en moeite kwijtgescholden, maar dan gaan wij OS de rekening laten betalen! Ik overweeg op dit punt een pittige motie in te dienen. Ik begrijp dat het in ieder geval bij de heer Waalkens echt jeukt in de oksels. Wij gaan dus even kijken of wij dit kunnen regelen. Het zou namelijk absurd zijn dat het toch al getormenteerde OS-budget in 2010 een rekening moet betalen die werkelijk in de verste verte materieel niet als ODA gekwalificeerd kan worden, maar misschien nog wel volgens de OESO/DAC-criteria. Daar gaan wij dus iets aan doen.

Een ander punt vormen de belastingparadijzen. Ik zei al eerder in een interruptie aan het adres van de heer Boekestijn dat het staande praktijk is geweest van de internationale ontwikkelingsorganisatie, in ieder geval in de afgelopen decennia, veel ontwikkelingslanden wijs te maken dat zij het beste Export-processing free Zones (EPZs) konden realiseren. De grote aantrekkelijkheid voor het internationale kapitaal is dat daar geen belasting wordt geheven. Het aantal van de Export-Processing free Zones is geëxplodeerd van 700 in de jaren zeventig naar 2700 vandaag de dag. Daar zitten dus duizenden westerse bedrijven die profijt hebben van lokale arbeidskrachten en lokale grondstoffen, maar niet bijdragen aan het land in kwestie, behalve dat zij tijdelijk werk organiseren. Het is namelijk een type bedrijfsleven dat nogal houdt van wisselende contacten.

Dit betekent in ieder geval dat de winsten die belastingvrij gerepatrieerd worden op geen enkele manier ten gunste komen van de kassen van de desbetreffende ontwikkelingslanden. Deze praktijk wordt volgens mijn fractie mede door Nederland mogelijk gemaakt, dank zij een jarenlange traditie, mede mogelijk gemaakt door de VVD, om niet alleen een heel gunstig fiscaal vestigingsklimaat voor het internationale bedrijfsleven te organiseren, maar dat ook te faciliteren met het meest uitgebreide stelsel van belastingverdragen dat wereldwijd bestaat. Dit is een absurde praktijk. Wij weten niet om hoeveel geld het precies gaat dat ontwikkelingslanden mislopen, maar het zou kunnen gaan om 0,5 biljoen dollar per jaar. Dat is een factor zes à zeven meer dan wat wij jaarlijks officieel aan ontwikkelingssamenwerking overmaken van Noord naar Zuid. Daar staat dus een bedrag van een factor zes à zeven tegenover dat van Zuid naar Noord gaat. Mijn verzoek aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in dit debat is dan ook om de volgende vraag met "ja" te beantwoorden: dat hij samen met de staatssecretaris van Financiën, die hier echt op zit te wachten, het Nederlandse fiscale stelsel, inclusief die belastingverdragen, gaat screenen op oneigenlijke belastingpraktijken, op vormen van belastingontwijking die een op een ten koste gaan van ontwikkelingslanden. Ik vraag de minister dus om hier positief op te reageren. Anders overweeg ik hierover een motie in te dienen.

Betreffende hiv/aids sluit ik mij gemakkelijk aan bij wat enkele collega's hierover hebben opgemerkt. Dat is ook een graat die bij ons in de keel steekt. Graag krijg ik hierover nadere tekst en uitleg van de minister.

Mijn laatste punt betreft Sudan. In de begroting voor 2010 wordt daarop fors bezuinigd. De minister geeft in een toelichting aan dat van de wederopbouw in Sudan niet heel erg veel terecht is gekomen. Dat is waar. Dat leidt mogelijk enigszins tot een besparing in het jaar 2010. Dit neemt niet weg dat er in 2010 verkiezingen zijn en in 2011 het referendum over het al dan niet opsplitsen van Sudan. Dat zijn heel cruciale momenten. Ik denk dat wij het daar in politiek opzicht wel over eens zijn. Het wil er bij mijn fractie dan ook niet in dat de minister niet iets meer ruimte wil bieden ten behoeve van het voorbereiden van die twee belangrijke politieke momenten. Dit zijn de hoofdlijnen van het amendement dat ik hierover heb ingediend. Ik wil dus dat er iets meer ruimte komt, met name voor NGO's om ter plekke actief te zijn bij het voorbereiden van de twee genoemde verkiezingen. Er is nog meer aan de hand, maar kortheidshalve verwijs ik daarvoor naar het amendement. Ik vraag de minister indringend om dit ene amendement – het is er maar eentje – goed te overwegen.

Ik heb nog een allerlaatste punt; ik was het even vergeten. In de feitelijke vragenronde heb ik indringend doorgevraagd over de stand van zaken met betrekking tot Nederlandse euro's die via de Wereldbank gaan naar projecten van fossiele brandstof. Dit is een oud "zeurpunt" tussen de minister en mij. Dat zeurpunt heeft weer aan actualiteit gewonnen, omdat in Pittsburgh in de G20 plus Nederland is afgesproken – wij doen daar gezellig mee – dat alle subsidies op fossiele brandstoffen moeten worden afgeschaft. Ik kan dat in dit debat niet anders lezen en interpreteren dan als een versnelde afbouw van alle Wereldbankprojecten, gericht op de exploitatie en ontwikkeling van fossiele brandstoffen. Het gaat om giften of zachte leningen. Er zit dus een subsidie-element in. Volgens mij moet de boodschap van Nederland tweeledig zijn. De Wereldbank moet ermee stoppen en moet dat ook uitdragen als officiële positie. Ik wil in dit debat zeker stellen dat er op geen enkele manier een Nederlandse euro in het moeilijke jaar 2010 via de Wereldbank of via een aan de Wereldbank gelieerde instelling naar dit soort projecten gaat. Ik vraag de minister daar nader op te reageren, want ik krijg dit niet helder in de begroting en de antwoorden.

Dit was het, dank u wel.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik heb met grote belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Vendrik, dat niet een kwartiertje duurde maar het dubbele, denk ik.

De voorzitter:

U hebt een heel korte interruptie, want u hebt uw interruptie al gehad. Nog één zin.

De heerBoekestijn(VVD)

Ik heb een vraag. Het zou zo maar kunnen zijn, om de grammatica van de heer Vendrik te gebruiken, dat hij bezig is met zijn laatste termijn als Kamerlid. Het mooie daarvan is dat je dan een beetje los van je achterban kunt opereren en dat je nieuw denken kunt laten zien. Ik moet zeggen dat hij die kans goed heeft gemist. Hij heeft een fantastisch rapport van zijn wetenschappelijke bureau over vrede en veiligheid. Niets daarvan heeft hij tot zich genomen. Het enige wat hij doet is mevrouw Ferrier een beetje stangen met die OESO/DAC, terwijl zijn eigen wetenschappers zeggen dat er wel geschoven moet worden. Alles grijpt hij aan voor een pleidooi voor meer geld naar Afrika, terwijl wij juist hebben geleerd dat dat niet werkt. Dat werkt niet!

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heerBoekestijn(VVD)

Vervolgens komt hij met een totaal jaren zestig-verhaal over de winsten van het bedrijfsleven, dat er alleen maar toe leidt dat er minder investeringen zullen zijn. Over Sudan komt hij met een wereldvreemd plan, alsof het mogelijk zou zijn om in de samenleving van Sudan een vredesdividend van OS te creëren. Kom op man! Sudan is een van de meest gesloten samenlevingen die er zijn. Wij hebben het zelf bezocht. Dat kan helemaal niet!

De voorzitter:

Mijnheer Boekestijn, wat is uw vraag?

De heerBoekestijn(VVD)

Waarom staat het denken van de heer Vendrik stil?

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat laatste is niet zo. Ik kan de heer Boekestijn geruststellen. Volgens mij zijn wij het over Sudan eens. Daar heeft echt een van de gruwelijkste burgeroorlogen gewoed. Die is in 2005 beslecht met het CPA. Dat is allemaal extreem wankel, lastig en complex, vol tegenwerking en tegenstellingen enzovoorts. Die vredesovereenkomst leeft nog steeds, met twee belangrijke politieke momenten in het vooruitzicht. Ik heb ze net geschetst. Ik vind het de plicht van de internationale gemeenschap, en waar mogelijk de plicht van Nederland om, via de ngo's en via de fondsen die ik in het amendement heb aangewezen, alles te doen wat in ons vermogen ligt en om zo goed mogelijk te proberen die twee verkiezingen tot resultaat te brengen.

We kunnen ook zeggen: jongens, laat maar barsten. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat dit uw lijn is, mijnheer Boekestijn, want dat betekent dat we nu unilateraal zeggen dat wij het CPA wel geloven, dat we de verkiezingen laten waaien en dat wij internationaal onze handen aftrekken van wat er in Sudan gebeurt! Als ik voor iets tien jaar geleden in de politiek ben gegaan – het is zelfs al elf jaar geleden – dan is dat om te zorgen dat dit nooit de mainstream van de politieke houding in dit parlement kan zijn. Volgens mij is dat gelukkig ook niet zo. Dus wat dat betreft is mijn missie geslaagd, nog wel.

De heerVan der Staaij(SGP)

Voorzitter. De SGP-fractie steunt de inzet van de regering om de huidige economische crisis niet af te wentelen op de allerarmsten. Wij vinden het een goede zaak dat 0,8% van het bnp naar ontwikkelingssamenwerking gaat. De noden zijn zo groot, dat die 0,8% een terechte inzet is. Noem het een gezonde bastionbenadering, zeg ik met een knipoog naar mevrouw Ferrier.

In algemene zin merk ik op dat de toon en de pretenties van de begroting ons aanspreken. Daaruit spreekt voor ons de wens om te komen tot een realistische benadering van ontwikkelingssamenwerking, waarbij een gezonde balans wordt gezocht tussen aan de ene kant overtrokken verwachtingen en aan de andere kant ongefundeerd cynisme. Ontwikkelingshulp alleen is niet voldoende voor ontwikkeling. Geld en goede bedoelingen zijn niet genoeg. Er is een lange adem nodig en gedegen begrip van de context. Dat kan niet alleen met ontwikkelingssamenwerking, er is veel meer nodig. Als voor mij één ding een les is in alle discussies over ontwikkelingssamenwerking, ook van de afgelopen tijd, dan is het wel het failliet van alle simplistische oplossingen voor armoedebestrijding. Of dat nu alleen alle hoop op hulp is of alle hoop op handel, maakt mij eigenlijk niets uit; alle simplistische oplossingen doen de complexiteit van de problematiek tekort, is de opvatting van de SGP-fractie. Het vasthouden aan dat percentage van het bnp betekent overigens natuurlijk niet dat alle problemen van de baan zijn of dat er automatisch voldoende budget beschikbaar is, want we zien nu juist dat het gevolg van de koppeling is dat wij de komende tijd met een enorme budgetdaling te maken krijgen na een trend vooruit in de afgelopen jaren. Die scherpe daling doet pijn en heeft simpelweg negatieve consequenties. Daarom stel ik een soortgelijke vraag als mevrouw Ferrier: kun je niet nog eens kritisch naar de systematiek kijken, gezien de sterke verandering van het budget? Is het niet mogelijk om tot stabilisatoren te komen dankzij een meerjarengemiddelde of zoiets dergelijks, dus een percentage van 0,8 van het bnp over bijvoorbeeld drie jaar? Is dat een overweging? Wil de minister nog eens reflecteren op de mogelijkheden om de enorme pieken uit het systeem te halen? De huidige plotse achteruitgang van het budget is natuurlijk het schrijnendst, maar je kunt je ook afvragen of het zo gezond is als je in een klap heel veel extra geld moet wegzetten. Mevrouw Ferrier noemde dat bestedingsdruk. Ik sluit mij aan bij haar vragen.

Nu er sprake is van een stevige budgetdaling is het eens te meer zaak om te bezien of het geld voor ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk aan de meest geëigende doelen wordt besteed. Andere fracties hebben al enkele punten naar voren gebracht. Ik heb bedenkingen bij de grote posten die betrekking hebben op de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers en de kwijtschelding van exportkredietschulden. Formeel mogen deze kosten inderdaad tot ODA gerekend worden, maar je kunt op je klompen aanvoelen dat dit geld niet bij de allerarmsten terechtkomt of aan hen ten goede komt. Als je kijkt naar je prioriteiten binnen een slinkend budget, kun je bij deze aanwendingen wel vraagtekens zetten. Bovendien constateer ik dat in de door Nederland gesteunde Consensus van 2002 is uitgesproken dat uitgaven voor schuldkwijtschelding niet ten koste mogen gaan van bestaande ODA-uitgaven. Nu hebben we echter te maken met een stevige daling van het ODA-budget voor 2010, terwijl de uitgaven voor kwijtschelding van exportkredietschulden zeer sterk stijgen. Die kwijtschelding lijkt dus ten koste te gaan van de bestaande ODA-uitgaven. Vloeit uit die in 2002 te Monterrey gemaakte afspraken niet ook voort dat de additionaliteit van de uitgaven voor schuldkwijtschelding gewaarborgd moet blijven? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Ik wijs erop dat maar liefst een derde van de korting zal neerslaan bij onderwijsgerelateerde posten. Dat is geen logische keuze aangezien onderwijs het meest basale middel is om de allerarmsten te ontwikkelen en te emanciperen. Bovendien is mijn fractie bezorgd over de vraag of Nederland hiermee niet zijn leidende rol op onderwijsgebied kan verspelen. Zij dringt dus aan op een heroverweging op dit punt en zal het amendement van collega Voordewind steunen.

Na deze meer kritische opmerkingen betoon ik graag mijn instemming met het gegeven dat de huidige steun voor wezen en andere kwetsbare kinderen een serieus vervolg krijgt. Ik hoop dat de minister wil bevestigen dat het inderdaad gaat om een langdurig commitment, want aan deze problematiek is inherent dat een lange adem nodig is.

In een artikel is gewezen op de praktijken van het Wereldbevolkingsfonds van de VN, die, als klopt wat erin staat, totalitair en bijna Noord-Koreaans lijken. Dat fonds ziet het als zijn missie om abortus wereldwijd toegankelijk te maken. Het lijkt erop dat het al diegenen die er een andere mening op nahouden, systematisch de mond heeft gesnoerd, want eind oktober 2009 hield het een grootschalige conferentie waarop moest worden bevorderd dat afspraken, gemaakt op voorgaande bevolkingsconferenties, werden vastgelegd in nationale wetten. Alle deelnemers zouden serieus gescreend zijn op hun abortusagenda. Wie daarbij kanttekeningen plaatste, was niet welkom. Dat bleek zelfs ook voor pers en dergelijke te gelden. Ik vond dat een heel raar verhaal. Het is toch uitgesloten dat geluiden die niet passen binnen wat een dergelijke organisatie zelf voor ogen heeft, systematisch geweerd worden? Ik krijg hierop graag een reactie van een minister, juist ook omdat Nederland dat fonds flink steunt.

Met collega Voordewind heb ik vorig jaar een amendement ingediend ten behoeve van uitstapprogramma's voor prostituees. Daar is uitvoering aan gegeven, waarvoor dank. Het valt wel op dat het geld is gegaan naar organisaties die voor zover ons bekend weinig tot geen ervaring hebben met dit soort uitstapprogramma's. Waarom is geen aansluiting gezocht bij organisaties die wel de nodige ervaring op dit terrein hebben? Op welke wijze zal het in gang gezette werk, ook in financieel opzicht, worden gecontinueerd? Dat is vanzelfsprekend van groot belang in het kader van de aidsbestrijding.

Mede in dit licht zou ik willen vragen in hoeverre nu ook binnen ontwikkelingssamenwerking steun wordt gegeven aan beleid gericht op het tegengaan van kinderprostitutie. Een heel schrijnend probleem waar onzes inziens vaak onvoldoende politieke en maatschappelijke aandacht voor is, maar dat wel heel veel landen raakt.

Uit de vragenbeantwoording werd duidelijk dat er substantieel wordt bezuinigd op aidsbestrijding. Ik heb daar een heel uitgebreide passage over op schrift gezet, maar met het oog op de tijd zal ik het kort samenvatten. Wij plaatsen vraagtekens bij de keuzen die nu worden gemaakt en wij steunen het amendement met als eerste ondertekenaar collega Ferrier.

Uit gesprekken met organisaties op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking viel mij op dat in het kader van subsidieaanvragen inmiddels complete boekwerken moeten worden ingeleverd. Dan heb je het over soms wel honderden pagina's om te kunnen voldoen aan alle op zichzelf terechte eisen, die wij overigens zelf vanuit het oogmerk van een goede aanwending van gelden in het verleden hebben gesteund. Wordt dit nog een keer geëvalueerd om te bekijken of het niet een wat disproportionele uitvoeringslast op de organisaties legt? Ze klagen er zelf niet zozeer over en er valt nog wel mee te werken, maar als wij op zo veel punten klagen over uitvoeringslasten, vraag ik mij af of dit niet wat uit de hand loopt.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik stel voor dat wij schorsen en dat wij de minister uitnodigen om na de schorsing in eerste termijn te antwoorden. Ik hoop dat de minister daar in twee uur in zal slagen. Ik zal de interrupties beperken tot twee interrupties per fractie, zodat er ook nog een tweede termijn kan zijn. Ik schors de vergadering tot kwart voor acht.

MevrouwFerrier(CDA)

Het is misschien handig als de minister aangeeft in welke blokjes hij zijn antwoorden indeelt, zodat wij weten waarvoor wij onze vragen willen bewaren.

De voorzitter:

Dat zal de minister doen.

De heerVendrik(GroenLinks)

U zei schorsen tot kwart voor acht, voorzitter? En dus niet kwart over zeven?

De voorzitter:

Ik zei kwart voor acht. De minister wil zijn antwoorden voorbereiden en hij moet ook eten.

De vergadering wordt van 18.20 uur tot 19.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen dit wetgevingsoverleg over het onderdeel Ontwikkelingssamenwerking van de begroting Buitenlandse Zaken voor 2010. Wij hebben voor de dinerpauze de eerste termijn van de Kamer gehoord. Het woord is nu aan de minister. De bedoeling is dat hij binnen twee uur zijn beantwoording afrondt. Fracties krijgen maximaal twee interrupties van één zin, dus geen nieuwe bijdragen maar vragen aan de minister. Anders kan hij zijn antwoord ook niet afronden in twee uur. De minister geeft aan wat de indeling is van zijn beantwoording. Het woord is aan de minister.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik neem aan dat met de minister ook is afgesproken dat hij op alle vragen antwoord geeft.

De voorzitter:

Dat is heel gebruikelijk.

De heerWaalkens(PvdA)

Hebben wij twee interrupties per blok of in totaal?

De voorzitter:

Nee, in totaal voor deze termijn van de minister. Daarna krijgt u een korte tweede termijn. Daarin kunt u moties indienen. Vervolgens zal de minister zijn appreciatie van de ingediende moties en amendementen geven. Als het dan nog niet is afgerond, kunt u bij de begrotingsbehandeling gewoon doorgaan. Het streven is om vanavond om 23.00 uur dit wetgevingsoverleg te beëindigen. Het woord is aan de minister.

MinisterKoenders

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun uitgebreide inbreng in eerste termijn. Ik denk dat het goed is dat wij nu, twee weken voor de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, alvast uitgebreid spreken over het ontwikkelingssamenwerkingsdeel. Ik vind dat een heel goede zaak, want wij hebben geen aparte commissie ontwikkelingssamenwerking meer. Die bestond vroeger wel en dat gaf altijd mogelijkheden om wat langer te spreken over een heel belangrijk onderwerp. Ik hoop ook dat wij een goed en inhoudelijk debat met elkaar kunnen voeren, gericht op versterking van de belangrijke, katalyserende rol die Ontwikkelingssamenwerking in het huidige tijdsgewricht speelt.

In het begin wil ik graag iets zeggen over het huidige debat over ontwikkelingssamenwerking, overigens niet over alle aspecten, want dan ben ik echt wel tot 22.00 uur bezig en dat is niet uw bedoeling. Daarna zal ik iets zeggen over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking en vervolgens iets over de manier waarop wij met de bezuinigingen zijn omgegaan, die helaas ook dit jaar naar voren zijn gekomen in verband met de verlaging van het bnp. Ik zal aangeven wat de systematiek is geweest waarom wij de bezuinigingen hebben doorgevoerd zoals dat is gebeurd. Dat is een pijnlijke ingreep geweest, maar daar zit wel een gedachte achter. Het is ook een bouwwerk, waarvan ik hoop dat u dat niet helemaal uit elkaar gaat trekken, want dan vallen er allerlei andere dingen uit. Per fractie zal ik ten slotte graag de specifieke vragen beantwoorden. Dit betekent dus dat de vragen die in het bijzonder gaan over de bezuinigingen op onderwijs en op het beleid op het terrein van hiv/aids in het begin aan de orde zullen komen en daarna de onderwerpen die fracties apart aan de orde hebben gesteld.

Ik begin met te zeggen dat ontwikkelingssamenwerking in tijden van economische crisis en armoede in ontwikkelingslanden nog belangrijker is en misschien wel belangrijker dan ooit. Wij zien op het ogenblik in de wereld dat met private investeringen en leningen ook de handelsmogelijkheden van ontwikkelingslanden snel afnemen, terwijl juist die armste landen in de afgelopen periode het eigenlijk een beetje beter zijn gaan doen, en dat de risicoaversie in de rijke landen en het level playing field in de wereld vrij snel ten nadele van de armste landen verschuiven. Dat is de situatie waarin wij nu beland zijn.

Ik heb het hier eerder gezegd: het is voor ontwikkelingslanden heel moeilijk om hun katoen- of hun auto-industrie – die hebben sommige ontwikkelingslanden – bij te spijkeren. Wij zien dat in de landen van Europa en de Verenigde Staten wel. De armste landen ontberen ook een verzekering voor slechte tijden, zoals wij die in de wereld kennen via automatische stabilisatoren en verzekeringen. Dat betekent dus dat de opbouw die de armste landen in de afgelopen periode hebben meegemaakt versterking heeft opgeleverd maar dat zij nog niet zo sterk zijn en dat die kwetsbaarheid hun bij een economische crisis een aantal jaren terug kan zetten.

Laat ik een voorbeeld noemen. Ik was vorige week in Ethiopië, waar u ook met de Kamercommissie bent geweest. Dat is een land dat op twee sporen zit. De millenniumontwikkelingsdoelstellingen gaan razendsnel vooruit via effectieve ontwikkelingssamenwerking. Dat zien wij in de gezondheid en het onderwijs, maar ook door de marktketens die wij als ontwikkelingssamenwerking stimuleren. Dat leidt tot forse cijfers van economische groei. Je ziet aan de politieke kant een heel lastige kant, niet met een dictatoriaal maar wel met een autoritair regime. Je ziet ook dat door de klimaatverandering en de economische crisis de vooruitgang die op een aantal punten geboekt is bij het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen, snel verslechtert vanwege de internationale omgeving en ook nog eens de consequenties van de klimaatcrisis. Dat betekent dat zo'n land het wel verdomd moeilijk heeft. Bij de discussies over Afrikaans leiderschap, over de rol van de staten en voor opmerkingen die vandaag werden gemaakt over de Museveni's, de Gagame's – dat geldt natuurlijk ook voor Meles – geldt dat het leiders zijn die in een heel moeilijke situatie zitten. Wij proberen natuurlijk in die zeer ingewikkelde situatie te bezien of in ieder geval de ellende op korte termijn verminderd kan worden en de stimulansen die er waren voor versterking van de economie, vergroot kunnen worden.

Ontwikkelingssamenwerking mag dan belangrijker zijn dan ooit door de stokkende kapitaalstroom naar de armste landen, wij moeten ons ook rekenschap geven van de enorme onevenwichtigheid in de wereldeconomie op dit moment. Ik ben het opnieuw nagegaan en opnieuw heb ik gezien dat zelfs na de financieel-economische crisis van de afgelopen jaren, misschien samenhangend met de verminderde concurrentie tussen de banken, de financiële bonussen die dit jaar zijn uitgekeerd in de Verenigde Staten en Europa, nog steeds heel veel meer bedragen dan de totale ontwikkelingssamenwerking met de armste landen. Ik zeg het nog maar eens om dingen in verhouding te zien. Deze wereld blijft zeer ongelijk en oneerlijk in elkaar zitten. Ik heb ook de indruk dat dit iets is wat veel mensen ook motiveert om te proberen dat te veranderen. Ik zeg dus dat op dit moment ontwikkelingssamenwerking belangrijk is, maar wel in de brede zin des woords. Een aantal woordvoerders heeft dat ook gezegd. Het gaat natuurlijk altijd om verbetering en versterking van ontwikkelingssamenwerking, om investeren in de meest risicovolle omstandigheden, waarop de premies het hoogste kunnen zijn.

Tegelijkertijd moet je je realiseren dat dit te maken heeft – ik kom erop nog terug naar aanleiding van vragen, bijvoorbeeld over belastingen, eerlijke handel, het monetaire systeem – met het internationale beleid ten aanzien van ontwikkelingslanden. Ik denk dat ongeveer 60% van mijn tijd daarin gaat zitten. Wij zullen aan het eind van de week naar Sudan gaan om opnieuw, ook vanwege de katalyserende rol die ontwikkelingssamenwerking speelt, actief te zijn in Abiye, in relatie tot het urgente probleem van het Noord-Zuid vredesproces. Wij spelen in de onderhandelingen over het klimaat, samen met minister Cramer, een cruciale rol. Nederland heeft vooropgelopen bij de additionaliteit met betrekking tot de internationale klimaatuitgaven. Ik kom op de vragen van de heer Vendrik nog terug, maar een ding is zeker: Nederland loopt daarbij ver voorop. Dat geldt ook voor de hervorming van de Wereldbank en het IMF. Zie ook de positie die Nederland in de G20 heeft ingenomen. Nederland heeft als enige land, samen met de Verenigde Staten, de positie van de armste landen aan de orde gesteld. In alle voorstellen die daar liggen met betrekking tot handelsfacilitering, verandering van het internationale monetaire systeem, de risico's en de grote reserves die een aantal landen moet aanhouden en dergelijke, brengt Nederland actief die zaken in.

Dat betekent dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking veel meer is dan alleen de minister van ontwikkelingshulp. Ik zag dat dat woord terugkomt. Het is altijd samenwerking en dat is het nog steeds. In deze tijd gaat het er wel om dat wij klimaat, voedsel en financiële crisis bij elkaar brengen. Daarin ben ik natuurlijk maar een speler. Het gaat om de coherentie van het beleid als het geheel. Het is voor mij volstrekt duidelijk dat het een illusie is dat alleen met ontwikkelingssamenwerking, met dat geringe bedrag dat minder is dan de bonussen die dit jaar in de wereld zijn uitgekeerd, de armoede uit de wereld kan worden geholpen. Het gaat over handel, investeringen, monetaire systemen en vrede en veiligheid. Daar past ontwikkelingssamenwerking in.

Ik heb het al eerder gezegd en ik meld ook hier dat er sinds ik minister ben, zeker niet alleen in Nederland maar ook in een aantal andere landen eigenlijk enorme vooruitgang is geboekt in de kwaliteit van de ontwikkelingssamenwerking. Daar ben ik het zeer met de heren Vendrik en Waalkens over eens. Het is vast nog niet voldoende. Daarom hebben wij ook altijd het debat in deze samenleving verwelkomd. Het is nooit goed genoeg. De wereld is veranderd. Dat staat ook in de nota's die wij de afgelopen periode hebben gepresenteerd. De wereld is een volstrekt andere dan een paar jaar geleden. Je ziet echter dat de professionaliteit toeneemt, dat de donorcoördinatie nog veel te moeilijk en veel te langzaam gaat, maar wel de agenda van iedereen is. Zo is het vaak ook met mensenrechten gegaan. Het gaat te langzaam, maar iedereen moet daar wel aan afmeten. Je ziet dat ook in de relatie tussen overheden en donoren. Dat is niet meer de simpele relatie tussen "oud-kolonialen en afhankelijken". Het ligt veel complexer en veel ingewikkelder. Je ziet ook steeds meer dat wij belangen met elkaar delen. Wij kunnen de klimaatsproblemen, de armoede en de conflicten in de wereld niet oplossen als wij niet fors investeren in ontwikkelingslanden. Denk maar even aan de problematiek van fragiele staten, zoals Somalië.

In deze economisch moeilijke tijd en deze tijd van grote transformaties vind ik dat er ook grote lichtpunten zijn. Je ziet internationaal ook dat de steun voor ontwikkelingssamenwerking eerder toe- dan afneemt. Ik zie dat in de Verenigde Staten, ik zie het heel duidelijk in Engeland, ik zie het in Spanje, ik zie het in Noorwegen, Zweden en Denemarken. Ik zie ook landen waar het tegenvalt, zoals Frankrijk en Italië. Over het algemeen is er echter vanuit een visie van geïntegreerd internationaal beleid, steeds meer aandacht voor de zaak van internationale publieke goederen en van de katalyserende en belangrijke rol die ontwikkelingssamenwerking daarin speelt. Ik zou daar graag een lans voor willen breken, ook vandaag. Ik zou ook de leden in de Kamer die gezegd hebben "wij willen ook eens laten zien dat het debat in Nederland proactief moet zijn en gericht moet zijn op verbetering, vanuit de analyse van hulp helpt", willen meegeven dat zij waarschijnlijk de belangrijkste bijdrage leveren aan een stabielere wereld. Ik heb hier al eerder gezegd dat ontwikkelingssamenwerking niet voor naïeve mensen is. Het is ook niet voor mensen die daar alleen maar met goede bedoelingen zijn. Het is keihard werken en het is risico's nemen. Daar moeten wij goed over nadenken en dat moeten wij evalueren.

Ik richt mij echt tegen de infantilisering van het debat die ik af en toe in Nederland zie. Ik zal elk tegenargument met respect behandelen en ik vind het goed dat het debat er is, maar ik zie en lees de laatste tijd wel heel veel dingen die totaal niet onderbouwd zijn door gegevens. Er wordt wel eens gezegd dat wij niet voldoende gegevens hebben, maar wij zijn de meeste geëvalueerde en becijferde sector die er is. Het kan altijd nog meer en je kunt iedereen en alles blijven becijferen, maar als je dat vergelijkt met datgene wat berekend wordt in de binnenlandse politiek, dan zitten wij daar ver boven. Dat moet ook. Ik heb daar geen problemen mee.

Wat mij betreft, gaat dit debat dus niet over het theorietje van de week, zo zeg ik in de richting van de heer Boekestijn. Elke keer zoekt hij kennelijk een theorietje om maar te kunnen bezuinigen. Dat vind ik niet erg sterk. Ik ben meer een pragmaticus. Ik ga naar ontwikkelingslanden en kijk hoe het daar werkt. Wij proberen dat dan te verbeteren. Ik ken alle boeken die u ook gelezen hebt en waarschijnlijk nog gaat lezen. Ik ben echter op zoek naar een effectieve ontwikkelingssamenwerking en ik wil hier toch graag gezegd hebben dat ik een beetje tabak heb van simpele analyses. De ene keer hoor ik dit en de andere keer hoor ik dat. Ik hoor de heer Boekestijn nu spreken over het probleem van een moreel risico. Dat morele risico bestaat bij elke bijstand die in Nederland en internationaal wordt gegeven. Als je dat verkeerd doet, werkt het niet goed, maar als je het goed doet, kan het wel emanciperend en versnellend werken. Dat is ook een onderdeel van het liberalisme. Ik kan dit gewoon niet serieus meer nemen.

Als de heer Boekestijn zegt dat hulp de belasting in ontwikkelingslanden vermindert, klinkt dat heel duur – representation en taxation – maar het is gewoon onzin. Er is geen enkel internationaal onderzoek dat erop wijst dat de belastingen afnemen. Integendeel. De heer Boekestijn praat over GAVI en zegt dat hij niets heeft met verticale fondsen. Het eerste wat ik echter krijg te horen, is dat ik meer aan een verticaal fonds moet geven. Ik mag niets aan budgetsteun geven, maar de vorige keer moest ik budgetsteun via de niet-gouvernementele organisaties geven. Tegen warrigheid en infantilisering heb ik niet zo heel veel in te brengen. Ik zal de beantwoording in de richting van de heer Boekestijn dan ook heel kort houden en ik zal alleen ingaan op zijn inhoudelijke vragen. Ik kan anders wel aan de gang blijven. Ik wil elk debat aangaan, maar ik wil niet reageren op een theorietje van de week. Ik ben zeer benieuwd naar zijn boek en ik zal daar met veel aandacht op reageren. Ik hoop dat ik dan wat materiaal aan de heer Verhagen kan aanbieden.

De voorzitter:

Het was te verwachten: de heer Boekestijn gaat nu zijn eerste interruptie plegen.

De heerBoekestijn(VVD)

Dit is toch eigenlijk wel een dieptepunt dat de minister hier bereikt. Zo erg is het nog niet geweest met de heer Koenders.

De voorzitter:

Ik verzoek u om een korte interruptie te plegen, mijnheer Boekestijn.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijnheer Koenders, bent u niet op de hoogte ...

De voorzitter:

U bedoelt de minister.

De heerBoekestijn(VVD)

Goed, minister. Bent u niet op de hoogte van die omvangrijke literatuur, waarin een relatie wordt gelegd tussen hulp en ondermijning van democratie? Van Easterly en anderen, een immense literatuur.

Mijn tweede punt. Wat u altijd doet – dat is een slimme debattruc, maar ik trap daar niet in – is zeggen: Boekestijn is op zoek naar een theorietje omdat hij wil bezuinigen. Hebt u ooit stilgestaan bij de gedachte dat ik ervan overtuigd ben dat het morele risico alleen kan worden opgelost als de hulp wordt verlaagd? Dat is een volstrekt consistente theorie. De minister moet niet zo debiliseren.

MinisterKoenders

Dit debat gaat ook over bezuinigingen. Ook daarover kan ik glashelder zijn. Afspraak is afspraak. Dit kabinet houdt zich aan het regeerakkoord, ook in slechte tijden. Dat kunnen wij van weinig andere landen zeggen. Wij hebben daarover een fors debat gevoerd, ook binnen het kabinet en de Kamer. Ik ben blij met degenen die zien dat het internationale bedrag, namelijk 0,8 cent van elke verdiende euro, nodig is en blijft, ook in slechte tijden. Daarnaast heeft de Nederlandse regering vastgehouden aan 0,7 plus 0,1 en ook aan 375 mln. additioneel voor mitigatie en klimaatbeleid. Dat is uniek. Gelukkig zijn er enkele landen die het schema ook opnemen en er zijn ook landen die, ondanks dat zij in een economische crisis verkeren, toch meer gaan doen. Ik denk daarbij aan een land als Spanje. Dat is een positieve zaak.

Natuurlijk gaat het niet om geld alleen. Ik zal de eerste zijn die dat zal zeggen. Het gaat ook om de coherentie van beleid en om de hulp als katalysator. Wij kunnen de armoede niet alleen oplossen. Wij mogen elke keer een fors debat voeren over de uitspraken die hier worden gedaan, maar dat zal moeten gebeuren op basis van gegevens en feiten, alsook op basis van wat wij doen.

Er zijn zeer goede projecten op het gebied van duurzame handel, waarbinnen wij met het bedrijfsleven en ngo's marktketens ontwikkelen in verschillende delen van de wereld. Dat krijgt echt een momentum. Ik zie dat de kwaliteit van de hulp wordt versterkt en dat wij ons tegelijkertijd nog meer moeten richten op dat deel van het beleid dat werkt. Dat moeten wij opschalen.

Dat kost, linksom of rechtsom, geld en ik ben daarop bekritiseerd. Natuurlijk vind ik het jammer dat ik in deze tijd moet bezuinigen op samenwerking. Ik zeg er wel bij dat ik wat wij tot nu toe in Nederland hebben gedaan, toch redelijk vind, ook al geef ik direct toe dat het wel procyclisch is. Deze afweging hebben wij op een gegeven moment moeten maken.

Een en ander betekent ook dat wij in tijden van economische groei in staat zijn gebleken die groei beter te delen met de rest van de wereld. Ik blijf erbij dat, wat er ook aan te merken is op het cijferfetisjisme van 0,7, 0,8 of 0,1, het altijd iets is waarbij wij vraagtekens kunnen zetten. Ik wijs er wel op dat dit is gebaseerd op internationale afspraken, die nu ook internationaal worden gedeeld en onderdeel uitmaken van de receptuur die nu aan de orde is.

Ik zal eerlijk zeggen, ook al vind ik dat moeilijk, dat in tijden waarin Nederland het zelf iets moeilijker heeft, het aan de Nederlandse burgers goed uit te leggen is dat wordt vastgehouden aan de norm, maar dat het dit jaar wel iets minder is. Ik zou als bewindspersoon wel anders willen en de ontwikkelingslanden ook, maar dit is wel redelijk. Iedereen die in een kabinet heeft gezeten, van welke kleur dan ook, weet hoe het gaat met fondsenwerving. Wij hebben meer aan een vaste norm.

De bestedingsdruk is een vaststaand feit. Wij doen aan ontwikkelingssamenwerking met langetermijncommitteringen, bijvoorbeeld via MSF of de multilateralen. Ook doen wij dat via de donorcoördinatie, zodat de ontwikkelingslanden uiteindelijk weten waar zij aan toe zijn. Het punt van bestedingsdruk is daardoor nauwelijks meer aan de orde. De oude stuwmeerproblematiek levert in die zin niet zo veel voordelen meer op. Wij zouden het risico kunnen lopen dat wij ons niet elk jaar aan die 0,8 eurocent kunnen houden. Voor de sturing van mijn ministerie is het tot nu toe voor mij geen enkel probleem. Ik zie meer nadelen in een andere manier van financieren.

Er wordt weleens gezegd dat tegenspoed een spiegel is die de ware aard van de mensen toont. Ik geloof dat dit nu aan de orde is. Vasthouden aan je overtuiging in tijden dat het meezit, is gemakkelijker dan in tijden waarin onzekerheid heerst. Daar blijkt ook uit dat een heleboel partijen als het moeilijk wordt ineens van die norm van 0,8% of 0,7% af willen, terwijl zij daar eerst altijd voor waren. Ik vind dat je ten tijde van een moeilijke economische crisis ook hoort te staan voor die ene norm die er nog is. Dat geldt ook voor ons ontwikkelingsbeleid tijdens deze economische crisis. Het is logisch om je ten tijde van een economische crisis achter de dijken terug te trekken en te zeggen: het is allemaal niks, het leidt allemaal tot corruptie of geweld. Dat is natuurlijk gemakkelijk, want op dat moment kun je er ook voor kiezen om de norm te halveren. Ik ben van mening dat Nederland daar niet bij gediend is en zeker de ontwikkelingslanden niet. Ik zie juist internationaal een hernieuwde interesse voor inclusieve groei en meer stabiliteit in de wereld. We zien dat grote delen van de wereld wegvallen uit de globalisering, met vluchtelingenstromen. Ik kan eerlijk gezegd niet uitleggen, ook niet aan kiezers in Den Haag in de achterstandswijken, dat het dan verstandig zou zijn om maar te halveren wat ontwikkelingssamenwerking betreft. Het is een belangrijk instrument. Dat is ook bewijsbaar.

Ik denk dat sinds de tachtiger en negentiger jaren een dergelijke sociale revolutie niet meer heeft plaatsgevonden en dat geldt zeker niet alleen voor ontwikkelingssamenwerking. Nogmaals, het is een katalysator. Sinds 1970 is het aantal kinderen dat voor het vijfde levensjaar sterft meer dan gehalveerd in de wereld. Tussen 1960 en 2007 nam de gemiddelde levensverwachting van mensen in lage-inkomenslanden toe van 42 naar 59 jaar. Ook de toegang tot onderwijs is met name de afgelopen tien jaar door samenwerking tussen ontwikkelingslanden, ngo's en donoren enorm toegenomen. In 1999 ging nog 62% van de kinderen in lage-inkomenslanden naar de lagere school. Dat is nu 78%. De cijfers voor economische groei in landen als Zuid-Korea, Botswana, Mozambique en Ghana zijn toegenomen. Nog niet voldoende, omdat er ook een ander effect is. Daar wees ik net op: de toenemende ongelijkheid in de wereld vanwege de manier waarop handelsproblematiek en het monetaire systeem zijn vormgegeven. Het heeft zeker ook te maken met het Afrikaanse leiderschap. Ik heb daar van de week iets over in de krant gezegd. Ik zie op een aantal punten vooruitgang, maar niet sterk genoeg en niet voldoende. Het is van belang om die gemengde resultaten goed in ogenschouw te nemen om van daaruit te leren en het beter te doen en het is niet goed om het af te breken.

De heerVendrik(GroenLinks)

Als het kabinet in slechte tijden vasthoudt aan die norm lijkt dat heel principieel en progressief, maar de facto dwing je jezelf tot een zeer vorstelijke bezuiniging. Volgens mij is de minister mij nog een antwoord schuldig op de vraag of dit in het licht van de kwestie waar het om gaat, namelijk de bestrijding van armoede, eigenlijk een logische keuze is. Op het moment dat de crisis wereldwijd is en de armoede toeneemt, juist op dat moment gaat Nederland bezuinigen. Dat is progressief vasthouden aan die norm.

MinisterKoenders

Ik weet niet of het zo veel met progressief of conservatief te maken heeft. Het heeft te maken met het feit – en dat is wel vooruitstrevend als het gaat om internationale samenwerking en solidariteit – dat je vasthoudt aan een internationale norm. In feite zeg je: wij zijn als Nederlandse samenleving bereid om wat wij als welvaart en welzijn zien in ons land te delen met anderen, vanuit moraliteit en verlicht eigenbelang en wij doen dat in slechte en in goede tijden. Hoewel het misschien niet te bewijzen is, meen ik dat het plausibel is dat het economische beleid dat we in de afgelopen periode gevoerd hebben, inclusief het beleid in het kader van ontwikkelingssamenwerking, de ontwikkelingslanden de mogelijkheid heeft gegeven om zich beter te wapenen tegen de crisis. De landen lijden weliswaar fors onder de crisis – ik heb daar ook kritiek op geleverd – maar waarschijnlijk toch minder fors omdat ze in tijden van internationale economische groei ook meer meeprofiteerden. Ik wijs er wel op dat dit soort zaken altijd ter discussie kan staan in de heroverweging die volgend jaar komt. Daar mag iedereen ideeën over inbrengen. Mijn afweging is echter dat het verstandig is om een internationale afspraak die zo veel steun heeft, ook in het licht van draagvlak in je eigen samenleving, zowel in goede als in slechte tijden te handhaven. Ik vind het een prestatie van Nederland en de Nederlandse bevolking dat men bereid is om die 0,7% plus 0,1% plus het extra geld voor klimaat te handhaven. Voor een minister voor Ontwikkelingssamenwerking is het natuurlijk nooit voldoende.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dit vind ik een merkwaardig perspectief. Het kabinet – de Nederlandse bevolking, zo je wilt – is bereid om alle uitgaven op de totale begroting constant te houden in 2010 op één na. De uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking dalen met 600 mln. Nederland is niet bereid om het budget voor OS te handhaven in moeilijke tijden. Nee, Nederland is bereid om op één post te bezuinigen. Dat is een merkwaardig gevolg van de koppeling. Dat is de realiteit.

MinisterKoenders

In goede tijden kunnen anderen zeggen dat wij relatief meer profiteren van de economische groei. Dat stelt ontwikkelingslanden in staat om zich beter te verdedigen in moeilijke tijden. Ik ben er niet voor om deze norm op te geven, want ik denk dat het riskant is. Natuurlijk is het beter als je meer aan ontwikkelingssamenwerking kunt doen. Ik wijs er ook op dat wij op andere manieren anticyclisch beleid voeren, namelijk via de internationale instellingen en via SDR-creatie. Dat komt vanavond allemaal terecht aan de orde. Ik vind dit een redelijke afweging en daar sta ik ook voor. Nogmaals, het is niet het enige wat Nederland doet. Ik heb erop gewezen dat wij – de minister-president, de minister van Financiën en ikzelf – ons er in internationaal kader sterk voor hebben gemaakt om via IMF en Wereldbank op een andere manier te financieren, die wel degelijk procyclisch is, bijvoorbeeld door een aantal zaken naar voren te halen of door een SDR-creatie. Dat was een aantal jaren geleden nog onmogelijk. Het is altijd beter om nog meer te doen, maar ik wijs erop dat ik dit een verantwoorde keuze vind. Daar kunt u het niet mee eens zijn, maar het is de afweging die wij gezamenlijk hebben gemaakt.

MevrouwFerrier(CDA)

Komt de minister nog terug op de bestedingsdruk in de beantwoording van de specifieke vragen per fractie?

MinisterKoenders

Als u daar vragen over hebt, wil ik ze nu best aan de orde stellen.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik heb gevraagd om een onderzoek van de IOB naar de manier waarop je de bestedingsdruk en de disbalans in het budget zou kunnen aanpakken. De minister heeft gezegd dat hij niet voor fondsvorming is. Het lijkt mij goed als de IOB daar onderzoek naar doet. De minister zegt dat de bestedingsdruk meevalt, maar ik hoor andere geluiden. Op wat voor manier kunnen wij daar iets aan doen?

MinisterKoenders

Misschien zou u om te beginnen een zeker geloof aan de woorden van de minister kunnen hechten. Ik ben dagelijks bezig met het management van het ministerie en ik heb daar geen last van. Als u het wantrouwt, moet u een onderzoek doen. Ik heb gezegd dat wij op een aantal punten veel op middellange termijn doen. Ik wijs op de multilaterale commitments en de donorcoördinatie. Daardoor vindt planning op een veel verstandiger manier plaats. Er wordt rekening gehouden met de wensen van ontwikkelingslanden op het gebied van ownership en voorspelbaarheid. Ik geef direct toe dat dit moeilijk is in tijden van economische crisis. Ik ben zeer voor een ODA-prestatie per jaar, omdat ik bang ben dat de internationale norm anders risico loopt. Ik vind het van belang om te zeggen dat fondsvorming grote risico's heeft. Dat blijkt bij alle vormen van fondsvorming in de Nederlandse overheid.

Wij werken nu met kasmanagement aan het eind van het jaar. Er is een intern proces dat wij overcommittering noemen. Dat heeft te maken met de planning van ambassades. De ramingen blijken zeer goed te verlopen. Ik wijs er nog op dat intern doelmatigheidsonderzoek niet zozeer op het terrein van de IOB ligt, maar veel meer op dat van de interne concerncontroller. Dat zijn de mensen van FEZ, die hier ook aan tafel zitten. In het recente verleden is meermaals getoetst in hoeverre sprake zou zijn van bestedingsdruk binnen DGIS en in hoeverre dat fenomeen zich met name aan het einde van het jaar zou voordoen. Daar kun je uit concluderen dat de eindejaarsdrukte door onze planning, met de midterm review en de langetermijnplanningen via het multilaterale en het particuliere kanaal, geen reëel probleem is.

De heerBoekestijn(VVD)

Het is niet zo zinvol om van de IOB iets te vragen waarover zij zich al heeft uitgesproken. In de evaluatie Het Nederlandse Afrikabeleid 1998-2006 was de IOB zeer kritisch over de bestedingsdruk. Betekent dit dat de minister de aanbeveling van de IOB over de relatie tussen koppeling en bestedingsdruk niet ter harte neemt?

MinisterKoenders

De IOB heeft dat geëvalueerd en om die reden handelen wij nu zoals er gehandeld wordt. Daarom is dat probleem ook niet meer het probleem dat het was. Vanaf het begin van de periode waarin ik minister ben, is dat gegaan op een wijze waarmee op allerlei manieren min of meer is vooruitgelopen of in ieder geval de conclusies van de IOB over de risico's van bestedingsdruk zijn overgenomen.

De heerBoekestijn(VVD)

Als het mag, mijnheer de voorzitter?

De voorzitter:

Eén zin.

De heerBoekestijn(VVD)

Mijn laatste zin. Dan zal ik naar huis gaan.

De voorzitter:

Dat zou ik niet netjes van u vinden.

De heerBoekestijn(VVD)

Nee, dat doe ik ook niet. Zolang je een koppeling houdt, is het probleem van de bestedingsdruk niet op te lossen. Bestedingsdruk betekent letterlijk dat je op 20 december 200 mln. meer hebt. Dat kan niemand op een verstandige manier wegzetten. Het valt niet op te lossen met de oplossingen van de minister.

MinisterKoenders

Ook daarover verschillen wij van mening. Ik denk daarover heel anders. Ik denk dat dit niet het geval is. Dat heeft meer te maken met een andere redengeving van de heer Boekestijn, namelijk dat hij tegen die norm is. Als je tegen een norm bent, dan zeg je: dan moet je dat nog uitgeven. Ik heb hem er net op gewezen dat wij met die norm om een aantal redenen meer jaren plannen, ook met onze ambassade in dienst. Daarmee zijn onze dienst FEZ en anderen vrijwel het hele jaar bezig. Ik ervaar dat absoluut niet als een probleem. Voor zover er in het verleden problemen zijn geweest, hebben wij daaraan in de planningsystematiek wat gedaan op een manier die ik zojuist heb beschreven. Juist vanwege Accra, vanwege Parijs, vanwege coördinatie en vanwege planning en voorspelbaarheid, denk ik ook dat het probleem steeds minder aanwezig zal zijn, voor zover het nog aanwezig is.

De heerVan der Staaij(SGP)

Toch worden wij uitgaande van de norm en de redelijkheid van die norm dit jaar wel geconfronteerd met de heftigheid van die schommeling, met de consequenties van dien. Ziet de minister mogelijkheden of zou het iets zijn om erover na te denken – niet zomaar een simpel fonds en dan zijn wij er wel uit – hoe je die enorme schommelingen iets meer zou kunnen temperen?

MinisterKoenders

Je kunt natuurlijk denken aan verschillende mogelijkheden die het beleid nog procyclischer maken. Nogmaals, ik vind het prima. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de ambtelijke commissies die met de heroverweging bezig zijn ook daarnaar kijken. Ik heb daarmee geen enkel probleem. Op de vraag of ik daarmee in de planning een probleem heb, is het antwoord: nee. Vind ik het vervelend, zo zeg ik met de heer Vendrik, dat ik in moeilijke tijden minder te besteden heb? Ja. Ik geloof niet dat dit direct had kunnen worden opgelost door een andere planningssystematiek. Dit was ook zo onvoorspelbaar. Dat geldt ook voor de totale Nederlandse overheidsbestedingen en straks de staatsschuld waarmee wij zitten.

Overigens merk ik daarbij wel op – de heer Vendrik heeft gelijk – dat Ontwikkelingssamenwerking in die zin niet meedoet aan de stijging van de staatsschuld. Ik denk dat dit een belangrijke markering is voor degenen die straks kijken naar hun verkiezingsprogramma's en naar de noodzaak om ook een exitstrategie te hebben voor de schuld van de Nederlandse overheid.

De heerWaalkens(PvdA)

Acht de minister het voorspelbaar dat wij in de samenleving enorm moeten gaan bezuinigingen en dat het bedrag voor ontwikkelingssamenwerking gaat stijgen als de economie weer gaat groeien en de koppeling dus gehandhaafd blijft, waarvan wij een voorstander zijn? Is de minister het met mij eens dat je een heel ander beeld krijgt als je het spiegelbeeld bekijkt van een groeiende economie en het wegwerken van enorme bezuinigingen?

MinisterKoenders

Zeker. Zo'n internationale norm is bijna een publiek goed, want iedereen is nu verplicht daarheen te werken. Dat zie je ook: in Engeland en Spanje leidt dit tot enorme uitgaven in ontwikkelingssamenwerking. Het is een politieke afweging die fracties individueel moeten maken, ook straks in de manier waarop ze naar de toekomst van ontwikkelingssamenwerking en de herijking kijken. De discussie is hoe je vanwege redenen die op zich begrijpelijk zijn tegen elkaar afweegt of je iets procyclisch of anticyclisch doet of dat je beter een vast bedrag zou kunnen hebben, wat veel meer te maken heeft met de behoeften op een bepaald moment. Dat vind ik een heel reële vraag. Het is bijna vragen naar de aard van het regime voor internationale afspraken over uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking. Daarover kun je inderdaad verschillend denken. Ik denk dat het, in een tijd waarin wij enorm zijn getroffen door een economische crisis, om de redenen die u kent het verstandigst is dit op deze manier te doen. Dat is de afweging die de Nederlandse regering daarover heeft gemaakt.

Voorzitter. Wij hebben gesproken over de hoogte van de uitgaven en het debat daarover en over de vraag of het verstandig is om vast te houden aan de norm van 0,8% en de verhoging daarvan. Nu zal ik iets zeggen over een aantal dingen dat te maken heeft met de bezuinigingen. Ik maak twee opmerkingen vooraf. Mijn antwoord op het debat over ontwikkelingssamenwerking was tweeërlei. Enerzijds dat wij ontwikkelingssamenwerking op een andere manier aanpakken dan toen wij begonnen en anderzijds dat wij scherper prioriteiten stellen. Nederland kan niet alles doen. Zelfs als er geen sprake was van bezuinigingen, zouden wij moeten kiezen. Mijn ambtenarenapparaat is beperkt, het aantal landen is beperkt en wij hebben daarom een scherpe keuze gemaakt voor een aantal prioriteiten. Eerlijk gezegd zou ik dolgraag alle wensen financieren die de leden hebben uitgesproken bijvoorbeeld voor Guyana en India en voor gehandicapten. Ik kom daar ook op terug. Ik zal daar serieus naar kijken, ook vanwege de wensen die door de Kamer naar voren zijn gebracht. Ik wijs er echter wel op dat de kunst van ontwikkelingssamenwerking in deze tijd is: waar katalyseert het en hoe maak je een analyse van de grootste prioriteiten en houd je daaraan vast.

Wij hebben twee dingen gedaan. In de eerste plaats hebben wij gezegd dat er drie categorieën landen moeten worden gekozen. Die zijn bekend, dat hoef ik niet te herhalen. Landen met versnelde MDG-bereiking, fragiele staten en landen waar je eigenlijk langzaam maar zeker vertrekt omdat zij op zichzelf kunnen staan. Dit bleek ongelooflijk goed te zijn, omdat voor elk van die landen andere criteria worden aangelegd voor het personeelsbeleid en het financiële beleid. In de tweede plaats hebben wij gezegd dat er vier prioriteiten moeten worden gekozen. Die vier prioriteiten zijn niet als een soort hobby van deze minister gekozen; de keuze gaat terug op een analyse van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Er is duidelijk gekeken waar de grootste achterstanden zijn.

Laat ik een voorbeeld noemen. Wij hebben vorige week – ook op verzoek van de Kamer – een conferentie georganiseerd in Addis Abeba over MDG 5, moedersterfte. Dit is het grootste drama van deze tijd. 500.000 vrouwen per jaar sterven in het kraambed zonder dat daar enige goede reden voor is. Die is er natuurlijk sowieso niet, maar in die gevallen was de sterfte te voorkomen geweest. In onze programma's in Burkina Faso en in Ethiopië en elders blijkt dat daar grote verschillen in te maken zijn. Ontwikkelingssamenwerking heeft daar dus resultaat.

Ik wijs er echter wel op, laat ik het maar zo hard zeggen als het is, dat de MDG 5-bereiking niet dezelfde belangen en dezelfde lobbygroepen achter zich heeft staan als bijvoorbeeld de aidsbeweging. Dit geldt ten dele ook voor andere punten. Je ziet dat je bij de MDG-behaling een analyse waar het nu eigenlijk het slechtste gaat, hard moet maken. Er is toen voor een aantal prioriteiten gekozen.

In de eerste plaats voor de kinder- en moedersterfte, MDG 3 en 5, sexual and reproductive rights. Daarop is dus niet bezuinigd, althans nauwelijks.

In de tweede plaats hebben wij gekozen voor de nieuwe uitdaging van de relatie tussen klimaat, milieu en ontwikkeling vanwege de problematiek die bekend is. Daarvoor is extra geld beschikbaar gekomen. Dat is ook gebruikt en dit is snel gepland, ook op wens van de Kamer.

In de derde plaats hebben wij vastgesteld dat in fragiele staten de grootste achterstand bij de millenniumontwikkelingsdoelen kan worden waargenomen, bijvoorbeeld in het onderwijs. Als je aan onderwijs werkt, zul je dus vooral ook moeten kijken waar de achterstanden het grootst zijn. Daarom hebben wij bij onderwijs vooral geïnvesteerd in die zogenaamde fragiele staten, met een programma van 166 mln. via Unicef en met een heleboel bilaterale programma's.

De vierde prioriteit is eigenlijk ook een criterium dat op de steun van de Kamer kon rekenen. Ik meen dat de CDA-fractie daar vooral voor is. In dit kader is gekeken naar de groei en verdeling, naar de Nederlandse comparatieve voordelen, naar marktketens, naar de manier waarop je economische ontwikkeling sec tot stand brengt. Vandaar die hele herijking van de ORIO-regeling, veel meer gericht op ontwikkelingssamenwerking, op investeren in plaats van exporteren, om in de richting van de heer Vendrik te zeggen. Dat zijn de vier prioriteiten die wij wilden behouden. Mijn visie was: als wij toch moeten bezuinigen, leuk of niet, dan zal het ergens pijn doen. Die pijn is eigenlijk overal even erg, maar wij doen het langs de wegen die wij zelf hebben aangegeven en die ook door de Kamer zijn geaccordeerd. Dat waren de vier prioriteiten. Die zijn in meerderheid aangenomen. Hetzelfde geldt voor de manieren waarop wij vervolgens zijn omgegaan met de bezuinigingen.

Ik zal daar op de meest gevoelige punten wat over zeggen. Ik begrijp dat het niet makkelijk is en het was voor mij ook niet makkelijk om die keuzes te maken, zeg ik maar direct. Ik heb naast de vier prioriteiten ook naar een aantal andere dingen gekeken. Ik noem de juridische verplichtingen, die in sommige gevallen harder zijn dan in andere, maar waar je wel rekening mee moet houden. Naast de beleidsprioriteiten was dat punt essentieel. Ook noem ik de derde donorcoördinatie. Het is niet zo heel erg als Nederland iets niet doet. Het is wel erg, maar het is minder erg als het geval waarin het niet door andere landen wordt overgenomen en andere landen dat gat niet zouden vullen. Het is niet makkelijk omdat je al bezig bent met een manier van donorcoördinatie die nog niet voldoende is; hier en daar hebben wij het initiatief moeten nemen om met allerlei instellingen en landen te spreken over waarop wij moesten bezuinigen. Veel andere landen doen dat natuurlijk ook, vaak minder via prioriteiten en meer via de kaasschaaf.

Ten laatste hadden wij het punt van de input- en outputdoelstellingen. Wij hebben dat hier ook eerder besproken. In de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zijn inputdoelstellingen maar ook outputdoelstellingen. Die waren niet eenvoudig. Bijna naar analogie van de 0,8% zijn input en output lastige categorieën. Daar stuur je op. Overigens heb ik dat meer met outputdoelstellingen dan met inputdoelstellingen op het punt van beleidsinvulling.

Ik begin met de meest gevoelige onderwerpen die de Kamer aan de orde heeft gesteld: onderwijs en hiv/aids. Ik laat in het midden wat veel leden hebben gezegd. Ik geloof dat wij heel eerlijk zijn omgegaan met de diverse kanalen. Ik heb ook goed naar de leden geluisterd; geen onevenredige korting over het particuliere kanaal, integendeel, zou ik haast zeggen. Wij hebben het meest bilaterale kanaal moeten korten. Dat heeft te maken met de specifieke omstandigheden van de financieel-economische crisis. Een aantal punten moesten multilateraal gebeuren, met betrekking tot contracyclisch beleid. Ik noemde het net al: handelsfaciliteiten en dergelijke. Tot mijn grote vreugde zou ik haast zeggen, hoor ik mensen mij bekritiseren over het feit dat ik op multilaterale arrangementen heb gekort. De vorige keer werd mij gezegd dat dat absoluut niet mocht. Nu doe ik het toch en dan begrijp ik best dat de Kamer daar problemen mee heeft. Het gaat over twee heel gevoelige dingen: onderwijs en hiv/aids.

Ik begin met onderwijs. In 2010 wordt daarop inderdaad ten opzichte van 2009 gekort. Ik stel voorop voor iedereen die hier zit en zich daar keihard voor maakt, dat dat pijn doet. Ik vind dat zelf ook moeilijk. De budgettaire situatie en de prioriteiten die wij samen hebben bepaald, leiden echter in alle omstandigheden tot harde ingrepen. Daarbij speelde voor mij de beschikbaarheid van onderwijsmiddelen via andere donoren een grote rol. De bezuinigingen op onderwijs hadden te maken met het fast track initiative, verreweg de grootste categorie, en vier bilaterale programma's. Op twee van die bilaterale programma's heb ik gekort, naast de redeneringen die ik eerder naar voren heb gebracht, omdat er nog een criterium was bij de bezuinigingen. Ik heb gezegd dat er niet mocht worden bezuinigd op categorie 2-landen, de fragiele staten, omdat daar de grootste problemen liggen met de MDG's, ook op het punt van onderwijs. Ik heb gezegd dat er wat forser mocht worden gehandeld bij de categorie 3-landen, landen waarbij wij al in een transitie zitten naar verbreding, naar economische samenwerking en naar milieusamenwerking. Dat zijn landen die ietsje rijker zijn. In tijden van economische crisis kan daar wat meer op worden gesneden, zo'n 25%. Wij hebben gezegd dat op die twee bilaterale programma's voor onderwijs in categorie 3-landen, ook omdat daar geen groot probleem zat met de staatsbegroting zelf, gemakkelijker kon worden bezuinigd.

Het andere ging om twee landen, de bilateraal zogeheten categorie 1-landen. Dat had te maken met een bezoek dat ik aan Bangladesh heb gebracht. Daarbij zei men: wij willen eigenlijk niet meer primair onderwijs, maar liever beroepsonderwijs. Dat kon ik mij voorstellen in de specifieke situatie van Bangladesh. In een ander land ging het om het feit dat wij dat volgend jaar gemakkelijk zouden kunnen stoppen vanwege een arbeidsdeling, zoals wij dat ook willen, via de donorcoördinatie met andere landen. De geringe omvorming van de onderwijsprogramma's via het bilaterale kanaal is volgens mij dan ook zeer goed te verdedigen.

Ik kom te spreken over FTI en het grote multilaterale probleem, waarbij veel mensen hebben opgemerkt: moest dat nou? Wij hebben daar in 2010 met 100 mln. inderdaad fors gekort. Dat is juist, maar ik heb dat wel willens en wetens gedaan, om het zo maar te zeggen. Allereerst is die korting ingegeven omdat inmiddels ook andere donoren flink aan dit fonds zijn gaan bijdragen. Nederland was in de periode van 2004 tot 2007 veruit de grootste donor met meer dan 50% van de totale committering. Ik herhaal dat dit een multilateraal fonds is, waaraan Nederland meer dan 50% bijdraagt. Sinds 2008 is de participatie van andere donoren sterk gegroeid, juist door druk en door het organiseren van grote conferenties waaraan wij zelf in de Wereldbank hebben bijgedragen. Dit bood de mogelijkheid om in donorcoördinatie eerlijker om te gaan met datgene wat dit fonds van Nederland zou moeten krijgen.

Het grootste probleem bij dit fonds van de Wereldbank is echter dat er veel te veel geld in kas zit; er is dus helemaal geen noodzaak om het geld nu te besteden. Dat had te maken met het volgende. Daarover zijn wij nu ook in gesprek met de Wereldbank. Bij de manier waarop de Wereldbank nu opereert, is men niet in staat om dat geld uit te geven in 2010. Die 100 mln. had ik bij wijze van spreken dus ook bezuinigd als er geen economische crisis was geweest. Op zich is het Fast Track Initiative goed; alleen vanwege regels die door de lidstaten aan de Wereldbank zijn opgelegd en de relatie met een aantal ontvangende landen is de disbursement volgend jaar veel te laag. Dit houdt in dat het geld in die zin ook niet nodig is. Dit is ook een reden om in een tijd van bezuiniging, deze bezuiniging op deze manier vorm te geven. Ik verzeker dat het niet mijn voornemen is om an sich op onderwijs te bezuinigen, maar geconfronteerd met de situatie die ik zojuist heb beschreven en gezien het feit dat de millenniumdoelstelling voor onderwijs nog het best "op track" zit, alsmede in het licht van de noodzaak om te bezuinigen, leek mij dit verantwoord. Tegen iedereen die hier zegt dat het nog niet voldoende is en dat het meer moet worden, alsook dat meer aan beroepsonderwijs besteed moet worden, zeg ik: dat is allemaal waar.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Ik heb de argumenten hiervoor ook gelezen in de begroting en de beantwoording van de schriftelijke vragen. De minister noemt nu twee argumenten: het aantal donoren is toegenomen en de doorloopsnelheid van het fonds is beperkt. Daardoor zou de minister hierbij nu wat gemakkelijker dan bij andere fondsen kunnen bezuinigen. Beide argumenten zijn evenwel als volgt weerlegd door Global Campaign for Education in Nederland: wij zijn een aantal maanden verder en de economische crisis heeft waarschijnlijk harder toegeslagen; de cijfers zijn achterhaald en het aantal donoren is het afgelopen halfjaar juist weer teruggelopen, gecombineerd met een verlaging van de hoogte van gedoneerde bedragen, terwijl de aanvragen uit OS-landen juist zijn toegenomen. Hoe rijmt u die twee elementen met elkaar?

MinisterKoenders

Die rijm ik niet met elkaar. Drie weken geleden in Istanbul op de vergadering van de Wereldbank en het IMF is dit punt speciaal aan de orde geweest. Ik heb zelfs mijn directeur-generaal nog een keer apart gezonden naar de mensen van de Wereldbank om die problemen op te lossen. Eerlijk gezegd, was ik door die situatie namelijk nogal geïrriteerd. Immers, een fonds met als titel "fast track" is niet "fast track". Het klinkt misschien paradoxaal, maar het is wel een goed programma. Daarom komen er ook steeds meer donoren bij. Dat heeft te maken met een aantal regels die wij aan het doorbreken zijn. Nederland staat daarbij voorop. De cijfers die ik verstrekt heb, zijn wel de juiste. Ik zou de Kamer hierover ook niet willen voorliegen. Dit betreft echt een probleem: er zit nog te veel geld in kas. Natuurlijk is het voor een fonds altijd plezierig als het geld er toch komt; dan is het alvast in kas en kan men nog langduriger gaan plannen. In deze situatie waarin allerlei landen moeilijk zitten en wij een aantal jaren geleden degenen waren die die financiering deden, vind ik dit zeer goed verdedigbaar. Ik krijg net door dat er nog 700 mln. in kas zit. Dat vind ik absurd, dus ik ga er niet zo maar weer 100 mln. in stoppen. Morgen vergadert de Board of Directors van de FTI. Wij zullen daarin uiteraard volop onze rol meespelen. Ik vind ook, dit zeg ik erbij, dat dit druk legt op de G8-landen. Overigens bedoel ik daarmee niet deze bezuiniging.

Als een groep landen steeds zegt meer onderwijs en gezondheidszorg te willen, dan is uiteindelijk Nederland de enige die betaalt. Ik moet eerlijk zeggen dat het mij niet verantwoord leek om in een fonds waarin 700 mln. in kas zit, alleen om planmatige redenen te storten, met de kans dat het niet eens wordt uitgeven. De leden zeggen daarvan: doe het een beetje handig qua planning. In dit geval stel ik voor op deze manier te bezuinigen. Nogmaals, dit heeft niets te maken met het feit dat ik onderwijs op de een of andere manier minder belangrijk zou vinden. Ik wijs erop dat het percentage van de begroting dat naar onderwijs gaat niet of nauwelijks afwijkt van dat van vorig jaar: 0,1, als ik mij niet vergis. Er zit dus vergeleken met vorig jaar ook geen relatieve daling in de uitgave voor onderwijs.

De heerWaalkens(PvdA)

Dit is het deel dat via de Wereldbank loopt. De minister heeft ook gezegd dat er twee programma's gekort worden in het bilaterale spoor. Kan hij de verhouding aangeven tussen de korting op het multilaterale spoor en op het bilaterale spoor, zodat wij die ook kunnen zien? Ik begrijp de redenering van de minister over die 700 mln. die geparkeerd staat in een fast track, die kennelijk een slow release is. Hoe groot is dat andere deel?

MinisterKoenders

Dat moet ik even opzoeken. Dat weet ik niet uit mijn hoofd, maar het is een heel klein gedeelte daarvan. Het is een klein gedeelte als het om de categorie 1-landen gaat. Ik kan in tweede termijn precieze de getallen geven.

De heerWaalkens(PvdA)

Dat is voor ons van belang.

MinisterKoenders

Ik zal precies zeggen hoe ik daarover denk. Die twee programma's in de profiel 3-landen zijn een expliciete keuze, omdat dit relatief rijkere landen zijn. We hebben across the board de opdracht gegeven om 25% te bezuinigen, dus niet de 10% die ongeveer nodig is. Dit is een keuze geweest. Daardoor valt onderwijs in die landen automatisch af, maar dat geldt voor bijna alle categorieën in die landen. Nogmaals, bij de landen waar het moeilijker zou zijn en waar onderwijs de kern hoort te zijn van datgene wat ontwikkeling tot stand brengt, ging het om één land dat zelf wilde dat het geld naar het beroepsonderwijs zou gaan en bij een ander land ging het over de naar voren gehaalde arbeidsdeling. Ik dacht dat dit in Mozambique was. Dat gaat om 9 mln.

Ik kom bij de tweede pijnlijke bezuiniging. Ook daar voel ik mij persoonlijk zeer bij betrokken. Misschien herinnert u zich... Ik herinner mij het zeer goed. Daar ben ik mijn parlementaire carrière ooit begonnen, net zoals u zich nu allemaal terecht verenigt om mensen die problemen hebben met hiv of aids speciaal te helpen. Ik herinner mij nog de goede samenwerking met de VVD-fractie, in 2002, met de toenmalige woordvoerder die een straf voorvechter was van de 0,7%, Erica Terpstra. Zij zei altijd dat er meer moest komen en zij wilde vooral meer aan aids doen. Wij hebben toen gezamenlijk een motie ingediend – de heer Van der Staaij zal zich dat in ieder geval herinneren, ik denk de heer Vendrik ook – om te komen tot een verdubbeling van de aidsuitgaven vanwege de ernst van de situatie, nog steeds. Dat is toen gelukt, wonder boven wonder, want er was toen een regering die dat goed vond. Die was heel positief over moties van de Kamer. Dat was een fantastische tijd. Dat is nog steeds zo. Maar wij dienden altijd moties in nadat de regering gesproken had, dat wel.

In de periode van 2002 tot 2007 groeide de Nederlandse bijdrage aan hiv en aids, inclusief tbc en malaria van 135 mln. tot 435 mln. Dat was dus geen verdubbeling, maar meer dan een verdrievoudiging. Nederland werd daarmee de grootste donor van UNAIDS en stond op plaats nummer 9 van de donoren van het GFATM. Ik wil er wel op wijzen dat wat wij nu doen, een bezuiniging is vergeleken met een voorgenomen verhoging. Ik probeer hier geen woordenspel van te maken; dit is de realiteit. De voorgenomen korting van het GFATM komt in feite neer op het schrappen van een geplande verhoging. Geconfronteerd met de omvang van de bezuinigingen en met het ontzien van de prioriteiten, heb ik gezegd dat die verhoging geen doorgang kon vinden. Voor 2010 wordt nu uitgegaan van ruim 61 mln. Dan nog is Nederland een van de allergrootste donoren ter wereld. De VS is een nog veel grotere. Dit is daar ongeveer de populairste vorm van ontwikkelingssamenwerking, en terecht. Wij zijn veel pessimistischer over andere vormen van steun die zij volgend jaar vanwege problemen in het Congres geven. Dat betekent dat wij inderdaad minder doen dan gepland – ik herhaal dat ik dat betreur – maar de bijdrage is wel precies in lijn met wat wij in voorgaande jaren hebben gedaan op basis van de verdrievoudiging waarover ik het eerder had. In 2006 en 2007 hadden we 60 mln., in 2008 80 mln. en in 2009 weer 60 mln. Dat betekent dat onze positie als donor relatief hoog blijft. Wij zullen wel een plaats zakken. Ook is een vergelijking tussen de totale uitgaven aan hiv/aids, malaria en tuberculose tussen 2007 en 2010 nuttig. Die is nuttig, omdat 2007 een vergelijkbaar jaar was qua totaal ODA-budget. In 2007 bedroegen de uitgaven in totaal 435 mln., terwijl er in de HGIS-nota voor 2010 wordt uitgegaan van 448 mln. Dat is ongeveer 13 mln. meer. Kortom: ondanks pijnlijke ingrepen is er nog steeds sprake van zeer grote uitgaven. Dat merk ik ten eerste op. Ten tweede merk ik op dat wij ons hebben ingezet voor een zeer actieve rol in de problematiek van aids en hiv via het voorzitterschap van het bestuur van UNAIDS in 2010. Ook zijn wij lid van GFATM. Die positie willen wij houden en gebruiken om vooral ook seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te vragen. Dat blijft dus een essentieel punt. Die roep komt uit ontwikkelingslanden. Ik wil me ervoor inzetten. Daarom juich ik het toe dat de Wereldbank samen met GAVI en GFATM – het zijn verschrikkelijke termen – de handen ineenslaan. Het is dus niet de Wereldbank óf GAVI óf GFATM, zoals ik in een van de amendementen las, maar het zijn juist al die drie tezamen. Zij werken samen aan de versterking van het gehele gezondheidszorgsysteem. Mij lijkt dat dit nu de essentie is. De essentie is dat wij uiteraard doorgaan met de financiering van allerlei vormen van hulp aan mensen die aan hiv/aids lijden en dat wij dat tegelijkertijd samen doen gaan met de versterking van gezondheidssystemen. Dan denk ik weer aan zo'n punt als moedersterfte waaraan relatief weinig aandacht wordt besteed. Dit vindt plaats in het kader van het International Health Partnership dat zich hardmaakt voor het vergroten van de effectiviteit van de donorsteun aan de gezondheidszorg in den brede. Daar heb ik meer twijfels of andere donoren evenveel willen doen. Als dat niet het geval is, word je minder effectief in je bijdrage aan de bestrijding van hiv/aids. Mij lijkt dat waar je ook komt, je niet alleen in de richting van verticale fondsen moet gaan – daaraan houden wij vast – maar vooral ook in de richting van de versterking van de gezondheidszorg als geheel, zoals u in de stukken kunt lezen. Het is belangrijk om dat te noemen, omdat ik in de meeste landen waar ik kom en u waarschijnlijk ook, zie hoe belangrijk het punt van de gezondheidssystemen is.

MevrouwFerrier(CDA)

De minister heeft een uitgebreid verhaal. Eerder heeft hij gesuggereerd dat de Kamerleden zich onder druk laten zetten door een lobby.

MinisterKoenders

Nee, dat heb ik niet gesuggereerd.

MevrouwFerrier(CDA)

Ik kan u zeggen dat dit niet het geval is. Wij hebben hier een meerpartijeninitiatief hiv/aids. Wij denken zelf erg goed na. In lijn met de CDA-notitie "Van hulp naar investeren" zetten wij in op wat effectief is. Als de feiten zijn dat dankzij kritisch onderzoek, ook van de DFID, duidelijk gemaakt is dat juist UNAIDS en het Global Fund effectief zijn op de punten die zo van belang zijn, dus het versterken van een basisgezondheidszorg en het garanderen van toegang tot medicijnen, zet ik liever daarop in dan op een programma van de Wereldbank waarvan ook dankzij onderzoek is gebleken dat het gewoon niet effectief is. De minister heeft een mooi verhaal over samenwerking.

De voorzitter:

Uw vraag is?

MevrouwFerrier(CDA)

Eigenlijk moet ik constateren dat ik het met de minister niet eens ben.

De voorzitter:

Dat is een constatering.

De heerIrrgang(SP)

Volgens mij is hierover inmiddels een amendement ingediend. De minister suggereert dat de Wereldbank eigenlijk hetzelfde doet. De onafhankelijke evaluatiedienst van de Wereldbank constateerde zelf op 30 april dat de eigen programma's van de Wereldbank op het gebied van hiv/aids heel slecht hebben gepresteerd. Dan is het een politieke keuze om te korten op de geplande verhoging van de bijdrage aan Global Fund of op de bijdrage aan de Wereldbank. Dat is mijn vraag aan de minister. Ik neem overigens aan dat hij net zo positief reageert op amendementen van de Kamer hierover als indertijd op de motie die hijzelf over dit onderwerp indiende.

MinisterKoenders

Er is in mijn ogen sprake van een misverstand, dat zeg ik ook tegen mevrouw Ferrier. Natuurlijk hebben wij die evaluatie gelezen. Daaruit zijn ook conclusies getrokken. Die conclusies zijn niet alleen getrokken door Nederland, maar door de internationale gemeenschap. Voor het versterken van de gezondheidssystemen hebben wij de Wereldbank en GFATM en UNAIDS gezamenlijk nodig. Die organisaties moeten dus samenwerken. Zij zijn gezamenlijk een project begonnen dat uitgaat van de versterking van de gezondheidssystemen, waardoor ook zaken als seksuele en reproductieve rechten en moedersterfte en aanverwante zaken aan de orde komen. Dat is het probleem met het amendement, waarover ik op dit moment nog geen eindoordeel wil vormen. Het amendement wordt gehaald uit artikel 5, de sociale ontwikkeling, en de enige geoormerkte bijdrage die wij daar geven is Education for All. Ik zou daarop nog een keer extra moeten bezuinigen. Dat lijkt mij niet verstandig en in die zin heb ik problemen met de dekking van het amendement.

Ik wijs er ook op dat er nu brede steun bestaat: verticale fondsen, waaraan zeker een aantal nadelen is verbonden, gaan nu samenwerken met de Wereldbank om daar de gezondheidssystemen te versterken. Door dat programma wordt veel meer gedaan dan tot nu toe mogelijk was.

Nogmaals, ik heb vier prioriteiten. Dat is en blijft uiteraard hiv/aids. Daarvan blijven wij nog steeds een grote donor, ik stop alleen een verhoging van de bijdrage. Wij zitten daar in de besturen en ik vind het belangrijk dat de gezondheidssystemen worden versterkt. Daarvoor is nu een goed programma waarin deze drie organisaties samenwerken. Het is dus niet helemaal vestzak, broekzak.

Uiteraard zijn er lobby's bij de Kamer, dat vind ik geen enkel probleem. Mensen komen terecht op voor hun belangen. Natuurlijk maakt eenieder zijn eigen afweging. Daar ligt het probleem niet. Ik heb wel gezien, bijvoorbeeld bij de aidsbeweging tijdens mijn bezoek aan Mexico, dat wij internationaal vooraan lopen in die aidsbeweging. Daarover is geen twijfel mogelijk, dat zal iedereen erkennen die daarin werkt. Daarom zitten wij ook in de UNAIDS-board en zijn wij gevraagd voor GFATM. Daarom heeft onze ambassadeur voor hiv/aidsbestrijding een belangrijke rol. Daar ligt het probleem niet. Ik heb alleen vier prioriteiten, waaronder de versterking van de gezondsystemen. Ik zie dat er in andere landen een versterking ontstaat voor de aidsfondsen, in het bijzonder in de Verenigde Staten, en in dat licht vind ik dit een redelijke afweging. Wij breken het aidsbeleid niet af maar stoppen een verhoging die elk jaar maar weer werd doorgevoerd. De Nederlandse regering heeft deze afweging gemaakt en doordacht via de prioriteiten die de Kamer mede heeft vastgesteld.

De heerIrrgang(SP)

Ik ben het met de minister eens dat je moet kijken naar gezondheidssystemen in brede zin. Het Global Fund doet dat zelf ook al. Het is niet alleen gericht op het bestrijden van aids, maar ook van tuberculose en malaria. Dat erkent men zelf ook. De minister stelt dat korten op artikel 5 terugslaat op de bijdrage van de Wereldbank aan het Global Fund. Dat is inderdaad een punt dat ik mij ook heb afgevraagd, maar dan is er nog wel de mogelijkheid om te korten op de IDA-bijdrage die loopt via de begroting voor Financiën en die ook onder het ODA-budget valt. Dus het komt niet zoals u stelt allemaal op hetzelfde neer of je nu kiest voor geld via de Wereldbank of via een directe bijdrage aan het Global Fund.

MinisterKoenders

Ik zal er nog even naar laten kijken, maar dan nog zeg ik dat die IDA-bijdrage ook niet voor niets tot stand is gekomen. Daarmee heeft Nederland ook ingestemd en dat hebben wij ook internationaal gecommuniceerd, dus daar kunnen wij niet zomaar vanaf.

MevrouwFerrier(CDA)

De minister zegt dat het met de dekking lastig is. De begroting is hierover ook heel onduidelijk. Misschien kan de minister ons dan eens nader in een brief uitleggen hoe het nu precies zit met die fondsen. Wij hebben straks nog de tijd tot 17 november, wanneer wij de plenaire begrotingsbehandeling hebben. Wat wij willen, is dat op het slecht functionerende fonds van de Wereldbank wordt gekort.

MinisterKoenders

Dat ben ik zeer met mevrouw Ferrier eens. Ik ga niet een fonds steunen dat niet goed functioneert. Ik denk dat er, ook in het licht van wat zojuist werd gezegd over de noodzaak van consensus en het positief beantwoorden van amendementen, ook wel mogelijkheden zijn. Ik ben zeer bereid om u daarover een brief te schrijven. Laten wij helder zijn dat het mij niet gaat om het cold turkey bezuinigen op hiv/aids. Dat ben ik niet van plan en dat zal ik ook niet doen. Ik blijf erbij dat ik het belangrijk vind. Ik zie iets in programma's die de koppeling tussen hiv/aidsbestrijding en de versterking van gezondheidssystemen veel beter laten verlopen dan tot nu toe het geval is. Misschien zou dat kunnen leiden tot een consensus tussen de Kamer en mij, dus ik zal hiernaar kijken en u daarover inlichten.

Ik ga nu op een aantal vragen van verschillende leden in die aan mij zijn gesteld, te beginnen met de vragen van de heer Irrgang. Laat ik eerst iets zeggen over de problematiek van schuldkwijtschelding aan de OS-begroting, waarover ook de heren Vendrik en Van der Staaij vragen hebben gesteld. Laat ik vooropstellen dat de toerekening van schuldkwijtschelding aan de OS-begroting zolang ik hier rondloop terecht een kwestieuze zaak is geweest. Ik leg nog even heel kort uit waarom wij hebben gekozen zoals wij hebben gedaan. Daarop kunnen uiteraard verschillende visies bestaan.

Onder de eindverantwoordelijkheid van de minister van Financiën bestaat de exportkredietverzekering, die is bedoeld omdat export naar economisch lastige landen vaak niet tot stand komt. Het gaat dan vooral om exporteurs die naar ontwikkelingslanden exporteren, maar ook andere landen, veelal middeninkomenslanden. Ik wijs erop dat een aantal uwer mij ook heeft gevraagd om in tijden van economische crisis opnieuw de exportkredietverzekering naar de armste landen uit te breiden, omdat het nodig is dat zij ook kunnen importeren.

Die exportkredietverzekering wordt door deze regering, en met zeer grote steun van mijzelf, nu ook afhankelijk gemaakt van elementen die te maken hebben met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vind het dus terecht dat een aantal van u hebben gezegd dat er in het verleden misschien leningen zijn geweest, ook aan de Democratische Republiek Congo, waarvan je je ook in het licht van de geschiedenis van het financiële en het exportbeleid van toen kunt afvragen of zij zinnig zijn geweest. Daarom hebben wij dit ook veranderd. U hebt dat ook gezien in de brief die mede namens mij door de minister van Financiën vorig jaar op uw verzoek is gestuurd. Dat neemt niet weg dat wij nog steeds wel zitten met die oude leningen, die ik niet zomaar tot nul en generlei waarde kan verklaren. Dat kan de minister van Financiën ook niet. U weet dat de bank een premie aan de Staat betaalt, aan Atradius, onder polisvoorwaarden. Vervolgens wordt er in het kader van de verlichting van de schuld gekeken naar de Club van Parijs. Die staat dus centraal als het gaat om al dan niet terugvorderen. Anders blijft de schuld gewoon in de boeken van een land staan, dat dan op allerlei manieren niet in staat wordt gesteld om hulpstromen of investeringen te krijgen om zijn boeken leeg te maken. Als er sprake is van onhoudbare schuld kan een land kwalificeren voor een HIPC-status. De Nederlandse exportkredietverze­kering is kostendekkend. Dat is nog eens apart uitgezocht in 2006. Het cumulatieve saldo van premies minus de kosten bedroeg over de periode 1999-2006 bijvoorbeeld 50 mln. De toerekening van de kwijtschelding van exportkredietschulden is vanaf de begroting 1996 en op basis van de ODA-criteria toerekenbaar aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Dat zijn de regels.

Ik wijs erop dat om een aantal redenen die men zelf hier heeft genoemd, maar een beetje afhankelijk van welk onderwerp, men hier ook erg hecht aan de ODA-criteria. De een is meer voor het een en de ander meer voor het ander. De een wil het klimaat of andere potjes eronder brengen, terwijl dat nog helemaal niet aan de orde is, en de ander defensie-uitgaven. Weer een ander wil graag van de EKI af. Ik vind het allemaal heel redelijke argumenten, maar in een tijd waarin de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking internationaal onder vuur ligt, is er een vast baken en dat zijn de ODA-criteria. Ik vind dat wij daar niet makkelijk mee moeten omgaan. Ik ben het in die zin niet met mevrouw Ferrier eens dat wij er wat makkelijker naar moeten kijken. De ODA-criteria zijn er om ervoor te zorgen dat de uitgaven plaatsvinden op basis van ontwikkelingswaarde.

Ik erken dat er discussie mogelijk is over eerste opvang asielzoekers, over defensie-uitgaven en over de EKI. Ik zeg echter op dit moment dat mijn ijkpunt is: datgene wat toegerekend kan worden, wordt toegerekend. Daarover was brede consensus in de Kamer in 1996, waardoor ook die 0,8% tot stand is gekomen in Nederland. Dat was ook de afrekening, wij doen niet 0,7% maar 0,8%. De deal die toen gesloten is, had te maken met een belangrijk ding: houd vast aan de OESO/DAC-criteria. Wij hebben eerder de discussie gehad over de defensie-uitgaven. Wij hebben die toen met consensus in de Kamer afgesloten door te zeggen dat het onverstandig is om dat te doen. Ik zie ook dat wij nu een harde discussie tegemoet gaan over klimaatuitgaven.

Ik wil daar dus echt politiek aan vasthouden. Laten wij niet onverstandig zijn, ondanks heel goede redenen die je best kunt hebben ten aanzien van schuldkwijtschel­ding, een sigaar uit eigen doos et cetera. Voor een land als Congo is het van belang, voor het land zelf en men wil het ook zelf, om vrijkomende middelen te besteden aan zaken als zorg en onderwijs. Het is dus ook van belang dat er mogelijkheden zijn om in het kader van de schuldhoudbaarheid ook in de toekomst de exportkredietverzekeringsschulden te verminderen. Je ziet ook dat ze bijna helemaal afgebouwd zijn. Het gaat nu echt om een heel kleine restcategorie. De portefeuille aan vorderingen op ontwikkelingslanden is zo langzamerhand leeg. Dat betekent dat de effecten van de EKI-toerekening op ODA zullen afnemen. Dan vind ik het nog risicovoller om dat nu te wijzigen. Nogmaals, met alle begrip voor bepaalde redeneringen die wel degelijk te verdedigen zijn.

De vorderingen van 300 mln. die Nederland op de Democratische Republiek Congo heeft betreffen een nominaal bedrag, zeg ik tegen de heer Irrgang. Het zal afhankelijk zijn van een internationaal schuldverlichtingspakket. De DRC is nu een van de Heavily Indebted Poor Countries, dus een van de HIPC-landen, en komt daarmee in principe in aanmerking voor schuldkwijtschelding. Congo wil dat ook graag, het gaat daarvoor ook al heel lang internationaal de boer op. Daarvoor moet het wel voldoen aan criteria van goed bestuur en stabiliteit. Dat is niet eenvoudig voor de DRC, zoals men weet. Congo heeft sinds 2006 geen voortgang kunnen boeken in het HIPC-traject. Dat kwam door hoge inflatie, begrotingsoverschrijdingen, corruptie en het trage hervormingstempo. Toen heeft de DRC nog een lening van 9 mld. met China afgesloten ten behoeve van mijnbouw- en infrastructuurprojecten. Die is mede onder druk vanuit Nederland, maar ook vanuit andere landen heronderhandeld. Het was namelijk een volledig intransparante lening, waarbij de Congolese burgers of de regering niet eens wisten wat zij wanneer en op welke manier zouden moeten terugbetalen. Dus die heeft niet dezelfde criteria als wij hebben, tenminste nu, met betrekking tot schuldhoudbaarheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De heronderhandeling heeft ertoe geleid dat het gegarandeerde deel van de lening is afgenomen tot 3 mld. Dat betekent dus dat die nu geen negatieve invloed meer heeft op de schuldhoudbaarheid van Congo. Dat amendement is echter nog steeds niet getekend door de DRC en door China. Dat is dus een belangrijk punt waar wij nog niet klaar mee zijn.

De DRC is nu wel op allerlei manieren bezig is om een houdbaar financieel-economisch beleid te voeren, ook op basis van een IMF-beleid dat totaal anders is dan een aantal jaar geleden en dat veel meer gericht is op groei en ontwikkeling. Men kan dus inderdaad in aanmerking komen voor schuldkwijtschelding als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Wij hebben ons tamelijk kritisch opgesteld ten opzichte van die snelle schuldkwijtschelding. Ik vind namelijk dat wij zeker moeten weten dat het gebeurt op een manier die ook ten goede komt aan de ontwikkeling. Het land moet laten zien dat er een beter bestuur is en dat het economisch beleid beter op orde is. Dan kan wat ons betreft die schuldkwijtschelding, die in het belang is van Congo, aan de orde komen. Wij zijn natuurlijk niet de enige daarin. Dat betekent dat in die Club van Parijs de onderhandelingen bezig zijn. Mijn indruk is – dat is om die reden ook opgenomen in de begroting – dat die schuldkwijt­schelding waarschijnlijk ergens in het begin van volgend jaar zal plaatsvinden. Ik durf dat niet precies te zeggen, want die onderhandelingen zijn vrij fors bezig als het gaat om DRC. Het gaat namelijk om een fors bedrag. Ik heb u de redenen gegeven waarom dit onder de OESO/DAC valt. Daar is discussie over mogelijk, maar om de redenen die ik zojuist heb genoemd, vind ik het belangrijk om daar in ieder geval voor nu niet aan te tornen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Laten wij de principiële discussie in hoeverre EKI überhaupt enige relevantie heeft op het gebied van ontwikkelingssamenwerking maar laten voor wat het is. Die discussie hebben wij al eerder gevoerd en een Kamermeerderheid heeft de minister voor OS helaas gelijk gegeven dat het staande beleid uit 1996 onder dit kabinet gecontinueerd moet worden.

Als het gaat om je strak houden aan internationale afspraken, hebben wij ook nog die afspraak uit Monterrey, namelijk dat EKI-kwijtschelding niet ten koste mag gaan van bestaand ODA-budget. Dat is nu precies de situatie die zich volgens mij in 2010 gaat voordoen. Als die schuldkwijtschelding doorgaat, is de minister voor OS gehouden om die pak hem beet 300 mln. te vinden. Dat gaat onvermijdelijk ten koste van het bestaande budget. Dat mag dus niet. Dat is ook een internationale afspraak. Dus buiten ODA!

MinisterKoenders

Ik sta zeer sympathiek tegenover een aantal ideeën van de heer Vendrik. Ik zou ook graag wat meer budget willen hebben, maar ik wijs er wel op dat de afspraak die is gemaakt in Monterrey en die te maken heeft met het krijgen van een sigaar uit eigen doos en dergelijke, geldt voor de landen die die 0,7% niet hebben gehaald. Wij zitten daar additioneel ver boven. Dat betekent dat wij ons terecht houden aan de OESO/DAC-normen. Er is op geen enkele wijze sprake van het niet nakomen van de afspraken van Monterrey door Nederland. Ik weet niet of u het zich herinnert, maar in het verleden, toen het ging om schuldkwijtscheldingen binnen de Wereldbank en het IMF, de multilaterale schuldenkwijtschelding, heeft juist Nederland gewezen op de additionaliteit voor de landen die de 0,7% niet halen. Ik zou ook graag meer geld hebben, maar ik vind echt dat Nederland zich aan de internationale afspraken moet houden. Daar sta ik voor, ook in dit geval.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik vind dit echt vreemd. Dat u korte interrupties wilt, vind ik prima, maar dat er geen enkele mogelijkheid voor respons is, terwijl wij maar twee interrupties mogen plegen tijdens de hele termijn van de minister, vind ik iets te gortig. Gunt u mij nog één interruptie, dan bent u met mij klaar.

De voorzitter:

Eén zin dan.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dit punt komt zo terug. Waar hadden die exportkredietverzekeringen betrekking op? In welke tijd viel de transacties die via de Nederlandse Staat werden herverzekerd?

MinisterKoenders

Het betreft ongetwijfeld transacties die ik in deze tijd, nu wij het beleid hebben veranderd op basis van maatschappelijk verantwoord ondernemen en dergelijke, niet op die manier zou hebben goedgekeurd. Het zijn bijna allemaal transacties van voor 1983. Dat betekent dat die zijn afgesloten ten tijde van het Mobutu-regime.

De heerVendrik(GroenLinks)

En dat gaan wij nu betalen?

MinisterKoenders

Het punt is niet dat wij dat gaan betalen, het punt is dat er een afspraak is gemaakt, zoals ik zojuist heb gezegd, en dat ook de DRC zelf wil dat het op deze manier gebeurt, omdat zij ook met een schone lei willen beginnen. Als u dat op een andere manier wilt financieren is dat prima, maar de minister voor Ontwikkelingssamenwerking is niet in staat om dit, gezien de bestaande criteria en de risico's die de aantasting van die criteria zouden hebben, ook gezien het feit dat die EKI-leningen binnenkort bijna allemaal op zijn, anders te financieren. Er is ook geen land, behalve ik meen Zwitserland, die dat anders doet.

De voorzitter:

Dan nu de heer Van der Staaij.

De heerVan der Staaij(SGP)

De minister suggereert nu in feite dat die additionaliteit alleen maar speelt als men niet aan de 0,7% zit. Het kabinet heeft gezegd dat dit niet ten koste mag gaan van het bestaande ODA-budget en dat uit de groei van het bnp ook de export kan worden gefinancierd. Dat is nu precies de situatie die niet meer aan de orde is.

MinisterKoenders

Dat is niet de benadering waarvoor wij hebben gekozen. De additionaliteit geldt wat het kabinet betreft, te allen tijde ten aanzien van de 0,7%. Als wij daaronder zouden zitten, heeft de heer Van der Staaij een punt.

Het aardige van deze tijd is dat, ondanks de tragiek van de bezuinigingen, de herijkingen opnieuw een moment creëren om iets aan de systematiek te doen. Ik wijs er wel op dat het dan een consistent geheel moet zijn en dat wij uit de EKI-schulden moeten zijn. Dat neemt niet weg dat ik het buitengewoon vervelend vind dat dit ten koste gaat van het ODA-budget.

De SP-fractie heeft nog meer vragen gesteld. Ik zal ze in telegramstijl beantwoorden, zodat de fractie er in tweede termijn op terug kan komen.

Het incident met het IMF en de tassen met geld is natuurlijk onacceptabel. Ook voor mij was dat bericht een onaangename verrassing. Wij hebben als reactie de Nederlandse ambassade in Dakar verzocht de onderhandelingen over een nieuw akkoord voor algemene begrotingssteun voorlopig aan te houden en hebben overleg gevoerd met de andere donoren. Iedereen is het erover eens dat zo'n afscheidscadeau natuurlijk niet aan de orde kan zijn.

Gezien de tijd laat ik de discussie die wij hebben gevoerd over de rol van president Wade van Senegal in het midden. Zoals ik heb gezegd, heb ik er inmiddels ook over gesproken met president Compare van Burkina Faso, waarvan wij ons kunnen afvragen of dat een leider is die wij elke dag in Nederland zouden willen hebben. Ik wijs er wel op dat president Wade Konaki heeft bezocht, samen met president Sirleaf. Er zijn duidelijke uitspraken gedaan door president Wade. Ook in Senegal is er een constante discussie gaande over versterking van de democratie. Ik heb al eerder gezegd dat het houden van verkiezingen voor mij niet hetzelfde is als democratie. Het kan een façade zijn en wij moeten kijken naar de macht achter de macht en naar de mensen die het beleid kunnen veranderen. Op basis daarvan nemen wij onze beslissingen. Wij zijn niet zo naïef te denken dat Senegal de meest perfecte democratie van de wereld is. Ik wijs er wel op dat de oppositie de lokale verkiezingen in de belangrijke steden van Senegal heeft gewonnen.

Ik kom op de Schoklandakkoorden en Heineken. Gelukkig is Heineken bezig met maatschappelijk verantwoord ondernemen zonder dat wij daar iets mee te maken hebben. Het gaat dan om de bestrijding van hiv en aids. Wel hebben wij samen met een aantal ngo's gesproken die bezig zijn in Burundi en Congo. De boeren kunnen daar nog onvoldoende productieve arbeid verrichten en er wordt nu een soort makelaarsfunctie gecreëerd voor Heineken. De noodzaak bestaat de boeren te trainen om hun productiviteit te verhogen. Ook mevrouw Ferrier heeft hierover gesproken. Ook moeten er betere en effectievere productiemethoden worden ontwikkeld. Binnen die combinaties kunnen drie partijen bij elkaar worden gebracht, die elk binnen de eigen verantwoordelijkheid geld ter beschikking stellen, waarbij de som meer is dan de delen.

Ik was vanmiddag bij het Initiatief Duurzame Handel, waar een enorm elan aanwezig is om voor relatief weinig geld de duurzaamheid van de keten tussen de kleine boer en de afnemer in het Westen te vergroten. In het kader van Heineken ging dat over de gunstige productie van lokale voedselgewassen, zoals maïs. Er wordt gewerkt aan de scholing en de gezondheidszorg van in totaal 103 scholen, waarmee 33.000 kinderen worden bereikt. Er is een PPP dat vooral werkt in fragiele staten, waaronder Burundi en Congo. Er is daar voor het eerst een werkgelegenheid die breder is dan alleen die van Heineken. Heineken betaalt uiteraard het merendeel van de kosten. Ontwikkelingssamenwerking zit er voor 2 mln. in. Het geld van Heineken is nieuw geld en het andere geld is gericht op die extra activiteiten die anders niet zouden plaatsvinden. Het zouden dingen zijn die we anders ook zouden kunnen doen, maar die nu leiden tot afzet voor die boeren.

De 5 mln. voor een betere positionering van Nederlandse bedrijven in India en China is hier eerder aan de orde geweest. Ik heb juist – laat ik dat nu eens benadrukken en ik hoop dat dit indruk maakt op de SP-fractie – het hele instrumentarium voor het bedrijfsleven herijkt, waardoor de Nederlandse hulp nu totaal ongebonden is. Daardoor kunnen wij ervoor zorgen dat er vooral in de minst ontwikkelde landen via het ORIO-programma op basis van de prioriteiten van landen dingen gebeuren. Wij hebben toen wel gezegd, zoals wij dat ook doen bij het MFS en bij alle andere fondsen, dat er een afbouwperiode is. Dat leek mij redelijk. Daar heeft de Kamer in juni 2008 ook mee ingestemd. Daarom is die overgangsperiode er voor China en India, maar wij gaan verder in China en India niet opnieuw ontwikkelingshulp bieden. Het zijn landen met miljarden aan reserves.

Gevraagd is naar NIMD. We zullen zorgen dat dit in maart 2010 klaar is. Dan komen alle aspecten die de Kamer genoemd heeft aan de orde. Die worden zowel in de IOB-evaluatie als in het externe onderzoek meegenomen. Dat betreft ook de rol van de Nederlandse politieke partijen en Kamerleden. Ook hebben de selectiegesprekken plaatsgevonden met de mensen die het onderzoek gaan doen.

Over begrotingssteun zal ik in dit geval kort zijn, niet omdat ik het niet belangrijk vind maar omdat we over de 3,5% van het ODA-budget vorige week heel lang hebben gesproken. Mijn boodschap was: het is geen mantra van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Daarom is het ook maar 3,5%. Terecht is daar aandacht voor gevraagd. Ik zie daar een groot aantal voordelen in als het gaat om transactiekosten, ownership en de wens van ontwikkelingslanden. Ik zeg erbij dat het ook een aantal risico's heeft die te maken hebben met lokale verantwoording en met decentralisatie. Daarom worden alle programma's waar die begrotingssteun dan wel plaatsvindt altijd gezien in het kader van bijvoorbeeld cliëntenraden, van accountability, van een versterking van de rol van parlementariërs, van de versterking van anti-corruptie-watchdogs. Dit moet altijd gebeuren op basis van een verantwoord financieel-managementpro­gramma.

Dan kom ik bij de HGIS-middelen bij VWS, LNV en Financiën. In 2010 staat 10,9 mln. bij VWS op de HGIS. Hiervan is 1,5 mln. ODA. Bij LNV gaat het om 5,9 mln. van de 29,2 mln. Die zijn voor de FAO-contributie, een vaste subsidie voor ISRIC en 1 mln. voor Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Bij Financiën staat de bijdrage aan het loket voor zachte leningen bij de Wereldbank daarop. Dat zijn meerjarige enveloppen overigens. Wat wij precies per jaar afdragen verschilt. Dat doen we in overleg met de Wereldbank. Gekozen is voor een hogere bijdrage in 2011, maar het gaat hierbij om een bijdrage binnen een vaste meerjarige enveloppe.

De Kamer heeft dit jaar in meerderheid ingestemd met het draagvlakbeleid. Dat geldt meen ik niet voor de SP-fractie. Terecht is gewezen op een omissie in het antwoord op vraag 7. De juiste cijfers zijn: voor artikel 8.3 gaat het in 2010 om een totaal van 62,8 mln., waarvan 34,8 mln. voor ODA. Dit laatste bedrag bestaat uit 34,6 mln. aan voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en 0,14 mln. als ODA-aandeel in de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Van die 34 mln. gaat 32,5 mln. naar de NCDO.

Over cultuur en ontwikkeling het volgende. Gevraagd is naar de samenstelling van de bedragen. In de 25 mln. zitten categorieën als het Koninklijk Instituut voor de Tropen, de cultuurfondsen van een aantal organisaties, maar ook bijvoorbeeld het Prins Claus Fonds voor Cultuur en Ontwikkeling, het Jan Vrijman Fonds en het Hubert Bals Fonds. Dan zijn er nog een aantal fondsen die naar de ambassades gaan. 12 mln. is het bedrag dat direct beschikbaar is voor cultuur en ontwikkeling. Hierin zitten ook de subsidies voor bijvoorbeeld het Prins Claus Fonds. De 9,6 mln. in de memorie van toelichting is non-ODA. Dan gaat het ook om het Dutch Design Fashion Architecture-programma. Dat wordt dus niet door ontwikkelingssamenwerking gedaan. Ik heb die beschikbare middelen ook niet verder uitgebreid.

Het is bekend dat het Hubert Bals Fonds, het Jan Vrijman Fonds en de Rijksakademie geëvalueerd zijn. Ik heb dat mede gedaan op verzoek van de Kamer. Toen ik net minister was, was er een enorme lobby om die fondsen te verhogen. Ik heb toen echter gezegd dat we ze eerst eens moesten evalueren. Ik heb in een brief naar voren gebracht dat wij belang hechten aan cultuur en ontwikkeling. Laat daar geen misverstand over bestaan. Daar kunnen wij op een ander moment misschien eens wat diepgaander op ingaan. Het betekent wel dat die fondsen zichzelf van meer middelen moeten verzekeren, zodat het aandeel van de OS-subsidie kan worden teruggebracht.

Er is een opmerking gemaakt over de beurzen van de Rijksakademie. Ik vind de genoemde cijfers inderdaad ook erg mager. Het is gelukkig veel meer dan alleen het beurzenprogramma. Het gaat eigenlijk om alle kosten ter ondersteuning van de sector voor beeldende kunst en andere cultuuruitingen in ontwikkelingslanden. Het gaat over veel meer dan alleen de beurzen. Ook daarvoor geldt dat men meer aan eigen financiering moet doen.

Laat ik één ding zeggen over het WK in Zuid-Afrika. Het bedrag van 1 mln. wordt ongelooflijk goed besteed. Ik ben vorig jaar in Zuid-Afrika geweest. De Zuid-Afrikaanse bevolking als geheel staat achter de organisatie daarvan. Het WK gaat eindelijk naar Zuid-Afrika. Men is ontzettend trots: eindelijk worden wij erkend. Dat vind je tot in de armste gedeeltes van de townships terug, waar je ook komt. Mijn grote zorg is dat de armste mensen geen kaartjes kunnen krijgen, omdat ze mooi verhandeld worden tussen de bobo's, nationaal en internationaal.

Juist de enorme energie die er nu in Zuid-Afrika is, met zoveel arme mensen, biedt de mogelijkheid om dingen te doen. Ik wijs ook op dingen die vandaag in de Kamer zijn genoemd: kansarme meisjes en gehandicapten. Ik ben in Hillsborough geweest, een van de meest achtergestelde en criminele wijken, waar wij met weinig geld via de ambassade een grote uitstraling hebben op het terrein van sport en ontwikkelingssamenwerking. Daar worden de armste groepen bij betrokken. Daar is ook de lokale politie bij betrokken. Het wordt vermengd met allerlei programma's die te maken hebben met hiv/aids en met het creëren van werkgelegenheid. Het gaat ook over dingen die wij weliswaar niet financieren, maar wel helpen opzetten, zoals township tv. Al die arme jongens en meisjes willen ook zelf kijken op een sociale manier. Het gaat niet om grote bedragen, maar het heeft wel een enorme uitstraling.

Dan kom ik op Mambapoint. Wij volgen uiteraard de door het kabinet afgekondigde beleidslijn voor subsidies voor films en documentaires. NCDO is ook gestopt met die subsidies voor films en documentaires die zijn bedoeld voor uitzending door de Nederlandse publieke en commerciële omroep. Daarover zijn vragen gesteld aan de MP, de minister van OCW en mijzelf. Er vindt nog afstemming over plaats. De Kamer zal de antwoorden zeer binnenkort krijgen, binnen de reguliere termijn. Mambapoint is een initiatief van de NCRV, waarin NCDO financieel participeert. Die participatie is tijdelijk en loopt tot september 2010. De afspraken zijn gemaakt voor het ingaan van de nieuwe beleidslijn en die zullen uit een oogpunt van goed bestuur niet worden opengebroken. Het betekent wel dat aan dat soort programma's een einde komt.

Er is ook een vraag gesteld over draagvlakactiviteiten meer in het algemeen. Op dit moment is NCDO bezig met een proces om zich om te vormen tot een centrum voor kennis en advies. Er komt ook een breder samengesteld bestuur.

De heerIrrgang(SP)

Ik dank de minister voor de moeite die hij doet om de vele vragen die ik heb gesteld te beantwoorden. Hij maakte een belangrijke opmerking over Senegal. Naar aanleiding van de laatste berichten heeft hij besloten om de verlening van algemene begrotingssteun aan te houden. Daarvoor staat wel een bedrag van 7,5 mln. op de begroting. Er zijn veel zorgen in de Kamer over de onderwerpen die wij besproken hebben. Is dit misschien een punt waarvoor wij bij deze begrotingsbehandeling tot een andere keuze kunnen komen?

MinisterKoenders

De heer Irrgang loopt dan iets te snel voor het vinden van fondsen want die begrotingssteun voor Senegal is wel essentieel. Daarop is dit nu gekomen. Daarnaar kijken wij met andere landen. Er is ook een noodzaak tot een zekere voorspelbaarheid voor de Senegalese regering, die natuurlijk ook haar begroting heeft opgesteld. Ik wil dus wel eerst het nader overleg met het IMF en de donoren afwachten over hoe wij daarmee omgaan. Ik heb niet gezegd dat wij geen begrotingssteun meer geven aan Senegal. Ik heb gezegd dat wij in het licht van de berichten precies willen natrekken wat er eigenlijk is gebeurd. Die man was al niet meer in dienst van het IMF, et cetera. Als zo'n bericht er is, gaan voor mij in ieder geval alle seinen op rood en alle bellen rinkelen. Dus dan zeggen wij: jongens, stop daarmee. Maar het is niet zo ver. De heer Boekestijn staat ook alweer klaar, denk ik, om die 7,5 mln. in te boeken. Wij moeten wel reëel kijken wat er aan de hand is. Elk land heeft het recht om zich goed te verdedigen en te bezien wat er aan de hand is. Maar ik heb inderdaad wel, ook in het licht van die berichtgeving, gezegd: daaraan moeten wij nu even een halt toeroepen.

De heerIrrgang(SP)

De Kamer heeft natuurlijk ook het volste recht om eigen keuzen te maken, gelet op de moeilijke keuzen die wij hier nu moeten maken.

MinisterKoenders

Uiteraard. De Kamer controleert mij en als zij alternatieven heeft dan mag dit uiteraard. Ik wijs er echter wel op dat bij uitgaven geldt dat de regering regeert en dat doet op basis van een inschatting van wat lokaal in discussie wordt gebracht. In dat geval had ik tot de collega's daar, de Wereldbank, het IMF en de regering moeten zeggen: ik stop nu voor altijd met de hulp aan Senegal, ook met die begrotingshulp. Dat hebben wij niet gedaan. Dat is even het punt.

Ik kom op de vragen van mevrouw Ferrier. Ik dank haar voor de steun die zij heeft uitgesproken voor de 0,8%. Ook over het belang van het gaan van hulp naar investeren ben ik het zeer met haar eens, ook met de wijze zoals dit is beschreven in de CDA-notitie. Ik was zelf ook heel erg bezig met de vraag hoe je die nieuwe ontwikkelingssamenwerking formuleert. "Uit het bastion" lijkt mij iets wat wij heel goed kunnen overnemen.

Mevrouw Ferrier heeft gevraagd hoe het staat met de ontwikkeling van het interdepartementale 3D-beleid. Wij hebben daarover met de drie ministers kort geleden een gesprek gevoerd naar aanleiding van het AIV-advies. Het is voor mij van belang dat het meer is dan de overheid. Mevrouw Ferrier heeft er zelf ook aanleiding toe gegeven, bijvoorbeeld in verband met het subsidiekader of de PSI Plus in fragiele staten, waar veel meer mogelijkheden bestaan om subsidies voor het bedrijfsleven aan de orde te stellen.

Wij blijven aandacht besteden aan hervormingen van leger en politie en demobilisatie. Ik denk dat dit nog steeds een essentieel onderdeel van ontwikkeling is in gesloten staten waarin de militairen een vrij grote rol spelen. Dat geldt ook voor de verschillende millenniumakkoorden die wij samen met de niet-gouvernementele organisaties en het particuliere kanaal hebben ontwikkeld, omdat vooral de niet-gouvernementele organisaties vaak in fragiele staten de grootste rol spelen. Bij service delivering vormen zij vaak ook macht en tegenmacht tegen een vaak nog fragiele en nieuwe regering.

Wij zullen met het Stabiliteitsfonds in ieder geval doorgaan. Wij zijn naast het VK, Canada en Denemarken het enige land dat over zo'n gemengd fonds beschikt. Dat wordt ook in de OESO als voorbeeld gebruikt van hoe je die fondsen het best kunt gebruiken. Pas heel laat wordt, afhankelijk van hoe het project verloopt, beslist wat "ODA-bel" is en wat niet.

Wij zullen doorgaan met de civiele experts. Wij hebben de Eenheid Fragiliteit opgericht. Dat leidt nu ook tot een exportpool. Dat betekent dat je meer mogelijkheden hebt als je op korte termijn mensen nodig hebt in Burundi, Congo of Afghanistan. Dat is wel een doorbraakje want u kunt zich voorstellen dat het niet altijd gemakkelijk is om daarover consensus te bereiken. Die comprehensive approach willen wij zoveel mogelijk uitbaten.

Mevrouw Ferrier heeft een aantal opmerkingen gemaakt over het Europese ontwikkelingsbeleid. Een aantal punten daarvan deel ik met haar. De Europese Commissie heeft haar eigen verantwoordelijkheid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Ook volgens het Verdrag van Lissabon is dit een gemengde bevoegdheid van de lidstaten en de Europese Unie als geheel. Daarnaast is dit vastgelegd in het EU-verdrag en het Verdrag van Cotonou. Dat is volgens mij het enige verdrag dat in Nederland Kamerbreed is gesteund, van PVV tot SP om het zo te zeggen.

De heerIrrgang(SP)

Wij hebben nog een hele discussie gehad, minister. U zei dat het tot 2010 alles vastlegt en ik zei tot 2013.

De voorzitter:

Nee mijnheer Irrgang, u hebt het woord niet.

MinisterKoenders

Nee, nee, nee. Zo wordt bijna de indruk gewekt dat het kabinet de Kamer heeft misleid.

De besluitvorming over het EOF vindt plaats in het EOF-comité. Nederland heeft daarin een vertegenwoordiger, net als alle lidstaten. De parlementaire betrokkenheid bij het EOF krijgt vooral vorm via de EU-ACS parlementaire assemblee. Nationale parlementariërs kunnen hun contacten met het Europees Parlement gebruiken om daarop invloed uit te oefenen. Ik meen dat dit ook is gebeurd in een aantal voorbeelden van begrotingssteun waarover Nederland anders dacht dan de Europese Commissie. Dit lijkt mij een goed instrumentarium ook om parlementair je macht zowel nationaal als Europees met elkaar te verbinden. Voor de rest beschikt de Tweede Kamer uiteraard over de gebruikelijke sturing van stukken door de regering.

Ik onderschrijf de wens van mevrouw Ferrier voor een eenduidige opstelling van de Europese Unie volledig. Ik vind dat het veel te ver uit elkaar loopt. Nederland neemt hier inderdaad een wat kritischer positie in dan andere lidstaten. Ik heb dit eerder met de Kamer gewisseld. Vandaar dat wij nu in november een debat voeren in de Europese Raad over de wijze waarop naar de mening van Nederland begrotingssteun moet worden behandeld in de verschillende raden om te bereiken dat er veel eenduidiger wordt geopereerd.

Ik wijs erop dat in het EOF-comité met gekwalificeerde meerderheid wordt besloten. Dit is lastig. Om die reden is de positie van Nederland niet altijd dezelfde als in de Commissie. Hier moet een afweging worden gemaakt tussen besluitvorming en snelheid.

Er is gevraagd op welke momenten in het jaar bijstellingen van de groei dan wel afname van het bnp worden verwerkt in het budget. De aanpassing van het officiële ontwikkelingssamenwerkingsbudget ODA vindt twee keer per jaar plaats op basis van de formele ramingen van het CPB. In het voorjaar op basis van het CEP van het CPB; dit wordt in de voorjaarsnota verwacht. In het najaar op basis van de macro-economische verkenningen van het CPB; die worden in de memorie van toelichting bij de begroting verwerkt.

Ik heb gisteren nog met minister Verburg gesproken over de landbouwnotitie. Wij doen veel hetzelfde. Zij werkt nu bijvoorbeeld aan de vormgeving van de versterking van het landbouwbeleid in Ethiopië. Wij gaan te werk langs de vijf sporen. De Kamer krijgt van de minister van Landbouw en mij een brief over de uitwerking van de landbouwnotitie, nog deze week als ik mij niet vergis. Eigenlijk is het voornemen om het budget binnen drie jaar met 50 mln. te verhogen ruimschoots gehaald. De uitgaven bedragen dit jaar 474 mln. Dit betekent dat wij op allerlei manieren specifiek samenwerken, ook met de organisatie die terecht is genoemd: Agri-ProFocus en met kennisinstituten als de Universiteit van Wageningen en het ISS. Er is ook een zekere verdeling van taken van een aantal organisaties in Nederland die over grote kunde en kennis over de landbouw beschikken. Ik noem: SNV, Oxfam Novib, Hivos, ICCO, Terrafina, Cordaid, Agriterra, het Koninklijk Instituut voor de Tropen en Wageningen. Dit wordt geleid door Agri-ProFocus en dit betekent dat wij gezamenlijk uitvoering geven aan de plannen in landen als Kenia, Ethiopië, Mozambique, Zambia,Rwanda, Niger en Uganda. Daar zijn nog veel voorbeelden van te geven, maar ik zal de Kamer nader informeren in de brief die is toegezegd.

In Afrika leeft 70% van de mensen op het platteland. Ik ben ervan overtuigd dat je een enorme versnelling kunt bereiken als je goede publiek-private partnerschappen hebt en je weg bent van de Washington-consensus waar niets mocht in termen van ondersteuning van de landbouw of silo's, als je tegelijkertijd werkt aan het handelsbeleid en als je inderdaad zorgt voor een goede samenwerking op de grote programma's. Ook daar ben ik wel enigszins beducht voor verticale fondsen. Ook daar wordt weer gedacht dat alle MDG's een apart verticaal fonds moeten krijgen. Daar ben ik echt op tegen, want dan ben je de hele landenfocus kwijt en de afweging in de landen zelf. Dan wordt het allemaal van buitenaf aangestuurd. Ik verwacht dat wij nu, ook dankzij bijvoorbeeld het initiatief van Koffi Annan, heel positief samenwerken juist omdat zij dit ook zien.

Dit geldt zeker voor de Rabobank. Die werd inderdaad groot door het coöperatieve gedachtegoed. Ik zou het niet meer met mevrouw Ferrier eens kunnen zijn. Dat is een enorme stimulans in veel ontwikkelingslanden. Wij werken ook met de Rabobank, Cordaid en het Agricultural Guarantee Fund. Op allerlei manieren zijn er nu financiële instrumenten mogelijk voor het verzekeren van oogsten, maar ook als het gaat om bijvoorbeeld boerenleenbanken en de relatie met microkrediet. Dat doen wij nu in een heleboel landen. Met Triodos Bank is een Schokland Akkoord afgesproken; het handelskrediet voor vooral kleine boeren wordt daarmee vergroot. Verder werken wij uiteraard via de landenstrategieën met de verschillende kanalen.

Op het punt van de Maputo Declaratie het volgende. Mevrouw Ferrier heeft daar zeer gelijk in. Ik denk dat dat in elk gesprek dat wij voeren met Afrikaanse leiders aan de orde komt. Een aantal landen, zoals Malawi, doet dat goed. Een aantal landen is stijgende, dat zie ik ook in Ethiopië. Waar dat niet zo is, zal echt een verandering van beleid moeten komen. Ik denk dat dat ook historisch ingegeven is door vaak stedelijke elites die hun eigen belangen in goedkope voedselimporten wilden beschermen, daar ook gemene zaak mee maakten met buitenlandse exporteurs in plaats van de belangen van hun eigen boeren voorop zetten. Gelukkig is daarin ook een kentering gaande.

De Nederlandse comparatieve voordelen zijn essentieel. Die komen tot stand via de PPP's in water, met Vitens en de Drentse waterleidingmaatschappij, maar wel altijd op basis van de vraag; wij gaan daarbij niet aan aanbodstimulering doen. Er liggen daar echter enorme mogelijkheden. Dat doen wij ook bij de ORIO-tenders, de marktketens. Ik wijs op het initiatief duurzame handel dat juist vandaag met 800 mensen uit de ngo-wereld, het bedrijfsleven en de bankwereld vanmiddag onder Herman Wijffels in nauwe samenwerking met Ontwikkelingssamenwerking eigenlijk precies doet waar mevrouw Ferrier om vraagt. Dat geldt ook voor een groot aantal van de Schoklandakkoorden.

Op het punt van de handel in organen van kinderen kan ik mij alleen maar aansluiten bij de mening dat zoiets walgelijks is en dat wij dat waar ook ter wereld aan de orde moeten stellen. Wij doen dat voornamelijk met onze collega's van Justitie. Minister Hirsch Ballin stelt dat overal fors aan de orde; het tegengaan van mensenhandel. Daar zijn ook internationale conventies, controle en wetgeving voor nodig. Op het terrein van kindersekstoerisme werken wij in het bijzonder samen.

De minister-president was maar kort aanwezig in de AVVN, bij de Partnership for Food Security. De reden daarvoor was niet omdat hij het niet interessant vond; hij moest juist op het moment erna spreken voor de AVVN. Dat krijg je als de Libisch leider op een heel andere manier spreekt dan je misschien zou bedenken. Het is niet zo dat Nederland niet vertegenwoordigd was op de rest van die bijeenkomst want de plaatsvervangend ambassadeur was aanwezig. Dat neemt niet weg dat wij overal waar wij kunnen, aanwezig zijn; in de G20 in Pittsburgh, bij de FAO, bij de Wereldbank en ook bij de informele klimaattop, waar de minister-president het woord gevoerd heeft, speciaal op het onderwerp klimaat en voedselzekerheid. Eigenlijk zijn wij bij al die terreinen zeer nauw betrokken, vooral door Nederlandse kennis en kunde van de Rabobank en Universiteit Wageningen.

Ik heb een aantal punten met de heer Boekesteijn gewisseld en ik ben ook benieuwd naar zijn boek. Wij kunnen daar vervolgens van gedachten over wisselen. Hij heeft iets minder specifieke vragen gesteld en meer algemene opmerkingen gemaakt in relatie tot zijn visie op het gebrek aan effectiviteit van de hulp. Ik denk dat wij het daar niet erg over eens zijn. Ik heb daar eerder ook wat over gezegd. Ik wijs erop dat de cijfers voor Uganda wat de evaluatie van de IOB betreft buitengewoon positief zijn. Er gaan drie keer zoveel kinderen naar school als in 1996. De gemiddelde klassengrootte is gedaald van 108 naar 72; dat is nog veel te hoog maar wel een enorme vooruitgang. Het aantal kinderen uit arme gezinnen dat naar school gaat, is aanzienlijk gestegen. Het analfabetisme is aanzienlijk gedaald, waardoor een heleboel bedrijven het interessant gaan vinden om in Uganda te investeren. Onderwijs is daarvoor belangrijk.

Is gratis onderwijs risicovol? Uit elk serieus onderzoek dat ik gelezen heb, blijkt dat als het onderwijs niet gratis is, een uitsluiting plaatsvindt van vooral de armste kinderen. Ik geloof er niets van dat mensen daarom onder een boom zitten. Iedereen die wel eens in Afrika geweest is, weet dat ze willen dat hun kinderen naar school gaan. Dat heeft echt helemaal niets te maken met moral hazard. Ik vind dat getuigen van weinig respect voor Afrikaanse mensen. Ik ben het daar dus niet mee eens. Uganda heeft voor 2008 voldaan aan de voorwaarden voor voortzetting van sectorale begrotingssteun op het gebied van onderwijs. Wij gaan dat ook steunen. Dat betekent overigens niet dat er geen problemen zijn.

Laat ik daar echter nog eens één ding over zeggen. Wij zitten in ontwikkelingslanden omdat er problemen zijn. Wij zitten in ontwikkelingslanden omdat dingen niet goed gaan, omdat bestuur slecht is, omdat er risico's zijn en omdat er armoede is; soms gaat het om een combinatie van factoren. Wij doen ook dingen fout. Wij hebben fouten gemaakt en daar horen ministers ook voor verantwoordelijk te zijn. Ik wijs echter ook op de cijfers die positief zijn genoemd. Daar gaat het in de kern om. Dat is misschien het laatste wat ik hierover aan het adres van de heer Boekestijn zou willen zeggen. Er zit een grote tegenstelling tussen enerzijds zijn visie dat de ontwikkeling niet via planning moet verlopen, maar juist van bottom up en anderzijds algemene theorievorming over de wijze waarop staten in elkaar zitten en ontwikkelingssamenwerking functioneert. Dat is niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Wij hebben in elk land immers met een landenspecifieke situatie te maken. Dit betekent niet dat wij geen lessen kunnen leren. Daarover wil ik graag verder het debat aangaan met de heer Boekestijn.

De heer Boekestijn heeft nog een vraag gesteld over Afrikaanse regeringen en leiderschap. Daar kan ik met het oog op de tijd slechts kort op ingaan. Ik wil wel zeggen dat sinds het einde van de Koude Oorlog over het algemeen het leiderschap aldaar verbeterd is. Dit geldt ook voor de transparantie. Tegelijkertijd zijn er ook grote tekortkomingen; in een aantal landen is ook achteruitgang te constateren. Het is dan ook nogal moeilijk om daaruit algemene conclusies te trekken. Dit neemt overigens niet weg dat ik mij er wel degelijk zorgen over maak, vooral de laatste tijd, gezien een aantal coups in de laatste tijd. Ik denk aan de negatieve ontwikkelingen zoals in Guinee Conakry, Mauretanië en Guinee Bisau. Er zijn dus zeker ook negatieve ontwikkelingen.

Dit maakt het moeilijk om een eenduidig beeld te schetsen van Afrikaans leiderschap, zoals dat ook wel eens moeilijk is voor andere delen van de wereld. Ik herhaal hier dat ik mij er zorgen over maak, maar dit wil niet zeggen dat ik de positie deel dat het allemaal maar corrupte leiders zijn die links en rechts stelen en verder eigenlijk niet weten wat zij doen.

Verder is gevraagd: draagt het fragielestatenbeleid niet bij aan bestendiging van dubieuze regimes? Ik denk van niet. Ik denk dat de fragielestatenstrategie, zoals wij die ontwikkeld hebben, juist landenspecifiek nagaat waar veranderingen mogelijk zijn op het terrein van vrede en veiligheid. Daarin is Afrika niet anders dan Afghanistan of het Midden-Oosten. Wel moet specifiek worden nagegaan hoe dat moet. Daarover hebben wij ook uitgebreid gesproken. De risico's zijn er groot, maar toch wil ik ervoor waken dat, op het moment dat men ergens een risico ziet, bijvoorbeeld in Burundi, het kind met het badwater wordt weggegooid. Volgende week kom ik in het debat terug op de situatie in Burundi. Ook ik maak mij namelijk zorgen over het rapport. Ik heb in de pauze ook even gekeken naar het IPU-rapport. Ik heb overigens gezien dat het rapport van Human Rights Watch een heel andere kleuring heeft dan hier de vorige keer werd gezegd. Er wordt ook niet gesproken over een verslechtering, maar wel over de zorgen. Ik heb de Kamer nog wel gewezen op de enorme veranderingen sinds een aantal jaren en het momentum dat aangegrepen moet worden. Hierbij gaat het om politieke afwegingen en die zijn lastig. Ik heb echt gezien dat in de afgelopen periode door internationale samenwerking, zonder naïviteit, op een groot aantal conflictgebieden in de wereld enorm veel verbetering was. Je ziet ook dat het aantal conflicten in de wereld af- in plaats van toeneemt. Dit geldt ook voor het aantal slachtoffers.

Daarbij komt wel dat sommige landen niet willen investeren in Afrikaanse ontwikkeling of Afrikaanse vredesoperaties. Daarom krijgt dat onderdeel ook veel minder aandacht dan elders. Ik wijs erop dat daar waar dat wel gebeurt, zoals in Sierra Leone, het aantal positieve consequenties groot is.

Als de heer Voordewind het goed vindt, wil ik nog even ingaan op de vraag die zowel hij als de heer Waalkens heeft gesteld over SDR's en IMF. Voor de helderheid schets ik even hoe het in elkaar zit. Ik moest er zelf ook nog goed naar kijken om het te begrijpen, want bij elk vrij geld voor nieuwe ontwikkelingssamenwerking zou ik bijna zeggen: you're my man. Ik moet het dan echter wel kunnen regelen, om het zo maar even te zeggen.

Als ik het goed begrijp, gaat het in feite over het doorschuiven van bijzondere trekkingsrechten van landen, waaronder Nederland, omdat zij die zeker niet zullen gebruiken, naar landen die er wel profijt van kunnen hebben. Hierover is al eerder gesproken. In ieder geval wordt dit zo bekeken door landen zoals Frankrijk en Engeland. Daarom ben ik ook iets minder positief over wat zij doen. Het Frans-Britse aanbod om hun trekkingsrechten aan te wenden ten behoeve van de Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF) is bedoeld om een alternatief te creëren voor een eigen bijdrage. Als je nu echt wilt praten over een sigaar uit eigen doos, is het dit wel. Ik wil nog onderzoeken of dat inderdaad zo is. Dit is in ieder geval onze indruk. Als ik naar de situatie kijk in de twee door mij genoemde landen, in het bijzonder voor Frankrijk, kan ik het volgende zeggen. Dus het is waarschijnlijk bedoeld om een alternatief te vormen voor de reguliere bilaterale lening die het IMF aan beide landen heeft gevraagd. Dat lijkt vooral voor die landen van belang te zijn, veel meer dan voor de ontwikkelingslanden.

Over het andere alternatief heeft de minister van Financiën met zijn departement gesproken. Dit onderzoekt of het technisch allemaal kan en wat de mogelijkheden zouden zijn. Onderzocht wordt in hoeverre wij in staat zouden zijn om de trekkingsrechten die nu bij De Nederlandsche Bank staan, door te schuiven naar landen die het echt nodig hebben. Ook wordt bekeken of het geld kost, want er zijn rentekosten aan verbonden, en hoe dat moet worden opgebracht et cetera. Ik begrijp dat de Kamer daarover in november wordt gerapporteerd. Het doorschuiven is dus interessant. Het komt niet automatisch uit een ontwikkelingspotje.

Ik kan dus niet zeggen dat het van de SDR's van De Nederlandsche Bank naar de minister voor Ontwikkelingssamenwerking moeten gaan. De SDR's moeten zich veel meer specifiek richten op de armste ontwikkelingslanden, want die hebben natuurlijk een klein quotum en grote problemen in het kader van de economische crisis. Vandaar dat er 250 mld. specifiek naar die armste ontwikkelingslanden gaat. Ik vind dat een sympathiek idee. Ik kan niet helemaal beoordelen of dit nu al mogelijk is in technische of in financiële zin. De minister van Financiën, die daarvoor de eerste verantwoordelijke is, zal de Kamer daarover rapporteren.

Dank voor de vragen over Suriname. De relatie met Suriname is voor deze minister, en voor het kabinet als geheel, uitermate belangrijk. Wij hebben hierover al eerder gesproken naar aanleiding van de discussie over de nieuwe relatie. Ik dank de leden die dit aan de orde hebben gesteld. Het verbreden van de relatie met Suriname geldt zowel de beleidsterreinen als de aard en het aantal van de betrokken spelers. Het gaat dus ook over cultuur, taal, milieu, sport, defensie en justitie. Ik word een steeds kleinere speler en de anderen worden grotere spelers. Dat wil Suriname ook.

De verdragsmiddelen zijn natuurlijk op een gegeven moment afgelopen. Collega Van Ravenswaay en ik hebben gezegd dat de nieuwe relatie gebaseerd moet zijn op de ideeën die in beide samenlevingen leven. Ik kan mij voorstellen dat die onderdeel zijn van de verkiezingsprogramma's in Nederland en in Suriname en dat de landen onderling op basis daarvan tot een relatie komen die zij verstandig vinden. Wat mij betreft hoort dat een zakelijke maar zeer betrokken relatie te zijn, omdat wij geschiedenis, cultuur en mensen met elkaar delen en omdat wij de mogelijkheid hebben om de relatie op allerlei manieren uit te breiden. Ik denk dat Suriname dat nodig vindt, maar men weet ook dat het niet verstandig is om tegen Suriname te zeggen hoe het moet. Dit betekent dat de Twinning-faciliteit een goede vondst is geweest, want die wordt door de Surinaamse samenleving en hier zeer op prijs gesteld.

Ik weet dat een aantal ministers beter ingelicht wil worden. Prima, dat zullen wij ook doen. Ik heb al met collega Van Ravenswaay hierover gesproken. Het is typisch iets wat van samenleving tot samenleving gaat in evenwaardige zin. Het punt van de penvoerders moet ik nog checken. Het gaat er in ieder geval om dat men aan beide zijden in gelijkwaardigheid met projecten kan komen. Of de penvoerder aan de ene of aan de andere kant zit, maakt mij niet zo veel uit. Ik geloof dat er een juridische reden was, maar ik wil dat graag even natrekken.

MevrouwFerrier(CDA)

Daarover hebt u al een brief geschreven.

MinisterKoenders

Oké, dan is dat in orde. U bent daar kennelijk tevreden mee.

Voor het opzetten van een saffraanketen in Afghanistan is subsidie verstrekt aan het Nederlandse landbouwbedrijf GSE. Daarbij is altijd het uitgangspunt geweest dat boeren hun oogst aan de bollenleveranciers kunnen, maar niet hoeven verkopen. Zo is een afzetkanaal gegarandeerd, maar niet verplicht gesteld. Naar schatting wordt driekwart van de saffraanopbrengst door GSE opgekocht. Dat is een ruwe schatting, aangezien de boeren zelf kunnen bepalen welk gedeelte van de oogst zij elders verkopen. Dit is dus een schatting van GSE. De overige kwart van de saffraanopbrengst wordt, zo vermoedt dat bedrijf, door de boeren uit Uruzgan vooral in Herat verkocht aan Iraanse opkopers. Dat werd ook genoemd. Naar verluidt bieden deze kopers juist zeer hoge prijzen om de eigen markt te beschermen. Wereldwijd zal de komende tien jaar de vraag naar saffraan groter zijn dan het aanbod, waardoor de verwachting is dat de prijzen eerder zullen stijgen dan dalen. We zetten de komende periode in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven en door middel van WEWA, geïnitieerd door mevrouw Ferrier, in op de versterking van waardeketens in de provincie en op het opzetten van een Kamer van Koophandel en een business development centre in Uruzgan.

Onder het huidige MFS-stelsel wordt alleen programmasubsidie verstrekt, dus geen instellingssubsidie. Dat betekent in mijn visie dat er na 2010, als het MFS afloopt, geen extra geld beschikbaar kan worden gesteld. Dat lijkt mij juist. Aan de betrokken organisaties is ook meegedeeld dat er na 2010 geen geld beschikbaar is voor wie dan niet tot het MFS II wordt toegelaten. Dat is de stand van zaken met betrekking tot dat punt.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik geloof dat collega Waalkens ook nog een vraag stelde over die 75 mln. marge.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Vendrik, u hebt het woord niet.

MinisterKoenders

Ik vond het voorstel van de ChristenUnie-fractie om meer mensen in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking op zichzelf sympathiek. Ik vraag mij eerlijk gezegd wel af wat ik ermee moet, want ik weet niet op welke informatie de ChristenUnie-fractie zich baseert. Mensen die een academische opleiding hebben en dus in aanmerking komen voor het Assistent Deskundigen Programma, hoeven geen werkervaring te hebben. Dat is dus geen probleem. Het zou wel het geval kunnen zijn voor mensen die een lagere opleiding hebben, bijvoorbeeld hbo. Dat is mogelijk. Dat meld ik u dan hier. Academici hoeven geen werkervaring te hebben. Ik vind het heel goed dat jonge mensen worden betrokken bij het werkterrein van ontwikkelingssamenwerking. Het gebeurt dan ook op heel veel manieren. Het Assistent Deskundigen Programma is voor 40 tot 50 academici, niet-BZ'ers, bestemd. Zij doen dan gedurende drie jaar werkervaring op bij VN-organisaties en op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Het is voor Nederland best een grote investering, maar het helpt mensen om daarin carrières op te bouwen. Mij lijkt dat dit van belang is voor de kennis en kunde in Nederland.

De bandbreedte in het nieuwe MFS is inderdaad 75 mln. per jaar. Dat is niet veranderd. Op grond van een beoordeling van de kwaliteit en de omvang van de maximaal 30 aanvragen die na de eerste fase overblijven, beslis ik of de bandbreedte, in totaal dus 5 x 75 mln., extra ingezet zal worden voor het MFS II. Zo doen wij dat dus eigenlijk voor elk kanaal, in ieder geval ook voor het multilaterale kanaal: meer kwaliteit, meer geld. Duidelijkheid hierover zal ik de Kamer en de organisaties na 1 april 2010 verschaffen.

Die 500 mln. voor het multilaterale kanaal is inderdaad van tafel. Ik kan dat bedrag niet meer uitgeven vanwege de cijfers aangaande het bruto nationaal product. Ik heb de Kamer hier eerder over ingelicht in het licht van de financieel-economische crisis. Zoals is beschreven in de nota over multilaterale instituties, staat Nederland voor de enorme opgave om het multilaterale stelsel nader te versterken en om voldoende invloed te behouden. Ik heb ervoor gezorgd dat Nederland een dergelijke invloed houdt in de besturen van UNAIDS en van het GFATM. Om die reden heb ik minder gekort op het United Nations Population Fund, zodat wij op het punt van hiv en seksuele en reproductieve rechten, een leiderschapspositie houden. Dit geldt ook voor het UNDP, omdat die met het nieuwe leiderschap van mevrouw Clark het One UN kan vormgeven.

Social protection is een belangrijk punt van de heren Voordewind en Van der Staaij. Wat mij betreft is die hulp structureel. Wij gaan die niet ineens verminderen. Dit is een belangrijk initiatief van de heer Voordewind.

Nederland werkt mee aan het onderzoek naar het vervolg op de nulmeting, uitgevoerd door de Dutch Coalition on Disability and Development. Te zijner tijd zend ik het de Kamer graag toe, zodat zij zichzelf daarvan een beeld kan vormen. Ik wijs de Kamer er wel op dat het meten van effecten van hulp aan gehandicapten in de kinderschoenen staat. Eigenlijk is dat nog nauwelijks ontwikkeld, dus het is erg lastig. In ontwikkelingslanden ontbreken gegevens over mensen met een handicap vrijwel volledig. Ik ken geen enkel ontwikkelingsland dat daarin enige systematiek kent. Daarom hebben wij besloten om dit in multilateraal verband te doen, mede ook gezien de kosten. Het is niet omdat wij het minder belangrijk vinden. Wij hebben zelf allerlei fondsen met betrekking tot gehandicapten, bijvoorbeeld het Julianafonds. Verder zijn wij bezig met het multilaterale onderzoek dat ik net noemde.

Over India. Ik kan mij heel goed voorstellen dat daar zaken spelen waarvan je je afvraagt of Nederland die moet steunen. Ik heb daarvoor veel sympathie, maar zal eerlijk vertellen waarom ik dat moet afwijzen. Wij hebben met instemming van de Kamer een landenlijst opgesteld en prioriteiten vastgesteld. Mijn ministerie kan echt niet meer landen aan. Ik heb langs de genoemde landencategorieën aangegeven waar onze expertise zit. Meer hebben wij niet. Daarnaast is India een land met veel ellende. Ik maak mij oprecht zorgen over de toename van de armoede aldaar. Wij werken in India via de andere kanalen, in het bijzonder via multilaterale kanalen. Unicef krijgt fondsen van ons. In het kader van ons algemene beleid gaan wij dat niet ook nog eens oormerken. Wij hebben een uitzondering gemaakt voor de fragiele staten omdat dit een prioriteit was. Voor die fragiele staten hebben wij 166 mln. uitgetrokken.

Wij hebben de hulp aan India indertijd om heel goede redenen gestopt, namelijk op verzoek van de Indiase regering. Wij konden daarop niet anders reageren, wij mochten geen ontwikkelingssamenwerking meer doen. Wij hebben besloten het via het multilaterale kanaal te doen, maar wel met het voorbehoud dat het hier om een enorm rijk land gaat met enorme reserves. Ook bij het MFS-stelsel streven wij naar een integratie van instrumenten. De FNV kan blijven werken in India. Wij hebben ook aan hen een overgangsperiode gegeven zoals wij dat bij het MFS-stelsel vijf jaar doen. Dat doen wij op basis van een landenlijst, van een integratie van instrumenten. De FNV en een aantal MFS-instituten hebben ook eigen fondsen. Er wordt veel subsidie gegeven door de Nederlandse overheid en dat doen wij juist vanwege de integratie van instrumenten.

Ik kom net terug uit Ethiopië, waar een enorme interesse bestaat voor het opbouwen van vakbonden, van een tegenmacht tegen de regering. Dat zijn de armste landen waar men afwezig is. Omdat wij op een andere manier werken, kunnen wij juist daar veel meer doen om bijvoorbeeld de landbouwketens te stimuleren. Wij willen het Nederlandse bedrijfsleven aanspreken op het tegengaan van kinderarbeid in de gehele productieketen. Wij hebben dat vanmiddag nog gedaan. Staatssecretaris Heemskerk en ikzelf deden dat voor 800 mensen uit de handelswereld en uit het bedrijfsleven. Dat doen wij ook samen met minister Verhagen. Op het gebied van een aantal producten van duurzame handel wordt dat ook gedaan: sustainable stone level, stakeholdersdialoog et cetera.

Ik kom nu op de vragen van de heer Vendrik. De heer Vendrik heeft een aantal algemene vragen gesteld waarvan ik hoop dat ik die heb beantwoord. Misschien niet bevredigend genoeg voor hem, maar ik heb wel geprobeerd een lans voor ontwikkelingssamenwerking te breken over het vasthouden aan internationale normen, over een modernisering van het beleid waardoor het een zaak wordt van iedereen. Ik heb ook aangegeven dat er best zaken in ontwikkelingssamenwerking veranderd kunnen worden. Ik ben de eerste die daarvan een voorstander is. Op basis van de realiteit van nu vind ik het onverstandig om aan criteria en aan de OESO/DAC-normen te zitten, omdat de risico's groter zijn dan de kansen. Ik vind het buitengewoon positief dat een groot deel van de Kamer vandaag een actie begonnen is om die hulp helpt-coalitie een beetje kracht te geven. Dat is enorm belangrijk en ik ondersteun dat zeer. Over de situatie in Sudan moet ik misschien nog een keer wat verheldering horen van de heer Vendrik. Ik deel zijn enorme zorgen over Sudan. Over vier dagen zal ik naar Sudan gaan, ook naar IBA, waar het grote flashpoint is en waar ik zal kijken naar de toegang niet niet-gouver­nementele organisaties in het zuiden. Wij zijn dan in Darfur en ook daar zullen wij de grote verschillen van mening die tussen de partijen bestaan proberen te helpen oplossen. Ook daar is Nederland best een redelijk spelertje. Samen met de Amerikanen en de Noren zijn wij eigenlijk de enigen die daar met de partijen spreken en proberen, soms via heel katalytische interventies, zoals bij IBA, de situatie te verbeteren. Fragiliteit daar is en blijft een prioriteit binnen ontwikkelingssamenwerking.

Daarom hebben wij juist besloten om in 2010 niet te korten op fragiele landen, categorie 2-landen. Dat is een van de criteria geweest bij de bezuinigingen. Dat geldt dus ook voor Sudan. Ik geloof dat er wel een verschil is van 2 mln. en wel van 62 naar 60 mln. maar dat heeft meer te maken met een ritme van betaling dan met een bezuiniging. In Sudan is ook niet zozeer de beschikbaarheid van de middelen een probleem, maar de lokale absorptiecapaciteit. Dat geldt ook voor de activiteiten die niet-gouvernementele organisaties willen uitvoeren. Wij hebben er wel voor gezorgd dat via het Basic Services Fund, dat Nederland heeft uitgebreid, en via het Sudan Recovery Fund meer onmiddellijke resultaten worden geboekt. Wij zijn ook hostdonor geworden van het Capacity Building Trust Fund, om iets aan die absorptiecapaciteit te doen, en wij zijn ook met de Zuid-Sudanese overheid zelf bezig, maar daar ligt wel een probleem omdat men er op het ogenblik totaal geen prioriteiten stelt. Dat is ook een van de redenen waarom wij daar nu politiek heen gaan, omdat er grote verwarring bestaat. Het is zelfs moeilijk om met de betrokkenen aan tafel te zitten. Wat zijn nu die prioriteiten? Ik deel die zorg.

Wij dragen overigens, misschien tot afgrijzen van sommigen hier, wel voor 10 mln. bij aan de verkiezingen in Sudan. Dat is een ongekend hoog bedrag, omdat ik het een essentieel element vind van de stabiliteit daar. Ik weet niet of wij daar nu nog meer bij moeten doen, dat lijkt mij niet. Ik zie dat de heer Boekestijn al die 10 mln. heeft gesignaleerd, dus dat komt wel weer goed.

Ik moet afronden en ik kom bij fossiele energie. Ik blijf sympathiseren met wat de heer Vendrik heeft gezegd, maar ik zeg er wel bij dat wij degene zijn die juist het Clean Development Fund propageren. Wij stellen met de board voortdurend het punt aan de orde van renewable energy. Er is ook een vermindering van de steun voor fossiele brandstoffen en dat moet ook. Wel wordt in sommige landen gezegd dat wij niet de enige zijn en dat wij een low carbon strategy willen – en dat wij ook bereid zijn om die in het kader van de klimaatonderhandelingen te ondersteunen – maar niet een no carbon strategy. In sommige gevallen willen wij daarbij hulp van de Wereldbank, maar ik blijf het met de heer Vendrik eens dat het energiepalet voor ontwikkeling in ieder geval gericht zou moeten zijn op koolstofarme ontwikkeling. Dat is ook de belangrijkste pijler van ons beleid. Wij sturen actief aan op verbreding van het energiebeleid van de Wereldbank. Dat is inmiddels ook fors verbreed. Druk uitoefenen via niet-geoormerkte middelen is niet realistisch, gezien het belang van een breed energiepalet voor ontwikkeling. Dat zou ten koste kunnen gaan van vooral de Wereldbank in een aantal sectoren.

De heerVendrik(GroenLinks)

Er is een vraag niet beantwoord.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, all animals are equal, but some are more equal than others. Maar dat geldt hier niet. U bent allen even equal. In uw tweede termijn kunt u nadere vragen stellen.

MinisterKoenders

De kasschuif is budgettair neutraal, maar volgt het ritme dat de heer Vendrik heeft aangegeven. Dat is juist.

Ik kom bij de vragen van de heer Van der Staaij, die ik ook dank voor zijn kwalificatie van de begroting: realistisch, bescheiden maar wel gericht op effectiviteit en vernieuwing. Betrokken organisaties in de uitstapprogramma's voor prostituees hebben in ieder geval mijn vertrouwen. Er zijn ook niet zo heel veel organisaties die daar een grote ervaring van hebben gemaakt in de landen waar het om gaat. Wij hebben ze dus constant uiteraard bekeken op hun kwaliteit. Wij zullen zeer bereid zijn om dat ook uit te breiden, althans de financiering zeker te stellen, op het moment dat wij weten dat het gecommitteerde geld is uitgegeven. Ik weet ook dat kinderprostitutie terecht een aandachtspunt is voor de MFS-organisatie Terre des Hommes, die door de Nederlandse overheid wordt gesteund. Ik ben het ermee eens dat onderwijs uiteraard een belangrijke manier is om kinderen uit de prostitutie te houden. Dat is inderdaad een belangrijk punt. De vraag is nog wel: welk onderwijs in welk land? In sommige landen gebeurt het wel, in andere niet. In bijna alle discussies die wij met landen hebben, wordt dit punt ook opgebracht.

Over de bureaucratie moet men zich niet te veel zorgen maken. Het aardige van het nieuwe MFS-stelsel is dat er twee fasen zijn, de eerste indiening en de tweede indiening. Ik zal ook van de week met de MFS-partners bespreken waar de problemen precies zitten en wat zij wel en niet moeten doen. Het gaat wel om 2,2 mld. belastinggeld. Dat betekent dat je wel iets mag vragen met betrekking tot de papiermolen vooraf. Het is altijd vervelend als je het moet opschrijven, zeker als je ook nog een stelselherziening hebt in de richting van allianties. Wij zijn ook op allerlei manieren met de ngo's bezig om bijvoorbeeld Maatgesneden Monitoring te verminderen als er eenmaal projecten en programma's zijn. Ook de contextanalyses voor alle landen hoeven er nog niet specifiek te zijn. Wij zullen dat deze week nog specifiek bespreken met een aantal van hen. Ook de bureaucratie tijdens de uitvoering zal worden verminderd. Dat heb ik ook beloofd. Ik heb gezegd dat wij veel minder naar alle kleine details zullen kijken. Ik wijs er wel op dat u ze mij ook niet meer kunt vragen achteraf. Want dat krijg ik natuurlijk wel. Maar ja, wij hebben te weinig informatie. Wij zullen veel meer werken met evaluaties. Dat is wel meer geworden, in de richting van 75% aan het einde van de periode. Nu is het een harde periode voor iedereen om dat voor elkaar te krijgen. Ik erken dat ook. Het is ook helemaal niet makkelijk, maar ik wijs erop dat het op z'n minst om 2 mld. gaat in de volgende jaren. Wil het ministerie en wil ik als verantwoordelijke bewindspersoon daarover een goed besluit nemen, dan heb ik echt wel wat materiaal nodig.

Over onderwijs heb ik geprobeerd uit te leggen dat wij nog steeds zitten op ruim 13% van de begroting, dus dat het niet proportioneel achteruitgaat. Om een aantal redenen hebben wij echter die bezuiniging op het FTI moeten doen.

Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee de meeste vragen van de Kamer heb beantwoord.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering vijf minuten. Daarna krijgt ieder in tweede termijn vier minuten spreektijd per fractie.

De vergadering wordt van 22.12 uur tot 22.17 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de leden voor deze tweede termijn, waarin zij ook moties kunnen indienen, maximaal vier minuten per fractie. Ik sta geen onderlinge interrupties toe.

De heerIrrgang(SP)

Voorzitter. De SP-fractie heeft in dit overleg niet gepleit voor minder hulp, maar voor betere hulp. Daar zou het debat wat ons betreft ook over moeten gaan. Ontwikkelingshulp moet niet alle ellende in de wereld worden verweten, aangezien die hulp juist bedoeld is om die ellende te bestrijden.

Ik wil naar aanleiding van het debat nog één ding zeggen. Dat is dat de heer Boekestijn, hoezeer ik ook met hem van mening verschil, in ieder geval het lef heeft om hier zijn opvattingen te verdedigen. De PVV is in dit debat de grote afwezige, terwijl die partij hier toch zeer nadrukkelijke opvattingen over heeft. Dan ben je echt laf. Als je zulke nadrukkelijke opvattingen hebt over ontwikkelingssamenwerking en je komt hier vanavond niet opdagen, hoe serieus neem je dan jezelf nog.

Ik heb wat betreft hiv en aids de opstelling van de minister gewaardeerd. Hij is bereid om te kijken naar eventuele amendementen van de Kamer. Mevrouw Ferrier is daarmee bezig. Wij zullen zien waar dat eindigt.

Met betrekking tot bezuinigingen op het basisonderwijs heeft de minister ons ten dele overtuigd dat een deel van die bezuinigingen eigenlijk weinig consequenties heeft, omdat er sprake was van een zeker overschot om op korte termijn tot besteding te komen. Er blijven nog wel enkele tientallen miljoenen aan bezuinigingen over. Hoe vervelend ook. Ik zal in het stenografisch verslag de beantwoording van de minister nog even nalezen, want op een gegeven moment vlogen alle programma's mij om de oren. Ik zal daarna eventueel, in samenwerking met de heer Voordewind, met een amendement komen om op dat punt nog iets te verbeteren.

Over cultuur en ontwikkelingssamenwerking zei de minister dat wij volstrekt gelijk hadden met onze kritiek op het programma van de rijksakademie dat het nogal mager was. Erg mager, zei de minister zelfs. De conclusie in zijn brief is echter wel: doorgaan. Hoe verhoudt dat zich tot elkaar? Ik krijg hierop graag nog een reactie.

Er is maar één punt waar ik van de minister geen antwoord op heb gehad en dat is het onderwerp belastingen en ontwikkelingssamenwerking. Wanneer krijgen wij daarover bericht van de minister? Ik heb ook nog een aantal concrete vragen gesteld. Worden die meegenomen in de voorbereiding daarvan?

MevrouwFerrier(CDA)

Voorzitter. De CDA-fractie houdt vast aan 0,8% van het bruto nationaal product voor ontwikkelingssamenwerking: 0,7% strikt volgens de OESO/DAC-criteria en 0,1% voor interdepartementaal beleid, gericht op ontwikkelingssamenwerking. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft daarover het laatste woord. Ik pleit voor relaxed omgaan met de OESO/DAC-criteria voor die 0,1% van de 0,8%.

Ik vind het overigens opvallend dat al die heren hier aan tafel met twee maten meten. Zij zitten in de hoogste boom en ik krijg termen als "vervuiling" naar mijn hoofd als ik het heb over een iets relaxtere omgang met de OESO/DAC-criteria voor die 0,1% die wij bovenop die 0,7% hebben. Zij doen echter precies hetzelfde als het gaat om een relaxte interpretatie van de OESO/DAC-criteria ten aanzien van eerstejaarsopvang asielzoekers en EKI.

Ik dank de minister voor de beantwoording van de vele vragen. Ik heb goed naar hem geluisterd, maar op een aantal vragen is hij niet zodanig ingegaan dat ik geen motie meer zou willen indienen. Het gaat dan onder andere om de bestedingsdruk, maar vooral om het zoeken naar een manier waarop je zodanig met het OS-budget om kan gaan, dat je niet meer zo afhankelijk bent van de fluctuaties. Ik lees snel de motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de koppeling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking aan het bnp grote verschillen in besteedbaar budget teweegbrengt;

constaterende dat wisselvalligheden en onverwachte ontwikkelingen bij de uitvoering van projecten en programma's horen, waardoor strikte planbaarheid in tijd altijd lastig is;

constaterende dat bestedingsdruk de effectiviteit van inzet van middelen van het ontwikkelingsbudget niet ten goede komt;

overwegende dat een gelijkmatigere verdeling van het ontwikkelingsbudget over meerdere jaren de effectiviteit en de betrouwbaarheid van de overheid bevordert;

verzoekt de regering, een onderzoek naar de bestedingsdruk op het budget voor ontwikkelingssamenwerking te laten verrichten, bijvoorbeeld door de IOB, de gevolgen voor de effectiviteit van het ontwikkelingsbudget hierin mee te nemen en vooral scenario's uit te werken om meer flexibiliteit in een meerjarenaanpak van het budget te creëren en de Kamer hierover voor het meireces 2010 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32123-V).

MevrouwFerrier(CDA)

Ik ben blij met de toezegging van de minister ons nader te informeren hoe het nu precies zit met de fondsen van de Wereldbank voor gezondheidsprogramma's en hoe het met de dekking zit.

Ook heeft de minister een brede uiteenzetting gegeven over onderwijs, die ik nog wil checken. De heer Voordewind is bezig met een amendement en wij kunnen altijd nog bezien hoe wij daar verder mee omgaan.

De minister is niet ingegaan op mijn vragen over EKI, waarvan er een zeer belangrijk is. Volgens de HIPC klopt het bedrag van 300 mln. niet en gaat het om 216 mln. dollar, oftewel 150 mln. Dat zou betekenen dat wij volgend jaar 150 mln. meer te besteden hebben. De onderhandelingen met Congo zijn nog bezig. Ik vind het dan ook een beetje vreemd dat wij dan kennelijk nu al weten dat dit grote bedrag begin volgend jaar uitgegeven moet worden.

Ik wil graag weten hoe Nederland gaat aansluiten bij het Food Security Event. Ik blijf het betreuren dat daar geen minister aanwezig was. Van alle landen waren er ministers, maar het land met de grootste deskundigheid op dit gebied had geen minister gestuurd.

Ten slotte wil ik nog graag een reactie op mijn voorstel om het Guyana Shield te steunen met 1,5 mln.

De heerBoekestijn(VVD)

Voorzitter. Ik heb vijf puntjes, waarvan sommige opmerkingen zijn. Ik schrok een beetje over de opmerking over de verkiezing in Sudan die de minister in ons bijzijn deed. Ik wil erop wijzen dat er vandaag iets heel verschrikkelijks is gebeurd in Afghanistan. Abdullah Abdullah heeft zich teruggetrokken en Karzai is nu tot winnaar uitgeroepen. Dat werpt een enorme schaduw over onze aanwezigheid in Afghanistan. In Sudan is hetzelfde gebeurd en daarom kondig ik alvast aan dat dit een belangrijk debat in de Tweede Kamer kan worden.

De minister heeft een toezegging aan mevrouw Ferrier en de heer Irrgang gedaan over Global Fund. Als de minister daar toch een brief over schrijft aan de Kamer, wil hij daarin dan voor de volledigheid meenemen wat er met Global Fund in Uganda is gebeurd in 2007? Mijn fractie kan daar dan alvast over nadenken. Het is een groot schandaal geweest en als wij dat meenemen in het geheel, kunnen wij de argumentatie wegen van mevrouw Ferrier en de heer Irrgang, die de andere kant opgaat.

Ik heb nog een punt over de begrotingssteun en hier kunnen de minister en ik wellicht een beetje zaken doen. Wij leven natuurlijk allemaal vooruit en weten dat er een VAO begrotingssteun komt en wij weten ook dat de minister daar zelfs voor moet terugvliegen. Ik wil eens kijken of wij zaken kunnen doen. Zou de minister bereid zijn om ten aanzien van Burundi de beslissing om geen onomkeerbare besluiten te nemen, nog twee maanden uit te stellen? Wil hij de Kamer vervolgens rapporteren over de mensenrechtenorganisatie? Kunnen wij, voordat hij beslissingen neemt, hierover een goed debat voeren? Zou de minister dit willen toezeggen?

Ik stel het op prijs als de minister de Kamer het grote probleem rond de IMF in Senegal wil uitleggen. Ik vind het zo vreemd dat wij begrotingssteun geven aan een land dat zelf helemaal geen greep op zijn begroting heeft. Dat moet toch een criterium zijn bij het verlenen van begrotingssteun. Ik wil er graag meer over weten.

Tot slot vraag ik de minister om een brief over Uganda. De minister begrijpt dat dit land mij zeer aan het hart ligt. De minister is tevreden over de resultaatindicatoren. Ik zou zo graag deelgenoot willen worden van zijn redenering daaromtrent, omdat mij heel veel berichten bereiken die de andere kant opgaan. Kan de minister de Kamer een brief sturen waarin hij uitlegt op welke gronden hij heeft besloten om de sectorale steun voort te zetten en op welke criteria de Ugandese regering goed scoort?

De heerWaalkens(PvdA)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn reactie op de inbreng van de Kamer. Om te beginnen wil ik mijn dank uitspreken voor de beoordeling van de relatie die Nederland met Suriname heeft: een zakelijke en betrokken relatie. We zien echter dat de Twinning-faciliteit nu afloopt en dat we een volgende stap moeten zetten. We moeten geen gat laten vallen. Ik vraag de minister om samen met zijn collega's na te gaan hoe een en ander te organiseren is van samenleving tot samenleving. Dus van mens tot mens en van student tot student. We worden er dan nog over geïnformeerd wie daar de penvoerder van wordt.

We zien met belangstelling uit naar de voortgangsrapportage naar aanleiding van de nota die de minister samen met LNV heeft geschreven. Daarbij maak ik nog wel de opmerking dat naast productiecapaciteit goed functionerende markten van essentieel belang zijn.

Ik begrijp de redenering van de minister over de EKI's. Ik begrijp dat er afspraken zijn gemaakt, maar ik vraag hem om bij de heroverweging het punt van de EKI's mee te nemen.

Met betrekking tot Burundi dank ik de minister voor zijn reactie op het mensenrechtenverslag van de IPU dat de minister ter inzage heeft gekregen. Hij zal bij de beoordeling van de situatie in Burundi met name nota nemen van de schending van de mensenrechten en daarover een beslissing nemen. Ik stel niet voor om die beslissing uit te stellen. Wij willen graag goed geïnformeerd worden. De minister neemt de beslissing en de Kamer oordeelt daarover na de behandeling van het VAO.

Naar aanleiding van de overgang van MFS I naar MFS II heb ik een opmerking gemaakt over de juridische verplichtingen die organisaties zijn aangegaan, waarbij ook bekeken wordt of je in de boot zit of dat je buiten de boot valt. Wat gebeurt er met de omzetting van de organisaties die juridische verplichtingen hebben gehad? Ik zie met belangstelling de reactie van de minister tegemoet op het pleidooi van mevrouw Ferrier en mij om commitment te geven aan de Guyana Shield-faciliteit. Het is van essentieel belang dat wij dat commitment geven. Dat kan onderdeel zijn van de UNDP-budgetten die beschikbaar zijn gesteld. Ik waag het zeer te betwijfelen of er nog een amendement nodig is om daar geld bij te leggen. Het commitment dat Nederland daar de trekker van is en blijft, zou dit project zeer steunen.

De minister heeft mij ook overtuigd op het terrein van onderwijs. Hij heeft geëxpliqueerd wat de beschikbare budgetten zijn en welke programma's aflopen. Daarbij moet wel goed worden bekeken of de kortingen in balans zijn en of een en ander aansluit bij de informatie die wij hebben gekregen op het terrein van onderwijs.

We maken ons zorgen over het uiteenrafelen van de srgr en hiv/aids-opdrachten die we hebben in het kader van het Global Fund. Misschien is er extra informatie nodig om te kunnen beoordelen of de kortingen die zijn doorgevoerd voor een deel ongedaan moeten worden gemaakt. Dan kunnen we ook het amendement dat op dit punt is ingediend door mevrouw Ferrier, de heer Voordewind en de heer Van der Staaij beter beoordelen.

Met betrekking tot de beoordeling van het EOF en de comitologieprocedure die daaruit volgt, heeft de minister gezegd dat het allemaal helder is en dat wij onze parlementaire controletaken goed kunnen uitvoeren. Als dat niet lukt, moeten we maar bij het Europese Parlement te biecht gaan. Wij willen echter graag weten wat de Nederlandse inzet in die comitologieprocedure is. We hebben net gezien dat er 122 mln. aan budgetsteun naar Eritrea is gegaan. Dat was al een jaar geleden besloten. Wij hadden misschien wel als inzet dat wij het niet wilden, maar wij zijn toen overruled. Wij willen weten welke dingen nu nog in die Strategy Papers worden voorbereid om te kijken of wij onze controlerende taak daarop kunnen uitoefenen.

Dan nog een vraag over de EKI's en de heroverwegingen. Wij hebben vorig jaar veel gedoe gehad over de vulture funds, de verhandelbare schuldbewijzen. Misschien is die handel in elkaar geklapt en heeft het probleem zichzelf opgelost, maar het is nog wel een steentje in mijn schoen. Met die vulture funds zijn schandelijke praktijken uitgeoefend. Het gaat daarbij om het overnemen van die schuldbekentenissen. In die zin denk ik dat het goed is dat wij daarover geïnformeerd worden, zeker voor de begrotingsbehandeling.

Dan ga ik nog in op de Voedseltop van de FAO in Rome tussen 16 en 18 november. Ik ben benieuwd hoe het Nederlandse kabinet daar vertegenwoordigd is. Wij willen aan de bal blijven bij het beheersbaar maken van de voedselcrises en alles daaromheen. Wij hebben daar een grote rol te spelen met onze kennis en knowhow. Wij willen zeker onze partij meespelen.

Ik dank de minister nogmaals voor zijn reactie. Ik wens hem veel succes toe in de aanloop naar de begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, specifiek op het OS-deel.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Voorzitter. Ik dank de minister voor het beantwoorden van ook mijn vragen.

Ik ga eerst in op de bezuinigingen op het onderwijs, het FTI. Bij de Global Campaign, waar ik de informatie vandaan had, zal ik nagaan of er inderdaad nog 700 mln. in dat fonds zit.

Er wordt niet bezuinigd op onderwijs in de fragiele staten. Dan resteert inderdaad nog de categorie 3-landen. Dat zijn met name Bangladesh, Mozambique en Mali. Over Mozambique en Mali krijg ik de informatie dat de andere donoren de gaten niet opvullen, in ieder geval niet op korte termijn. Dat betekent dat er gaten vallen en dat er programma's moeten stoppen voor het basisonderwijs. Over Bangladesh heeft de minister gezegd dat de regering zelf kiest voor secundair onderwijs. Dat resulteert er wel in dat het primaire onderwijs daar uitgefaseerd moet worden. Ik ben nagegaan wat die drie landen bij elkaar aan bezuinigingen moeten verwerken. Het gaat om 30 mln. Ik heb een amendement in de maak dat om 20 mln. ombuigingen gaat. Dat betekent terugsluizen naar het onderwijs in die drie landen. Ik zal die hopelijk met steun van de collega's hier indienen.

Ik ben blij met de uitspraken van de minister over duurzame handel. Hij vindt dat de productieketen van het Nederlandse bedrijfsleven geheel kinderarbeidvrij moet zijn en dat er duurzame handel moet plaatsvinden. Dat is nog niet helemaal in lijn met de geluiden die ik hoor van Philips, Shell en Unilever in India. Van de eerste leverancier kunnen die bedrijven met contracten nagaan dat er geen kinderarbeid plaatsvindt. Wat er in de rest van de keten gebeurt, weten ze niet. Ik heb in steengroeven gestaan. Grondstoffen voor Philips worden allemaal met kinderarbeid geworven. Betekent de opmerking van de minister dat de EZ-regeling, waarin staat dat de Nederlandse overheid alleen steun geeft aan bedrijven die bij de eerste toeleverancier geen kinderarbeid laten plaatsvinden, moet worden aangepast? Die regeling, die is ingesteld naar aanleiding van een motie van mijn fractie, is er nog maar net. Wij beoogden om niet alleen de eerste leverancier door te lichten, maar de gehele productieketen. Als deze minister en staatssecretaris Heemskerk zeggen dat zij de gehele keten beogen, dan zullen wij opnieuw moeten gaan kijken naar die EZ-regeling. Ik hoor graag nog een reactie daarop.

Ik dank de minister voor de toezegging dat het Social Protection-programma structureel is. Daar ben ik erg blij mee.

Ten slotte heb ik een punt gemaakt over afgestudeerden aan hbo en universiteit, die drie jaar werkervaring moeten hebben. Er staat toch echt op de website dat hbo-studenten drie jaar werkervaring moeten hebben. Ik sprak over de hbo-studenten en de universitaire studenten.

MinisterKoenders

Mag ik even een misverstand rechtzetten? Iemand met een wetenschappelijke opleiding hoeft geen werkervaring te hebben. Dat geldt niet voor het hbo. Dat willen wij ook niet veranderen omdat er een verschil bestaat in mate van voorbereiding om goed je werk te kunnen doen in ontwikkelingslanden. Het is niet juist dat je met een wo-opleiding ervaring moet hebben. Wij gaan die mensen graag aannemen. Het zijn er 40 à 50 per jaar.

De heerVoordewind(ChristenUnie)

Het ging mij juist om beide soorten afgestudeerden, ook studenten van het hbo die staan te springen om hun eerste werkervaringsjaren aan te gaan en ook graag naar ontwikkelingslanden zouden willen maar dat nu niet kunnen omdat zij tegen die selectiecriteria aanlopen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor pas afgestudeerden in deze tijd moeilijk is een baan te vinden;

van mening dat de kennis van pas afgestudeerden goed ingezet kan worden voor ontwikkelingssamenwerking, gelet op de expertise van Nederlandse universiteiten en hbo ten aanzien van bijvoorbeeld water, milieu, innovatie, landbouw en internationaal recht;

constaterende dat het nu veelal niet mogelijk is om als pas afgestudeerde hbo'er ervaring op te doen bij multilaterale instellingen of ontwikkelingsorganisaties omdat er een aantal jaar relevante werkervaring wordt gevraagd;

van mening dat de vergoeding die pas afgestudeerden voor deze werkzaamheden ontvangen ten goede dient te komen aan het aflossen van studieschuld;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken voor pas afgestudeerde hbo'ers kennis in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking middels plaatsing bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, detachering bij ontwikkelingsorganisaties of multilaterale instellingen door het verlagen van de eis voor meerdere jaren werkervaring, en op deze manier tevens hun studieschuld versneld af te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32123-V).

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. In de tweede termijn van mevrouw Ferrier zat een belangrijke toevoeging aan de nota van de CDA-fractie over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking, namelijk dat deze hele nota pas uitvoering vindt na instemming van de dienstdoende minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Als dat het geval is – wij hebben natuurlijk weer een kanjer nodig in de volgende kabinetsperiode – wat blijft er dan van die nota over? Over een aantal voorstellen van de CDA-fractie voor de besteding van die 0,1% kun je echt de vraag stellen of die nu werkelijk zo ontwikkelingsrelevant zijn. Een goede minister voor Ontwikkelingssamenwerking gaat dit dus gewoon tegenhouden. Misschien valt het dus allemaal nog wel mee. Wij zullen het zien.

Ik vroeg de minister om een doorkijkje naar het jaar 2014 voor de lopende aanpassing van het OS-budget als gevolg van de dalende groei in 2009 en 2010. Volgens mij komt dit uit op een bezuiniging en opzichte van de oorspronkelijke ODA-reeks van 14% in 2014. Als je het doortrekt naar 2020, het zichtjaar van de ambtelijke werkgroepen, dan kom je in de orde van 20% uit. Dan heeft deze minister dus zijn huiswerk gedaan. Is dat ook de primaire boodschap van het kabinet aan de ambtenaren, namelijk dat OS zijn bijdrage al heeft geleverd, dat het wel welletjes is geweest? Mag ik de minister zo verstaan?

Ik vroeg de minister ook om nadere duiding van de woorden van de minister-president en de minister van Financiën over de toezegging in het kader van de klimaatadaptatie. Over de periode 2010-2012 is 100 mln. toegezegd voor met name adaptatie. Dat wordt ingepast binnen de bestaande middelen. Als ik het goed zie, maar langzamerhand zie ik door de bomen het bos niet meer helemaal, blijft er bijna niets meer over van die 500 mln., eigenlijk 375 mln. extra duurzame energiesteun, die bij aanvang van het kabinet is afgesproken. Kan de minister mij duidelijk maken hoe dit zit?

Ik heb ook gevraagd om een indringend initiatief van dit kabinet op het gebied van belastingontduiking. Daarop is nog geen antwoord gekomen, maar laat ik het kabinet helpen met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontwikkelingslanden per jaar naar schatting 50 tot 500 mld. dollar mislopen door belastingontduiking en -ontwijking via belastingparadijzen;

overwegende dat multinationale ondernemingen ook via Nederlandse vestigingen belasting in lage- en middeninkomenslanden ontwijken;

verzoekt de regering, het Nederlands fiscaal stelsel voor multinationale ondernemingen door te lichten op belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden en daarover de Kamer in het voorjaar van 2010 in te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (32123-V).

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik zou denken: tegenover een onwillig Financiën ook leuk op weg naar die heroverweging. Als je nu ergens nog geld vandaan wilt halen, dan ligt hier toch wel een heel barre praktijk van 40 jaar liberaal fiscaal beleid te wachten. Het wordt tijd dat wij die erfenis eens een keer opruimen.

Voor de Wereldbank en de investeringen in fossiele brandstofvoorziening verwees ik niet voor niets naar de afspraak die in Pittsburgh is gemaakt. Ik pak de verklaring van de Pittsburgh-summit er even bij. Het staat in punt 24. Wij in het Westen zullen stoppen met subsidies op fossiele brandstoffen. Niet minderen, stoppen! Dat is de lijn. Dat is de nieuwe lijn die Nederland heeft ondertekend. Dus de Wereldbank ook: stoppen! Voor minder doe ik het niet. Ik krijg graag een toezegging van de minister.

Dan wat betreft EKI en Congo. Wat zei de Nederlandse regering destijds, mevrouw Van Ardenne in het rechtse kabinetje dat de minister nu niet rechts zal willen passeren? Wat zei zij in 2003 over Monterrey? "Nederland heeft dit streven onderschreven. De afgelopen jaren heeft Nederland de schuldkwijtschelding van door de overheid herverzekerde exportkredieten kunnen financieren uit de groei van het ODA-budget." Uit de groei van het ODA-budget! "Door de handhaving van de koppeling (...) zal het budget voor ODA-uitgaven vanzelf weer toenemen als de economische groei aantrekt. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat in de tijd additionaliteit is gewaarborgd." Dit was geen internationale afspraak in Monterrey. Nee, dit is de positie van de Nederlandse regering hoe zij met die afspraak zou omgaan. Geen schuldkwijtschelding uit ODA tenzij er sprake is van een groeiend ODA-budget. Dat is staand beleid. Kan dit in 2010 gewoon worden uitgevoerd? Als het anders is, hoor ik dat graag, want dan is er een breuk met het staande beleid. De Kamer dient daarover behoorlijk geïnformeerd te worden. Misschien kunnen wij het dan nog repareren bij gelegenheid van de begroting, want ik popel om op dat punt een goede stemming uit te lokken. De heer Van der Staaij zal hierover nog een motie indienen.

Tot slot nog een opmerking over Sudan. Ik maak uit de begroting op dat de minister voornemens was om in 2010 minimaal 48 mln. te stoppen in Sudan. Dat lukt niet. Daar zijn redenen voor en die snap ik. Dat geld wordt nu wegbezuinigd. In de begroting voor 2010 is er 48 mln. minder voor Sudan. Ik houd mijn amendement even staande, omdat mij echt ter ore is gekomen dat vele ngo's in Sudan heel moeilijk werk verrichten op weg naar de verkiezingen in 2010 en 2011. Dit is een buitengewoon gevoelig en kwetsbaar vredesproces dat dan zijn beslag moet krijgen. De bestaande kanalen, met name het Multidonor Trust Fund, zijn in hun werking en toegankelijkheid betrekkelijk rampzalig. Er zijn betere alternatieven. De Engelsen hebben dat goede Basic Services Fund opgezet. In de ngo-wereld bestaat absoluut een budgettaire behoefte voor de betreffende regio. Ik vraag de minister in alle vriendelijkheid om nog eens te kijken naar de meerwaarde van mijn amendement op dit punt, zeker in het licht van de begroting die hij presenteert. Er gaat per saldo minder geld uit Nederland naar Sudan, zeker ook als je kijkt naar het Europese programma. Daarin wordt 300 mln. bezuinigd op voorgenomen uitgaven die gereserveerd waren voor Sudan. Nogmaals, er is een reden waarom dat geld niet tot besteding komt in 2010. Dat snap ik, maar dit betekent toch ook dat wij met wat meer souplesse kunnen kijken naar wat er nog wel gedaan kan en moet worden met het oog op het vredesproces. Daar zijn wij het over eens. Daarom vraag ik op dit punt nog een nadere overweging van de minister.

De heerVan der Staaij(SGP)

Voorzitter. Ik begin met de minister te danken voor zijn antwoord en zijn inleidende beschouwing over de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerking. Mijn fractie steunt de lijn om nadrukkelijk ontvankelijk te zijn voor kritiek, maar tegelijkertijd ook assertief op te komen voor wat wel goed gaat en dat concreet te benoemen en uit te dragen.

Ik vraag nog aandacht voor een paar concrete punten. De heer Vendrik heeft al een toelichting gegeven op de motie over de schuldkwijtschelding die ik nu, mede namens hem, indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Monterrey Consensus van 2002 is uitgesproken dat uitgaven voor schuldkwijtschelding niet ten koste mogen gaan van bestaande ODA-uitgaven;

constaterende dat de regering destijds dit uitgangspunt onderschreef maar de verwachting uitsprak dat nieuwe uitgaven voor schuldkwijtschelding uit de groei van het ODA-budget gefinancierd zouden kunnen worden (TK 2002-2003, 28000-V, nr. 72, p. 5);

constaterende dat het ODA-budget in 2010 daalt vanwege een krimpend bruto nationaal product terwijl de uitgaven voor kwijtschelding van exportkredietschulden zeer sterk stijgen en dat deze kwijtschelding ten koste zal gaan van bestaande ODA-uitgaven;

verzoekt de regering, stappen te nemen om ook in de huidige omstandigheden – conform de afspraken die in Monterrey gemaakt zijn – de additionaliteit van uitgaven voor schuldkwijtschelding te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (32123-V).

De heerVan der Staaij(SGP)

Voorzitter. Over de verdere weerslag van de bezuinigingen zijn behartigenswaardige dingen gezegd door collega Ferrier in relatie tot het thema aids en door collega Voordewind in relatie tot het thema onderwijs. De motie van collega Ferrier heb ik meeondertekend en ik heb mijn sympathie uitgesproken voor wat in de pen zit bij collega Voordewind. Ik dank de minister voor zijn welwillende reactie op het thema aids; hij heeft aangekondigd met een brief naar de Kamer te komen.

Ik heb tot slot nog twee korte puntjes over de uitstapprogramma's prostituees. Er zijn inmiddels subsidies verstrekt aan Soa Aids Nederland en ICCO. Wij worden graag te zijner tijd nader geïnformeerd over de praktijkervaring met de programma's die nu in de steigers staan. Verder hoor ik graag nog een reactie op het punt dat ik in eerste termijn heb genoemd over UNFPA, de conferenties die onvoldoende ruimte voor een kritisch geluid zouden bieden. Ook daarop krijg ik graag nog een reactie.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. De minister moet de moties even ordenen en ik schors de vergadering daarom tien minuten.

De vergadering wordt van 22.50 uur tot 23.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De minister krijgt het woord voor beantwoording van de nog openstaande vragen, gesteld in de tweede termijn. Tevens geeft hij een appreciatie van de ingediende moties. Het is aan de woordvoerders of zij al een appreciatie voor de amendementen willen geven. Zij kunnen dat ook doen aan het einde van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. Het woord is aan de minister.

MinisterKoenders

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de Kamer hartelijk voor de gestelde vragen in tweede termijn, alsook voor het debat van vanavond. Ik heb de indruk dat wij op heel veel punten eigenlijk wel over de kern van ontwikkelingssamenwerking hebben gesproken. Ik noem de hoogte van het budget, de besteding, de effectiviteit en de prioriteiten bij moeilijke bezuinigingen.

Ik heb ook gevoeld dat een grote meerderheid van de Kamer mij eerder aanroept om nog meer geld voor ontwikkelingssamenwerking ergens vandaan te halen dan om het budget te verkleinen. Dit is op zich positief; ik kan dat ook alleen maar waarderen. Ik weet niet of ik de Kamer wat dat betreft op alle punten gerust kan stellen in een tijd waarin zoiets niet eenvoudig is.

Ik stel het wel op prijs om hier te constateren dat in ieder geval een grote meerderheid in de Kamer steun uitspreekt voor ontwikkelingssamenwerking en voor het ter zake gevoerde beleid. Op een aantal onderdelen bestaan uiteraard verschillen van mening over specifieke uitgaven met betrekking tot de bezuinigingen. Ik denk ook dat dit belangrijk is. Het is voorts belangrijk dat dit debat vandaag gevoerd is. Het gaat ook inderdaad om betere hulp. Dat is volgens mij heel essentieel. Daar wil ik de Kamer in ieder geval dank voor zeggen. Dit geldt uiteraard ook voor de oppositie die het daar minder mee eens is. De oppositie is vanavond zeer gering in omvang, maar dat maakt het voor die woordvoerder ook weer wat lastiger. Nogmaals, ik waardeer het dat daarover vanavond een debat gevoerd is.

