Kamerstuk 32007-5

Voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State

Dossier: Voorstel van wet van het lid Biskop houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen


32 007
Voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen

nr. 5
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het onderwijstoezicht te wijzigen teneinde het toezicht op nieuwe instellingen in het primair onderwijs, in het speciaal onderwijs en in het voortgezet onderwijs aan te scherpen en daartoe het opstellen van een risicoanalyse door de inspectie mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Toezicht op nieuwe instellingen

1. Binnen een maand na aanvang van de bekostiging van een instelling, bedoeld in artikel 81 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 87 van de Wet op de expertisecentra, artikel 66, vierde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wat een agrarisch opleidingscentrum betreft uitsluitend voor het daaraan verzorgde voortgezet onderwijs, verstrekt de instelling aan de inspectie gegevens met betrekking tot:

a. het schoolplan, bedoeld in artikel 12 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 21 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs,

b. de bekwaamheid van degenen die onderwijs geven, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra en artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

c. het voldoen aan de voorschriften omtrent onderwijstijd die gelden op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. De inspectie oefent toezicht uit door middel van het opstellen van een risicoanalyse indien:

a. de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de genoemde termijn zijn verstrekt,

b. de inspectie onvolkomenheden constateert in de naleving van het eerste lid.

3. Bij het opstellen van de risicoanalyse worden in ieder geval de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, b en c, betrokken.

4. De risicoanalyse wordt binnen drie maanden nadat de bekostiging is aangevangen door de inspectie opgesteld.

5. Binnen een maand nadat de risicoanalyse is opgesteld toont de instelling ten genoegen van de inspectie aan dat de onvolkomenheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, zijn hersteld.

6. Indien de instelling twee maanden na het opstellen van de risicoanalyse nog steeds in gebreke is ten aanzien van de naleving van het eerste lid, onderdelen a, b en c, kunnen de maatregelen worden genomen die door de in het eerste lid, aanhef, genoemde onderwijswetten worden mogelijk gemaakt.

B

In artikel 13, eerste lid, wordt na «legt haar werkwijze voor een onderzoek als bedoeld in artikel 11» ingevoegd: en voor de toepassing van artikel 11a.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit