Kamerstuk 31924-V-3

Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2008

Dossier: Slotwet en jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2008

Gepubliceerd: 15 mei 2009
Indiener(s): Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-V-3.html
ID: 31924-V-3

31 924 V
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2008

nr. 3
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 20 mei 2009

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2008 (in EUR miljoen)

kst-31924-V-3-1.gif

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2008 (in EUR miljoen)

kst-31924-V-3-2.gif

Inhoudsopgave blz.

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING6
   
Leeswijzer11
Beleidsverslag18
Kabinetsdoelstellingen23
  1: Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar de lidstaten het beter zelf kunnen regelen23
  2: Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast29
  3: Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten31
  4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen34
  5: Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten39
  6: Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het Project De Millenniumdoelen Dichterbij44
  7: Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld61
  8: Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 201265
  9: Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland68
 10: Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen72
De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen74
Bijlage bij het beleidsverslag met MDG-indicatoren76
   
FINANCIËLE TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL79
   
BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF117
   
JAARREKENING124
De verantwoordingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken124
Saldibalans125
De verantwoordingsstaat van de baten-lastendienst CBI135
Overzicht personele topinkomens140
Overzicht inhuur externen141
   
BIJLAGEN142
Bijlage 1: Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer142
Bijlage 2: Sanctiebeleid en malversaties144
Bijlage 3: Toezichtrelatie NCDO149
Bijlage 4: Afkortingenlijst150
Bijlage 5: Trefwoordenregister153

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Hierbij bieden wij, mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken, het departementale jaarverslag over het jaar 2008 van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan.

• Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2008 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties

• de financiële informatie in het jaarverslag

• de departementale saldibalans

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering

van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

• De slotwet van het ministerie van Buitenlandse Zaken over het jaar 2008; de slotwet is geïntegreerd met het onderhavige jaarverslag. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet/slotwetten is/zijn aangenomen.

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2008 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2008, alsmede met betrekking tot de saldibalans van het Rijk over 2008 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

Leeswijzer

Inleiding

Het ministerie van Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het departementale begrotings- en verantwoordingsproces een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008.

In deze leeswijzer wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe indeling van het jaarverslag, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven. Ook wordt er ingegaan op de relatie met enkele andere beleidsdocumenten (onder andere de resultatenrapportage). Vervolgens worden de overige onderdelen van het jaarverslag toegelicht. Om het leesgemak van het jaarverslag te vergroten treft u tot slot twee tabellen aan. In de eerste tabel wordt de relatie gelegd tussen de doelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet «Samen werken, samen leven» en de operationele doelstellingen uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en de bijbehorende uitgaven. In de tweede tabel wordt de relatie gelegd tussen de Millennium Development Goals (MDGs) en de operationele doelstellingen.

Experiment

Het experiment duurt twee jaar en is begonnen met het jaarverslag van vorig jaar (2007). Naast dit jaarverslag (2008) omvat het ook het jaarverslag 2009 en de begrotingen 2009 en 2010. De grootste verandering in het jaarverslag is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee kernonderdelen: het beleidsverslag en de beleidsartikelen. Wat in het ene onderdeel staat, komt niet terug in het andere onderdeel. Waar vóór het experiment veel overlap bestond tussen de twee delen, wordt dat dus nu voorkomen. Hierdoor wordt gestreefd naar het vergroten van de leesbaarheid en de focus meer te richten op de prioriteiten van het kabinet. Een andere grote verandering is dat in het «experiment jaarverslag» de slotwet en het jaarverslag geïntegreerd zijn tot één document. Hoe dit is vormgegeven, zal hieronder worden toegelicht. Net als bij het jaarverslag 2007 en de begroting 2009 is het bij dit jaarverslag ook gelukt om het met minder beleids- en beheerslast tot stand te brengen.

HGIS jaarverslag

Samen met het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt het HGIS-jaarverslag 2008 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor internationale samenwerking, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van de middelen voor internationale samenwerking.

Resultaten rapportage

Naast het HGIS jaarverslag 2008 wordt ook de tweejaarlijkse rapportage «Resultaten in Ontwikkeling» van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aangeboden aan het parlement. Hierin wordt verslag gedaan over de resultaten van het beleid van ontwikkelingssamenwerking over de afgelopen twee jaren aan de hand van de acht Millennium Development Goals (MDGs) en het thema goed bestuur. De focus ligt in deze rapportage op resultaten in landen en sectoren. Hiermee wordt extra informatie verstrekt in aanvulling op dit jaarverslag.

Slotwet

De slotwet en het jaarverslag zijn samengevoegd tot één document. De slotwet maakt net als in voorgaande jaren geen onderdeel uit van de accountantscontrole. De slotwetmutaties zijn in de financiële toelichting per begrotingsartikel (het tweede deel van het jaarverslag) apart zichtbaar naast overige mutaties.

Opbouw van het beleidsverslag

In de opzet van het beleidsverslag staan de prioriteiten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» van het kabinet Balkenende IV centraal. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat het om de tien doelstellingen uit pijler 1, «Een actieve internationale en Europese rol» en het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». Voor doelstellingen vier en acht geldt dat ook respectievelijk de ministeries van Defensie en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) hierover verantwoording afleggen in hun jaarverslag.

Inhoudelijk wordt verslag gedaan van de voortgang op de tien kabinetsdoelstellingen en het project. Het is een rapportage op hoofdlijnen over de belangrijkste resultaten in 2008. Dit betekent dat niet alle bereikte resultaten en behaalde doelen in het jaarverslag staan vermeld. Bovendien is de gedetailleerde, beleidsmatige toelichting in de beleidsartikelen komen te vervallen. Dit impliceert dat in het jaarverslag over 2008 niet systematisch wordt teruggekomen op de «na te streven resultaten» uit de begroting 2008, omdat deze gedeeltelijk gedetailleerde beleidsresultaten betreffen. Aan het eind van iedere doelstelling worden beleidsconclusies getrokken. Dit onderdeel is een belangrijke toevoeging ten opzichte van het vorige jaarverslag.

Meetbaarheid

Om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien zijn, waar zinvol en haalbaar, naast beschrijvende teksten, ook kwantitatieve indicatoren opgenomen. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat het kenmerkend is voor de doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zij onderdeel zijn van een internationale context waarin veel spelers en factoren van invloed zijn op de uiteindelijke doelbereiking. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effect-indicatoren. Vaak is er sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de inputs, toe te rekenen. De relatie tussen de effecten die het ministerie van Buitenlandse Zaken beoogt en de Nederlandse inzet is dan ook niet causaal. Wel kan in de meeste gevallen de plausibiliteit van die relatie worden aangetoond. Daarvoor is evaluatieonderzoek een belangrijk instrument.

MDG-indicatoren

De voortgang met betrekking tot de Millennium Development Goals wordt in internationaal verband gemeten. Net zoals in het vorig jaarverslag (2007) is een deel van de indicatoren dat in deze rapportage is opgenomen, in internationaal verband geherdefinieerd vanwege voortschrijdend inzicht in de wijze van meten van deze indicatoren. Om de internationale vergelijkbaarheid te waarborgen zijn, in een aantal gevallen, indicatoren ook onderhevig aan kleine bijstellingen in de uitgangswaarden die in internationaal verband zijn overeengekomen. Ten behoeve van de uniformiteit en consistentie van begroting en jaarverslag gaat dit verslag echter, daar waar mogelijk, uit van de uitgangswaarden zoals opgenomen in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2008. In een aantal gevallen is de systematiek van meten dusdanig aangepast dat ook de uitgangswaarden en tussenstanden aanzienlijk zijn gewijzigd. Waar van toepassing, wordt dit in de tekst aangegeven.

Dwarsverbanden in dit verslag

Door de opzet van het jaarverslag is de aansluiting met de begroting 2008 niet meer volledig te leggen. Om het leesgemak te vergroten is aan het eind van deze leeswijzer een tabel opgenomen waarin staat welke operationele doelstellingen uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken overeenkomen met de nu opgenomen kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma. Per kabinetsdoelstelling staan de bijbehorende beleidsnotities vermeld die in 2008 aan het parlement zijn gestuurd. Ook wordt een relatie gelegd tussen de tien kabinetsdoelstellingen, de operationele doelstellingen en de daarmee gemoeide uitgaven van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit overzicht heeft de beperking dat de koppeling tussen de kabinetsdoelstellingen en de vermelde uitgaven niet rechtstreeks te maken is.

Over een beperkt aantal operationele doelstellingen wordt niet beleidsinhoudelijk verantwoord in het beleidsverslag. Dit betreft de operationele doelstellingen 3.5 (Raad van Europa) en 7.2 (vreemdelingenbeleid). Operationele Doelstellingen 8.1–8.3 (cultuurdoelstellingen en draagvlak Nederlands buitenlandbeleid), komen aan bod in de inleiding op het jaarverslag in verband met het politieke belang voor het gehele buitenlandbeleid. Verder wordt operationele doelstelling 6.2 (toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen) niet meer onder doelstelling 8 behandeld, wat in het jaarverslag 2007 het geval is, maar onder doelstelling 6 – MDG 7.

De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

In dit jaarverslag is een hoofdstuk toegevoegd waarin de financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen zijn uiteengezet aan de hand van de gerealiseerde uitgaven 2008 ten opzichte van de ontwerpbegroting 2008. Doel hiervan is om in kort bestek inzicht te geven in verscheidene, belangrijke beleidskeuzes die in de loop van 2008 zijn gemaakt.

Opbouw van de beleidsartikelen

Per beleidsartikel wordt ingegaan op de financiële verantwoording. De opmerkelijke en meest omvangrijke verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht evenals de belangrijkste wijzigingen in de slotwet. Dat houdt in dat kleinere mutaties niet aan bod komen, tenzij deze onder duidelijke politieke aandacht staan. Aan het eind van elk artikel staat een overzicht opgenomen met evaluatieonderzoek waarvan de afronding in 2008 geprogrammeerd stond. In het geval dat er niet aan is voldaan, wordt een toelichting gegeven. De tabel wijkt af van het model zoals aangegeven in de Rijksbegrotingsvoorschriften om zo eenduidig mogelijk te zijn met het overzicht dat per beleidsartikel is opgenomen in de begroting van 2008. Meer gedetailleerde informatie over de evaluatieonderzoeken is te vinden in de zogenoemde BZ-evaluatieprogrammering (BZEP). Deze is online te raadplegen opwww.minbuza.nl/nl/organisatie/evaluatie. Via deze website zijn ook evaluatieonderzoeken zelf toegankelijk evenals, indien van toepassing, de betreffende beleidsreactie van de minister(s).

Overige onderdelen van het jaarverslag

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10, waarop de HGIS macro-mutaties worden verantwoord en artikel 11, waar de bedrijfsvoeringkosten op worden verantwoord. Daarna volgen de bedrijfsvoeringparagraaf, de jaarrekening met ondermeer de verantwoordingsstaat van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI). De bijlagen betreffen: de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer, informatie over sancties en malversaties, de afkortingenlijst en het trefwoordenregister. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2009 wordt vanaf dit jaarverslag een bijlage toegevoegd over de toezichtrelatie op het zelfstandig bestuursorgaan: de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO).

Accountantsverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst van het ministerie jaarlijks een accountantsverklaring af bij het departementale jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om de totstandkoming van de niet-financiële informatie alsmede het gevoerde financieel en materieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken – alsmede van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering – brengt de auditdienst verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring.

Voor de uitkomsten van de audit wordt verwezen naar het accountantsrapport over 2008 van de auditdienst dat behoort bij dit jaarverslag.

Tabel A – Doelstellingen pijler 1 «Een actieve internationale en Europese rol» van het beleidsprogramma kabinet Balkenende IV 2007–2011 en de operationele doelstellingenbeleidsartikelen

Onderstaande tabel geeft inzicht in de relatie tussen de kabinetsdoelstellingen uit pijler 1 van het beleidsprogramma «Samen werken samen leven» en de operationele doelstellingen op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de bijbehorende middelen. Voor de goede orde wordt gemeld dat een aantal van de operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken bij verschillende kabinetsdoelstellingen voorkomen. Daarnaast worden per kabinetsdoelstelling de bijbehorende beleidsnotities vermeld die in 2008 aan het parlement zijn gestuurd.

kst-31924-V-3-3.gifkst-31924-V-3-4.gif

Tabel B – MDGs en de operationele doelstellingen

De MDGs staan centraal in het project «De Millennium Doelstellingen Dichterbij» en in doelstelling 6 van pijler 1 van het kabinetsprogramma. De MDGs komen vervolgens aan de orde in de beleidsartikelen 4, 5 en 6. Deze artikelen bestrijken de thema’s die ook in de MDGs aan de orde komen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de MDGs onderling sterk verbonden zijn. Onderstaande tabel doet daar, als schematisch overzicht, geen recht aan. Zo heeft de Nederlandse inzet op bijvoorbeeld onderwijs (MDG 2) en gezondheidszorg (MDG 4 t/m 6) ook invloed op het behalen van MDG 1.

kst-31924-V-3-5.gif

BELEIDSVERSLAG

Inleiding

In 2008 bleek op ongekende wijze hoezeer globalisering de interdependentie van de wereld heeft veranderd. Terwijl de wereld kleiner is geworden, is de onderlinge afhankelijkheid groter dan ooit. De gevolgen van de crisis, die begon in de Verenigde Staten, zijn voelbaar in heel Europa. Veel burgers hebben zorgen om hun inkomen, maar hebben vertrouwen in de rol van de overheid bij het beschermen van de bancaire sector en spaartegoeden tegen de gevolgen van de crisis. In een eerste reflex zijn veel mensen in deze onzekere tijden geneigd naar de eigen omgeving te kijken. Maar juist in deze tijd, waarin we merken dat we ons niet kunnen onttrekken aan de negatieve gevolgen van globalisering, is een open blik naar de wereld noodzakelijk en wenselijk.

Een internationale opstelling is in het belang van Nederland, uit veiligheids-, economisch- en milieuoogpunt. Een extern gericht Nederland kan de positieve gevolgen van de globalisering vergroten ten gunste van de eigen bevolking. Steeds meer Nederlanders gaan de grens over, voor een korte of lange vakantie, om iets te kopen of verkopen, of te investeren in een dichtbij of vergelegen land. Dankzij actief buitenlandbeleid kunnen zij erop rekenen dat hun belangen worden beschermd en dat zij bij calamiteiten hulp krijgen. Het ministerie investeert in de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland, zowel privépersonen als bedrijven. Onze rol van bruggenbouwer staat centraal in de diplomatie en internationale samenwerking.

De economische en financiële crisis confronteert ons met de realiteit dat Nederland grensoverschrijdende uitdagingen niet alleen kan oplossen. Nederland zet zich in voor hervormd multilateralisme. We hebben partners nodig, binnen bestaande organisaties zoals de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN), maar we willen ook samenwerken met nieuwe partners, die misschien minder voor de hand liggen, maar met wie we waarden delen. Dat vraagt een actieve diplomatieke inzet. Mede hierdoor werd Nederland uitgenodigd deel te nemen aan de G20-bijeenkomst in Washington. De inbreng van Nederland in de G20-discussie biedt ook kansen om bij de besluitvorming specifieke Nederlandse belangen en wensen in het oog te houden.

De EU is één van de belangrijkste instrumenten om de Nederlandse belangen te behartigen in de wereld. Met zevenentwintig EU-landen maak je politiek en economisch een grotere vuist. Het belang van gecoördineerd Europees beleid werd onderstreept toen de EU maatregelen nam om de stabiliteit van het financiële stelsel te waarborgen en de effecten van de crisis op de economie te verzachten. Ook tijdens het conflict tussen Rusland en Georgië toonde de EU onder Frans voorzitterschap eensgezindheid en daadkracht. De Georgië-crisis leidde tevens tot meer aandacht voor de relatie met Rusland en voor de relaties met de Oostelijke buren.

Nederland heeft zich in 2008 wederom hard gemaakt voor het vasthouden aan de criteria voor kandidaat-lidstaten van de EU. Dit standpunt heeft Nederland het sterkste verdedigd in de discussie over de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Servië. Hierin hebben we, samen met België, met succes bepleit dat eerder afgesproken criteria zoals samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal harde eisen blijven. De arrestatie en uitlevering van Radovan Karadzic kan als succes voor de internationale rechtsorde worden gezien.

In de tweede helft van het jaar domineerde de impasse rondom het Verdrag van Lissabon na het Ierse nee de EU-aangelegenheden. De Nederlandse regering betreurt het uitstel, maar is positief over de oplossing die eind 2008 werd bereikt waardoor het goedkeuringsproces weer op de rails is.

Op het belangrijke klimaat- en energiedossier is in 2008 veel vooruitgang geboekt. De Europese Raad werd het op politieke hoofdlijnen eens over het klimaat- en energiepakket. Het Europees Parlement (EP) is akkoord, waardoor de weg vrij is voor afronding voor de EP-verkiezingen van juni 2009. Het feit dat de EU, ondanks uiteenlopende posities, binnen redelijk korte tijd de Commissievoorstellen heeft omgezet in wetgeving, onderstreept het belang van Europese samenwerking. Nederland is tevreden over het bereikte akkoord, hoewel we niet alle punten konden binnenhalen. We hebben ons met succes ingezet voor behoud van de ambitie en de systematiek van de voorstellen, waaronder een plafond voor CO2-uitstoot. Het bevorderen van een schoner klimaat en het gebruik van duurzame energiebronnen in ontwikkelingslanden is één van de prioriteiten van de moderniseringsagenda van ontwikkelingssamenwerking. In 2008 is een aanvang gemaakt met de invulling van de EUR 500 miljoen die deze kabinetsperiode beschikbaar is gesteld voor het stimuleren van hernieuwbare energie.

Het Midden-Oosten was het toneel van één van de grote crises van 2008. De Israëlische inval in Gaza in de laatste dagen van 2008, in reactie op de aanhoudende raketbeschietingen van Hamas, staat nog vers op ons netvlies. Het jaar was hoopvol begonnen met de conferenties in Annapolis en Parijs, intensief overleg tussen Israëlische en Palestijnse onderhandelaars en vier Israëlisch-Syrische onderhandelingsronden. Nederland wil in deze regio een bijzondere rol spelen. De reizen van de minister van Buitenlandse Zaken naar Israël en de Palestijnse Gebieden onderstrepen dit. De minister heeft zich met succes ingezet voor intensivering van de betrekkingen tussen EU en Israël. Ook werden de relaties met de Palestijnse Autoriteit aangehaald. Vanuit ontwikkelingssamenwerking werd onder meer geïnvesteerd in de opbouw van de Palestijnse veiligheidssector en is extra noodhulp verstrekt ten behoeve van de bevolking in Gaza. Nederland bleef vertegenwoordigd in het team van kwartet-vertegenwoordiger Blair. Daarnaast werden Nederlanders benoemd als vertegenwoordiger van de SGVN voor het Midden-Oosten en als hoofd van het Middle East Desalination Center.

In 2008 was er veel aandacht voor de dialoog met islamitische landen, vooral rondom het verschijnen van de film «Fitna». Mede door proactieve en intensieve publieksdiplomatie is escalatie van spanningen voorkomen.

Het mensenrechtenbeleid kreeg in 2008 steeds duidelijker vorm als centraal punt in het hart van het buitenlandbeleid. Mensenrechten stonden hoog op de agenda tijdens buitenlandse bezoeken en gesprekken met collega’s. Ambassades besteedden structureel meer aandacht aan mensenrechten en deden in groten getale beroep op het Mensenrechtenfonds. Het bevorderen van sociaal-economische en politieke rechten is expliciet onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Nederland heeft bijzondere aandacht besteed aan rechten van kinderen, vrouwen en homoseksuelen, aan godsdienstvrijheid en mensenrechten in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Op 10 december, de 60ste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, werd de eerste Mensenrechtentulp uitgereikt aan Justine Masika Bihamba, die opkomt voor mishandelde en verkrachte vrouwen in Oost-Congo.

Ook in 2008 maakte Nederland zich sterk voor vrede en veiligheid. Crisisbeheersing en wederopbouw is een prioriteit, waarbij de hoofdrol is weggelegd voor de activiteiten in Uruzgan. We werken in toenemende mate geïntegreerd, waarbij de drie pijlers veiligheid, ontwikkeling en diplomatie elkaar versterken (de 3-D benadering). Sinds 1 augustus 2008, het begin van de nieuwe missie, is het karakter multinationaler. Diverse landen, waaronder Slowakije, Tsjechië, Frankrijk en Hongarije, steunen Nederland en junior partner Australië nu. Het karakter van de missie wordt tevens civieler. Het ministerie heeft het aantal niet-militaire uitgezonden medewerkers verdubbeld tot twaalf. Hierdoor komt er meer aandacht voor niet-militaire aspecten zoals wederopbouw en verbetering van het bestuur. Het hoofddoel van de Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan is onveranderd: de situatie van de bevolking verbeteren op het gebied van mensenrechten, armoede en veiligheid.

Nederland werkt in verschillende regio’s aan het vergroten van de stabiliteit. In 2008 nam Nederland naast de ISAF-missie in Afghanistan deel aan de EUFOR-missie in Tsjaad en de EULEX-missies in Bosnië en Kosovo. Met de Koninklijke Marine werd samengewerkt om humanitaire transporten naar Somalië te beschermen.

Veiligheid is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling, zeker in fragiele staten. Juist daar kunnen conflicten zo snel escaleren dat hele regio’s meegesleept worden. In de nota «Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten», heeft de regering haar fragiele staten strategie uiteengezet. De minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking brachten bezoeken aan Afghanistan en gezamenlijk aan Soedan.

De gevolgen van de financiële en economische crisis treffen ook ontwikkelingslanden. Sinds het begin van de crisis zijn naar schatting honderd miljoen mensen teruggevallen onder de armoedegrens. Het is de taak van verantwoordelijke politici wereldwijd om deze ontwikkeling te stoppen en een positieve politieke agenda te formuleren waarin nationale en internationale maatregelen om de crisis te bestrijden met elkaar worden verbonden. Alleen zo zullen ook de allerarmsten profiteren van het globaliseringsproces en delen in het economische herstel.

De Millennium Development Goals(MDGs) zijn prioritair voor Nederland. In 2008 werd hiervoor een MDG-ambassadeur benoemd. Op de MDG-top in New York speelde Nederland een actieve rol door deelname op hoog niveau en door een speciale bijeenkomst over water en sanitatie te organiseren. De top bevestigde dat een deel van de MDGs relatief goed gaat, terwijl een ander deel serieus achterblijft. Deze achterstand kan alleen worden ingelopen door extra inzet. Nederland geeft prioriteit aan gender en seksuele gezondheid en rechten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking geeft hier uitdrukking aan tijdens zijn reizen (onder andere Democratische Republiek Congo, Jemen), bijdragen aan multilaterale organisaties, maar ook door instelling van een MDG 3-fonds. Daarnaast heeft Nederland zich actief ingezet voor de aanvaarding van resolutie 1820, die het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen veroordeelt.

Nederland vervult een voortrekkersrol op het gebied van HIV/AIDS, zo bleek onder andere uit de verkiezing eind december tot vicevoorzitter van de Programme Coordinating Board(PCB) van UNAIDS voor 2009. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de AIDS-ambassadeur namen deel aan de internationale AIDS-conferentie in Mexico in augustus. Samen met maatschappelijke organisaties organiseerde Nederland een sessie over jongeren.

In 2008 is veel aandacht besteed aan effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Een goede ontwikkeling, omdat deze aandacht ertoe bijdraagt dat we met de middelen die ontwikkelingssamenwerking ter beschikking staan, het grootst mogelijke effect bereiken. Modernisering van de ontwikkelingshulp is essentieel voor effectieve armoedebestrijding. In 2008 is in nauw overleg met alle betrokkenen een begin gemaakt met de vernieuwing van het medefinancieringsstelsel. Nieuwe spelers, ook uit ontwikkelingslanden zelf, zullen in dit stelsel centraal staan. Ook komt er meer nadruk te liggen op maatwerk en effectiviteit. Bestrijding van corruptie krijgt onverminderd aandacht. Nederland zet moderne ontwikkelingssamenwerking in als hefboom om investeringen onder moeilijke omstandigheden op gang te brengen. Dit doet Nederland onder andere door samenwerking met (nieuwe) partners, innovatieve methoden en gezamenlijke investeringen, bijvoorbeeld in publiek-private partnerschappen. In 2008 zijn 25 projectvoorstellen goedgekeurd voor een bijdrage uit het Schokland-fonds. Het aantal millenniumakkoorden komt hiermee boven de zestig. Daarnaast zijn er enkele honderden individuele akkoorden, waarin particulieren zich committeren de MDGs te behalen.

Moderne ontwikkelingssamenwerking kan een belangrijke bijdrage leveren aan de duurzame economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Het investeringsprogramma PSOM is omgevormd tot subsidieprogramma PSI (Private Sector Investment). Er is gewerkt aan de ORIO-regeling die in de plaats komt van het exportprogramma ORET. Nederland gaf in 2008 veel aandacht aan groei en verdeling. Meer dan een miljard mensen zijn uitgesloten van economische ontwikkeling. Daarom hebben wij meer dan 10% van het ontwikkelingssamenwerkingbudget geïnvesteerd in productieve sectoren (exclusief onze bijdragen aan multilaterale instellingen). Duurzaamheid staat bij ontwikkelingssamenwerking voorop. We investeren bijvoorbeeld in duurzame energievoorziening voor de allerarmsten.

In 2008 hebben we verder gewerkt aan een groter draagvlak voor buitenlandbeleid, voor ontwikkelingssamenwerking en voor Europa. In deze tijd van globalisering is het meer dan ooit noodzaak burgers te laten zien welke meerwaarde een actief buitenland beleid voor hun dagelijks leven heeft. Dat hun banen, hun veiligheid en hun leefomgeving gebaat zijn bij een actieve opstelling van Nederland in de wereld. Het ministerie van Buitenlandse Zaken laat zien dat het middenin de samenleving staat en burgers serieus neemt. Dit doen we bijvoorbeeld door prioriteit te geven aan de beantwoording van brieven van burgers, maar ook door Rent an Ambassador, waarbij ambassadeurs het land in gaan. Young Professionals kregen op reis naar Marokko en Algerije een kijkje in het werk van de minister van Buitenlandse Zaken.

Vanuit het bedrijfsleven is er groeiende belangstelling voor ontwikkelingssamenwerking. Dit blijkt onder andere uit interesse van bedrijven voor publiek-private partnerschappen, millenniumakkoorden en voor de nieuw opgerichte MDG Business Club, waarin topmensen uit het bedrijfsleven zich inzetten voor het behalen van de Millennium Development Goals. Europa werd op een toegankelijke manier gepresenteerd op de vernieuwde websitewww.europahoortbijnederland.nlen in twee brochures.

De Nederlandse positie in het buitenland wordt versterkt door internationaal cultuurbeleid, ook daar waar het gaat om het uitdragen van Nederlands beleid op het gebied van mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking. Met culturele diplomatie worden deuren geopend en kan discussie en maatschappelijke verandering tot stand worden gebracht, thuis en in het buitenland. De gezamenlijke brief «Grenzeloze Kunst» van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over internationaal cultuurbeleid werd door de Tweede Kamer omarmd. Ten slotte is samen met Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken het DDFA (Dutch Design, Fashion and Architecture) programma gelanceerd om de internationale positie van de meest vooraanstaande sectoren in de Nederlandse creatieve industrie duurzaam te versterken.

Doelstelling 1:

Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar de lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Europa hoort bij Nederland en het kabinet zet zich in voor een Europa dat werkt. Het afgelopen jaar bleken staatshoofden van de Europese Unie in staat om in een razendsnel tempo concrete noodzakelijke beslissingen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Voor Nederland betekent dit onder meer: schonere fabrieksinstallaties, minder CO2-uitstoot van auto’s en betere technologie om energie te kunnen besparen. We hebben Europa dit jaar hard nodig gehad. Om internationaal te kunnen blijven concurreren. Om de stabiliteit van het financiële stelsel zeker te stellen. En om de effecten van de kredietcrisis waar mogelijk te verzachten.

Draagvlakversterking

In 2008 is de websitewww.europahoortbijnederland.nlgelanceerd. Meer nog dan zijn voorganger is deze website gericht op interactie met burgers en biedt in het bijzonder een platform voor informatie over Europa aan Nederlanders. Onderdeel van de website zijn minidocumentaires waarin andere EU-burgers vertellen wat zij van Nederland vinden. De weblog van de staatssecretaris voor Europese Zaken is een belangrijk interactief onderdeel van deze site. Sinds de lancering van de site werden in 2008 vijf inhoudelijke discussies over Europa gelanceerd.

Publieksbrochure Verdrag van Lissabon

In 2008 publiceerde het ministerie twee brochures over het Verdrag van Lissabon en verspreidde deze via het internet, Postbus 51, gemeentes en bibliotheken. De brochures lichten op begrijpelijke wijze de spelregels van dit Verdrag toe. Het verdrag van Lissabon is de opvolger van de in 2005 door Nederland en Frankrijk afgewezen Europese grondwet. De meeste landen, inclusief Nederland, hebben het verdrag al geratificeerd. Alleen Ierland heeft na een referendum tegen het verdrag van Lissabon gestemd.

Samen met de Europese Commissie en de Europese Raad maakte het ministerie mogelijk dat op 14 april 2008 de EU Back to School Day plaats vond, waarbij 240 Nederlanders, werkzaam bij de instellingen van de EU, teruggingen naar hun oude middelbare school. Daar gaven zij een gastles over Europa, de EU en hun werkzaamheden bij de EU.

In 2008 is door het ministerie van Buitenlandse Zaken een begin gemaakt met de formulering van een aantal EU kernboodschappen met als doel Europese waarden en beleid makkelijker over het voetlicht te brengen. Dit is een uitdaging; Europa is (immers) veelvormig en continu in beweging. De afronding zal daarom in 2009 plaatsvinden.

Het kabinet heeft zich tevens hard gemaakt voor de benoeming van Nederlanders op belangrijke functies, waaronder ook in de «Stoiber-groep» die op Europees niveau pleit voor lastenverlichting voor bedrijven.

Verdrag van Lissabon

De regering heeft zich in 2008 ingezet voor een spoedig goedkeuringsproces van het Verdrag van Lissabon. In Nederland is door de Staten-Generaal op 8 juli 2008 goedkeuring verleend aan het Verdrag van Lissabon. Daarentegen is het Verdrag van Lissabon in Ierland met een referendum in juni 2008 verworpen en dreigde het goedkeuringsproces te ontsporen. In goed overleg met het Franse voorzitterschap en met andere lidstaten heeft Nederland op de Europese Raad van december 2008 bijgedragen aan een goede, gezamenlijke oplossing voor de ontstane situatie. De oplossing is gevonden in het behouden van één Commissaris per lidstaat, als ook in een aantal garanties voor Ierland op het gebied van o.a. neutraliteit, belastingen en sociaal-ethische kwesties. De regering blijft inzetten op een spoedige afronding van het goedkeuringsproces van het Verdrag van Lissabon.

Financiële en economische crisis

De EU is snel in actie gekomen toen de financiële crisis in 2008 ook Europa bereikte en grote gevolgen bleek te hebben voor de economische groei en werkgelegenheid. In het najaar zijn, mede op aandringen van Nederland, Europese afspraken gemaakt over het garanderen van spaartegoeden en over het steunen van banken via kapitaalinjecties. Gezamenlijk EU-optreden was hier zeer gewenst om het vertrouwen van Europese burgers in het bankwezen te herstellen en om concurrentieverstoring te voorkomen.

In december 2008 zijn ook afspraken gemaakt over een programma voor economisch herstel, inclusief afspraken over de omvang en vormgeving van nationale stimuleringsmaatregelen. Nederland heeft daarbij benadrukt dat de staatssteunregels en de regels van het Stabiliteits- en Groeipact gerespecteerd moeten worden; dit is ook in de ER-conclusies opgenomen. Tevens zijn eind 2008 diverse Europese stimuleringsmaatregelen genomen, waaronder versnelling van betalingen van structuurfondsen aan lidstaten en een aanzienlijke stijging van het leenvolume van de Europese Investeringsbank aan het midden- en kleinbedrijf (MKB) en diverse bedrijfstakken.

Op verzoek van Commissie voorzitter Barroso is een high-level expert groep (onder leiding van De Larosière) gevraagd om aanbevelingen te doen om het toezicht op financiële instellingen te verbeteren. Nederland heeft hierin een onafhankelijke vertegenwoordiger gehad in de persoon van de heer Ruding.

EU-klimaatbeleid

Eind 2008 bereikte de Europese Raad een akkoord op politieke hoofdlijnen over het Europese klimaat- en energiepakket. Vervolgens heeft het Europees Parlement (EP) ingestemd met het akkoord van de Raad, waardoor het wetgevingstraject voor het afgesproken pakket aan maatregelen nog voor de EP-verkiezingen van juni 2009 kan worden afgerond. Dit is een goede steun in de rug voor de VN-klimaatonderhandelingen in Kopenhagen in 2009.

Klimaat- en energie: 20–20–20

De EU geeft met het klimaat en energiepakket concrete invulling aan de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 20% te verminderen ten opzichte van 1990. Ook geeft het pakket invulling aan de doelstelling om een aandeel van 20% hernieuwbare energie in 2020 in Europa te bereiken. Daarnaast moet in 2020 20% energiebesparing bereikt zijn.

Het kabinet is verheugd over de uitkomst van de Europese onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket. De Nederlandse inzet was erop gericht dat de ambitie en de systematiek (zoals het instellen van een plafond voor CO2-uitstoot, waarbij bedrijven moeten betalen als ze boven een vooraf afgesproken hoeveelheid CO2-uitstoot uitkomen) van de oorspronkelijke Commissievoorstellen niet moest worden gewijzigd. De Nederlandse inzet is niet op alle punten verwezenlijkt, maar dit is niet ten koste gegaan van de milieuambitie. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een wezenlijke coördinerende rol gespeeld in het onderhandelingsproces over het klimaat- en energiepakket, onder meer door het regelmatig informeren van de meest betrokken ministers bij het pakket. Hierdoor kon de Nederlandse regering optimaal politieke sturing geven aan de onderhandelingen.

EU-energiebeleid

De onderhandelingen over Commissievoorstellen op het terrein van de interne energiemarkt hebben in de eerste helft van 2008 geleid tot een akkoord in de Energieraad. Het standpunt van het Europees Parlement over de voorstellen verschilde echter dermate van het akkoord bereikt in de Raad, dat de onderhandelingen tussen Raad en Parlement nog niet afgerond zijn. Vanwege het belang dat Nederland hecht aan een verdergaande liberalisering van de energiemarkt, zet Nederland zich in om nog voor de EP-verkiezingen een definitief akkoord tussen Raad en Parlement te bereiken.

Het is in EU-verband nog niet gelukt om overeenstemming te bereiken om het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) instrumentarium (waaronder het gemeenschappelijk EU buitenlands energiebeleid) optimaal in te zetten voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid. Hiertoe is echter een aanzet gemaakt door de in 2008 gepubliceerde Commissieplannen voor een tweede strategische energieherziening. Voorafgaand aan publicatie heeft Nederland een actieve bijdrage geleverd.

In 2008 werd het overleg van de lidstaten van de Europese Unie met Rusland over ratificatie van het Energiehandvestverdrag voortgezet.

EU-ontwikkelingsbeleid

In 2008 hebben lidstaten en Commissie zeer nauw samengewerkt bij de voorbereiding van de grote conferenties over ontwikkelingssamenwerking in Accra (effectiviteit van de hulp) en Doha (financiering voor ontwikkeling). De minister voor Ontwikkelingssamenwerking speelde hierbij een actieve rol. De uitvoering van de EU gedragscode inzake complementariteit en werkverdeling van mei 2007 verloopt langzaam en met wisselende inzet van lidstaten. De code heeft wel een duidelijke impuls gegeven aan verdere werkverdeling in specifieke partnerlanden. Nederland behoort samen met de Commissie en Duitsland tot de trekkers van dit initiatief.

De ontwikkeling in de afgesproken groei van de gezamenlijke ODA-inspanning (officiële ontwikkelingshulp) van de EU-lidstaten was niet positief. Tegenover uitbreiding in lidstaten als Spanje, stond vermindering in onder meer Frankrijk en Italië. Nederland drong zowel in de Raad als in informeel overleg sterk aan op handhaving van de ODA-doelstellingen (inclusief tijdpaden om deze doelstellingen te bereiken) door lidstaten die nog onder de afgesproken toename tot 0,7% Bruto Nationaal Inkomen in 2015 zitten (0,56% Bruto Nationaal Inkomen in 2010).

Voedselcrisis

Mede dankzij de Nederlandse inzet stelde de EU in 2008 EUR 1 miljard beschikbaar om de negatieve gevolgen van de voedselcrisis in ontwikkelingslanden op te vangen. Financiering vindt plaats binnen de begrotingsregels van de EU.

Nadat de EPA-onderhandelingen (economische partnerschapsakkoorden) eind 2007 in een stroomversnelling waren gekomen vanwege het aflopen van het Cotonou handelsregime, werd in 2008 helaas weinig voortgang geboekt. De EPA met het Caribische Gebied werd in het najaar ondertekend, maar de Commissie wist geen van de interim-EPA’s met Afrikaanse landen en subregio’s tot een definitieve regionale EPA uit te bouwen. Nederland heeft zich in Brussel, als trekker van een groep gelijkgezinde lidstaten, hard gemaakt voor een veel flexibeler opstelling van de Commissie in de onderhandelingen om dergelijke volledige regionale EPA’s haalbaar te maken.

Gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid

De regering nam in 2008 deel aan de politieke besluitvorming over de totstandkoming van een Europees Asiel- en Migratiepact. Het Franse initiatief voor een dergelijk pact had als doel de discussie over immigratie en asiel in de EU een politieke impuls te geven. Onder meer door Nederlands toedoen is het uiteindelijke pact gebalanceerd en ontdaan van zijn oorspronkelijke defensieve karakter. Door aanname van het pact, waarin politieke prioriteiten zijn opgenomen inzake legale migratie en integratie, illegale migratie, terugkeer, grensbewaking, asiel, relaties tot derde landen en migratie in relatie tot ontwikkeling, is de EU beter toegerust op de uitdagingen van migratie.

De Nederlandse inzet voor de totstandkoming van de richtlijn Kennismigranten leidde in 2008 tot een discussie over het streven om de EU aantrekkelijker te maken voor kennismigranten (migranten voor hooggeschoolde arbeid) uit derde landen. De richtlijn introduceert een zogenaamde EU Blue Card, waarmee de kennismigrant en diens gezinsleden rechten kunnen opbouwen in de lidstaat waar hij of zij werkzaam is. De richtlijn komt in beperkte mate tegemoet aan de Nederlandse inzet. In vergelijking met de nationale kennismigrantenregeling is de EU Blue Cardregeling bureaucratisch, maar omdat zij de nationale kennismigrantenregeling niet vervangt maar daar complementair aan is, en omdat voor de EU als geheel de EU Blue Card regeling wel een verbetering is, kon Nederland met het voorstel instemmen.

Europees Hof

De beteugeling van de werklast van het EU-Hof van Justitie ten gunste van burgers, bedrijven en lidstaten is in 2008 een grote stap verder gekomen. Per 1 maart 2008 is bij het Hof van Justitie een spoedprocedure ingevoerd voor vragen van nationale rechters op straf- en vreemdelingenrechtelijk gebied. De vernieuwing moet ertoe leiden dat de doorlooptijd van deze zaken aanmerkelijk wordt bekort. Deze spoedprocedure is mede op aandrang van Nederland ingevoerd. De eerste ervaringen wijzen uit dat de procedures kunnen worden afgerond binnen drie maanden in plaats van de normale doorlooptijd van bijna twee jaar.

Nieuwe klachtenprocedure

De afhandeling van klachten van burgers en bedrijven over de toepassing van Europese regels in Nederland is versneld. Een nieuwe klachtprocedure is door de Commissie in april 2008 in werking gesteld. Het gaat hier om de zogenaamde EU-Pilot, waaraan ook Nederland meedoet. Klachten van burgers en bedrijven die zich tot de Europese Commissie hebben gewend, worden niet meer direct door de Commissie in behandeling genomen, maar naar de betreffende lidstaat doorgestuurd ter afhandeling. Het pilotproject zal in 2009 worden geëvalueerd. Nederland heeft een actieve bijdrage geleverd aan de invulling van de pilot om het functioneren van de procedure vorm te kunnen geven en te verbeteren.

Beleidsconclusies

Volgens onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vindt de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking EU-lidmaatschap een goede zaak en het percentage mensen dat Nederlands lidmaatschap van de EU een goede zaak vindt is in 2008 gestegen. Een mogelijke verklaring hiervoor is de zichtbaarheid van de EU in de aanpak van de financiële crisis.

De regering blijft ervan overtuigd dat een antwoord op de grote vraagstukken van deze tijd (klimaat, energie, financieel-economische crisis) op Europees niveau gevonden zal moeten worden.

2009 zal in dat opzicht een belangrijk jaar worden voor Europa en voor Nederland; met de voortdurende economische crisis, het Ierse referendum, de verkiezingen van het Europees Parlement en de instelling van een nieuwe Europese Commissie en eind 2009 de VN-klimaatonderhandelingen.

Als gevolg van het Ierse «nee» zal Nederland als stakeholder bij het Verdrag van Lissabon de voor Ierland in 2009 uit te werken garanties nauwlettend volgen. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de Ierse wensen ten aanzien van publieke diensten zullen botsen met het door Nederland ontworpen protocol inzake publieke diensten bij het Verdrag van Lissabon. Dat zal dan tot een aanscherping van de Nederlandse positie ten aanzien van publieke diensten kunnen leiden.

In 2008 is een aantal evaluaties uitgevoerd van de Nederlandse inzet op het terrein van Europese samenwerking, waaruit de volgende conclusies zijn getrokken:

– Een evaluatie van het Europafonds, dat laagdrempelig subsidie verleent aan in Nederland gevestigde organisaties die in Nederland het debat over Europa willen aangaan, adviseerde dat uitbesteding de beste manier is om de onafhankelijkheid van het fonds te waarborgen. Na het overleg met de Kamer zal nader onderzocht worden welke beheersvorm voor het fonds het beste is.

– De aanbevelingen en conclusies ten aanzien van de organisatie en logistiek in de evaluatie van het Nederlands EU-voorzitterschap in 2004 zullen tijdens een volgend voorzitterschap worden meegenomen.

– Nederland blijft een voortrekkersrol vervullen op het terrein van beleidscoherentie mede als gevolg van een syntheserapport van de evaluatie van coördinatie, complementariteit en coherentie (drie C’s) in de Europese ontwikkelingssamenwerking. Tegelijk bepaalt de regering op basis van een realistische inschatting van het krachtenveld binnen de EU haar verdere inzet. Tenslotte blijft Nederland ook speciale aandacht blijven geven aan het betrekken van nieuwe lidstaten in het ontwikkelingssamenwerkingsdebat.

Doelstelling 2:

Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast

Europa heeft duidelijke voorwaarden waaraan landen moeten voldoen willen ze lid kunnen worden van de Unie: de Kopenhagen-criteria. Politieke aandacht voor de kwaliteit van het uitbreidingsproces is van groot belang. In het uitbreidingsproces moeten criteria, niet deadlines, centraal staan. Nederland heeft met succes vastgehouden aan deze criteria in de onderhandelingen met onder meer Servië en Kroatië. Nederland hecht bovendien sterk aan inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vóór de eerstvolgende EU-uitbreiding.

EU uitbreiding

Nederland heeft zich in 2008 opgeworpen als één van de grootste pleitbezorgers van een strikte handhaving van de toenaderingscriteria voor nieuwe lidstaten. Daarbij heeft Nederland zowel voor de kandidaat-lidstaten (Turkije, Kroatië en Macedonië) als voor de overige landen met toetredingsperspectief (Albanië, Bosnië Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo) een benadering gevolgd die kan worden samengevat als «strikt maar rechtvaardig»: als deze landen voldoen aan de gestelde criteria, zal ook de Unie haar afspraken nakomen. In de Europese discussie over het pre-accessie traject van de beide groepen landen heeft Nederland consistent dit standpunt uitgedragen. Zonder aan het Europees perspectief van de betrokken landen te willen afdoen, heeft Nederland in 2008 duidelijk gemaakt dat het politiek wenselijk is dat het Verdrag van Lissabon in werking is getreden voordat de eerstvolgende uitbreiding van de Unie plaatsvindt.

Strikt maar rechtvaardig: Servië en Kroatië

In 2008 kwam het vasthouden aan het conditionaliteitsprincipe het meest expliciet tot uitdrukking in de discussie over de Stabilisatie- en Associatie overeenkomst met Servië. De Raad heeft zich door Nederlands toedoen met succes op het standpunt gesteld dat volledige samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal leidend moeten zijn voor verdere toenadering van Servië tot de EU.

Ook ten aanzien van Kroatië heeft Nederland bewerkstelligd dat er geen streefdata voor toetreding zijn genoemd. De Europese Commissie was bij haar jaarlijkse voortgangsrapportage over Kroatië van oordeel dat het land een tijdpad voor afronding van de onderhandelingen in 2009 in het vooruitzicht kon worden gesteld. Nederland vond daarentegen dat het gebrek aan voortgang op een aantal cruciale hervormingsdossiers een dergelijke stap in dit stadium niet zou rechtvaardigen. Nederland is van mening dat resultaten, en niet streefdata, leidend moeten zijn in het toetredingsproces. Een verwijzing naar een mogelijk tijdpad is dan ook niet overgenomen in de conclusies die de Raad in december 2008 aannam.

Nabuurschapsbeleid

Voor de tien zuidelijke en zes oostelijke buren van de Unie, die deelnemen aan het Europees Nabuurschapsbeleid, is een lidmaatschapsperspectief niet aan de orde. Voor de tien zuidelijke partners van de EU stond 2008 in het teken van de oprichting van het «Barcelona Proces: Unie voor de Mediterrane Regio» (UMR). Met dit initiatief wilde het Franse voorzitterschap de relaties met de Middellandse Zee-regio intensiveren en een nieuwe politieke impuls te geven aan de dialoog binnen het Barcelona proces. Nederland heeft de UMR verwelkomd en het basisprincipe van meer zeggenschap voor de zuidelijke partners gesteund. Nederland benadrukte het belang van een licht, slagvaardig en projectgeoriënteerd secretariaat. Een Nederlands voorstel voor samenwerking op watergebied, ter bevordering van de stabiliteit in het gebied, werd goed ontvangen.

Na de aandacht voor de zuidelijke dimensie van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) kreeg in de tweede helft van 2008 ook de oostelijke dimensie van het nabuurschapsbeleid meer vorm. Het «Oostelijk Partnerschap» stond in de belangstelling, niet in de laatste plaats vanwege de oorlog in Georgië. Nederland reageerde positief op het Commissievoorstel gericht op versterking van de betrekkingen met de oostelijke buren maar heeft samen met andere lidstaten ook betoogd dat het oostelijk partnerschap geen verkapt perspectief op EU-lidmaatschap mag bieden. Ook bracht Nederland in de onderhandelingen in dat de financiële consequenties die uit het initiatief voortvloeien gevonden dienen te worden binnen de bestaande kaders van de EU-begroting.

Beleidsconclusies

In 2008 is uit onderhandelingen met onder andere Servië en Kroatië gebleken dat een consistente implementatie van de door Nederland sterk bepleitte uitbreidingsstrategie van december 2006 -inclusief het belang van absorptievermogen- belangrijker is dan ooit. Nederland heeft steeds benadrukt dat er voortdurend politieke aandacht dient te bestaan voor de kwaliteit van het uitbreidingsproces waarbij criteria, niet deadlines, centraal staan. Nederland is tevreden met de vooruitgang die in 2008 geboekt is met de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid, gericht op een zone van stabiliteit en welvaart aan de oostelijke en zuidelijke grenzen van de Unie. Er zijn geen wijzigingen voorzien, het bestaande beleid zal voortgezet worden.

Doelstelling 3:

Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten

Het Midden-Oosten vredesproces begon 2008 onder het gunstige gesternte van de conferenties van Annapolis en Parijs, maar het jaar werd afgesloten met de Israelische inval in Gaza op 27 december, in reactie op de aanhoudende raketbeschietingen van Hamas. Toch is in 2008 ook veel bereikt: nooit eerder hebben Israëlische en Palestijnse onderhandelaars zo intensief met elkaar gesproken en, naar eigen zeggen, daarbij voortgang gemaakt. Bovendien kwam ook het Israëlisch-Syrische spoor in beweging: met Turkse bemiddeling vonden vier onderhandelingsronden plaats.

Het Midden-Oosten Vredesproces

De minister van Buitenlandse Zaken bracht tweemaal een bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden, in januari en in mei. Ook zette hij zich met succes in voor een intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Israël, waartoe de Associatieraad van juni het formele besluit nam. De minister reisde in november ook naar Algerije en Marokko, en voerde en marge van de AVVN besprekingen met een groot aantal collega-ministers uit de regio. In 2008 vonden twee rondes van politieke consultaties met Israël op niveau van directeur-generaal plaats, in juni en in november. De ontmoetingen onderstreepten de Nederlandse betrokkenheid bij het Midden-Oosten en rol als gesprekspartner.

De relatie met de Palestijnse Autoriteit werd in 2008 verder uitgebouwd. Met de steun aan de boeren in Gaza heeft Nederland een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de -voor de Palestijnse economie belangrijke – landbouwsector. In de Westelijke Jordaanoever intensiveerde Nederland de steun aan de Palestijnse civiele veiligheids- en justitiële sector. Een succesvolle lobby leidde tot de benoeming van een Nederlandse diplomaat tot vertegenwoordiger van de SGVN voor het Midden-Oosten, terwijl ook aan het hoofd van het Middle East Desalination Center een Nederlander kwam te staan. De Nederlandse deelname in het team van kwartet-vertegenwoordiger Blair werd voortgezet.

Libanon en Syrië

In Libanon mondde de in 2007 ontstane bestuurlijke crisis in mei 2008 bijna uit in een burgeroorlog, waarbij de pro-Syrische Hezbollah gewapenderhand de macht leek te grijpen. Europese en Arabische bemiddeling, mede bepleit door Nederland, leidde tot het akkoord van Doha. Dit akkoord maakte een eind aan de gewelddadigheden en de bestuurlijke impasse. De prijs daarvoor was dat in de nieuwe regering de pro-Syrische oppositie een blokkerende minderheid kreeg. De betrekkingen tussen Syrië en Libanon verbeterden aanmerkelijk; aan het eind van het jaar werd zelfs aangekondigd dat beide landen ambassadeurs uit zouden wisselen. In 2008 was Nederland betrokken bij de capaciteitsopbouw van het Libanese leger, onder andere door het stationeren van een aantal militaire trainers. In 2008 eindigde de Nederlandse bijdrage aan de maritieme component van UNIFIL, na een betrokkenheid van bijna anderhalf jaar.

Iran

De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens bilaterale ontmoetingen met zijn Iraanse ambtgenoot Mottaki en de Iraanse onderminister van Buitenlandse Zaken Safari de Nederlandse zorgen uiteengezet over het Iraanse nucleaire programma, het Midden-Oosten Vredesproces, terrorisme en mensenrechten. Nederland gaf hierbij invulling aan het tweesporenbeleid, onder meer door met de partners intensief overleg te voeren over de verhoging van druk op Iran en het blijven aangaan van de dialoog met Iraanse autoriteiten. Mede door Nederlandse inzet besloot de EU op 23 juni 2008 de bestaande EU-sanctielijsten uit te breiden met een aantal personen en organisaties die zich hebben ingelaten met verboden proliferatiegevoelige activiteiten.

De regering heeft Iran in VN-kader en EU-verband veelvuldig gewezen op zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten; zo heeft de AVVN in december met Nederlandse co-sponsoring een resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran aangenomen. De zaak van de heer Al Mansouri is, zowel in bilateraal als EU-verband, herhaaldelijk onder de aandacht gebracht. Ook is op Nederlands initiatief tijdens de achtste zitting van de VN-mensenrechtenraad in de EU-verklaring het stijgend aantal executies in Iran veroordeeld. De Iraanse directeur-generaal voor Mensenrechten en Internationale Vrouwenzaken, Tahereh Nazari, bezocht Nederland in oktober. Het bezoek bood haar gelegenheid om kennis te nemen van de Nederlandse opvattingen over mensenrechten. Voorts konden Nederlandse zorgen omtrent mensenrechtenschendingen in Iran op hoog niveau worden overgebracht.

Irak

Ook in 2008 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de wederopbouw en het herstel van de veiligheid en stabiliteit van Irak. In 2008 heeft de Nederlandse regering, onder andere in navolging van het amendement Van der Staaij, circa EUR 9 miljoen ter beschikking gesteld voor rechtstreekse humanitaire hulp aan Iraakse ontheemden. Daarnaast heeft de regering ook indirect een substantieel bedrag bijgedragen via de jaarlijkse «core-funding» van internationale organisaties als UNHCR en ICRC.

Nederland heeft nadrukkelijk aandacht besteed aan de mensenrechtensituatie, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden. Zo zijn bij gelegenheid de Nederlandse zorgen over de positie van christenen en andere minderheden overgebracht aan de president Talibani, vicepremier Al-Issawi en de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken Zebari. Tevens heeft de EU op onder meer Nederlands initiatief, in diverse verklaringen en raadsconclusies haar zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie in Irak.

Nederland draagt voorts bij aan de training van Iraakse diplomaten, de NAVO-trainingsmissie en het EU programma gericht op versterking van de justitiële sector.

Overige landen in de regio

In 2008 bracht minister Koenders een bezoek aan Jemen ter gelegenheid van van 30 jaar ontwikkelingssamenwerking. Daarbij werd besloten de ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijk in het perspectief te plaatsen van het leveren van een bijdrage aan het stabiliseren van de politieke en sociaal-economische situatie in het land.

In 2008 ging ook veel aandacht uit naar de verbreding en verdieping van de betrekkingen met Marokko en Algerije. Wat Marokko betreft stonden de betrekkingen daarbij ook in het teken van de Nederlandse zorgen over contacten van de Marokkaanse overheid met Nederlanders van Marokkaanse afkomst. Tijdens het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Marokko (24–25 november 2008) heeft hij van zijn Marokkaanse ambtgenoot de verzekering gekregen dat Marokko instemt met het door Nederland gestelde kader voor dergelijke contacten. Een Gemeenschappelijk Actieprogramma werd tijdens zijn bezoek ondertekend over de invulling van de samenwerking tussen Nederlandse en Marokkaanse overheden alsmede een verklaring inzake de Nederlands-Marokkaanse Samenwerkingsraad. Het doel van de Samenwerkingsraad is het contact tussen de twee samenlevingen te bevorderen. Bij zijn bezoek aan Algerije tekende de minister van Buitenlandse Zaken een verklaring inzake een inspanningsverplichting om op korte termijn een akkoord te bereiken over voorkoming van dubbele belastingen.

Beleidsconclusies

Aan het eind van 2008 werd wederom duidelijk hoe belangrijk het Midden-Oosten vredesproces is. Het staat als een paal boven water dat de partijen er op eigen kracht niet uitkomen, reden waarom hier voor de internationale gemeenschap een belangrijke rol is weggelegd bij het na- en meedenken over de wijze waarop een duurzame vrede bereikt kan worden. Nederland zal hieraan naar vermogen bij blijven dragen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het Nederlands-Deense initiatief dat begin 2009 werd gelanceerd om, door het verbeteren van de grenscontroles tegen wapensmokkel, bij te dragen aan een duurzaam staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas.

Doelstelling 4:

Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen

De Nederlandse krijgsmacht wordt wereldwijd ingezet; in grote operaties als ISAF in Uruzgan, maar evenzeer bij kleinere trainingsmissies in, bijvoorbeeld, Afrika. De inzet van de krijgsmacht is één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. In het internationale veiligheidsbeleid is ook veel aandacht voor zaken als non-proliferatie en wapenbeheersing, het versterken van de internationale veiligheidsarchitectuur en terrorismebestrijding. Ook op die onderwerpen heeft Nederland zich in 2008 doen gelden: van de NAVO-top in Boekarest tot onderhandelingen over een verbod op clustermunitie.

Crisisbeheersingsoperaties/Afghanistan

Ook in 2008 heeft Nederland bijgedragen aan internationale crisisbeheersingsoperaties en wederopbouw, met de missie in Uruzgan als speerpunt. Het besluit van de regering van 30 november 2007 om een nieuwe bijdrage te leveren aan de ISAF-operatie in Uruzgan is sinds 1 augustus 2008, met het ingaan van de nieuwe missie, tot uitvoering gekomen. Sinds dat moment heeft de missie in Uruzgan een multinationaler en tegelijkertijd civieler karakter gekregen. Multinationaler, omdat naast juniorpartner Australië nu ook Slowakije, Tsjechië, Frankrijk, Hongarije en Singapore een bijdrage leveren of gaan leveren. Civieler, omdat het aantal niet-militaire, door het ministerie van Buitenlandse Zaken uitgezonden functionarissen is meer dan verdubbeld tot een dertiental. Met de inzet van meer diplomaten en ontwikkelingsdeskundigen kan beter invulling worden gegeven aan de niet-militaire aspecten van de missie, zoals wederopbouw en verbetering van het bestuur.

Inclusief de Nederlandse ISAF-troepen hebben eind 2008 ruim 55 000 troepen van in totaal 41 NAVO-lidstaten en niet-NAVO-lidstaten in de International Security Assistance Force (ISAF) geparticipeerd.

Nederland heeft, in contact met bondgenoten, de Afghaanse regering, de NAVO, de VN, de EU en NGO’s, de plannen voor Afghanistan constant tegen het licht gehouden en, waar nodig, aangepast. Op 4 april 2008 heeft de NAVO op de Boekarest Top een nieuw Strategisch Politiek Militair Plan inzake Afghanistan aangenomen. Dit plan zal de komende jaren verder richting geven aan ISAF bij het bereiken van haar doelstellingen en is in lijn met de artikel 100-brief van 30 november 2007. Centraal in deze strategie staan Afghaans leiderschap en Afghaans eigenaarschap. Ook wordt aandacht besteed aan de regionale context, de relatie tussen EU, VN en ISAF en verbetering van bestuur. Nederland heeft zich actief ingezet voor de Europese assistentiemissie voor de Afghaanse politie, EUPOL. In Uruzgan komt het belang dat Nederland hecht aan verbetering van de Afghaanse politie tot uiting in de inzet van politie mentoring teams, die in 2008 van start ging.

Crisisbeheersingsoperaties/overig

Naast de missie in Uruzgan heeft Nederland in 2008 twee marine fregatten ter begeleiding van WFP-voedseltransporten voor de kust van Somalië, circa 60 mariniers aan de EU-operatie in Tsjaad (EUFOR Tsjaad/RCA), 30 functionarissen aan de missie ter ondersteuning van de opbouw van de rechtsstaat in Kosovo (EULEX Kosovo) en 9 waarnemers aan de EU-missie in Georgië (EUMM) beschikbaar gesteld.

Daarnaast heeft Nederland de bijdrage aan de missies in Bosnië (EUPM en EUFOR) en Kosovo (KFOR), de waarnemingsmissie in het Midden-Oosten (UNTSO), de VN-missie in Soedan (UNMIS) en de NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-I) verlengd. Tot slot werd de Nederlandse bijdrage gecontinueerd aan een aantal kleinschaligere missies of instanties in onder andere de Democratische Republiek Congo, Burundi, Mali, Cyprus, Irak en de Palestijnse Gebieden. Nederland heeft de bijdrage aan de maritieme component van de VN-missie in Libanon (UNIFIL) beëindigd. Bij deze militaire operaties en civiele missies zijn mensenrechten en gender belangrijke aandachtspunten, ondanks de vaak moeilijke context. In 2008 zijn genderspecialisten ingezet in Tsjaad en in Afghanistan, is begonnen met training van vrouwelijke politie in Afghanistan en is een mensenrechtenspecialist ingezet in Georgië.

kst-31924-V-3-6.gif

NAVO, EU en OVSE

In de NAVO stond de follow-up van de Boekarest-top centraal met de uitvoering van het Strategisch Politiek Militaire Plan voor Afghanistan en het in gang zetten van de ratificatie van de toetredingsprotocollen van Albanië en Kroatië. De Georgië-crisis heeft tot meer aandacht voor de relaties met de oostelijke buren en de (veiligheidspolitieke) relatie met Rusland geleid. Nederland heeft zich met succes sterk gemaakt voor meer aandacht voor hervormingen in Georgië en Oekraïne, zonder dat aan deze landen in dit stadium MAP-status (Membership Action Plan: een voorportaal tot lidmaatschap) werd toegekend.

Het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) heeft een impuls gekregen tijdens het Franse voorzitterschap. Nederland heeft deze verhoogde aandacht voor de instituties en de capaciteiten van de EU actief gesteund omdat het voor de EU van groot belang is de politieke macht ook met militaire en civiele capaciteiten te kunnen onderbouwen. De EU moet zelfstandig kunnen optreden, mede omdat er steeds meer vraag zal zijn naar betrokkenheid van de EU bij oplossingen van conflicten en andere dreigingen. Versterking van de Europese capaciteiten komt ook de NAVO ten goede. Nederland heeft een actieve bijdrage geleverd aan de actualisering van de Europese Veiligheidsstrategie en de oprichting van een civiel-militaire geïntegreerde strategische planningseenheid binnen het Raadssecretariaat. Mede door Nederlandse inzet is het onderwerp EU-NAVO samenwerking tijdens het Franse voorzitterschap goed op de politieke agenda gehouden. Echter, zolang er geen politieke oplossing is voor het conflict tussen Turkije en Cyprus blijft formele samenwerking moeilijk. De samenwerking tussen beide organisaties in het veld (Kosovo en Afghanistan) is wel verbeterd.

Verdeeldheid binnen de OVSE, mede als gevolg van het conflict in Georgië, heeft ertoe geleid dat de activiteiten van Nederland en gelijkgezinde landen zich grotendeels hebben gericht op het behoud van het bestaande OVSE-acquis (o.a. op het gebied van mensenrechten). Naar aanleiding van de dood van RTL-cameraman Stan Storimans, die in de Georgische stad Gori getroffen werd door clustermunitie, heeft Nederland onder andere in OVSE-verband landen opgeroepen geen clustermunitie te gebruiken in situaties waar de kans op burgerslachtoffers groot is.

Wapenbeheersing en non-proliferatie

Nederland heeft in 2008 op het multilaterale toneel van de wapenbeheersing, non-proliferatie en ontwapening als relevante speler op deze terreinen nieuwe impulsen kunnen geven. Wat betreft non-proliferatie heeft Nederland in samenwerking met de NAVO-7 partners aanzetten gegeven voor een resultaatgerichte uitkomst van de NPV Toetsingsconferentie (2010). Om de discussie in de aanloop naar de NPV Toetsingsconferentie verder te stimuleren zijn onder andere beurzen voor academisch onderzoek ter beschikking gesteld en is de bilaterale dialoog met Egypte en Jordanië opgestart. De reeds bestaande dialoog met Israël is geïntensiveerd. Ook heeft Nederland in 2008 bijgedragen aan een studie over een Fissile Material Control Initiative (FMCI). Een FMCI kan een belangrijke tussenstap vormen voor de totstandkoming van een verdrag.

Met een speciale bijeenkomst in New York is aandacht besteed aan de Haagse Gedragscode tegen verspreiding van ballistische raketten. Deze bijeenkomst heeft in grote mate bijgedragen tot het met ruime meerderheid aanvaarden van een VN-resolutie hierover. Verder heeft Nederland in EU-verband, mede met de aanstelling van een nationale expert, een belangrijke bijdrage geleverd aan de onderhandelingen en uitwerking van een concept gedragscode ter voorkoming van een wapenwedloop in de ruimte. Daarnaast heeft Nederland, samen met de Urenco-partners (Duitsland en het Verenigd Koninkrijk), een bijeenkomst georganiseerd over het vreedzaam gebruik van nucleaire brandstof en de multilateralisering van de nucleaire brandstofcyclus. Tenslotte heeft Nederland met een groot aantal andere landen (het «Oslo-proces») de Conventie inzake Clustermunitie totstandgebracht en getekend.

IndicatorBasiswaarde (met jaartal)Streefwaarde 2008Resultaat 2008
1. Aantal undercuts11 (2005)00
2. Oslo Proces: aantal deelnemende landen. 46 (2007)6094

Bron: 1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport. 2. Ministerie van Buitenlandse Zaken

1 Een undercut is het besluit van een EU-lidstaat om een wapenexportvergunning af te geven voor een transactie die in essentie identiek is aan een eerder door een andere lidstaat geweigerde vergunning.

Terrorismebestrijding

In september 2008 heeft de eerste formele review van de wereldwijde VN-strategie tegen Terrorisme plaatsgevonden. Nederland heeft het belang van de eerbiediging van de mensenrechten bij de bestrijding van het terrorisme benadrukt. In de EU bereikte de Raad een akkoord over versterkte rechtswaarborgen. Er werd tevens verder gewerkt aan de verdere versterking van de bilaterale samenwerking. Ook heeft het departement veel aandacht besteed aan de internationale gevolgen van de publicatie van de film «Fitna» van Geert Wilders en andere islamkritische uitingen. Ten aanzien van mensenhandel werd verder gewerkt aan versteviging van de bilaterale samenwerking met de belangrijkste herkomstlanden van slachtoffers van mensenhandel in ons land. Daartoe behoren vooral Roemenië, Bulgarije en Nigeria. Met deze landen werden projecten gestart voor technische assistentie aan politie en justitie en steun voor het verbeteren van de opvang van slachtoffers, dit laatste met inschakeling van NGO’s.

Stabiliteitsfonds

Het Stabiliteitsfonds heeft ook in 2008 op een flexibele wijze ondersteuning geboden aan programma’s die op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling liggen. Zo heeft Nederland steun kunnen bieden aan de bemiddelingen van Kofi Annan in Kenia en werden Afrikaanse militairen uitgerust voor vredesmissies in Afrika. Daarnaast droeg Nederland in verschillende landen bij aan de opbouw van het nationale veiligheidsapparaat (Security Sector Reform).

Het Stabiliteitsfonds draagt ook bij aan het bereiken van doelstelling 5, met name waar het gaat om uitvoering van geïntegreerd beleid. In 2008 is de procedure voor de behandeling van voorstellen voor het Stabiliteitsfonds verkort en vereenvoudigd, waardoor de snelheid en flexibiliteit van de inzet van het fonds is verhoogd. In 2008 is vanuit het Stabiliteitsfonds voor ruim EUR 101 miljoen aan projecten gefinancierd, waarvan circa EUR 63 miljoen uit ODA- en EUR 38 miljoen uit non-ODA gelden bestond. In de loop van 2008 is het Stabiliteitsfonds, evenals in 2007, opgehoogd om aan de vraag naar financiering te kunnen voldoen. Deze vraag bleek tegen het einde van het fiscale jaar zo hoog, dat er alsnog overbesteding heeft plaatsgevonden. In totaal werden er in het afgelopen jaar 83 projecten gefinancierd door het Stabiliteitsfonds. De grootste bijdrage betrof een donatie van EUR 20 miljoen aan het door de UNDP beheerde Multi Donor Trust Fund UN Peace Building Fund. Dit fonds beoogt de kans te verkleinen dat geselecteerde postconflict gebieden terugglijden naar een situatie van gewapend conflict door middel van het uitvoeren van activiteiten die het vredesproces op korte termijn ondersteunen. Tot slot lopen er nog 80 projecten waarvan de financiering in 2009, mits er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, wordt voortgezet. Hiervan zullen 45 projecten ODA gelden ontvangen en 35 projecten zullen worden gefinancierd uit non-ODA gelden.

Beleidsconclusies

In 2008 droeg Nederland bij aan internationale crisisbeheersingsoperaties en wederopbouw, met de missie in Uruzgan als speerpunt. Daarnaast intensiveerde Nederland de militaire inzet in Afrika en ging de aandacht uit naar de civiele missies in Georgië en Kosovo. In 2009 krijgt de marine-inzet in Afrika een vervolg door Nederlandse deelname aan de EU-Atalanta missie waarbij Nederland niet alleen een fregat ter beschikking zal stellen maar ook de vlootcommandant. 2008 was ook een belangrijk jaar op het gebied van de wapenbeheersing, non-proliferatie en ontwapening.

Nederland was en zal ook in 2009 een relevante speler op deze terreinen zijn en nieuwe impulsen blijven geven, onder meer door een grote internationale conferentie te organiseren. Binnen de NAVO, de EU en de OVSE is Nederland in 2008 actief betrokken geweest bij de hervormingsprocessen die moeten leiden tot sterkere, efficiëntere en meer flexibele organisaties. In 2009 zal deze lijn doorgetrokken worden en zal in de NAVO veel aandacht uitgaan naar de top in Straatsburg ter ere van het zestigjarig bestaan. Op het gebied van terrorismebestrijding heeft Nederland in 2008 het belang van de eerbiediging van de mensenrechten stelselmatig benadrukt. Nederland zal dat ook in 2009 doen. Nederland werkte aan verdere versterking van de bilaterale samenwerking bij de bestrijding van terrorisme en zal blijven bijdragen aan EU- en VN-initiatieven op het terrein van terrorismebestrijding.

Doelstelling 5:

Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten

Nederland werkt in verschillende regio’s aan het vergroten van de regionale stabiliteit door in te zetten op conflictpreventie en -oplossing, crisisbeheersing en postconflict wederopbouw in landen in deze regio’s. In 2008 heeft Nederland vormgegeven aan het geïntegreerde beleid in deze landen door het verbeteren van de inter- en intradepartementale samenwerking en het versterken van de internationale inzet in conflictgebieden en fragiele staten. Zo werd de strategie «Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten» in november aan de Tweede Kamer gepresenteerd en zijn goede vorderingen gemaakt met de Nederlandse inzet in de landen in de categorie «Veiligheid en ontwikkeling».

Veiligheid en ontwikkeling is een prioritair aandachtsgebied binnen het beleid van ontwikkelingssamenwerking.

Inter- en intra-departementale samenwerking

Nederland heeft in 2008 verder invulling gegeven aan het geïntegreerde beleid (3D-benadering). De regering heeft in de strategie «Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten» de uitgangspunten voor het fragiele statenbeleid uiteengezet. Voor de coördinatie van dit beleid heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken de Eenheid Fragiliteit en Vredesopbouw (EFV) opgericht, die nauw met ambassades, ministeries en maatschappelijke en internationale organisaties samenwerkt.

De interdepartementale Stuurgroep Veiligheidssamenwerking en Wederopbouw (SVW) is uitgebreid met de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën. De ministeries van Defensie, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken maakten hier reeds deel van uit.

Een voorbeeld van een geïntensiveerde samenwerking is die met het ministerie van Defensie. Deze heeft geleid tot een bundeling van civiele en militaire krachten in Afghanistan (zie onder). Een ander voorbeeld van samenwerking is die met de Koninklijke Marine. Door de inzet van een fregat werd bijgedragen aan betere veiligheid van de humanitaire hulpstromen naar Somalië. Op Security Sector Reform (SSR)-gebied heeft het ministerie van Defensie een belangrijke adviserende rol gespeeld door het leveren van experts, bijvoorbeeld in Burundi, waar Nederland heeft bijgedragen aan de hervorming van de veiligheidssector.

Versterking internationale inzet

Naast ondersteuning van internationale crisisbeheersingsoperaties, zoals in Afghanistan, Tsjaad en Kosovo, heeft Nederland bijgedragen aan de capaciteitversterking van internationale organisaties.

Voorbeelden zijn de ondersteuning van het UN Department for Political Affairs voor het vergroten van de internationale capaciteit voor bemiddeling in conflicten en het Bureau for Crisis Prevention and Recovery van UNDP dat in staat is gesteld om de veiligheids- en justitiële sector in fragiele staten te kunnen verbeteren. Daarnaast heeft Nederland het Peacebuilding Fund voor wederopbouw van geselecteerde post-conflictlanden en de versterking van de rol van de Peacebuilding Commission gesteund. Tot slot steunt Nederland het Stabilisation and Peacebuilding Fund van de Wereldbank wat een grotere rol van de Wereldbank mogelijk maakt in de (post)conflictfase op het gebied van sociaal-economische ontwikkeling.

2008: ODA-uitgaven aan fragiele staten (in miljoenen)
 Totaalw.v. Regionale stabiliteit en crisisbeheersing (artikel 2.5)w.v. Goed bestuur (artikel 2.7)w.v. Overig
Afghanistan57,849,38,60,0
Burundi17,214,90,02,3
DRC1,20,00,02,3
Colombia17,92,42,113,4
Guatamala16,61,73,211,8
Pakistan20,00,02,917,1
Palestijnse Autoriteit43,735,36,22,2
Soedan75,374,20,01,1

Uitvoering van geïntegreerd beleid in Afghanistan

In 2008 heeft de Nederlandse missie in Afghanistan zich gericht op verdere versterking van de Afghaanse overheid en verbetering van de veiligheidssituatie en de wederopbouw. Daartoe hebben de ministeries van BZ en Defensie intensief samengewerkt, zowel in Den Haag als in Afghanistan, en zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Landbouw in steeds toenemende mate betrokken geraakt.

In samenwerking met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben KLPD-agenten bijgedragen aan de opbouw in Uruzgan en zijn regelmatig justitiële deskundigen uitgezonden in het kader van Europese missies.

De opbouw van de veiligheidstroepen, bestrijding van corruptie en drugs en versterking van het bestuur vroegen opnieuw de meeste aandacht. Daarnaast moet de rol van de VN meer worden versterkt. Het doel is geweest om lokale bestuurders, lokale overheidsdiensten en de het Afghaanse leger en de politie zelfstandiger te laten optreden («Afghaniseren»). Daartoe is het civiele karakter van de missie verder versterkt. Eind 2008 bestond de civiele staf in Uruzgan uit 13 personen. De toegenomen aanwezigheid van civiele functionarissen in Uruzgan is de opmaat voor het onder civiele leiding plaatsen van het Provinciale Reconstructie Team (PRT). Op veiligheidsgebied heeft Nederland financieel en personeel bijgedragen aan de versterking van het Afghaanse leger en politie, middels onder andere het Law and Order Trust Fund en via training en mentoring van het leger en de politie in Uruzgan. Mede door dit beleid zijn Afghaanse militairen in toenemende mate in staat om op lager niveau zelfstandig te opereren. Met de training van duizend hulpagenten en vervolgtrainingen is het politiekorps van Uruzgan zowel kwantitatief als kwalitatief verbeterd. Verdere professionalisering blijft echter nodig. De NAVO ministers van Defensie hebben in oktober 2008 in Boedapest besloten de mogelijkheden te verruimen om meer te gaan doen op het gebied van drugsbestrijding. ISAF zal echter geen rol spelen bij het vernietigen van papavervelden.

In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken zijn in Afghanistan de bedrijfsleveninstrumenten PSI+ faciliteit, ORIO en het Fonds Economische Opbouw Uruzgan (FEOU) ingezet en kunnen bedrijven worden gefaciliteerd bij de financiering en uitvoering van wederopbouwactiviteiten. Samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wordt bezien hoe de Nederlandse expertise kan worden ingezet op het gebied van landbouwonderwijs.

Sinds augustus 2008 is een drugsbestrijdingspecialist van het KLPD toegevoegd aan de Task Force Uruzgan (TFU). Ook zal de TFU onderdak en logistieke ondersteuning verlenen aan een team van de Amerikaanse Drug Enforcement Administration dat zal worden ontplooid in Uruzgan. Voor de verbetering van het bestuur heeft Nederland een intensieve politieke dialoog gevoerd met de regering Karzai. Ook op lokaal niveau is gewerkt aan het verbeteren van de tribale balans binnen de overheid met behulp van tribale adviseurs. Verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur blijft een conditio sine qua non voor vooruitgang op alle gebieden. De ministersbenoemingen in het najaar van 2008 waren in dit opzicht een positieve stap. Maar binnen het Afghaanse overheidsapparaat en vooral op provinciaal niveau heeft de versterking en uitbreiding van het overheidsapparaat vaart verloren. Nederland heeft president Karzai hierop aangesproken. Daarnaast verleende Nederland steun aan de Afghaanse mensenrechtencommissie. Met de Wereldbank is samengewerkt op het gebied van corruptiebestrijding en capaciteitsopbouw.

De langzame doch gestage voortgang van de wederopbouw van de provincie Uruzgan heeft het afgelopen jaar vruchten afgeworpen. De bevolking in Uruzgan heeft nu toegang tot de meest essentiële basisvoorzieningen. In samenwerking met de lokale bevolking zijn nieuwe scholen en klinieken opgericht. Er zijn reeds 14 scholen en 12 nieuwe basis gezondheidscentra en subcentra gebouwd en uitgerust. In het derde kwartaal van 2008 werden 114 684 patiënten poliklinisch behandeld waarvan 41% vrouw. De dienstverlening en de toegankelijkheid van de gezondheidscentra is toegenomen, ook in moeilijk bereikbare gebieden. In de onderwijs- en gezondheidszorgprojecten is specifiek aandacht besteed aan de positie en ontwikkeling van vrouwen. Na in eerste instantie vooral kleine Quick and Visible Projects te hebben ontplooid op het gebied van landbouwontwikkeling, werkt Nederland nu met partners als het Ministry of Rural Rehabilitation and Development, het tuinbouwbedrijf Growing Sales Exchange (GSE) en organisaties als GTZ, WOCCU en de FAO aan activiteiten om de sector te ontwikkelen. Projecten voor het creëren van alternatieven voor de papaverteelt, zoals het saffraanproject, zijn voortgezet. Deze kwam ten goede aan 281 boeren. Via het programma van WOCCU zijn twee financiële instellingen opgericht. Er zijn 367 kredieten verstrekt die hoofdzakelijk gericht zijn op landbouw en handel. De coöperatie telt inmiddels 1 065 leden. Het graanzaadproject van de FAO is eind 2008 deels afgerond en zal naar verwachting een grote impact hebben op de voedselzekerheid in de komende jaren, de landbouwontwikkeling stimuleren en bijdragen aan stabiliteit. Daarnaast is een groeiend aantal Afghaanse en internationale NGO’s en VN-organisaties door Nederlandse inspanningen naar de provincie gebracht. De capaciteit voor het uitvoeren van wederopbouwactiviteiten is hierdoor aanzienlijk gegroeid. Vorig jaar is dan ook ruim 70 miljoen aan ontwikkelingsactiviteiten besteed. In 2008 zijn nieuwe sectoren als water, energie en landbouwonderwijs geïdentificeerd waarin Nederland de komende jaren zal investeren.

Uitvoering van geïntegreerd beleid in Afrika

Bij het geïntegreerde beleid voor Soedan kwam in 2008 meer aandacht voor de transitiegebieden op de grens van Noord en Zuid waar de uitvoering van het vredesakkoord onder druk staat. De veiligheid is verbeterd door steun aan de VN vredesmissie UNMIS. Er werd ook een overeenkomst voorbereid voor steun aan de geïntegreerde legereenheden in dit gebied, de Joint Integrated Units. Voor verbetering van politieke stabiliteit en ter voorkoming van nieuwe grensconflicten gaf Nederland technische en financiële ondersteuning aan het proces van grensdemarcatie in Abyei. Na de geweldsuitbarstingen in mei, hebben de partijen het Hof van Arbitrage in Den Haag gevraagd een uitspraak te doen in het voortslepende grensconflict in deze olierijke regio. In zowel de transitiegebieden als in Zuid-Soedan werd de wederopbouw voortgezet via NGO’s en multilaterale organisaties. Vrede en stabiliteit in Darfur heeft een blijvende prioriteit gehad. Nederland heeft steun aan AU/VN onderhandelaar Bassolé gegeven en heeft bijgedragen aan de vredesmissie UNAMID. In de gebieden waar dit mogelijk is, heeft Nederland vredes- en wederopbouw initiatieven van NGO’s gefinancierd. Nederland heeft activiteiten ontplooid in Burundi en de Democratische Republiek Congo (DRC).

Nederland heeft bijgedragen aan het Multi-Country Demobilization and Reintegration Program(MDRP), een programma in de Grote Meren. Dit is nu omgezet in nationale programma’s in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi, waarbij oud-strijders alternatieve bestaansmogelijkheden worden geboden. De Nederlandse inzet op het gebied van leger en politiehervormingen in Burundi heeft in 2008 een veel strategischer karakter gekregen. Vanuit het oogpunt van stabiliteit besloot Nederland additionele hulp te geven toen het aantal terugkerende Burundese vluchtelingen uit Tanzania bleek te zijn verdubbeld. Het stabiliteitsplan van UNDP/MONUC voor de oostelijke Democratische Republiek Congo werd door Nederland gefinancierd. Dat plan investeert op basis van het Goma-vredesakkoord in het opbouwen van zowel bestuurlijke als fysieke infrastructuur. Verder is in de Democratische Republiek Congo (provincie Maniema) met Nederlands geld een geïntegreerd programma voor de aanpak van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes opgezet.

Uitvoering van geïntegreerd beleid in het Midden-Oosten

In de Palestijnse Gebieden heeft Nederland in 2008 de inzet geïntensiveerd door bij te dragen aan sociaal-economische projecten ter ondersteuning van de veiligheidsinspanningen van de Palestijnse Autoriteit in het noorden van de Westelijke Jordaanoever. Deze worden in overleg met Kwartetgezant Tony Blair uitgevoerd. Ook zijn extra bijdragen gedaan aan de Palestijnse civiele veiligheidssector, voortbouwend op de Berlijn conferentie van juli 2008 en heeft Nederland de moeilijke financiële positie van de Palestijnse Autoriteit helpen verlichten door de betaling van toelagen voor Palestijnse politie-agenten via PEGASE, het EU-mechanisme voor steun aan de Palestijnse bevolking. Ook is de bijdrage aan UNRWA voor onder andere Gaza in 2008 met EUR 15 miljoen verhoogd.

In Colombia is het integrale concept van veiligheid, ontwikkeling en aanwezigheid van de overheid succesvol gebleken. Dankzij deze Macarena pilot verliep het herwinnen van gebiedscontrole van de FARC sneller dan verwacht.

In de strijd tegen de straffeloosheid zette Nederland zich in Guatemala in voor de uitwerking van het nationaal plan voor de bescherming van de mensenrechten. Nederland werkte er actief aan om deze problematiek prominenter onder de aandacht van de overheid te krijgen. Tot nu toe wordt mondjesmaat vooruitgang geboekt.

Beleidsconclusies

Het geïntegreerde beleid heeft de toekomst. In 2008 hebben de gemeenschappelijke inspanningen van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en defensie, maar ook van departementen als Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ervoor gezorgd dat Nederland in landen als Afghanistan een breed pakket aan middelen kon inzetten om stabiliteit en opbouw te bevorderen. Daarbij is veel geleerd; procedures zijn op elkaar afgestemd, ervaringen zijn uitgewisseld. Dat leerproces zal ook in 2009 doorzetten, met een helder doel: het beter kunnen bijdragen aan stabiliteit en ontwikkeling in landen die dat nodig hebben. De notitie «Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten» biedt daarvoor een basis waarop ook in de komende jaren zal worden gebouwd.

Doelstelling 6:

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het Project De Millenniumdoelen Dichterbij.

De Millennium Development Goals (MDGs) vormen de concrete meetpunten voor de voortgang op de brede agenda voor ontwikkeling. 2015 komt dichterbij en er is een grote inspanning vereist om de MDGs te realiseren. In 2007 is de inzet van Nederland gedefinieerd op basis van de scan van de voortgang op de MDGs. Deze scan heeft geleid tot intensivering op vier gebieden, uitgewerkt in de beleidsnotitie «Een zaak van iedereen».

De vier prioriteiten binnen Ontwikkelingssamenwerking

In de periode 2007–2011 staan de volgende prioriteiten centraal:

I. Veiligheid en ontwikkeling: In fragiele staten zijn de acherstanden op MDGs veelal het grootst.

II. Groei en verdeling: Naast een nieuwe nadruk op duurzame groei en private sector ontwikkeling is het belangrijk de kloof tussen arm en rijk te overbruggen.

III. Gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: Op dit gebied zijn er grote achterstanden in het dichterbij brengen van de MDGs (met name MDG 3 en 5).

IV. Duurzaamheid, klimaat en energie: Essentieel voor het realiseren van bijna alle MDGs in het licht van de Bai-top en een eerlijke verdeling van de milieugebruiksrechten.

Op deze vier gebieden zijn in 2008 de eerste programma’s gestart. Tevens is begonnen met de implementatie van verscheidene Schoklandakkoorden, gericht op het bereiken van de MDGs. Ook de beleidsvorming is verder ontwikkeld wat is uitgemond in de «moderniseringsagenda 2.0». Het jaar 2008 is daarmee een jaar waarin de uitvoering van het beleid centraal stond.

In dit hoofdstuk worden, na een algemene paragraaf, de MDGs één voor één behandeld; MDG 4, 5 en 6 komen, gezien hun aard en hun samenhang, in dezelfde paragraaf aan bod. De beleidsintensiveringen groei en verdeling wordt behandeld onder MDG 1; gender onder MDG 3; seksuele en reproductieve rechten (srgr) onder MDG 4, 5 en 6 en duurzaamheid onder MDG 7. Veiligheid en ontwikkeling komt aan de orde onder doelstelling 5 en klimaat en energie onder doelstelling 8.

Algemeen

Net als Denemarken (0,82%), Zweden (0,98%) en Luxemburg (0,92%), realiseerde Nederland (0,80%) in 2008 wederom ruim het hulpvolume van 0,7%, dat in EU-verband als doelstelling voor 2015 is afgesproken.

Nederland gaf in 2008 EUR 186 miljoen aan algemene begrotingssteun. Dat is 3,9% van de totale ODA middelen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is direct betrokken geweest bij de besluitvorming ten aanzien van begrotingssteun, omdat hij deze vorm van ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijk als een politiek instrument wil toepassen. In 2008 is de besluitvorming over begrotingssteun aan zowel Nicaragua als Rwanda aangehouden. De onduidelijke rol van Rwanda in Oost-Congo en de omstreden lokale verkiezingen van november 2008 in Nicaragua lagen ten grondslag aan deze opschorting. Wegens de onvoldoende score op het thema goed bestuur heeft Nederland ten aanzien van Oeganda besloten om de algemene begrotingssteun te korten en over te gaan op het verstrekken van sectorale begrotingssteun voor de sectoren onderwijs en justitie.

In Burundi, een van de fragiele staten, gaf Nederland begrotingssteun, ook al voldoet het land niet aan alle criteria die voor begrotingssteun aan partnerlanden worden gesteld. Voor fragiele staten geldt een specifieke toets: de ontvangende overheid moet committment tonen ten aanzien van armoedebestrijding en ten aanzien van een dialoog met de donorgemeenschap hierover.

Moderniseringsagenda 2.0

Het Nederlandse beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is in 2008 verder uitgewerkt in de «moderniseringsagenda 2.0». Deze agenda heeft 5 punten:

1. Mondiale problemen aanpakken

Een antwoord geven op de grote uitdagingen van deze tijd.

2. Inzetten op groei en verdeling

Investeringen in de economie en het creëren van werkgelegenheid.

3. Het opvoeren van de strijd tegen corruptie.

4. Het openbreken van de hulpindustrie

Nieuwe spelers binnenhalen en rechtstreeks samenwerken met organisaties uit ontwikkelingslanden.

5. Maximale effectiviteit

Aansluiten bij wat succesvol is en werkt, stoppen met wat niet goed gaat.

In 2008 is het evaluatierapport het Nederlandse Afrika beleid 1998–2006 verschenen. Daarin worden de positieve gevolgen van begrotingssteun erkend voor donorharmonisatie en voor het beheer van overheidsgelden in de betrokken partnerlanden. Tegelijkertijd benadrukt de IOB dat nader onderzoek nodig is naar de preciezere effecten van begrotingssteun op armoede. Momenteel wordt hier samen met de IOB aan gewerkt. Uit de evaluatie blijkt verder dat de uitvoering van het Nederlandse afrikabeleid complex is geweest en niet altijd voorspoedig is verlopen. De evaluatie is uitgebreid gedeeld met belangstellenden. Ook is een stevig politiek debat gevoerd over de bevindingen. De conclusie is dat Nederland niet met de armen over elkaar kunnen blijven zitten. Gelet op de complexiteit, diversiteit en omvang van de uitdagingen waarvoor Afrika zich ziet gesteld, zal Nederland zich voortdurend moeten blijven afvragen of de Nederlandse aanpak voldoende aansluit bij wat er in Afrika aan de hand is. Alleen dan is een afrikabeleid mogelijk dat tegelijkertijd ambitieus en realistisch is. De evaluatie vormt daar een nuttige bijdrage toe en zal worden opgevolgd in lijn met de notitie «Een zaak van iedereen».

kst-31924-V-3-7.gif

MDG1: Extreme armoede en honger uitbannen

Groei en verdeling is een prioritair aandachtsgebied binnen het beleid van ontwikkelingssamenwerking en MDG1.

Doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990*
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Tussenstand 2005Doel 2015Categorie
% van de bevolking dat minder dan $ 1.25 per dag te besteden heeft41,7%30,5%25,2%20,8%Ontwikkelingslanden
Armoedekloof-ratio (omvang x mate van armoede)26,3%23,4%20,7%13,1%Sub Sahara Afrika

Bron: Poverty Data – A supplement to World Development Indicators 2008

(http://siteresources.worldbank.org/DATASTATISTICS/Resources/WDI08supplement1216.pdf) en PovCalNet (http://iresearch.worldbank.org/PovcalNet/povDuplic.html)

* De internationale schattingen van inkomensarmoede zijn in 2008 herzien op basis van nieuw beschikbaar gekomen gegevens van prijzen van consumptiegoederen in ontwikkelingslanden. Deze bleken hoger te zijn dan eerdere schattingen. Om die reden zijn de globale armoedecijfers verhoogd. Omdat de aanpassingen op basis van nieuwe prijsgegevens ook gelden voor eerdere jaren is de trend onveranderd gebleven.

Zie voor MDG 1, doelstelling 2 de tabel in de bijlage bij het beleidsverslag.

De meest recente cijfers over armoedevermindering van de Wereldbank laten zien dat het aantal armen in de wereld afneemt. Cijfers over het terugdringen van honger laten een vergelijkbare trend zien. Op basis van de prognoses van een jaar geleden zag het ernaar uit dat MDG 1 – halvering van extreme armoede en honger – gehaald zouden worden, vooral door de ontwikkelingen in Oost-Azië (inclusief Zuid-Oost Azië). Inmiddels heeft de financiële crisis, gevolgd door een globale economische inzinking de perspectieven gewijzigd. De precieze gevolgen van de huidige economische crisis op de armoededoelstellingen kunnen nog niet worden vastgesteld. Er moet rekening mee worden gehouden dat veel van de bereikte resultaten verloren zullen gaan door uitval van productie, krimp in werkgelegenheid en verminderde investeringen.

Groei en Verdeling

De wereldwijde economische crisis die uitbrak zal ook gevolgen hebben voor de economische situatie in ontwikkelingslanden, en daarmee ook op de verdeling van die groei binnen landen. Er zijn dit jaar twee notities geschreven op het thema Groei en Verdeling. Beide notities zijn een coproductie met verschillende vakdepartementen. Het belang van coherentie wordt daarmee benadrukt.

In samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en Financiën is een notitie over financiële sectorontwikkeling in ontwikkelingslanden opgesteld. De notitie benadrukt het belang van toegang voor armen tot financiële diensten, zoals sparen, krediet en verzekeringen voor effectieve armoedebestrijding. In 2008 is EUR 15 miljoen aan de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) ter beschikking gesteld om de gevolgen van de crisis in ontwikkelingslanden tegen te gaan en is de technische assistentie aan toezichthouders op de financiële sector in ontwikkelingslanden via het FIRST-programma verdubbeld.

Samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de notitie over landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden gemaakt. In deze notitie wordt onder andere ingegaan op gevolgen van voedselprijzen voor de armen in ontwikkelingslanden.

Handel:

De Doha ronde in de WTO

Nederland leverde in 2008 een actieve bijdrage aan de beleidsdiscussies binnen de EU en de Europese standpuntbepaling in de WTO-onderhandelingen. Eind juli 2008 slaagden ministers er in Genève niet in een doorbraak te bereiken op landbouw en markttoegang voor niet-agrarische producten. Dit ondanks het feit dat over meer dan 90% van de onderwerpen binnen de G-7 overeenstemming werd bereikt. De G-20 bijeenkomst van 15 november 2008 gaf een sterk politiek signaal af over het belang van het spoedig bereiken van overeenstemming in de WTO/Doha-ronde. Dit leidde tot een intensivering van de onderhandelingen in Genève.

Economische Partnerschapsakkoorden

De EPA-onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de ACS-regio’s (Afrika, Caraibisch gebied en de Stille Zuidzee) zijn voortgezet, waarbij Nederland zich constructief kritisch heeft opgesteld. Met vrijwel alle ACS-landen waarvoor per 1 januari 2008 verminderde markttoegang tot de EU dreigde, zijn interim-akkoorden gesloten. Een daling van hun exporten naar de EU is daarmee voorkomen. De EU biedt tarief- en quotavrije markttoegang, terwijl de ACS-landen veelal tot 15 jaar de tijd hebben om tot 80 procent van de invoer uit de EU te liberaliseren. Ook worden veel voor ACS-landen belangrijke producten, met name in de landbouwsfeer, buiten de liberaliseringsafspraken gehouden en zijn de oorsprongregels op bepaalde onderdelen verbeterd.

Modernisering bedrijfsleveninstrumentarium

Mede naar aanleiding van het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over private sector ontwikkeling is het project «Samenhang en synergie in het bedrijfsleveninstrumentarium» van start gegaan. Daarmee wordt een aantal regelingen gemoderniseerd om bedrijven te stimuleren in ontwikkelingslanden te investeren. Het project streeft naar meer stroomlijning tussen de verschillende regelingen en de samenwerking tussen organisaties als SNV, grote medefinancieringsorganisaties en andere NGO’s die zich richten op private sector ontwikkeling. Een voorbeeld betreft de harmonisering van landenlijsten en werkwijzen. Naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak is het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) omgevormd tot het subsidieprogramma Private Sector Investment (PSI). Dit programma is vernieuwd, voor een aantal landen ontbonden en het jaarlijks budget voor goedkeuring van nieuwe aanvragen is verhoogd van EUR 60 miljoen naar EUR 70 miljoen.

Doelstelling: Een beter ondernemingsklimaat
Indicatoren200420072015Categorie
De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten65,8 dagen59 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om eigendom te registreren99,6 dagen125 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om een contract te laten nakomen416 dagen572 dagenAfnameLage inkomenslanden

Bron: Wereldbank 2007; World Development Indicators

Van ORET naar ORIO:

Op basis van de uitkomsten van evaluaties van het programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET) is in 2008 gewerkt aan de aanpassing van ORET tot het nieuwe programma ORIO: Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling. Het nieuwe programma ORIO wordt meer vraaggestuurd, geheel ongebonden en zal bij de selectie van projecten meer nadruk leggen op ontwikkelingsrelevantie, conform de eerdere brief over private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden van juni 2007. ORIO biedt kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven op terreinen waar zij sterk in zijn, zoals water, milieu, transport en medische technologie. Begin juli 2008 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het ORIO-voorstel. Gedurende de tweede helft van 2008 is de nieuwe regeling verder uitgewerkt, in nauw overleg met betrokken partijen waaronder het bedrijfsleven. ORIO zal begin 2009 gelanceerd worden, en zal worden uitgevoerd door de EVD. De financiële verplichting voor ORIO zal in 2009 worden aangegaan.

ORET stond in 2008 in het teken van afwikkeling van voor de sluiting per 1 augustus 2007 ingediende aanvragen. Op alle ORET-aanvragen is inmiddels beschikt. De uitvoering van ORET-activiteiten zal nog minimaal vijf jaar doorlopen. In 2008 is op basis van een openbare aanbesteding het contract met de bestaande uitvoerder van ORET verlengd voor periode 2009–2011.

In het kader van het Schoklandfonds zijn nieuwe samenwerkingsverbanden met partners op het terrein van economische ontwikkeling en Groei en Verdeling van start gegaan.

Voorbeelden zijn het Schoklandakkoord Initiatief Duurzame Handel (IDH) en TCX – The Currrency Exchange Fund NV. Via het uitwisselen van kennis en gerichte leer- en verbeterprogramma’s verbetert IDH de economische, milieu- en arbeidsomstandigheden in de eerste schakels van de productieketens in ontwikkelingslanden. De kracht van IDH zit in de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, vakbonden en NGO’s. Deze partijen gaan gezamenlijk aan de slag om sociale en ecologische knelpunten in handels- en productieketens aan te pakken.

TCX is een fonds dat wereldwijd in ontwikkelingslanden lokale valutatransacties mogelijk maakt. TCX draagt bij aan het oplossen van de zogenaamde currency mismatch (leningen in harde valuta, inkomsten in lokale valuta) en de maturity mismatch (kort lenen, lang uitzetten). Op de langere termijn helpt TCX lokale kapitaalmarkten en de lokale private sector te ontwikkelen. Eén van de genomen maatregelen was de investering in meer zekere fondsen. Tevens is op tijd begonnen met het bouwen van een model dat de ergste gevolgen van de financiële crisis kon opvangen. Zodoende is het effect van de crisis op de deelnemende landen in het fonds tot nu toe beperkt gebleven.

kst-31924-V-3-8.gif

MDG 2: Alle jongens en meisjes naar school

Het eind 2008 verschenen Education for All Global Monitoring Report 2009 (UNESCO) laat zien dat er sinds 2000 een duidelijke voortgang is geboekt op MDG 2 – toegang tot basisonderwijs.

Het toenemend aantal kinderen dat het basisonderwijs voltooit, en de toenemende vraag naar meer gekwalificeerde arbeidskrachten hebben als gevolg dat het belang van goed voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs toeneemt. Nederland heeft de activiteiten ter versterking van het beroepsonderwijs in een negental partnerlanden (Zambia, Mozambique, Jemen, Zuid-Afrika, Uganda, Bolivia, Indonesië, Rwanda en Ethiopië) verder uitgebreid. Het door verschillende maatschappelijke organisaties en HBO/MBO instellingen mede ondertekende Schoklandakkoord op het terrein van beroepsonderwijs wordt uitgevoerd in een viertal pilotlanden (Kenia, Ghana, Zambia en Ethiopië).

Er is begonnen met het doorvoeren van een aantal vernieuwingen binnen de hoger onderwijsprogramma’s. Hierin gaat meer aandacht uit naar kandidaten voor beursverlening uit achterstandsgebieden en -groepen (inclusief vrouwen en meisjes).

Meer dan de helft van de kinderen die wereldwijd niet naar school gaan leeft in (post-)conflictgebieden. Nederland heeft zich daarom ingezet voor het herstellen van onderwijsvoorzieningen in onder meer Zuid-Soedan, Democratische Republiek Congo en Ivoorkust. De ondersteuning door Nederland krijgt onder andere vorm via een breed samenwerkingsverband met UNICEF, dat tot doel heeft om in 40 landen met conflicten en rampen meer kinderen naar school te krijgen. Het afgelopen jaar hebben zich niet alleen meer bilaterale donoren aangesloten bij dit samenwerkingsverband (o.a. het Verenigd Koninkrijk en Spanje), maar werd ook een start gemaakt met het hervormen van deze samenwerking tot een internationaal gecoördineerd mechanisme voor onderwijs in fragiele staten. Daarnaast heeft het Schoklandakkoord «Betere toegang tot goed basisonderwijs in (post-)conflictlanden» op dit terrein verder vorm gekregen via pilots in Afghanistan, Colombia en Zuid-Soedan. Ook het hierbovengenoemde hoger-onderwijsprogramma en het programma voor capaciteitsopbouw NICHE zullen worden uitgebreid naar fragiele staten.

In 2008 presenteerde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking samen met de staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de notitie «Een kans voor open doel. De kracht van sport in ontwikkelingssamenwerking». De ambities op het vlak van sport en ontwikkelingssamenwerking richten zich op de inzet van sport als middel bij het bereiken van ontwikkelingsdoelen, zoals onderwijs, gezondheid, gender, en conflictbeslechting. Daarnaast is er speciale aandacht voor activiteiten rondom het WK 2010 in Zuid-Afrika. Ambassades en Nederlandse sport en/of ontwikkelingsorganisaties worden aangemoedigd sportactiviteiten te ondersteunen in een beperkt aantal MDG-landen en fragiele staten. In totaal is er voor sport en ontwikkelingssamenwerking een budget van 16 miljoen euro beschikbaar voor een periode van 4 jaar (t/m 2011).

In 2008 werd de inputdoelstelling om 15% van de ODA uitgaven aan onderwijs uit te geven niet gehaald. Het percentage bleef steken op 12,6%. Dit was voornamelijk te wijten aan vertraagde uitvoering in twee grote programma’s, te weten het Catalytic Fund van het Education for All Fast Track Initiative en het programma met UNICEF ter ondersteuning van onderwijs in post-conflictlanden. In het geval van het Catalystic Fund was de verminderde liquiditeitsbehoefte het gevolg van een combinatie van factoren: meer donoren, lange goedkeuringsprocessen op landenniveau en vooral de door de Wereldbank – de beheerder van het fonds– gehanteerde procedures. Er wordt in nauwe samenwerking met anderen gewerkt aan het verwijderen van de obstakels. Het programma met UNICEF loopt inmiddels naar wens.

kst-31924-V-3-9.gif

MDG 3: Gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen

Gelijke rechten voor mannen en vrouwen is een prioritair aandachtsgebied binnen ontwikkelingssamenwerking

MDG3 kent een aantal indicatoren.

Doelstelling 4: Wegwerken van genderongelijkheid in het basis- en voortgezet onderwijs, bij voorkeur al te realiseren in 2005, en uiterlijk in 2015 op alle onderwijsniveaus.
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand (2006)Doel 2015TussenstandCategorie
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het     
basisonderwijs87%92% (1999)96% (2006)100% (in 2005)Ontwikkelingslanden
middelbaar onderwijs90% (2000)95% (2006)100%Ontwikkelingslanden
hoger onderwijs78% (2000)93% (2006)100%Ontwikkelingslanden
Verhouding van het aantal geletterde vrouwen t.o.v. mannen tussen 15 en 24 jaar88% (1985–1994)91.5% (1995–2004)94% (2007)100%Ontwikkelingslanden

Bron: Statistical Tables, Education for all, Global MonitorIng Report 2009 (www.unesco.org/en/education/efareport/reports/2009-governance/) United nations (2008) The Millennium development Goals Report (www.unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf)

Het Millennium Development Goals Report van 2008 laat zien dat op de verschillende terreinen van MDG 3 vooruitgang is, onder andere in het primair en secundair onderwijs. Vrouwen volgen echter nog weinig hoger onderwijs. In de meeste landen is het aantal vrouwelijke parlementariërs toegenomen. Het aandeel van vrouwen in de nationale volksvertegenwoordiging ligt tussen 0 en 56% en het gemiddelde is bijna 17% in 2008 (11% in 2000). Ondanks deze groei is het aantal vrouwelijke ministers erg laag. Hoewel meer vrouwen een betaalde baan hebben, blijven de verschillen in lonen en arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen substantieel, en werken vrouwen vaak in onzekere en tijdelijke functies.

kst-31924-V-3-10.gif

MDG3 Fonds

In 2008 is het MDG3 Fonds opgericht. Uit dit fonds worden projecten gefinancierd die betrekking hebben op één van de volgende vier onderwerpen: ondersteuning van de vrouwenbeweging, geweld tegen vrouwen, politieke participatie van vrouwen en werkgelegenheid voor vrouwen. In totaal werden 454 aanvragen ingediend, die van dermate hoge kwaliteit waren dat werd besloten het subsidieplafond te verhogen met EUR 20 miljoen tot EUR 70 miljoen. Uiteindelijk werd aan een selectie van 45 projectvoorstellen een subsidie toegekend.

Een van de projecten wordt uitgevoerd door de International Trade Union Confederation (ITUC). Doel is de bevordering van de werkgelegenheid voor jonge vrouwen. Onderdeel van het project is de uitvoering van salariscontroles, waarbij gemeten wordt of vrouwen bij gelijk werk, het gelijke salaris als mannen krijgen. Het project gaat lopen in Angola, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Botswana, Brazilië, India, Indonesië, Kazakstan, Malawi, Mozambique, Zuid-Afrika, Oekraïne, Zambia en Zimbabwe.

Een ander project uit het MDG 3 Fonds heeft betrekking op landrechten voor vrouwen en wordt uitgevoerd door het Netherlands Institute for Southern Africa (NiZA). Vrouwen moeten de mogelijkheid krijgen land te bezitten en daarnaast een betere rechtspositie krijgen bij het verwerven van landrechten. Dit project loopt in Malawi, Mozambique, Zuid-Afrika, Zambia en Zimbabwe.

Resultaten in multilateraal verband

Een Nederlands-Belgische resolutie over het aanpakken van straffeloosheid van seksueel geweld werd met consensus in de Algemene Vergadering van de VN aangenomen. Op 25 november, de internationale dag van de strijd tegen geweld tegen vrouwen, werd bekend dat ruim 5 miljoen mensen wereldwijd de UNIFEM campagne «Say NO to violence against women» hadden ondertekend. Nederland doneerde uiteindelijk EUR 6 miljoen aan het VN trustfonds ter eliminatie van geweld tegen vrouwen en werd hiermee de belangrijkste sponsor van dit programma.

Resolutie 1820

Op 19 juni heeft de Veiligheidsraad unaniem in resolutie 1820 het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen in ongemeen felle bewoordingen veroordeeld. Er is helder gesteld dat diegenen die er zich aan schuldig maken, kunnen worden veroordeeld voor oorlogsmisdaden. Dit is een belangrijke nieuwe mijlpaal in de erkenning van kwetsbare positie van vrouwen in processen van vrede en veiligheid, in aanvulling op resolutie 1325 die de positieve bijdrage van vrouwen erkent in processen rondom vrede en veiligheid. Nederland heeft door langdurige diplomatieke inspanningen bijgedragen aan deze positieve stap binnen de VN.

kst-31924-V-3-11.gif

MDG 4, 5 en 6: Naar een betere gezondheidszorg, vooral voor vrouwen

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is een prioritair aandachtsgebied binnen ontwikkelingssamenwerking.

MDG 4, 5 en 6 zijn als gezondheidsmillenniumdoelen nauw met elkaar verbonden. Het rapport van UNICEF State of the world’s children 2009: maternal and newborn health schetst de vooruitgang op MDG 4 en 5. Voor MDG 4 is grote vooruitgang geboekt. Stierven er in 1960 nog 13 miljoen van de 430 miljoen kinderen jonger dan 5 jaar, in 2007 is dat aantal gedaald tot 9.2 miljoen van de 630 miljoen kinderen in die leeftijd. Het overlijden van kinderen tijdens en vlak na de geboorte, neonatale sterfte, is echter veel minder afgenomen. Er is een directe link tussen neonatale en moedersterfte. MDG 5 laat weinig vooruitgang zien waar het gaat om moedersterfte. In 1990 stierven er 576 000 vrouwen ten gevolge van zwangerschap of geboorte, in 2007 zijn dat er 536 000. MDG 6 laat een aantal goede resultaten zien: het aantal nieuwe HIV-infecties daalt en de aidsepidemie op wereldniveau lijkt te stabiliseren; ruim 3 miljoen mensen worden behandeld met aidsremmers, iets dat aanvankelijk niet voor mogelijk werd gehouden en daarom een groot succes kan worden genoemd. Meer patiënten worden succesvol behandeld tegen tuberculose en vooral de preventie van malaria met insecticide behandelde muskietennetten is sterk toegenomen. Dit laatste heeft direct effect op kindersterfte en ook moedersterfte.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (srgr)

Nederland heeft in internationaal verband herhaaldelijk aandacht gevraagd voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In 2008 stond voor Nederland seksuele voorlichting voor jongeren, gebrek aan voorbehoedsmiddelen, onveilige abortus, vrouwenbesnijdenis en seksueel geweld tegen vrouwen op de agenda.

kst-31924-V-3-12.gif

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft tijdens diverse evenementen gesproken over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten:

– Moedernacht, georganiseerd door Nederlandse NGO’s op 10 mei 2008;

– Internationale conferentie over HIV/AIDS in Mexico van 3–5 augustus 2008.

– UN high level MDG meeting, in september 2008 in New York waarbij de minister voor ontwikkelingssamenwerking deelnam aan een side event over moeder-, neonatale en kindersterfte.

– op de Internationale Dag tegen Geweld tegen Vrouwen op 25 november in Den Haag;

– de conferentie over Veilig Moederschap/MDG 5, georganiseerd door het Nederlandse Parlement, de Wereldgezondheidsorganisatie en Internationale Parlementariërs Unie op 26 november 2008.

Indien geboortes begeleid worden door gekwalificeerde vroedvrouwen, neemt het aantal gevallen van moedersterfte af. Het Schoklandakkoord dat voorziet in de versterking van het beroep van vroedvrouwen heeft dit jaar vorm gekregen. Een gezamenlijk programma van het VN Bevolkingsfonds UNFPA en de International Confederation of Midwives, de internationale beroepsvereniging, is van start gegaan. Verbetering van de opleiding voor vroedvrouwen is één van de programmadelen. Het is nog te vroeg om het effect van een groter aantal goed opgeleide vroedvrouwen en meer begeleiding van geboortes door geschoold personeel te kunnen meten. De Nederlandse inzet bestond naast een financiële ondersteuning ook uit het geven van opleidingen.

kst-31924-V-3-13.gif

Door een structurele verhoging (EUR 19 miljoen) van de Nederlandse bijdrage – in 2008 dus EUR 30 miljoen – aan het Global Programme for Reproductive Health Commodities, wordt de dienstverlening in ontwikkelingslanden daadwerkelijk verbeterd. Tegelijk wordt de capaciteit in ontwikkelingslanden opgebouwd om zelf het logistieke management te verbeteren. Ook de International Planned Parenthood Federation heeft een hogere jaarlijkse bijdrage gekregen, die mede ingezet wordt om dienstverlening en voorlichting aan jongeren op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid substantieel uit te breiden. Nederlandse steun aan internationale NGO’s werd in 2008 geïntensiveerd.

In Mali is de lokale IPPF betrokken geweest bij gezinsplanningsactiviteiten om in alle regio’s jongeren en vrouwen te bereiken, Naast de sectorsteun voor gezondheid werd hiertoe een bijdrage van EUR 4 miljoen verstrekt. Doel is om verantwoord gebruik van voorbehoedmiddelen te stimuleren en daarmee het aantal ongewenste zwangerschappen te verminderen, vooral van adolescenten. Dit vermindert de behoefte aan abortus, die in de meeste gevallen onveilig wordt uitgevoerd. Ook in andere landen steunt Nederland, via NGO’s, de bevordering van veilige abortus, door voorlichting over medische abortus en de beschikbaarstelling van de juiste medicatie te vergroten.

HIV/AIDS

Nederland heeft tijdens de VN High Level Meeting on HIV/AIDS afgelopen juni in New York opnieuw het belang benadrukt van leiderschap en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. HIV-preventie is bestempeld als topprioriteit en het bevorderen van gendergelijkheid en respect voor de mensenrechten worden meer en meer als uitgangspunten gezien voor HIV-interventies.

De 17e internationale aidsconferentie (Mexico, 3–5 augustus) had als thema Universal Action Now. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking sprak over de benodigde internationale financiële samenwerking op het terrein van HIV/AIDS en de Nederlandse AIDS-ambassadeur nam deel aan diverse paneldiscussies. In samenwerking met maatschappelijke organisaties organiseerde Nederland een bijeenkomst over jongeren No Youth, No Change.

kst-31924-V-3-14.gif

Eind december werd Nederland gekozen tot vicevoorzitter van de Programme Coordinating Board van het Joint United Nations Programme on HIV/AIDS (UNAIDS) voor 2009. Nederland wordt hiermee automatisch voorzitter van het bestuur van UNAIDS in 2010.

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria

Mede door de Nederlandse bijdrage aan het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) hebben 2 miljoen mensen toegang gekregen tot aidsremmers, ontvangen 4,6 miljoen mensen een behandeling ter bestrijding van tuberculose en zijn er meer dan 70 miljoen bednetten ter voorkoming van malaria verspreid. Deze cijfers zijn hoger dan oorspronkelijk verwacht. Eind 2008 hebben leden van de Board van het GFATM ingestemd met een nieuw subsidiesysteem waarmee effectieve malariamiddelen (ACTs) tegen sterk gereduceerd tarief op de markt komen. Hierdoor worden ineffectieve middelen van de markt gedrukt en komen ACT’s ook beschikbaar voor arme mensen. Nederland en Tanzania hebben dit initiatief in de beginfase sterk ondersteund. De uitvoering wordt nu door het GFATM ter hand genomen.

kst-31924-V-3-15.gif

MDG 7: Meer toegang tot drinkwater en sanitatie

De realisatie van MDG 7 wordt op wereldschaal gemonitord door het Joint Monitoring Programme (JMP) van de WHO en UNICEF. Het JMP rapport 2008 geeft een verdeeld beeld. Wat betreft de toegang tot schoon drinkwater is het beeld tamelijk positief: voor het eerst daalde het aantal mensen dat geen toegang heeft tot schoon drinkwater tot onder de 1 miljard: naar schatting 883 miljoen; sinds 1990 hebben ongeveer 1,6 miljard mensen toegang gekregen tot schoon drinkwater. Voor Sub-Sahara Afrika is de voortgang echter beperkt. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen stad en platteland: van de 883 miljoen mensen zonder goed drinkwater wonen er 746 miljoen op het platteland. Ondanks de moelijke uitgangssituatie van veel afrikaanse landen is een aantal snel op weg MDG 7 voor drinkwater te behalen.

Met sanitatie is het veel slechter gesteld: 2,5 miljard mensen hadden eind 2006 nog geen toegang tot sanitaire voorzieningen. Een groot deel van de wereld zal het sanitatiedoel niet bereiken, vooral Zuid-Azië en Sub-Sahara Afrika blijven achter. Sinds 1990 hebben zo’n 1,1 miljard mensen toegang gekregen tot sanitatie maar het percentage mensen zonder sanitatie is maar licht afgenomen.

kst-31924-V-3-16.gif

In 2008 erkende Nederland het recht op drinkwater en sanitatie. In Benin en Indonesië zijn pilots gestart om de toepassing van dit recht in de praktijk verder vorm te geven. De realisatie van de «50 miljoen-doelstelling» neemt concrete vormen aan. Eind 2008 waren programma’s operationeel die 26.1 miljoen mensen toegang tot veilig drinkwater zullen geven en 31 miljoen mensen tot verbeterde sanitatie. Vorig jaar hebben 5,7 miljoen mensen via deze programma’s toegang gekregen tot veilig drinkwater en 6, 8 miljoen tot verbeterde sanitatie. Resultaten werden via diverse kanalen geboekt. In Bangladesh steunt Nederland een NGO die in 2007 en 2008 voor miljoenen mensen toegang tot sanitatie zorgde. De Nederlandse private organisatie Aqua for All is met Nederlandse steun activiteiten gestart die toegang zullen verschaffen tot drinkwater aan 500 000 mensen en tot sanitatie aan 350 000 mensen. Voor 174 000 respectievelijk 25 000 mensen is dit reeds gerealiseerd. In meerdere partnerlanden (Jemen, Vietnam, Mozambique, Indonesië) werd publiek-private samenwerking tussen Nederlandse waterbedrijven en lokale partners voortgezet en uitgebreid (Mozambique).

Samen met het Verenigd Koninkrijk is een aanzet gegeven voor een Global Framework for Action in de watersector om harmonisatie van financiering voor de watersector te verbeteren en de water- en sanitatie-MDGs te kunnen bereiken. Naast Nederland en het VK spelen de Wereldbank, WHO, UNICEF en UNWATER een sleutelrol in dit proces.

kst-31924-V-3-17.gif

MDG 8: een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling

De eerste zeven Millennium Development Goals gaan over het verbeteren van de situatie in ontwikkelingslanden. MDG 8 gaat over wat de donoren moeten doen of veranderen om de andere Millennium Development Goals te realiseren zodat ontwikkelingslanden de ruimte krijgen om te groeien en vooruit te komen. In 2008 zijn onder andere afspraken gemaakt over de effectiviteit van de donorhulp. Tegelijkertijd vormt de internationale financiële en economische crisis een uitdaging voor de internationale solidariteit.

High Level forum on Aid Effectiveness Accra

Tijdens het derde High Level Forum on Aid Effectiveness in Accra (2–6 september) hebben ca 150 donoren en partnerlanden concrete afspraken gemaakt over meer effectieve ontwikkelingssamenwerking. Voorafgaand en tijdens de conferentie heeft Nederland zich actief ingezet om de uitvoering van de Parijsverklaring over effectiviteit van hulp aan te scherpen en te versnellen. Nederland werkte nauw samen met ontwikkelingslanden, de EU en met de Nordic-partners (Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Noorwegen).

Accra bood gelegenheid om ontwikkelingssamenwerking resultaatgerichter te maken op basis van een gelijkwaardig en zakelijk partnerschap tussen donoren en ontwikkelingslanden. Tijdens het Forum is onder meer afgesproken dat donoren vooral gebruik zullen maken van lokale instanties, systemen (nationale regelgeving, procedures, infrastructuur etc) en deskundigheid. Daarnaast moet de omvang en looptijd van de hulp voorspelbaarder worden en zijn afspraken gemaakt over transparantie, wederzijdse verantwoording en een werkverdeling onder donoren. De oproep van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om per direct de OECD/DAC-principes voor donorsteun aan fragiele staten toe te passen vond gehoor bij de deelnemers aan de bijeenkomst.

Monitoring Parijs Verklaring

De voortgangsmeting van de Parijs Verklaring over het jaar 2007 heeft dit jaar plaatsgevonden. De scores voor de Nederlandse hulp aan de 29 partnerlanden die aan deze meting deelnamen zijn over het algemeen goed te noemen. Op vijf van de tien indicatoren zijn de Parijse streefcijfers voor 2010 al gehaald. Ten aanzien van drie indicatoren ligt de Nederlandse score nog ruim onder het Parijse streefcijfer voor 2010: de mate waarin de Nederlandse hulp is opgenomen in de begroting van het partnerland; het gebruik van lokale Public Finance Management systemen; en de voorspelbaarheid van de hulp. In vergelijking met de andere donoren scoort Nederland op vrijwel alle indicatoren boven het gemiddelde.

EU Gedragscode

In 2008 werd begonnen met het initiatief tot versnelde uitvoering van de EU Gedragscode voor de arbeidsverdeling onder donoren binnen het partnerland met als doel het verminderen van de fragmentatie in de hulpverlening. Hieraan nemen 12 EU donoren (inclusief de Europese Commissie) deel in 30 partnerlanden. Nederland heeft daarbij een initiërende rol op zich genomen in 4 landen (Bangladesh, Burundi, Ethiopië en Mali) en zich bereid verklaard in nog eens 9 landen een actief ondersteunende rol te spelen.

Financing for Development Doha

De conferentie Financing for Development in Doha (eind november 2008) stond sterk in het teken van de gevolgen van de financiële en economische crisis. De deelnemende landen trokken een drietal conclusies: ontwikkelingslanden mogen niet de dupe worden van een economische crisis die in het Westen is ontstaan; protectionisme moet worden voorkomen; opkomende – en ontwikkelingslanden moeten meer zeggenschap krijgen in internationale organisaties en in de discussie over de hervorming van de internationale financiële en economische infrastructuur. Nederland legde de nadruk gelegd op het verband tussen de economische crisis en de niet gewijzigde ambities op het terrein van de Millennium Development Goals. Ook in tijden van economische neergang is internationale solidariteit nodig. Nederland drukte een duidelijk stempel op de succesvolle uitkomst van de conferentie door in de slotfase namens de EU de onderhandelingen te voeren.

Wereldbank conferentie

Op 12 en 13 juli 2008 heeft Nederland samen met de Wereldbank in Amsterdam de conferentie An Eye on the Future: The World Bank Group in an Changing World georganiseerd. Twee dagen lang is met deelname van o.a. presidenten van ontwikkelingsbanken, hoofden van VN-organisaties, ministers van Financiën, academici en NGO’s gediscussieerd over de vraag waar de Wereldbank, als een van de hoofdrolspelers op het terrein van internationale samenwerking, in 2014 zou moeten staan. Met de conferentie heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan de lopende discussie over de strategie van de Wereldbank, en dan vooral over de (toekomstige) rol van de Bank (1) in fragiele staten, (2) op het mondiale klimaatdossier en (3) bij initiatieven om de private sector te betrekken bij economische groei bevordering.

Beleidsconclusies

In 2008 is het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid op vier gebieden geïntensiveerd. Deze zijn vastgelegd in de «moderniseringsagenda 2.0»

Groei en verdeling

In het nationale, politieke veld is gezocht naar samenwerking en complementariteit met vakdepartementen, hetgeen geresulteerd heeft in een notitie die samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid is opgesteld (notitie Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid). Er kunnen echter nog geen conclusies worden verbonden aan de notitie, omdat de uitvoering ervan pas in volgende jaren zijn beslag zal krijgen.

Gender en seksuele en reproductieve rechten

De overweldigende behoefte van (inter)nationale (vrouwen)organisaties aan het MDG 3 Fonds bevestigt dat het tweesporenbeleid dat is ingezet – te weten specifieke interventie op het gebied van gender naast mainstreamen van het beleid – voortgezet dient te worden.

In de «Beleidsnotitie Keuzes en Kansen» wordt verwoord hoe Nederland in het buitenlands beleid zal bijdragen aan verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van mannen en vrouwen en het terugdringen van HIV/AIDS. Een belangrijke beleidsles is dat voor effectieve uitvoering van het beleid een mix van financiële instrumenten nodig is, waarop flexibel kan worden ingezet; dit is geconcludeerd door middel van een beleidsdoorlichting in 2008.

Duurzaamheid, klimaat en energie: conclusies voor de watersector

In een aantal van de water-partnerlanden (Benin, Jemen en deel Mozambique in de stedelijke sector) zijn in de drinkwatersector institutionele verbeteringen op sectorniveau gerealiseerd; Nederland heeft daar een positieve rol bij gespeeld onder andere via het donoroverleg met overheid en maatschappelijke organisaties. Daarnaast is er sprake van een betere koppeling van beleid en uitvoering, worden institutionele problemen geïdentificeerd en opgelost en is er sprake van minder versnippering van de hulp en een beter evenwicht tussen investeren in aanleg en uitgaven voor onderhoud en beheer van water-infrastructuur. Benin is een voorbeeld van hoe grotere harmonisatie van de donorhulp gunstige voorwaarden creëert voor de overheid om het eigen sectorbeleid vorm te geven. In Benin heeft deze versterking van nationaal en sectorbeleid ook bijgedragen aan het operationeel maken van decentralisatie in de sector. Hierdoor hebben de gemeenten nu beschikking over een eigen budget voor investeringen in verbeterde watervoorzieningen.

De beleidsconclusies ten aanzien van veiligheid en ontwikkeling zijn opgenomen onder doelstelling 5 van dit beleidsverslag.

Doelstelling 7:

Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld.

Voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid was 2008 een bijzonder jaar. Het was 60 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) werd aangenomen. In 1948 werd voor het eerst internationaal erkend dat niet alleen ieder mens evenveel waard is, maar ook dat die gelijkwaardigheid realiteit moet worden en zich moet vertalen in gelijke rechten voor iedereen. Tegelijkertijd is dit ideaal voor veel mensen nog veel te ver verwijderd van hun eigen werkelijkheid. Om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de mensenrechten wereldwijd werd eind 2007 de mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan» aangenomen. In 2008 werd deze strategie in uitvoering genomen.

Inleiding

«Mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal». Dat is het uitgangspunt van de mensenrechtenstrategie die in november 2007 werd gepresenteerd en waarin de lijnen zijn uitgezet voor een aanzienlijke intensivering van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De strategie bevat meer dan honderd concrete maatregelen, die op hun beurt nader zijn uitgewerkt in een actieplan. Aan de Tweede Kamer, waar strategie en actieplan uitvoering aan de orde zijn geweest, is toegezegd jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van beide beleidsdocumenten. Voor een volledig verslag van de inzet en resultaten van het Nederlands mensenrechtenbeleid in 2008 wordt verwezen naar de eerste rapportage, die op 27 maart 2009 aan de Tweede Kamer is gezonden. Onderstaand een kort overzicht op basis van deze mensenrechtenrapportage 2008.

Met een brede inzet van mensen en middelen is een actievere rol van Nederland op het gebied van mensenrechten gerealiseerd. Of het nu gaat om onze contacten met andere landen of om ons optreden in internationale fora, steeds vaker klinkt door dat mensenrechten voor Nederland een essentiële plaats innemen. Zo zijn binnen de EU de eerste stappen gezet richting een verbod op producten waarvoor de ergste vormen van kinderarbeid zijn ingezet. Mede dankzij de Nederlandse vasthoudendheid ten aanzien van Servië heeft dat land Radovan Karadžić uitgeleverd aan het Joegoslavië Tribunaal, zodat recht kan worden gesproken. De Nederlandse ambassade in Harare heeft in juni 2008 een veilig heenkomen geboden aan de Zimbabwaanse oppositieleider Morgan Tsvangirai (inmiddels premier) en op 10 december, internationale mensenrechtendag, werd de eerste Mensenrechtentulp uitgereikt aan mevrouw Justine Masika Bihamba. En met een verklaring en een speciale bijeenkomst heeft Nederland in de Algemene Vergadering van de VN actie ondernomen tegen de strafbaarstelling van homoseksualiteit. De actievere rol van Nederland blijkt ook «in het veld». Steeds meer ambassades doen voor steeds meer activiteiten een beroep op het Mensenrechtenfonds.

Mensenrechten voor iedereen, altijd en overal

In de mensenrechtenstrategie staat de gelijkwaardigheid en gelijkheid in rechten van ieder mens ter wereld centraal. Op bilateraal en multilateraal niveau zet Nederland zich in voor de bevordering en bescherming van deze universele rechten. De onderwerpen die hierbij extra prioriteit hebben gekregen zijn: doodstraf, marteling, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, rechten van vrouwen en kinderen, en de non-discriminatie van homoseksuelen. Ook is het beleid ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenverdedigers geïntensiveerd. Op deze thema’s zet Nederland zich in op nationale titel, in multilateraal verband of via NGO’s. Hierbij wordt steeds bekeken welk instrument op welk moment het meest effectief is.

Mensenrechten, vrede en veiligheid

Mensenrechten en veiligheid zijn sterk met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Nederland tracht daarom binnen het veiligheidsbeleid recht te doen aan deze relatie en voldoende aandacht te besteden aan de rol die veiligheid kan spelen bij het bevorderen van mensenrechten, en andersom. Zo heeft Nederland in 2008 verschillende activiteiten ondernomen ter bevordering van een op mensenrechten gestoelde effectieve bestrijding van terrorisme. Ook is gewerkt aan de invulling en verdere uitwerking van het principe responsibility to protect. Dit betreft de verantwoordelijkheid van staten om goed voor hun burgerbevolking te zorgen en zich niet achter het soevereiniteitsbeginsel te verschuilen als zij dit niet doen. Tenslotte heeft Nederland wapenbeheersing en vredesoperaties ondersteund, met specifieke aandacht voor kwetsbare groepen.

Ondeelbaarheid van mensenrechten

Zoals in de mensenrechtenstrategie is gesteld, kan ieder Millennium Development Goals worden vertaald in mensenrechtenverplichtingen die zijn vastgelegd in mensenrechtenverdragen. Door de Millennium Development Goals in mensenrechtentermen te vatten, kunnen de armen hun rechten claimen en hun regering ter verantwoording roepen over de wijze waarop zij de betreffende internationale verplichtingen uitvoeren. De mensenrechtenstrategie gaat er bovendien van uit dat voor een menswaardig bestaan economische, sociale en culturele rechten even onmisbaar zijn als burgerrechten en politieke rechten. Er is sprake van een sterke onderlinge verbondenheid tussen deze rechten. In 2008 werd concreet resultaat geboekt op het gebied van het recht op water, dat een goed voorbeeld is van de wijze waarop de Millennium Development Goals en mensenrechtenverplichtingen elkaar kunnen versterken. Ook is in 2008 een aantal activiteiten georganiseerd om het draagvlak voor mensenrechten in relatie tot maatschappelijk verantwoord ondernemen te verstevigen. Verder is in 2008 begonnen met de ontwikkeling van een handboek om ambassades beter toe te rusten mensenrechteninterventies te organiseren. Tenslotte kan worden opgemerkt dat in de OS-partnerlanden in 2008 voor EUR 117 miljoen werd besteed aan activiteiten die gericht zijn gericht op goed bestuur, mensenrechten en versterking van de rechtstaat en zo dus ook een bijdrage leveren aan ontwikkeling.

Mensenrechten in multilateraal verband

Mede als blijk van erkenning voor de actieve Nederlandse rol in de VN, was Nederland in 2008 voorzitter van de Derde Commissie van de AVVN. De VN speelt nog altijd een onmisbare rol bij het toezicht houden op de wereldwijde naleving van mensenrechten.

Nederland heeft zich bijzonder ingespannen om binnen de verschillende delen van de Verenigde Naties, met name de VN-mensenrechtenraad en de Derde Commissie van de AVVN, goede resultaten te behalen op mensenrechtengebied. Zoals in de mensenrechtenrapportage beschreven, zijn verschillende thematische initiatieven genomen, onder meer op gebied van vrouwenrechten en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (op deze thema’s zijn resoluties aangenomen). In overeenstemming met de strategische inzet die in de mensenrechtenstrategie is opgenomen, heeft Nederland zich tevens voortdurend ingespannen om binnen de VN ernstige landensituaties op de agenda te krijgen en te houden. Positieve inhoudelijke resultaten in de Mensenrechtenraad zijn de bespreking en veroordeling van ernstige mensenrechtenschendingen in speciale en reguliere zittingen (Darfur, Birma, Zimbabwe, Sri Lanka, Iran, Rusland, Cuba en China, Somalië en de Democratische Republiek Congo) en de verlenging van een aantal belangrijke landenmandaten (Noord-Korea, Birma, Cambodja, Soedan, Burundi, Haïti, Somalië). In de Mensenrechtenraad hebben 48 landen de zogenaamde «universele periodieke toetsing» ondergaan. Nederland heeft voor alle landen actieve inbreng gehad (zowel via de schriftelijke vragenronde als tijdens de mondelinge sessies). De AVVN heeft in 2008 drie landenresoluties aangenomen die specifiek ingaan op mensenrechtenschendingen in Birma, Noord-Korea en Iran.

Nederland heeft zich ingezet voor de versterking van het externe EU-beleid op het terrein van de bescherming en bevordering van mensenrechten. Nederland heeft zich er in 2008 sterk voor ingezet dat mensenrechtenonderwerpen prominent onderdeel uitmaken van alle dialogen die de Europese Unie voert met derde landen. Nederland drong daarnaast aan op de behandeling van individuele gevallen bij de verschillende dialogen, bijvoorbeeld in de dialogen met China, Rusland, Tunesië en Egypte. Ook heeft Nederland er consequent op aangedrongen dat in verdragen tussen de EU en een derde land standaard een clausule wordt opgenomen inzake de eerbiediging van mensenrechten.

Doelstelling: bescherming van de rechten van de mens
IndicatorBasiswaarde (met jaartal)Tussenstand 2007Streefwaarde 2008Resultaat eind 2008
1. (Gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven (# landen)85 (2005)99 (88 geheel afgeschaft, 11 gedeeltelijk)101102 (92 geheel afgeschaft, 10 gedeeltelijk)
2. Partijen bij het verdrag tegen foltering (# landen)140 (2005)144150146
3. Partijen bij het optioneel protocol bij het verdrag tegen marteling (# landen)11 (2005)305043
4. Partijen bij het optioneel protocol inzake rechten van het kind (# landen)114 (2007)114125127
5. Partijen bij het optioneel protocol inzake verkoop van kinderen, kinderprostitutie, kinderpornografie (# landen)118 (2007)118135130
6. Partijen bij het optioneel protocol inzake uitbanning discriminatie van vrouwen (# landen)84 (2007)849596

Bron: Amnesty International en www.ohchr.org

Praktische ondersteuning van mensenrechtenactiviteiten

Structurele verbetering van de mensenrechtensituatie moet vanuit de bevolking zelf worden bevochten. Diplomatieke druk en betrokkenheid van buitenaf zijn essentieel, maar de echte verandering komt uiteindelijk van binnenuit. Het ondersteunen van activiteiten die leiden tot een concrete verbetering van de mensenrechtensituatie in een bepaald land is dan ook een essentieel onderdeel van het mensenrechtenbeleid. In 2008 zijn tal van activiteiten gefinancierd via verschillende kanalen: internationale organisaties, het MATRA-programma, het Vakbondsfinancieringsprogramma en in het kader van ontwikkelingssamenwerking met partnerlanden.

Daarnaast werd in 2008 het nieuwe mensenrechtenfonds operationeel. Het mensenrechtenfonds is in de eerste plaats bestemd voor de financiering van mensenrechtenactiviteiten in landen zelf (zijnde niet-partnerlanden). Gezien het belang van deze activiteiten is het mensenrechtenfonds in de loop van 2008 verhoogd van EUR 20 miljoen naar EUR 23,5 miljoen. De uiteindelijke realisatie bedroeg circa EUR 23 miljoen. Voor 2009 en 2010 zal dit bedrag verder stijgen tot respectievelijk EUR 25 en 27,5 miljoen. Ook is ambassades gevraagd om beleidsprioriteiten zo veel mogelijk om te zetten in concrete activiteiten. Het resultaat is dat méér ambassades veel méér activiteiten op mensenrechtenterrein zijn gaan ontwikkelen. In 2008 steunden ambassades in 54 landen mensenrechtenactiviteiten.

Mensenrechten per regio

Mensenrechten vormen een integraal onderdeel van onze relaties met alle landen, bondgenoot of niet. Onze inzet is dan ook verspreid over alle regio’s. Het doel van deze inzet staat voorop: een betere mensenrechtensituatie, een menswaardig bestaan voor ieder mens. Het middel wordt per geval gekozen. Dat betekent dat we niet in ieder land dezelfde middelen toepassen. Soms ondernemen we actie in het openbaar, soms achter gesloten deuren. De hoofdzaak is een effectief mensenrechtenbeleid te voeren. Dit betekent dat we alert hebben gereageerd op concrete schendingen. Zo was Nederland in 2008 aanwezig bij het proces tegen Ibrahim Eissa, de hoofdredacteur van de Egyptische krant Al Dostour. Zo pleitte de minister van Buitenlandse Zaken bij president Karzai voor herinvoering van het moratorium op de doodstraf, ging de mensenrechtenambassadeur naar Sri Lanka om daar te pleiten voor onafhankelijke monitoring en onderzoek naar schendingen, bleef Nederland aandringen bij de Soedanese president Bashir op uitlevering van twee aangeklaagden aan het Internationaal Strafhof (ISH), pleitte in de Verenigde Staten voor sluiting van Guantánamo Bay en eiste de minister van Buitenlandse zaken dat Servië volledig samenwerkte met het Joegoslavië Tribunaal alvorens akkoord te gaan met een stabilisatie- en associatieakkoord. Voor een volledig overzicht zij verwezen naar de mensenrechtenrapportage 2008.

Beleidsconclusies

Mensenrechten gelden altijd, voor iedereen. Tegelijk blijkt, 60 jaar na aanvaarding van Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dat de universaliteit van mensenrechten nog steeds niet overal erkend wordt. Overal ter wereld blijft sprake van ernstige schendingen van deze rechten. In 2008 is met een brede inzet van mensen en middelen een actievere rol van Nederland op het gebied van mensenrechten gerealiseerd. Gebleken is dat intensivering van het mensenrechtenbeleid dankzij een concrete strategie heeft geleid tot een toename in het aantal activiteiten ter bevordering van mensenrechten. Met deze activiteiten zijn goede resultaten geboekt. Zoals beschreven, is veel gedaan, maar nog niet alles. Veel van de doelstellingen uit de mensenrechtenstrategie kunnen alleen op langere termijn worden gerealiseerd. Een eenmalig succes is niet altijd voldoende en dus is ook in de komende jaren inzet nodig om resultaten te kunnen consolideren. Daarom is het – naast de resultaten die direct voortvloeien uit de doelstellingen van de mensenrechtenstrategie – evenzeer bemoedigend dat de strategie als katalysator heeft gediend voor een intensivering van het hele mensenrechtenbeleid, dat verder gaat dan alleen de uitvoering van de strategie en het actieplan.

Doelstelling 8:

Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

Nederland vermag in zijn eentje niets tegen smeltende ijskappen. We hebben elkaar nodig om effectieve maatregelen te treffen. Daarom moeten we internationale afspraken maken. De concrete maatregelen die Europese leiders in december 2008 zijn overeengekomen ter bevordering van de 20%-reductie van de uitstoot van broeikasgassen voor 2020, zijn een voorbeeld van leiderschap dat navolging verdient.

Duurzaamheid, klimaat en energie zijn een prioritair aandachtsgebied binnen het beleid van ontwikkelingssamenwerking

Klimaattop Poznan

De VN-klimaatconferentie in Poznan in december 2008 was een belangrijke tussenstap op weg naar Kopenhagen, waar het nieuwe mondiale klimaatakkoord in 2009 zijn beslag moet krijgen. Er hebben, zoals voorzien, geen grote doorbraken plaatsgevonden. Noodzakelijke vooruitgang is wel gerealiseerd. De ernst van het klimaatvraagstuk is nog eens onderstreept en er was brede erkenning van klimaatbeleid als een slimme investering in duurzame economische groei, innovatie en werkgelegenheid. Daarnaast is door velen een ondubbelzinnig signaal afgegeven dat de financiële crisis geen excuus mag zijn voor een minder ambitieus klimaatbeleid. Het politieke momentum van de klimaattop op Bali in 2007 is ontegenzeggelijk bekrachtigd.

Resultaten in Poznan

De inspanningen van Nederland dit jaar in de EU en in multilateraal verband om de internationale financiële architectuur van klimaatbeleid te versterken heeft in Poznan zijn vruchten afgeworpen. De door Nederland aangedragen uitgangspunten voor de financiële architectuur -eerlijkheid, effectiviteit en efficiency zijn in Poznan internationaal omarmd. Op die basis moet in 2009 concrete invulling worden gegeven aan het organiseren van financiering voor klimaatbeleid. Tevens is inhoudelijke voortgang geboekt ten aanzien van het voorkomen van emissies door ontbossing en bosdegradatie. Nederland heeft samen met een kleine groep andere landen een ministeriële verklaring aangenomen over het verminderen van emissies door ontbossing en bosdegradatie. Tevens heeft Nederland bijgedragen aan een multi-donor trust fond ten behoeve van Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation (REDD), dat ontwikkelingslanden in staat moet stellen van een dergelijk fonds in een nieuw klimaatakkoord gebruik te maken.

Naast resultaten waren er ook knelpunten. De nog niet in concrete voorstellen en/of toezeggingen uitgewerkte positie van de EU (en de meeste andere ontwikkelde landen) ten aanzien van publieke financiering voor internationaal klimaatbeleid blijft knellen. Ook kwamen – behalve de EU – te weinig ontwikkelde landen naar voren met een concreet ambitieniveau ten aanzien van het verminderen van hun uitstoot. Beide factoren zijn nadelig voor de onderhandelingsrelatie met de ontwikkelingslanden en hun bereidheid zelf bij te dragen.

De resultaten die Nederland boekte in Europese samenwerking op het terrein van klimaat, staan weergegeven in doelstelling 1, onder het kopje EU-klimaatbeleid.

Polaire gebieden

In het kader van het Internationale Polaire Jaar 2008 is de onderzoeksinspanning voor de verbetering van het beheer van de Arctische en Antarctische gebieden versterkt, mede als gevolg van de inzet en financiering door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Met onder meer het Nederlandse Polaire Programma is gewerkt aan verhoogde publieke aandacht voor de polaire gebieden door middel van activiteiten op scholen en voorlichtingsvideo’s en activiteiten in openbare gebouwen. In dit kader heeft het ministerie bijgedragen aan de voorbereidingen voor het bezoek van Prins Willem-Alexander en Prinses Maxima aan Antarctica begin 2009 dat in het teken stond van klimaatverandering.

Intensiveren op duurzaamheid en energie

Het kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt voor het bevorderen van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. Door hernieuwbare energie toegankelijk te maken voor arme groepen in ontwikkelingslanden levert dit zowel een bijdrage aan armoedebestrijding als aan een reductie van de CO2-uitstoot. Van 2008–2011 is voor hernieuwbare energie een budget van EUR 500 miljoen beschikbaar. Het interdepartementale plan van aanpak «Biomassa Internationaal» is goedgekeurd en met de extra middelen voor hernieuwbare energie is een fonds opgezet voor de financiering van duurzame biomassa voor energiedoeleinden via SenterNovem. In Indonesië en Mozambique zijn pilots gestart gericht op duurzame productie van biobrandstoffen; dit is ook één van de onderwerpen waar het kabinet op inzet in het kader van de kabinetsbrede aanpak «Duurzame Ontwikkeling». In 2008 is tevens een bijdrage geleverd aan de uitvoering van het EU actieplan tegen import van illegaal hout.

Met de extra fondsen voor hernieuwbare energie is tevens een partnerschap afgesloten met HIVOS/SNV dat is gericht op het toegankelijk maken van biogas voor arme mensen in Afrika. Tevens is er een Schoklandakkoord afgesloten met Philips voor de verspreiding van zonnelampen in 10 Afrikaanse landen en met Nuon voor het opzetten van energiebedrijfjes die zonne-energiesystemen zullen verhuren aan gezinnen en bedrijven in zeven Afrikaanse landen. Het in 2008 opgerichte Daey Ouwens Fonds zal kleinschalige projecten op het gebied van hernieuwbare energie en arbeidsgenererende vormen van energievoorziening ondersteunen in de minst ontwikkelde landen. Tenslotte hebben in 2008 ruim 1 miljoen mensen toegang gekregen tot moderne energie; dit betreft zowel verlichting als kookenergie.

Coördinatie internationaal milieubeleid

In 2008 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuwe impuls gegeven aan de coördinerende rol van het internationale milieubeleid (CIM). De CIM heeft in 2008 gewerkt volgens een nieuwe strategische werkwijze, tot tevredenheid van betrokken vakministeries en de plaatselijke vertegenwoordiging van Nederland in Brussel. Naast de succesvolle politieke besluitvorming ten aanzien van het klimaat- en energiepakket vormden de belangrijkste resultaten op Europees milieugebied het politiek akkoord met betrekking tot de richtlijn CO2-uitstoot van auto’s en de richtlijn Euro VI met betrekking tot emissienormen voor vrachtwagens.

Nederland heeft in de onderhandelingen over de richtlijn CO2-uitstoot van auto’s succesvol ingezet op het vastleggen van een lange termijn reductiedoelstelling voor na 2012. Op aandringen van Nederland zijn de data vervroegd waarop de aanscherping van de emissienormen (voor onder meer stikstof en fijnstof) voor vrachtwagens, bussen en andere zware wegvoertuigen in werking treden. Tenslotte heeft Nederland met succes aangedrongen op een spoedige herziening van de Bandenrichtlijn voor het aanpakken van geluidshinder als gevolg van het type banden dat in de EU geproduceerd en gebruikt wordt. De Nederlandse lobby voor een spoedige herziening leidde eind 2008 tot de publicatie van een Commissievoorstel voor het labelen van banden met betrekking tot brandstofefficiëntie en andere variabelen.

Beleidsconclusies

Ondanks de vele bereikte resultaten in Poznan in 2008, blijft een uitgewerkte positie van de EU (en de meeste andere ontwikkelde landen) ten aanzien van publieke financiering voor internationaal klimaatbeleid een prangend knelpunt voor het bereiken van ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen. Nederland heeft reeds in 2008 ideeën ingebracht over deze financiering en verwacht dat de Europese Commissie deze opneemt in de EU-inzet voor Kopenhagen. De inzet van andere ontwikkelde landen, waaronder de cruciale inzet van de nieuwe Amerikaanse regering, zal van grote invloed zijn op de inhoud van een akkoord in Kopenhagen. De Nederlandse onderhandelaars willen onder meer de contacten met – en kennis van de standpunten van – andere landen versterken om deze enorme opgave van de internationale gemeenschap te realiseren, zeker in de huidige economische situatie.

Doelstelling 9:

Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland

In 2008 was er een lichte groei waarneembaar in het aantal Nederlanders dat een beroep deed op de Nederlandse ambassades en consulaten. Het kabinet zet zich dan ook blijvend in om de dienstverlening in het buitenland te verbeteren. Belangrijke doelgroepen voor dienstverlening zijn Nederlandse burgers die in verband met hun werk of hun vakantie in het buitenland verblijven. Ook het Nederlandse bedrijfsleven is een belangrijke doelgroep. Om de dienstverlening verder te verbeteren is in 2008 veel gerealiseerd.

Consulaire dienstverlening

Dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland begon ook in 2008 in Nederland zélf. Het ministerie van Buitenlandse Zaken bood actuele reisinformatie via de reisadviezen opwww.minbuza.nl en kwam met een geactualiseerde versie van het reismagazine Wijs op Reis.

De minister van Buitenlandse Zaken bezocht de Wijs-op-Reis beurs. Deze beurs organiseerde het ministerie van Buitenlandse Zaken samen met de Douane, het Verbond van Verzekeraars en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) om vakantiegangers te adviseren over een goede voorbereiding van hun reis. Het netwerkoverleg met organisaties uit de reisbranche werd voortgezet. Besloten is gedetailleerder in te gaan op gesignaleerde problematiek in de voorbereiding van reizen en op het verwerken van noodgevallen.

Kwaliteit consulaire dienstverlening
IndicatorBasiswaarde (2006)Streefwaarde 2008Resultaat 2008
Percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten0,34%max. 0,34%0,32%
Percentage gedetineerden dat minimaal 2 x per jaar is bezocht–-min. 90%89%

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken

Om de potentiële doelgroep van drugssmokkelaars met preventieve voorlichting beter te kunnen bereiken, zocht het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2008 samenwerking met andere partijen waaronder Reclassering Nederland, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) en Dienst Justitiële Inrichtingen. Ook werkte het ministerie van Buitenlandse Zaken mee aan een onderzoek van de Universiteit Tilburg naar de detentiebeleving van Nederlandse gedetineerden. De uitslag van dit onderzoek wordt in 2009 verwacht.

«Dat zal mij niet overkomen»

De minister van Buitenlandse Zaken gaf in april 2008 een les over de risico’s en gevolgen van drugssmokkel aan een groep leerlingen van het Albeda College in Rotterdam Zuid. Hiermee vroeg hij aandacht voor het lespakket «Dat zal mij niet overkomen» en de website www.drugssmokkel.nl van Buitenlandse Zaken. Dit lespakket is door 500 scholen en opleidingscentra aangevraagd. Bovendien bracht het ministerie in 2008 een meertalige versie van de documentaire «Het IJzeren Paradijs» (Engels, Frans, Spaans) uit over Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen.

Het beleid ten aanzien van consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland kwam tijdens een AO met de Tweede Kamer op 1 oktober 2008 uitgebreid aan de orde. Waar sprake was van (mogelijke) veroordeling van Nederlandse gedetineerden tot de doodstraf, werd de Nederlandse positie over de doodstraf onder de aandacht van de autoriteiten gebracht en gepleit voor strafomzetting. In 2008 werd de mogelijkheid geopend in dergelijke gevallen afhankelijk van de specifieke omstandigheden aanvullende juridische bijstand te financieren.

KengetallenWaarde(jaartal)
1. Overnachtingen van Nederlanders tijdens buitenlandse vakanties174 240 000 (2007)
2. Aantal Nederlanders woonachtig in het buitenland760 775(2008)
3. Aantal Nederlanders gedetineerd in het buitenland2 580(2008)

Bron: CBS; ministerie van Buitenlandse Zaken.

Op 18 december 2008 vond overleg plaats met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de vakbond en vervoerdersorganisaties over Nederlandse vrachtwagenchauffeurs die in het buitenland gedetineerd zijn. Daarbij werd een eerste aanzet tot een actieplan overeengekomen.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken werkte in 2008 mee aan een onderzoek van de Engelse NGO Fair Trials International naar consulaire bijstand en specifiek de rechtsbijstand die wordt verleend aan onderdanen die in het buitenland zijn gedetineerd. Aan het onderzoek werken ook het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Duitsland en Australië mee. De uitslag van het onderzoek wordt in 2009 verwacht.

In augustus 2008 evacueerde Nederland een dertigtal landgenoten uit Georgië. De ambassade in Bangkok assisteerde honderden Nederlanders die eind 2008 in Thailand strandden, ook de aanslagen in Mumbai vergden veel ondersteuning. Het crisistelefoonteam van het ministerie van Buitenlandse Zaken is in 2008 wederom verder opgeleid en getraind door middel van een simulatieoefening. Het Snel Inzetbaar Consulair Ondersteunings Team (SCOT) hoefde in 2008 niet te worden uitgezonden. Een aantal leden heeft deelgenomen aan een simulatieoefening die georganiseerd was door het ministerie van Defensie.

Dienstverlening aan bedrijven

Samen met het ministerie van Economische Zaken werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken doorlopend aan het creëren van gunstige voorwaarden voor Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten.

Met zijn uitgebreide postennet en de wereldwijde spreiding ervan biedt het ministerie van Buitenlandse Zaken een prima infrastructuur voor economische dienstverlening. De economische functie van het postennet zal daarom in de taakstelling maximaal worden ontzien. Zo is bijvoorbeeld besloten gelijktijdig met de sluiting van de consulaten-generaal in Hamburg en Frankfurt per medio 2009 aldaar handelskantoren (Netherlands Bussiness Support Offices of NBSO’s) te openen teneinde het niveau van dienstverlening aan het bedrijfsleven op hetzelfde niveau te houden.

Daarnaast speelden ambassades een belangrijke rol bij de organisatie, begeleiding en follow up van strategische economische missies in 2008, zoals die van de ministeries van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar China, die van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar Duitsland en die van de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar Turkije.

Adequate dienstverlening bij visumaanvragen vormt eveneens onderdeel van de behartiging van de Nederlandse belangen en vergt de inzet van verschillende afdelingen van de post. In 2008 is het Orange Carpet-beleid (specifieke dienstverlening aan bonafide reizigers) hoog op de agenda gezet. Steeds meer posten treffen specifieke regelingen om visumverlening aan bonafide reizigers, waar onder zakenmensen, efficiënter te laten verlopen. Zo hebben de posten in Turkije ten tijde van de economische missie in november 2008 hun Orange Carpet Treatment aan het bedrijfsleven uiteengezet.

Het geavanceerde klantbeheersysteem TradeConnect, dat moet bijdragen aan verdere effectiviteit en efficiency van het handelswerk op posten door beter gebruik te maken van klantgegevens en slimmere organisatie van zaken, is in 2008 binnen het postennetwerk uitgerold.

Visumverlening

Er is ingezet op uitbreiding van de samenwerkingsvormen met Schengenpartners. Door meer geografische spreiding kan de visumaanvrager beter worden bediend. Dit heeft onder andere gestalte gekregen in Rusland, zo wordt Nederland sinds 1 september 2008 in Moermansk vertegenwoordigd door Noorwegen.

Ook is een proces gestart waarbij de Nederlandse vertegenwoordigingen onderling meer samenwerken. Om doelmatig te kunnen werken en ruimte te creëren voor andere kerntaken binnen het takenpakket van een post, worden bepaalde taken binnen het visumverleningsproces regionaal gebundeld. In 2008 zijn voor een aantal pilots voorbereidingen getroffen. Met ingang van 1 januari 2009 zal de nieuwe samenwerkingsvorm onder andere in Zuidelijk Afrika, Zuid-Amerika en VS/Canada worden uitgeprobeerd.

De uitrol wereldwijd van het Nieuwe Visum Informatie Systeem (NVIS) is in 2008 afgerond.

In 2008 is intensief gewerkt aan de introductie van biometrie in het visum- en reisdocumentenproces, die in 2009 zijn beslag zal krijgen. In oktober 2008 werden Nederlandse leden van het Europees Parlement ingelicht over de inzet van externe dienstverleners bij het innemen van visumaanvragen.

Beleidsconclusies

Ook in 2008 is er veel gerealiseerd om de dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven te professionaliseren. Deze lijn wordt de komende jaren voortgezet.

Met organisaties die betrokken zijn bij de hulpverlening aan Nederlanders in het buitenland, is onder meer de problematiek rond psychiatrische patiënten geïnventariseerd. In 2009 zal dit leiden tot een overlegforum met onder andere het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Inspectie Gezondheidszorg. Daarnaast is het kort verblijf van Nederlanders in het buitenland in het kader van een studie of studiereis als specifiek knelpunt bij de hulpverlening geïnventariseerd. Beide knelpunten worden in 2009 nader uitgewerkt.

Van belang blijft het verwachtingenmanagement richting het bedrijfsleven. In 2008 zijn voorbereidingen getroffen voor een uitgebreide promotiecampagne van de Dutch Trade Board (DTB) in 2009 gericht op het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (MKB). Het belangrijkste doel van de campagne is dat het Nederlandse MKB kennismaakt met de dienstverlening en de mensen op de posten en weet welke dienstverlening zij van de posten kunnen verwachten.

Doelstelling 10:

Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen

Nederland heeft zich ook in 2008 sterk ingezet om een goed gastland te zijn voor de ruim 30 internationale organisaties die hier te land gevestigd zijn. Een onafhankelijke beleidsdoorlichting, mede gebaseerd op een tevredenheidonderzoek onder internationale organisaties, concludeerde dat de tevredenheid over de dienstverlening ten opzichte van 2005, in welk jaar het kabinetsstandpunt over Nederland als gastland voor internationale organisaties werd geformuleerd, aanzienlijk is toegenomen.

Betere dienstverlening aan internationale organisaties

Aan verbetering van de communicatie en informatie werd aandacht besteed door o.a. regelmatige werkbezoeken en overleg op diverse niveaus, overal waar in Nederland internationale organisaties gevestigd zijn. Voorlichtingsbijeenkomsten voor medewerkers van diverse organisaties werden gefaciliteerd over voor hen relevante thema’s zoals inburgeren, de invoering van de vliegtax en het Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen. Ook werd de nodige aandacht besteed aan de positie van Nederlandse werknemers van internationale organisaties en hun afhankelijke gezinsleden.

Huisvesting dan wel herhuisvesting van enkele organisaties, zoals het Internationaal Strafhof, Eurojust en Europol, vroeg in 2008 de aandacht van verschillende departementen en instanties. Het Internationaal Strafhof en Eurojust hebben in 2008 tijdelijk hun intrek genomen in de Haagse Veste. Een internationale jury onder leiding van Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol heeft drie ontwerpen voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof aangewezen; met de prijswinaars wordt nu onderhandeld over uitwerking van hun plannen, kosten, etc. De vestiging van het Speciaal Tribunaal voor Libanon kreeg in 2008 verder gestalte.

Betere dienstverlening aan expats

Hoewel de belangrijkste stappen op het gebied van harmonisatie van de privileges en immuniteiten van de verschillende organisaties intussen zijn gezet, blijkt de behoefte aan maatwerk op dit punt nog altijd groot. Samen met EZ werkte BZ in 2008 verder aan het project My First Month in the Netherlands, wat moet leiden tot een virtuele One Stop Shop: een computerportal, waarop relevante informatie van de overheid voor expats die zich in Nederland willen vestigen overzichtelijk en toegankelijk wordt gepresenteerd.

Diverse initiatieven werden ontplooid of gesteund om zowel de onderwijs- als gezondheidssector, maar ook het particulier bedrijfsleven te wijzen op enerzijds de speciale behoeften maar ook de economische voordelen die de aanwezigheid van grote aantallen expats binnen Nederland met zich mee brengen.

Beleidsconclusies

De toegenomen aandacht voor dienstverlening aan de internationale organisaties en de uitbreiding van de menskracht die daartoe is ingezet hebben blijkens de recente evaluatie duidelijk effect gesorteerd. Het is nu zaak de relaties met de organisaties in de komende jaren op peil te houden en de positie van Nederland als gastland voor internationale organisaties verder te versterken. De aanbevelingen uit het IOB-rapport Be Our Guests voorzien o.a. in een doorstart van de Stuurgroep Nederland Gastland, waarin alle betrokken departementen op hoog ambtelijk niveau vertegenwoordigd zijn. Een strategische langetermijnvisie dient te worden ontwikkeld. Daarnaast dient ingezet te blijven worden op verbetering van informatie en goede communicatie met de internationale organisaties. Ten slotte zou de beleidsuitvoering op dit punt systematisch dienen te worden gemonitord.

Het handhaven van een goed vestigingsklimaat voor internationale organisaties, inclusief goede dienstverlening in brede zin, blijft voortdurende inspanning van alle betrokkenen vereisen.

De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

De begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken bedroeg in 2008 in totaal EUR 12,7 miljard. De realisatie aan uitgaven kwam uit op EUR 12,8 miljard. Hieronder volgt een overzicht per beleidsartikel. De niet-beleidsartikelen zijn daarin buiten beschouwing gelaten. In kort bestek wordt inzicht gegeven in een aantal beleidskeuzes die in de loop van 2008 zijn gemaakt en de belangrijkste budgettaire gevolgen daarvan. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de beleidsartikelen.

Realisatie begroting op hoofdlijnen (x EUR1000)
BeleidsartikelenRealisatie 2007Ontwerpbegroting 2008Realisatie 2008
1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten93102122
2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur9157601 032
3. Versterkte Europese samenwerking7 0327 6907 585
4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede9609371 029
5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling1 5811 7421 684
6. Beter beschermd en verbeterd milieu356419360
7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer11286189
8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland979385
    
Totaal11 14611 82912 086

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

Nederland heeft zich in 2008 met overtuiging ingezet voor een goed functionerende internationale rechtsorde, waarin vrede, rechtvaardigheid en welvaart worden nagestreefd. Er zijn meer middelen uitgegeven dan gepland. De groei zat voor een groot deel in extra uitgaven van ca EUR 10 miljoen voor het thema mensenrechten, in het bijzonder het nieuw ingestelde Mensenrechtenfonds waaruit ambassades mensenrechtenactiviteiten kunnen financieren.

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

De Nederlandse inzet om de veiligheidsrisico’s van de 21e eeuw het hoofd te bieden resulteerde in de inzet van extra middelen. Er werd met name meer uitgegeven aan de bevordering van regionale stabiliteit en humanitaire hulp. Zo werd EUR 24 miljoen extra uitgetrokken voor het Stabiliteitsfonds. Uit het fonds is in 2008 in totaal voor ruim EUR 101 miljoen aan projecten gefinancierd. Conform de uitgangspunten van de beleidsbrief «Een zaak van iedereen» werd EUR 60 miljoen extra toegekend ten behoeve van fragiele staten. Het budget voor humanitaire hulp werd verhoogd met EUR 135 miljoen, onder meer voor noodhulp aan Soedan, de Democratische Republiek Congo, Irak, Afghanistan en Zimbabwe.

3. Versterkte Europese samenwerking

De Nederlandse afdrachten aan de EU zijn EUR 82 miljoen lager uitgevallen. Dit is een saldo van hogere invoerrechten en een lagere BNP-afdracht. Ook de bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds is lager uitgekomen, omdat de Nederlandse bijdrage van EUR 23 miljoen is doorgeschoven van 2008 naar 2011.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Het prioritaire thema groei en verdeling valt onder dit beleidsartikel. Ten opzichte van de ontwerpbegroting werd ruim EUR 90 miljoen meer uitgegeven, onder meer voor schuldverlichting en programma’s ten behoeve van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en fragiele staten. Door vertraging van een aantal projecten kon minder worden uitgegeven aan ORET. De modernisering van het bedrijfsleveninstrumentarium is in 2008 afgerond, waaronder de ontwikkeling van ORIO, de opvolger van het ORET-progamma.

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Per saldo werd voor deze thema’s EUR 58 miljoen minder uitgegeven. Dat lag vooral aan de lagere uitgaven voor onderwijs. Door trage goedkeuringsprocedures kon de bijdrage van EUR 110 miljoen aan het Catalytic Fund niet doorgaan. De inputdoelstelling om 15% van de ODA uitgaven aan onderwijs te besteden kon daardoor niet worden gehaald. Voor de prioritaire thema’s gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten namen de uitgaven juist toe. Het MDG 3 Fonds dat in 2008 werd opgericht ten behoeve van vrouwen en ontwikkeling kon worden verhoogd vanwege de hoge kwalititeit van de projectvoorstellen. Daarnaast werden extra middelen vrijgemaakt voor landenprogramma’s op het gebied van basisgezondheidszorg en reproductieve gezondheid.

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

De uitgaven ten behoeve van de bescherming en verbetering van het milieu vielen ca EUR 60 miljoen lager dan begroot, onder meer door vertragingen in verschillende projecten op het gebied van hernieuwbare energie. Op het terrein van duurzame energie werden Schoklandakkoorden gesloten met Philips en Nuon om het gebruik van zonne-energie in een aantal Afrikaanse landen te stimuleren. Ook werd in 2008 in samenwerking met het bedrijfsleven het Daey Ouwens Fonds opgericht voor de ondersteuning van duurzame energieprojecten in ontwikkelingslanden.

7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Voor dit beleidsartikel werd aanzienlijk meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit werd grotendeels veroorzaakt door hogere uitgaven voor het vreemdelingenbeleid. Door een gestegen instroom van het aantal asielzoekers uit DAC-landen vielen de eerstejaarsopvangkosten hoger uit dan geraamd. Deze kosten worden toegerekend aan ODA.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

In 2008 werd EUR 8 miljoen minder uitgegeven aan internationaal cultuurbeleid en activiteiten ter vergroting van het draagvlak voor het Nederlandse buitenlandbeleid, onder meer vanwege doorgeschoven kosten voor het project New York 400 en de bezoekersprogramma’s voor buitenlandse opiniemakers.

Bijlage bij het beleidsverslag met MDG-indicatoren

MDG 1, het uitroeien van extreme armoede en honger:

Doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderenmet ondergewicht (jonger dan 5 jaar)33%28% (2003)26% (2006)16,5%Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie20%17% (2000–2002)17% (2001–2003)10%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

MDG 2, basisonderwijs voor alle kinderen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
IndicatorenUitgangssituatieTussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderenvan lagere schoolleeftijd dat naar de basisschool of middelbare school gaat79,6% (1991)83,3% (2000)87,5% (2006)100%Ontwikkelingslanden
% kinderen dat de laatste klas van de basisschool haalt80,7% (1990)79,4% (1999)84,7% (2006)100%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

MDG 6, een halt toeroepen aan HIV/AIDS, malaria en andere ziekten, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/AIDS, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1999–2004Tussenstand 2000–2007Doel 2015Categorie
Aantal aidsdoden 0,25 miljoen3,1 miljoen (2004)1,6 miljoen (2007)Minder dan 3,1Sub Sahara Afrika
% vrouwen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex»Niet bekend25% (1999–2003)31% (2000–2006)Meer dan 25%Sub Sahara Afrika
% mannen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex»Niet bekend43% (1999–2003)46% (2000–2006)Meer dan 43%Sub Sahara Afrika

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resource s/Static/Data/Stat%20Annex.pdf.

* 2007: www.unaids.org/en/KnowledgeCentre/HIVData/EpiUpdate/Epi UpdArchive/2007/default.asp

Doelstelling 8: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990TussenstandTussenstand *Doel 2015Categorie
Aantal doden per 100 000 t.g.v. malariaNiet bekend166 (2003)Geen dataMinder dan 166Ontwikkelingslanden
Aantal doden per 100 000 t.g.v. tuberculose3432 (2000)26 (2006)Minder dan 31Ontwikkelingslanden
% tuberculose gediagnostiseerd met de DOTS-methode 29% (2000)62% (2006)Meer dan 46%Ontwikkelingslanden
% tuberculose genezen met de DOTS-methode 82% (2000)85% (2005)Meer dan 82%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20A nnex.pdf).

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een doelstelling voor drinkwater en sanitaire voorzieningen:

Doelstelling 10: Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Tussenstand 2006Doel 2015Categorie
% van de bevolking met duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen41% 53%67,0%Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20A nnex.pdf).

Doelstelling 11: In 2020 moet het leven van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken aanzienlijk verbeterd zijn
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2001Tussenstand 2005Categorie
Aandeel stadsbevolking dat in sloppenwijken woont (%)46,5%42,7%36,5%Ontwikkelingslanden
Aantal sloppenwijkinwoners (mln)660,9 mln860,1 mlnGeen dataOntwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20A nnex.pdf).

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem. Het kader voor deze operationele doelstelling wordt met name gevormd door MDG 8:

MDG8: Ontwikkelen van een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling (doelstelling 12–15)
Indicatoren:19901996200020032006Doel 2015
% ontwikkelde landen-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:      
Ontwikkelingslanden54657177Geen mondiale streef-
Minst ontwikkelde landen78707879waarde, toename
       
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op landbouwproducten uit:      
Ontwikkelingslanden10,59,39,48,6Geen mondiale streef-
Minst ontwikkelde landen43,72,82,8waarde, afname
       
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op kleding uit:      
Ontwikkelingslanden 11,410,89,78,2Geen mondiale streef-
Minst ontwikkelde landen 8,17,876,5waarde, afname
 0,00,01,06,6 
Steun aan agrarische producenten binnen de EU (PSE), in waarde (USD mld)329 (1990) 350 (2003)378 (2004)385 (2005)Geen mondiale streefwaarde, afname

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20A nnex.pdf).

FINANCIËLE TOELICHTING

Beleidsartikel 1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen88 82556 48791 20798 619144 21097 51846 692
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal87 84380 46078 80592 467121 966101 67820 288
        
1.1 Internationale rechtsorde38 61543 05037 23746 26741 81145 713– 3 902
1.2 Mensenrechten30 38328 50232 36637 07951 43041 5659 865
1.3 Internationale juridische instellingen18 8458 9089 2029 12128 72514 40014 325

Verplichtingen

In totaal vindt op dit artikel een verhoging van de verplichtingen plaats van bijna EUR 46,7 miljoen. Hiervan wordt EUR 29 miljoen veroorzaakt door het aangaan van hoger dan geraamde verplichtingen voor mensenrechtenprogramma’s. Verder is er een verhoging van EUR 24,3 miljoen in verband met het aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen en het aangaan van huurovereenkomsten voor de tijdelijke huisvesting van het Internationaal Strafhof. Tenslotte is er een verhoging van EUR 19,9 voor het aangaan van een meerjarige verplichting voor huurkosten van het Libanon Tribunaal dat in 2008 in Nederland werd gevestigd. Daarnaast is er ook sprake van een daling van de verplichtingen met EUR 26,6 miljoen welke grotendeels wordt veroorzaakt doordat het aangaan van de geplande nieuwe meerjarige subsidieovereenkomst met de Carnegie Stichting in 2008 geen doorgang vond.

Uitgaven

1.1 Internationale rechtsorde

De lagere uitgaven van EUR 3,9 miljoen zijn het gevolg van lager dan verwachte contributies aan de VN. Daarnaast is in de loop van het jaar het budget opgehoogd met EUR 1,5 miljoen voor een bijdrage aan de operationele kosten van het Libanon Tribunaal. Deze bijdrage heeft uiteindelijk niet in 2008 plaats kunnen vinden.