In tweede termijn is nog een aantal specifieke vragen aan mij gesteld. Allereerst de opmerkingen van eigenlijk alle woordvoerders over hiv/aids en de Wereldbank. Ik zeg toe dat ik de Kamer daarover een brief zal schrijven. Ik hoop dat die nog eens verheldert wat wij aan het doen zijn met betrekking tot de relatie tussen hiv/aids, seksuele en reproductieve rechten en gezondheidssystemen. Ik hoop ook dat de Kamer met dat voorstel kan leven. Uiteraard zal ik dat de Kamer toesturen voor de begrotingsbehandeling later deze maand.

Ik wil vervolgens ingaan op de vraag van de heer Irrgang over de rijksakademie. Inderdaad heb ik daar een aantal vraagtekens bij gezet, mede naar aanleiding van de evaluatie. Voorts heb ik besluiten genomen aangaande de noodzaak dat ook de rijksakademie veel meer op eigen benen gaat staan. Dit geldt ook voor andere fondsen. Misschien is het nog belangrijk dat ik erop wijs dat de subsidie voor de rijksakademie veel meer is dan de beurzen voor individuele kunstenaars. In het bedrag zijn alle kosten verdisconteerd die de rijksakademie maakt ter ondersteuning van de beeldendekunstensector in ontwikkelingslanden. Dat is inclusief de ondersteuning van specifieke netwerken, cultuur- en ontwikkelingsprogramma's in eigen land. Het gaat dus om activiteiten en ondersteuning. Dat betreft ook ondersteuning van diverse kunstenaars in hun loopbaan, het mogelijk maken van publicaties, inzet van docenten, overhead en dergelijke. Ook is hierbij inbegrepen de extra inzet ten behoeve van werving en ondersteuning van het visumproces. Hierbij gaat het natuurlijk niet om heel grote bedragen.

Naar aanleiding van de opmerking van de heer Irrgang zal ik ook aan de rijksakademie de begroting van de nieuwe subsidieaanvraag meer inzichtelijk maken. Ik zal die anders opbouwen en daarbij een verschil maken tussen de daadwerkelijke beurskosten en de kosten die direct verband houden met datgene wat in ontwikkelingslanden zelf gebeurt. In die zin ben ik dus graag bereid om de heer Irrgang toe te zeggen dat die nieuwe subsidieaanvraag daarover ook volstrekt duidelijkheid zal moeten verschaffen.

De impact van de inzet van OS-middelen moet inderdaad primair in ontwikkelingslanden zelf zijn. Dat ben ik met de heer Irrgang eens. De beurzen voor studie in Nederland mogen ook niet de hoofdmoot zijn van de activiteiten. Inderdaad gaat het om zeer weinig mensen. Ik zal er dan ook opnieuw naar laten kijken. Ik vind dat ook geen goede zaak. Voor zover zij hier komen, gaat het erom dat het vervolgens ook in cultuur en ontwikkeling in de landen zelf een belangrijke functie heeft. Ik wijs er wel op dat daar veel meer over te zeggen valt dan ik nu kort zou kunnen doen. Er zijn zeer goed functionerende netwerken in Mali, Kameroen, Zuid-Afrika en Indonesië die een groot effect hebben op de verschillende kunstuitingen in die landen. Er is een platform pearls in Durban, Zuid-Afrika. Dat richt zich op maatschappelijke activiteiten met cultuur, ontwikkeling en hiv-besmette kinderen. In Jakarta lopen de residence programma's over mediakunst, nieuwe vormen voor het uiten van maatschappelijke problemen en moeilijkheden van stedelijke mobiliteit. In Mali gaat het op een soortgelijke manier met diverse projecten. Dit geldt ook voor Kameroen en een aantal zuid-zuid uitwisselingen.

Een groot aantal leden heeft vragen gesteld over het onderwijs. Ik stel het op prijs dat veel leden begrip hebben voor de noodzaak om bezuinigingen te zoeken in het FTI-programma, waar 700 mln. in kas zit, omdat het anders ten koste gaat van andere bedragen. Ik wijs erop dat de leden een paar vraagtekens hebben gezet bij de onderwijsuitgaven in een aantal bilaterale landen. Dat begrijp ik ook heel goed. Dat gaat over Mali, Bangladesh en Mozambique. Bij Mozambique gaat het om een korting van 9 mln. vanwege de versnelde uitfasering van Nederlandse betrokkenheid bij onderwijs vanwege donorafspraken. Ik zal de leden de afspraken graag doen toekomen, zodat zij weten dat wij dat geld daar niet aan hoeven te besteden en het dus niet ten koste gaat van onderwijsprojecten daar. Bij Bangladesh gaat het om een herprioritering op basis van een verzoek van Bangladesh. Ik ben er net geweest. Het lijkt mij niet zo zinnig om het gewoon door te zetten. In Mali is het inderdaad onderdeel geweest van de kaasschaaf en ik ben bereid om die korting in te trekken. Dit betekent dat wij de onderwijsuitgaven voor Mali niet zullen korten, gehoord wat er hier is gezegd. Dat gaat om 3 mln.

Er zijn vragen gesteld over de belastingen en de belastingparadijzen. De aanpak van belastingvlucht en belastingparadijzen heeft nu een enorme kans gekregen, naar aanleiding van de discussies die vanwege de financieel-economische crisis aan de orde zijn gesteld in de G20, in de OESO en in andere verbanden. Ik vind dit ook terecht. Het is duidelijk dat internationale samenwerking bij belastingontduiking en kapitaalvlucht een grote rol speelt. Dit geldt zeker voor de belastingafdracht van buitenlandse ondernemingen, die voor veel van de armste landen een belangrijk deel van de belastinginkomsten betekent. Ik vind dit dus een belangrijk punt, ook vanuit de coherentie van ontwikkelingssamenwerking. Hoe meer belasting je binnenshuis houdt, hoe minder dit leidt tot externe hulp. In ieder geval kunnen de eigen inkomsten dan beter gestuurd worden.

De kern van de internationale afspraken die zijn gemaakt, is grotere transparantie. Op het terrein van informatie-uitwisseling is recentelijk veel vooruitgang geboekt binnen de G20 en de OESO. Ik denk dat het nu mijn taak is om samen met de staatssecretaris van Financiën te kijken hoe wij dit ten goede kunnen laten komen aan de armste landen, los van het feit dat wij zelf de capaciteit van de belastingdiensten in ontwikkelingslanden steunen. Dit zeg ik tegen een aantal leden, onder wie de heer Boekestijn. Juist ontwikkelingssamenwerking leidt vaak tot een grotere belastingheffing en betere belastingsystemen, omdat die deel uitmaken van de afspraken over de begrotingssteun. De politieke haalbaarheid daarvan is groter dan ooit. Ik vind dat wij daarnaar moeten kijken.

Het is primair de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën en ik kan er niet zomaar de verantwoordelijkheid voor nemen. De leden weten dat er een brief is gestuurd over de kwalificatie of Nederland een belastingparadijs is of niet. Ik vind dat wij iets anders in elkaar zitten dan de Kaaimaneilanden. Dat neemt niet weg dat ik de discussie ken over het deelnemen en dit soort zaken. Het onderwerp op zich is belangrijk. Dit geldt ook voor de vraag in hoeverre ontwikkelingslanden nadeel hebben van belastingregimes in westerse landen. Dat betekent dus dat ik het oordeel over de motie van de heer Vendrik graag aan de Kamer overlaat.

Ik kom nog op een vraag van mevrouw Ferrier. Ik heb haar toegezegd dat ik op de punten van onderwijs en aids een tegemoetkoming heb proberen te geven, in ieder geval met betrekking tot de landen waar de onderwijsuitgaven via de kaasschaaf zijn aangepakt. Die zullen wij herstellen. Waar het land er echt geen behoefte aan heeft of het nog geld in kas heeft, lijkt me dat niet nodig, want dat zou ten koste gaan van andere.

Ik begrijp de vraag van mevrouw Ferrier over de EKI. Het gaat om de hoofdsom plus rentebetalingen. Samen bedragen die 300 mln.

Ik heb nota genomen van de opmerking van mevrouw Ferrier over het Food Security Event. Ik zal dit aan de minister-president doorgeven.

De motie over bestedingsdruk van mevrouw Ferrier moet ik helaas ontraden. Ik heb net gezegd dat de verschillen in het besteedbaar budget niet te maken hebben met planning, bestedingsdruk of met de mogelijkheid dat wij aan het eind van het jaar niet goed weten hoe wij het geld moeten uitgeven. Juist dankzij de in Accra en Parijs gemaakte afspraken proberen wij langetermijnafspraken te maken. Vanwege de interne planningssystematiek is er geen sprake van bestedingsdruk. Ik ben het dus met de derde constatering in de motie oneens. Ik heb ook gemeld dat het niet de taak van het IOB is om dergelijke dingen te doen. Dat is de interne controller. Wel ben ik in het licht van de informatie die mevrouw Ferrier daarover wenst te ontvangen, bereid om nader in een brief te verhelderen hoe wij met de planning en de 0,8% van het bnp omgaan. Ik hoop dat dankzij deze methode de motie alsnog niet ingediend wordt. Dat laat ik aan mevrouw Ferrier over. Ik ontraad de aanneming van de motie in haar huidige vorm gezien de daarin gedane constateringen.

Mevrouw Ferrier heeft een verzoek gedaan met betrekking tot het Guyana-initiatief. Het gaat om een betrekkelijk klein bedrag. Ik kan eerlijk gezegd niet direct overzien waarom bijvoorbeeld de landen in de regio dat niet zelf zouden kunnen betalen. Ik denk dan aan een middeninkomensland als Suriname. Het gaat om 1,5 mln. Ik zeg hier tegelijkertijd bij dat het duidelijk is dat hieraan groot belang wordt gehecht, mede naar aanleiding van de door de fractievoorzitters gemaakte reis. Ik zeg mevrouw Ferrier graag toe dat wij er positief naar zullen kijken en zullen bezien of wij die 1,5 mln. daaraan kunnen besteden.

De heer Boekestijn heeft nog iets gezegd over de slagschaduw van de verkiezingen. Ik wil hem niet onthouden dat wij natuurlijk net zoals u zeer bezorgd zijn over de situatie in Afghanistan. De situatie is daar niet goed. Mij lijkt het belangrijk dat de secretaris-generaal van de VN daar vandaag en vanavond onderhandelt om er met de partijen uit te komen. Ik wil de heer Boekestijn ook in dezen vragen om niet alle landen over een kam te scheren. Afghanistan is niet Sudan. Het zou er alleen maar op kunnen wijzen dat wij nog eerder en nog betrokkener moeten zijn bij de verkiezingen in Sudan. Om deze reden ga ik daar ook aan het eind van de week heen, werk ik nauw samen met generaal Gration van de VS, die de speciale vertegenwoordiger is voor Sudan, en hebben wij in september een speciale bijeenkomst in de VN belegd om juist op dit punt helderheid te verschaffen. Iedereen is natuurlijk bang voor een verkeerd uiteenvallen, dus niet op basis van wat afgesproken is, van Sudan. Dat zou enorme risico's met zich brengen. Daarom is ontwikkelingssamenwerking er nu ook in de politieke context. We kunnen dus niet zeggen dat er geen fragielestatenbeleid moet zijn. We moeten alleen proberen om dat op een bescheiden doch zinnige manier te voeren. Ik hoop dus dat er geen slagschaduw is. Als wij er niets doen, is die er in ieder geval wel.

Over het Global Fund heb ik de heer Boekestijn eerder in antwoord op vragen van zijn collega's ingelicht. Ik ben niet bereid om opnieuw een brief te schrijven over begrotingssteun voor Senegal en Uganda. Ik heb drie uitgebreide brieven geschreven die door de Kamer uitgebreid zijn behandeld. Ik wil niet in herhaling vallen, hoewel ik weet dat daarover soms anders wordt gedacht. Dat mag, maar de informatie is ruimschoots voorhanden. Wij hebben in de Kamer twee weken geleden de brief uitgebreid besproken. Ik heb onlangs nog de feiten over Uganda beschreven. Ook daarover is eerder materiaal verschenen. Er is inderdaad mismanagement van fondsen in Uganda geconstateerd door Global Fund. Die fondsen zijn toen tijdelijk gestopt. Ook het Global Fund heeft risico's op die terreinen, waardoor enige jaren geleden een groot aantal ontslagen is gevallen. Dat is een slechte zaak: corruptie is overal slecht, in Nederland, in een ontwikkelingsland en zeker in landen waar de risico's groter zijn vanwege gebrek aan checks and balances. Daarom investeren wij daarin.

Dan kom ik op de vragen van de heer Waalkens. Ik zeg hem toe dat wij uitgebreid zullen ingaan op de landbouw- en de ontwikkelingsnota. Hij heeft gelijk waar hij stelt dat de kern de relatie is tussen de boer en de markt en dat het zaak is dat op allerlei wijze te versterken en te vergroten.

Ik kom dadelijk nog terug op de EKI-hervormingen naar aanleiding van de motie van de heer Van der Staaij. Nogmaals, er is in 1996 een afspraak gemaakt over de EKI die te maken had met de afspraak om te komen tot de 0,8. Dat was de relatie die wordt gelegd. Dat betekent dat er nu geen extra fondsen zijn om die EKI te betalen.

Ik heb mijn antwoord gegeven op de vragen over Guyana. Minister Verburg zal op 17 en 18 november aanwezig zijn op de FAO-top in Rome. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik u daarover inlichten.

De vragen van de heer Voordewind. Ik ben het zeer met hem eens dat veel bedrijven fors tekortschieten op het terrein van de keten. Dat is de reden dat daarover vanmiddag uitgebreid is gesproken tijdens het initiatief over duurzame handel. Ik heb ook nog overleg gehad met staatssecretaris Heemskerk en met een aantal captains of industry. Ik kan eerlijk gezegd geen oordeel vellen over de EZ-regeling. Dat moet de heer Voordewind voorleggen aan de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik weet dat het hem zeer na aan het hart ligt. Sociale protectie is structureel.

De heer Voordewind stelde ook nog een vraag over de afgestudeerden. Dat is erg sympathiek, maar ik vind echt dat afgestudeerden bij Buitenlandse Zaken een academische opleiding moeten hebben. Ik ga graag met het voorstel mee dat zij geen werkervaring moeten hebben, dat hebben zij ook niet. Ik ga geen uitzondering maken voor hbo'ers, dat lijkt mij niet verstandig. Ontwikkelingslanden hebben recht op mensen die van wanten weten en die later verder kunnen met een academische opleiding. Dat is niets ten nadele van het hoger beroepsonderwijs. Het afbetalen van een studieschuld is toch niet de belangrijkste doelstelling. Met enige spijt in mijn hart ontraad ik de motie van de heer Voordewind, waar het woord hbo'er wat laat is bijgeschreven.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van der Staaij. Ik heb toch nog even gekeken hoe het compromis tot stand is gekomen ten tijde van de regering Pronk. Althans, wat ontwikkelingssamenwerking betreft. Dat ging over het punt dat de 0,8 als stabiele factor werd aangehouden op basis van een volstrekt naleven van de OESO/DAC-criteria. Over Monterrey heb ik gelezen wat mevrouw Van Ardenne daar heeft gezegd. Het klopt wat u daar zegt, maar de kern van de afspraken van Monterrey was deze. Het risico bestond dat een heleboel landen snel de 0,7% wilden bereiken door overal schuldverlichting te geven. Om die reden is het woord "additionaliteit" eruit gekomen en om geen andere reden, in het licht van wat in 1996 is afgesproken en vervolgens in Monterrey. Als ik vervolgens goed kijk naar wat mevrouw Van Ardenne heeft gezegd, geef ik direct toe dat het op zijn minst multi-interpretabel is, waar zij in hetzelfde stuk ook schrijft dat het in deze jaren betaald is uit de groei van het nationale inkomen en dat dit niet betekent dat dat voor alle jaren het geval is. Ook op basis van de redenering die ik net gaf moet ik deze motie helaas ontraden.

De Kamer heeft net zo goed inzicht in en belang bij de heroverwegingsoperatie, zeg ik tegen de heer Vendrik. Ik ga hier geen uitspraken doen over de heroverwegingen. De afspraak in het kabinet is overduidelijk. Dit is een ambtelijke exercitie. Daarvoor zijn op dit moment drie bewindslieden verantwoordelijk, te weten de minister-president en de twee vicepremiers. Vervolgens zal er een politieke afweging komen door het kabinet en dus ook door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Uiteraard zie ik dat volgend jaar tegemoet, maar wij hebben het nu over de begroting voor 2010.

De heer Van der Staaij ben ik nog een antwoord schuldig over de UNFPA, waarmee ik vorige week een conferentie heb georganiseerd. Ik heb er geen enkele aanwijzing voor – wij hebben het ook nog nagetrokken – dat mensen van verschillende opinies over abortus of seksuele en reproductieve rechten daar niet bij betrokken zouden mogen zijn en dus geboycot zouden worden. Als dat zo was, zou ik het daarmee oneens zijn. Ik ben het waarschijnlijk niet bij voorbaat op al die punten met de heer Van der Staaij eens, maar ik wil hier wel gezegd hebben dat alle VN-organisaties openheid moeten betrachten voor debat. Nogmaals, wij hebben geen enkele aanwijzing dat dat niet zou gebeuren. Ik weet zelf van mevrouw Obaid uit Saoedi-Arabië dat zij heel veel gevoel heeft voor allerlei religieuze groeperingen in de wereld en dat dit voor haar een gevoelig punt is. Ik zal volgend jaar begin maart een grote conferentie organiseren met religieuze leiders in de wereld over het punt van seksuele en reproductieve rechten, omdat ik het van belang vind om daarover ook met hen te spreken.

Over de fossiele brandstoffen ben ik bang dat de heer Vendrik en ik gewoon met elkaar van mening blijven verschillen. De heer Vendrik doet het nu voorkomen alsof ik zou vinden dat de Wereldbank maar moet doorgaan met fossiele brandstoffen te financieren. Het antwoord is nee. Ik zal mij in de board daar ook zo veel mogelijk tegen verzetten. Het is ook de Nederlandse regering die heeft gezegd dat wij ons vooral zullen inzetten voor clean energy mogelijkheden, maar ik ga geen fondsen oormerken voor de Wereldbank. Dat vind ik niet houdbaar. Het zijn besluiten die de Wereldbank als geheel neemt. Om nu om die reden apart als Nederland fondsen te gaan oormerken lijkt mij niet verstandig. Ik denk ook niet dat wij daarvoor enige steun krijgen uit ontwikkelingslanden. In sommige low carbon strategies kan het betekenen dat zij toch een zekere hoeveelheid fossiele brandstoffen willen gebruiken. Daar is ook iets van ownership bij. Mijn richting is in ieder geval om dat zo veel mogelijk te beperken.

De voorzitter:

Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van dit wetgevingsoverleg. De heer Vendrik heeft nog een punt van orde?

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik heb nog twee vragen openstaan, die ik wellicht schriftelijk beantwoord krijg. Zij komen anders gewoon terug bij de begrotingsbehan­deling.

De voorzitter:

De heer Irrgang heeft ook nog een vraag, dus dat zijn drie vragen. Stelt u ze alstublieft heel kort.

De heerVendrik(GroenLinks)

Wat de uitspraken van de minister-president en de minister van Financiën betreft over 100 mln. adaptatiegelden voor de periode 2010-2012 snap ik niet meer hoe zij precies in de begroting worden ingepast. Mijn tweede vraag gaat over de bezuinigingen vanaf 2010 op bestaande programma's voor Sudan en hoe zij zich verhouden tot het voorlopig oordeel van de minister over mijn amendement ter zake.

De heerIrrgang(SP)

De minister heeft zelf aangegeven dat hij samen met de staatssecretaris van Financiën werkt aan nadere inzet op het gebied van belastingen en ontwikkelingssamenwerking. Ik heb tot twee keer toe aan hem gevraagd, maar geen antwoord gekregen, wanneer wij van hem of van het kabinet kunnen horen wat die nadere inzet is.

MinisterKoenders

Laat ik met de laatste opmerking beginnen. Er zijn twee dingen die ik graag met de staatssecretaris wil doen. Het ene betreft een akkoord dat ik al met hem heb gesloten op het terrein van belastingen versterken en de kracht van de regeringen in ontwikkelingslanden om belasting te heffen. Daar zijn wij al mee bezig. Dat is iets van lange adem. Het is niet zo makkelijk. Wij werken internationaal ook met anderen samen. Het tweede betreft een motie die is ingediend. Mocht deze motie worden aangenomen, dan zal ik daar uiteraard met de heer De Jager over spreken. En wanneer dat dan precies klaar is? Wij beginnen net. Ik zal met de staatssecretaris bezien of zo'n onderzoek mogelijk is, mocht de motie in de Kamer worden aangenomen.

Wat die 100 mln. betreft weet men dat de Nederlandse regering 0,8% van het bruto nationaal product voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar heeft. 0,1% is voor milieu en ontwikkeling en daarboven geven wij nog 375 mln. uit voor mitigatie en adaptatie. Die 100 mln. bestaat uit de boventallige fondsen boven de 0,8%. Dat betekent dat Nederland sowieso al voldoet aan die extra inspanning. Ik hoop dat andere landen ons zullen volgen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Die 100 mln. wordt ingepast in de al toegezegde 375 mln.?

MinisterKoenders

Dat is juist.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat is dan additioneel.

MinisterKoenders

Het is zeker additioneel. Nederland is ook het enige land in Europa dat het doet. In het regeerakkoord van dit kabinet staat het. Wij vinden het zo belangrijk dat er al iets op het gebied van mitigatie en adaptatie gebeurt, dat wij dat al in het regeerakkoord hebben opgenomen. Nu is er een internationale Europese afspraak gemaakt. Daarvan hebben wij direct gezegd dat wij die willen. Wij zullen de fondsen daarvoor ook ter beschikking stellen.

De voorzitter:

En dan nu de laatste vraag.

MinisterKoenders

Dan kom ik op de laatste vraag van de heer Vendrik. Daarbij zit ik echt een beetje met de gegevens die hij heeft. Mij is niet bekend dat wij bezuinigen op Sudan. De cijfers zijn: 62 mln. in 2009 en 60 mln. in 2010. Dat is inderdaad een verschil van 2 mln., maar dat zijn dus niet de bedragen waar het over gaat. Ik ga er volgende week heen. Wij hebben met de niet-gouvernementele organisaties ervoor gezorgd via de ophoging van het Basic Services Fund en via het Sudan Recovery Fund dat er meer onmiddellijke resultaten worden geboekt. Wij dragen 10 mln. bij aan de verkiezingen. Wij hebben de bijdrage aan het BSF, dat vooral ook voor ngo's van belang is, naar 3,15 mln. verhoogd. Wij hebben dus noodhulp van 11,2 mln. die voor het grootste deel door niet-gouvernementele organisaties wordt uitgevoerd. Er is een grote afstemming met gelijkgezinde donoren. Wij hebben op een aantal punten besloten geen nieuwe fondsen ter beschikking te stellen in het MDTF. Dat is misschien de reden dat de heer Vendrik dit noemt. Dat is mede vanwege discussies met de Kamer en het feit dat wij snelle resultaten wilden hebben, ook in het licht van de verkiezingen. Daarom is het geld gegaan naar het BSF en het SRF. Wij scoren ook zeer goed op de uitgaven, als wij kijken naar andere landen die mede het vredesproces dragen, zoals het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. De absorptiecapaciteit is een reëel probleem. Dat is ook één van de redenen dat wij naar Zuid-Sudan gaan.

Voorzitter. Ik hoop dat ik hiermee de vragen van de Kamer voldoende beantwoord heb.

De voorzitter:

Dank u wel.

De minister heeft de volgende toezeggingen gedaan.

  • - De minister stuurt voor de begrotingsbehandeling een brief over bezuinigingen op hiv, aids en de SRGR-programma's. Dat betekent dat die brief volgende week gestuurd moet worden.

  • - Binnenkort volgt een brief van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en van LNV over de uitvoering van de notitie inzake Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking.

  • - De minister van Financiën rapporteert in november aan de Kamer over het gebruik van SDR's ten behoeve van ontwikkelingslanden.

  • - Na 1 april 2010 informeert de minister de Kamer over de bandbreedte van de subsidies in het kader van het MFS.

  • - De Kamer ontvangt informatie over donorafspraken over onderwijsprogramma's in Mozambique.

  • - De minister stuurt een brief aan de Kamer over de planning van de besteding van de 0,8%.

Over de moties zal worden gestemd na de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. De ingediende amendementen zullen van een appreciatie worden voorzien aan het einde van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken.

De heerWaalkens(PvdA)

Voorzitter. De minister heeft nog een toezegging gedaan en wel dat de kaasschaafmethode op de onderwijsuitgave voor Mali van 3 mln. ongedaan gemaakt zal worden.

Met betrekking tot het Guyana Shield zal 1,5 mln. gevonden worden in de begroting.

De voorzitter:

Mijnheer Waalkens, als wij alle politieke toezeggingen ook moeten gaan melden.

De heerWaalkens(PvdA)

Dit zijn gewoon toezeggingen.

De voorzitter:

Nee, dit zijn politieke toezeggingen. De toezeggingen die ik heb gemeld, zijn toezeggingen van de minister over stukken die naar de Kamer gezonden zullen worden. De politieke toezeggingen kunt u in het verslag lezen.

Ik bedank de aanwezige staf en het publiek voor het betoonde geduld. Ik bedank met name de stenografen en het personeel voor het late uur dat zij hier nog aanwezig zijn.

Sluiting 23.32 uur.


XNoot
1

 Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).