1.2 Mensenrechten

De hogere uitgaven van EUR 9,9 miljoen moeten worden gezien in het licht van de Nederlandse beleidsintensivering op het gebied van mensenrechtenbeleid. Zo is (meerjarig en oplopend) meer geld uitgetrokken voor het Mensenrechtenfonds. Daarnaast is er geïntensiveerd op programma’s in een aantal partnerlanden, waaronder Guatemala en Oeganda. Ook naar centrale mensenrechtenactiviteiten is meer geld gegaan. Ten slotte werd de bijdrage aan de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) verhoogd.

1.3 Internationale Juridische Instellingen

De verhoging van EUR 14,3 miljoen op dit artikel is voor een groot deel het gevolg van een betaling in 2008 van circa EUR 11 miljoen voor de verbouwing en beveiliging van de Haagsche Veste (tijdelijke huisvestiging Internationaal Strafhof). De resterende verhoging van EUR 3 miljoen betreft de komst van het Libanon Tribunaal naar Nederland en het aandeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de stichtingskosten.

Slotwet

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechtenVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008141 221
Mutaties Slotwet 20082 989
Stand Slotwet 2008 (realisatie)144 210

Verplichtingen

In totaal is er een verhoging van de gerealiseerde verplichtingen ten opzichte van de najaarsnota van circa EUR 3 miljoen. Er is sprake van een daling van de verplichtingen op het subartikel «Internationale rechtsorde» met EUR 27,1 miljoen, hetgeen grotendeels wordt veroorzaakt door het niet doorgaan van de geplande nieuwe meerjarige subsidieovereenkomst met de Carnegie Stichting in 2008 en het niet doorgaan van een bijdrage aan de operationele kosten van het Libanon Tribunaal. Voor mensenrechtenprogramma’s zijn EUR 14,1 miljoen meer aan verplichtingen gerealiseerd dan bij najaarsnota voorzien. Tenslotte werden de verplichtingen verhoogd met EUR 15,9 miljoen door het aangaan van een meerjarige huurovereenkomst voor de huisvesting van het Libanon Tribunaal.

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechtenUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008124 486
Mutaties Slotwet 2008– 2 520
Stand Slotwet 2008 (realisatie)121 966

Uitgaven

Op dit artikel is sprake van minder uitgaven van circa EUR 2,5 miljoen. Deze wordt mede veroorzaakt doordat een voorziene algemene bijdrage aan de operationele kosten van het Libanon Tribunaal in 2008 geen doorgang kon vinden door ontbrekende liquiditeitsbehoefte bij het Tribunaal. Daarnaast konden de geplande uitgaven voor de externe beveiligingskosten van het Tribunaal (overheveling aan het Ministerie van Justitie) slechts voor de helft worden gedaan omdat een deel van de werkzaamheden pas in 2009 zal worden uitgevoerd.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
1.31. Nederland als gastheer voor internationale organisaties (zie ook 8.4)2008
 Effectenonderzoek ex post 
  
 Overig evaluatieonderzoek 
  

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 1. De beleidsdoorlichting «Nederland als gastland van internationale organisaties» is inclusief een beleidsreactie naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 30 178, nr. 5).

Beleidsartikel 2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen589 168910 955846 9421 156 5101 009 797637 838371 959
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal545 208744 939790 934915 1651 032 340759 985272 355
        
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid14 53711 82910 52714 17412 17714 072– 1 895
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme0000000
2.3 Non-proliferatieen ontwapening8 0178 1708 2658 4809 1648 571593
2.4 Conventionele wapenbeheersing0000000
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing92 176284 999274 381396 083435 035312 177122 858
2.6 Humanitaire hulpverlening253 977313 746345 701328 135383 080247 492135 588
2.7 Goed bestuur176 501126 195150 060161 359181 032164 17316 859
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid  00000
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie  2 0006 93411 85213 500– 1 648
        
Ontvangsten1351 6531 1071 9521 2621 155107
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid13501629816515510
2.70 Humanitaire hulpverlening01 6531 0911 6541 0971 00097

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen op dit artikel van EUR 372 miljoen betreft een saldo en wordt met name veroorzaakt door nieuwe committeringen voor bijdragen aan programma’s ten behoeve van regionale stabiliteit en crisisbeheersing van EUR 165 miljoen. Hieronder vallen onder andere nieuwe committeringen voor het Stabiliteitsfonds (circa EUR 40 miljoen), wederopbouw (ruim EUR 95 miljoen voor centrale en decentrale programma’s) en een verplichting voor UN contributie aan crisisbeheersingsoperaties (ruim EUR 30 miljoen).

Op het gebied van humanitaire hulpverlening zijn nieuwe committeringen aangegaan voor circa EUR 155 miljoen. Hieronder vallen committeringen voor centrale programma’s ten behoeve van noodhulp (EUR 77 miljoen), een nieuwe tweejarige verplichting met het UNHCR (EUR 43 miljoen), een meerjarige verplichting met de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) (EUR 18 miljoen) en het Wereldvoedselprogramma (circa EUR 13 miljoen).

Tot slot zijn nieuwe committeringen aangegaan van per saldo ruim EUR 30 miljoen voor centrale en decentrale programma’s op het gebied van goed bestuur, bijvoorbeeld in Afghanistan, Oeganda, Colombia en Tanzania.

Uitgaven

2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

De mutatie van EUR 1,9 miljoen op dit subartikel betreft een saldo. Een neerwaartse bijstelling vond plaats voor het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) van circa EUR 1,5 miljoen, verder resulteerde een verschuiving van de Nederlandse bijdrage aan de nieuwbouw van het hoofdkantoor van de NAVO in een verlaging van ruim EUR 1,1 miljoen in 2008. Daarnaast was sprake van een verhoging van in totaal circa EUR 0,8 miljoen, voor onder meer een contributie aan het NAVO Civil Budget en aan de UN Office on Drugs and Crime (UNODC).

2.2 Bestrijding internationaal terrorisme

Geen toelichting.

2.3 Non-proliferatie en ontwapening

Geen toelichting.

2.4 Conventionele wapenbeheersing

Geen toelichting.

2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

De verhoging van EUR 123 miljoen op dit subartikel betreft onder meer een ophoging van het Stabiliteitsfonds met EUR 23,5 miljoen. Hiermee wordt het belang dat Nederland hecht aan het thema regionale stabiliteit en crisisbeheersing onderstreept. Verder is daar een hoger dan geraamde contributie aan de Verenigde Naties voor crisisbeheersingsoperaties van ruim EUR 30 miljoen. Deze kosten worden volgens een vaste verdeelsleutel toegerekend aan de verschillende lidstaten. Daarnaast zijn, conform de uitgangspunten van de beleidsbrief «Een Zaak van Iedereen», aanzienlijke additionele middelen (circa EUR 60 miljoen) toegekend ten behoeve van fragiele staten. Dit zowel via centrale programma’s als via de landenprogramma’s. Het gaat hierbij met name om de partnerlanden Afghanistan (onder meer infrastructuur), Soedan (de zogenoemde «drie gebieden»: Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile) en de Palestijnse Autoriteit (met name Pegase, ten behoeve van de uitbetaling van salarissen in de publieke sector). En tot slot is circa EUR 9 miljoen extra bijgedragen aan programma’s op het gebied van vredesopbouw (onder andere in Bosnië Herzegovina en Guatemala). Ten behoeve van de stabiliteit en de wederopbouw geeft Nederland begrotingssteun aan Burundi, een van de zogenoemde fragiele staten, ook al voldoet het land niet aan alle criteria die voor begrotingssteun aan partnerlanden worden gesteld. Voor fragiele staten geldt een specifieke toets: de ontvangende overheid moet committment tonen ten aanzien van armoedebestrijding en ten aanzien van een dialoog met de donorgemeenschap.

2.6 Humanitaire dienstverlening

Op dit subartikel is sprake van een verhoging van ruim EUR 135 miljoen. In 2008 was er sprake van een hogere realisatie van EUR 118 miljoen voor noodhulp. Deze extra middelen werden in verband met acute noodhulp situaties onder meer aangewend ten behoeve van Soedan (Darfur), Democratische Republiek Congo, Irak, Afghanistan en Zimbabwe.

Daarnaast is ook de bijdrage aan UNHCR en UNRWA met respectievelijk circa EUR 2 miljoen en ruim EUR 3 miljoen verhoogd. Ook is de bijdrage aan het Wereldvoedselprogramma met circa EUR 13 miljoen verhoogd. Tenslotte is de financiering van de uitzending van een Nederlands fregat ter bescherming van voedseltransport naar Somalië lastens dit subartikel gebracht.

2.7 Goed Bestuur

Per saldo werd op dit subartikel circa EUR 17 miljoen meer uitgegeven dan gepland. Enerzijds door intensiveringen op landenprogramma’s van circa EUR 13 miljoen op het gebied van goed bestuur in o.a. Afghanistan, Oeganda (zie ook artikel 5.1), Tanzania, Pakistan en Indonesië. En daarnaast zijn de centrale middelen op het gebied van goed bestuur met circa EUR 5,5 miljoen opgehoogd, onder andere voor de International Development Law Organization (IDLO), de Governance Partnership Facility bij de Wereldbank en het New Partnership for Africa’s Development (NEPAD). Anderzijds zijn er ook enkele verlagingen. Naast budgettaire verschuivingen voor MATRA is in 2008 het MFS/TMF goed bestuur programma circa EUR 1,5 miljoen lager uitgekomen.

2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid

Geen toelichting.

2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

In totaal vindt op dit subartikel een verlaging plaats van EUR 1,6 miljoen omdat voorgenomen programma’s in onder andere het Grote Merengebied en de Democratische Republiek Congo niet volledig gerealiseerd konden worden.

Ontvangsten

Geen toelichting.

Slotwet

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20081 268 990
Mutaties Slotwet 2008– 259 193
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 009 797

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingen van ruim EUR 259 miljoen is opgebouwd uit een groot aantal mutaties. De belangrijkste worden hieronder genoemd. Het verplichtingenbudget voor het Stabiliteitsfonds is verhoogd met EUR 20 miljoen om uitgaven van het Stabiliteitsfonds te realiseren. De verplichtingen voor wederopbouw zijn verlaagd met ruim EUR 169 miljoen vanwege vertraging in uitvoering en overheveling van het Law and Order Trust Fund for Afghanistan, LOTFA (EUR 50 miljoen) naar het Stabiliteitsfonds. Tevens zijn de verplichtingen op het gebied van goed bestuur verlaagd met circa EUR 135 miljoen vanwege vertragingen bij decentrale programma’s. Voor het aangaan van een meerjarige verplichting met de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) is sprake van een verhoging van EUR 30 miljoen.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20081 017 470
Mutaties Slotwet 200814 870
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 032 340

Uitgaven

In de Decemberbrief werden reeds hogere uitgaven van EUR 17 miljoen gemeld voor onder meer een hogere bijdrage aan het PEGASE-programma in de Palestijnse gebieden en de Nederlandse bijdrage aan de VN-crisisbeheersingsoperaties. Vervolgens is een overschrijding van het Stabiliteitsfonds van circa EUR 7 miljoen opgetreden als gevolg van onder meer een bijdrage aan MONUC, alsmede een per saldo onderuitputting bij landenprogramma’s op het gebied van goed bestuur (democratisering overheid) met EUR 6,5 miljoen.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20081 647
Mutaties Slotwet 2008– 385
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 262

Ontvangsten

Geen toelichting.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
2.31. Exportcontrolebeleid2009
   
 Effectenonderzoekex post 
2.42. Conventionele wapenbeheersing2009
2.53. Afrikabeleid, deel over conflictbestrijding (zie ook 4.1)2008
 Overig evaluatieonderzoek 
2.74. Trainingsprogramma’s Adept en MTES (zie ook 3.2)2008
2.75. Democratic Governance Fund UNDP2008

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 1. De Terms of Reference voor de beleidsdoorlichting «Exportcontrolebeleid» is opgesteld in 2008. Afronding is voorzien voor 2009.

ad 2. Na consultatie van in- en externe deskundigen in de tweede helft van 2008 en de verwerking van hun commentaren is het rapport in februari 2009 vastgesteld.

ad 3. De IOB-evaluatie van het «Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006» is inclusief een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 29 237, nr. 80).

Beleidsartikel 3

Versterkte Europese Samenwerking

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen5 535 9686 691 1656 858 9527 971 3247 417 1817 532 807– 115 626
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal5 661 4046 802 2727 011 5327 032 2387 585 2247 690 293– 105 069
        
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU5 498 8996 638 0836 846 9266 858 6257 394 6687 477 057– 82 389
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie14 94211 89912 81411 28811 00011 0000
3.3 EOFEuropees ontwikkelingsfonds122 148137 808139 374149 580166 792189 486– 22 694
3.4 Nederlandse positie in de EU16 5955 8913 4103 4423 5853 447138
3.5 Raad van Europa8 8208 5919 0089 3039 1799 303– 124
        
Ontvangsten466 384511 559560 253627 005674 689623 62851 061
3.10 Perceptiekostenvergoedingen466 384511 542560 253627 005674 689623 62851 061
3.40 Restitutie Raad van Europa01700000

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget van EUR 115 miljoen kan verklaard worden door lagere afdrachten van Nederland aan de EU van EUR 82 miljoen (zie toelichting onder uitgaven). Daarnaast zijn voor ruim EUR 33 miljoen minder verplichtingen aangegaan voor ondersteuning bij pre- en post-accessie door vertraging bij het aangaan van een meerjarige verplichting met de EVD.

Uitgaven

Uitsplitsing van EU-afdrachten in 2008 (x EUR 1 000)
 BegrotingRealisatieVerschil
Uitgaven:   
Vierde eigen middelEU4 028 5323 691 341337 191
BTW-afdrachten954 013992 487– 38 474
Landbouwheffingen413 440360 85152 589
Invoerrechten2 081 0722 349 989– 268 917
Totaal uitgaven7 477 0577 394 66882 389

3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

Per saldo zijn de EU-afdrachten in 2008 82 miljoen lager uitgevallen dan geraamd in de ontwerpbegroting. Dit is met name het gevolg van hogere invoerrechten en een lagere afdracht voor het Vierde eigen middel (BNP-afdracht). De hogere invoerrechten zijn het gevolg van een hogere invoer dan voorzien van buiten de EU. De realisatie bij het Vierde eigen middel is het saldo van een aantal ontwikkelingen waaronder hogere afdrachten uit hoofde van nabetalingen over voorgaande jaren en lagere afdrachten in verband met het overschot op de EU-begroting in 2007.

3.3 EOF Europees ontwikkelingsfonds

De mutatie op dit subartikel van EUR 22,7 miljoen betreft een schuif van de Nederlandse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) van 2008 naar 2011. De oorzaak hiervan is gelegen in de lager dan geraamde uitgaven uit het huidige EOF.

Ontvangsten

3.10

Perceptiekostenvergoedingen zijn vergoedingen die Nederland van de EU ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. Door hogere invoerrechten, stijgt de perceptiekostenvergoeding in 2008 met EUR 47,2 miljoen.

Slotwet

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20087 034 764
Mutaties Slotwet 2008382 417
Stand Slotwet 2008 (realisatie)7 417 181

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de hieronder toegelichte uitgaven.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20087 202 354
Mutaties Slotwet 2008382 870
Stand Slotwet 2008 (realisatie)7 585 224

Uitgaven

De EU-afdrachten bestaan uit vier componenten. Deze mutatie is grotendeels het gevolg van hogere BNI-afdrachten en in mindere mate hogere invoerrechten. De BNI-afdrachten zijn hoger uitgevallen als gevolg van een herziening van de BNI-grondslagen over de periode 1989–2007. Het Nederlandse BNI over deze jaren is hoger uitgevallen, waardoor Nederland een nabetaling diende te verrichten. Daarnaast zijn de EU-afdrachten ook hoger uitgevallen als gevolg van de hoger dan geraamde ontvangen invoerrechten, waardoor ook de afdrachten zijn toegenomen.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerkingOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008649 300
Mutaties Slotwet 200825 389
Stand Slotwet 2008 (realisatie)674 689

Ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van hogere perceptiekostenvergoedingen die Nederland ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. De hogere vergoeding in 2008 is met name het gevolg van hogere inningen voor invoerrechten.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
3.21. Extern beleid onder de nieuwe Financiële Perspectieven
 Effectenonderzoekex post 
 
 Overig evaluatieonderzoek 
3.22. Trainingsprogramma’s Adept en MTES (zie ook 2.7)2008
3.43. Nederlandse EU voorzitterschap2007/2008

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 1. Sinds het programmeren van de beleidsdoorlichting Extern Beleid onder de nieuwe Financiële Perspectieven is er door de Europese Raad besloten een brede begrotingsreview in 2009/2010 uit te voeren. Hierin zal het gehele beleid tegen het licht worden gehouden met het oog op de onderhandelingen over de meerjarige EU-begroting vanaf 2013. Hieronder valt ook het externe beleid van de Unie inclusief het nieuwe instrumentarium. De Nederlandse inzet in deze review is vastgelegd in een kamerbrief (kst 118 334) d.d. 18 april 2008 (Nederlandse prioriteiten voor een moderne EU-begroting).

ad 3. Deze is inclusief een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 21 501-20, nr. 399).

Beleidsartikel 4

Meer Welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen– 41 7301 041 3941 882 9911 012 7012 510 009960 6591 549 350
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal871 311827 5391 018 179959 7511 028 858937 10591 753
4.1 Handels- en financieel systeem32 49130 41524 41118 86716 68545 879– 29 194
4.2 Armoedevermindering492 686492 604465 229528 765507 873393 714114 159
4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden321 639277 146504 420390 577487 550476 04711 503
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking21 86423 53518 68516 2869 83316 200– 6 367
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering2 6313 8395 4345 2566 9175 2651 652
        
Ontvangsten64 82415 23139 72989 94239 05438 088966
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties64 82415 23139 72989 94239 05438 088966

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen in 2008 (EUR 1,54 miljard) hangt met name samen met de overdracht van de Aziatische ontwikkelingsbank (AsDB), de Afrikaanse ontwikkelingsbank (AfDB) en de Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank (IDB) van de begroting van Financiën naar Buitenlandse Zaken. Als gevolg hiervan zijn zowel de bestaande verplichtingen ten aanzien van de garantieverplichtingen jegens deze instellingen als de verplichtingen inzake toekomstige middelen- en kapitaalaanvullingen naar de begroting van Buitenlandse Zaken overgeheveld. Het gaat hierbij om een bedrag van EUR 1,2 miljard in 2008. Ook zijn in 2008 verplichtingen aangegaan ten behoeve van het ORET-programma (EUR 260 miljoen), schuldverlichtingsinitiatieven (EUR 58 miljoen), programma’s bij instellingen zoals de International Finance Corporation (IFC, EUR 70 miljoen) alsmede landenprogramma’s op het gebied van ondernemingsklimaat (EUR 25 miljoen) en plattelandsontwikkeling (EUR 53 miljoen). Ten aanzien van macrosteun zijn in 2008 voor EUR 61 miljoen lagere meerjarige verplichtingen aangegaan dan eerst begroot. Het gaat hierbij onder meer om Burkina Faso (EUR – 50 miljoen) en Vietnam (EUR – 6 miljoen). Ook in 2008 is een 5-jarige verplichting van jaarlijks EUR 2 miljoen ten behoeve van Bhutan aangegaan.

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De verlaging op dit subartikel (EUR 29,2 miljoen) wordt enerzijds veroorzaakt door lagere rentesubsidies op OS-leningen als gevolg van een afnemende leningenportefeuille. Daarnaast is de verlaging het gevolg van minder aanspraak op garantiemiddelen door een verbeterd terugbetalingsgedrag van de debiteurenlanden.

4.2 Overige armoedebestrijding

De hogere uitgaven op dit subartikel (EUR 114 miljoen) betreffen een saldo. Hieronder worden de belangrijkste opwaartse en neerwaartse mutaties genoemd.

Ten eerste is sprake van een verhoging in verband met de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken van de begroting van Financiën naar Buitenlandse Zaken. Het gaat hierbij voor 2008 met name om middelenaanvullingen bij de fondsen van deze instellingen voor een bedrag van EUR 51 miljoen. Daarnaast is er EUR 20 miljoen extra bijgedragen voor schuldverlichtingsinitiatieven, waaronder het Multilateral Debt Relief Initiative. De omvang van deze bijdrage bedroeg in 2008 EUR 15,6 miljoen. Verder is EUR 5 miljoen additioneel bijgedragen aan het Early Transitions Country Fund bij de European Bank for Reconstruction and Development.

De neerwaartse mutaties worden ten eerste veroorzaakt door het halveren van de begrotingssteun aan Nicaragua (EUR 6 miljoen). Dit onder meer vanwege de uitsluiting van twee politieke partijen van de lokale verkiezingen. Verder is in de tweede suppletoire wet aangegeven dat EUR 3 miljoen zou worden uitgegeven voor de begrotingssteun aan Rwanda. Deze steun is uiteindelijk opgeschort. Daarnaast is er per saldo EUR 5 miljoen euro minder betaald aan UNDP, wegens vertraging in het tot stand komen van het arrangement tussen Nederland en de VN voor het One-UN programme. Verder is het UN-HABITAT programma met EUR 3 miljoen neerwaarts bijgesteld. Voorts wordt een voorgenomen betaling van EUR 2 miljoen aan de fragiele staten faciliteit bij de African Development Bank wegens vertraging doorgeschoven naar volgend jaar. Voor Oeganda is sprake van een verlaging van EUR 16,9 miljoen bij de algemene begrotingssteun, vanwege de verschuiving naar sectorale begrotingssteun. Dit teneinde de accountability en de sectordialoog te verbeteren. Ook voor Vietnam is de begrotingssteun verlaagd (EUR 6 miljoen); dit hangt samen met de indeling van Vietnam als categorie-3 land (brede relatie).

Tenslotte wordt de omvang van de mutatie beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

Veel van de uitgaven onder dit subartikel vallen onder het prioritaire thema groei en verdeling. De opwaartse mutatie van EUR 11,5 miljoen betreft een saldo. Enerzijds zijn de uitgaven gestegen voor de International Finance Corporation (6,5 miljoen). Deze stijging houdt verband met additionele liquiditeitsbehoefte vanwege een uitbreiding van programma’s, onder meer in fragiele staten. Verder is er sprake van diverse mutaties in de landenprogramma’s op het gebied van ondernemingsklimaat en plattelandsontwikkeling. Het gaat hierbij onder meer om verhogingen in Ethiopië (EUR 16,8 miljoen), onder meer ten behoeve van het Safety Net programma, en Suriname (EUR 18,3 miljoen), ten behoeve van infrastructuur bij waterschappen en dijkenaanleg.

Aan het particuliere kanaal is in 2008 EUR 4,3 miljoen extra uitgegeven voor extra subsidieverzoeken in het kader van de «Schokland akkoorden» en de subsidieregeling «Jong en vernieuwend». Ook is EUR 15 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het FMO-programma voor financiële sector ontwikkeling MASSIF. Voor het MOL-fonds is 8 miljoen extra ter beschikking gesteld.

Verlagingen hangen met name samen met lagere landenbudgetten in Bolivia (EUR – 6 miljoen) en Sarajevo (EUR – 4,2 miljoen), Mali (EUR – 2 miljoen) en Rwanda (EUR – 1 miljoen) als gevolg van vertraging in de programma’s ten behoeve van plattelandsontwikkeling en ondernemingsklimaat. Verder is de verlenging van het formele samenwerkingsverband met de Private Infrastructure Development Group uitgesteld van 2008 naar 2009 waardoor er EUR 3,5 miljoen minder is uitgegeven. Tevens is EUR 3 miljoen minder uitgegeven aan het Centrum voor de Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden, door lagere betalingsafroepen van dit agentschap.

De implementatie van ORET-projecten bleek meer tijd te vergen dan verwacht, waardoor deze doorschuiven naar volgende jaren. In totaal is er in 2008 EUR 35 miljoen minder uitgegeven aan ORET.

4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

De verlaging van de uitgaven (EUR 6,4 miljoen) is nagenoeg volledig veroorzaakt door een bijgestelde kasraming in het assistent-deskundigen programma.

4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering

De verhoging van EUR 1,6 miljoen is het gevolg van verdere ontwikkeling van de economische functie in het postennet en is ingezet voor de verdere versterking van de presentie in de voor Nederland relevante afzetgebieden.

Slotwet

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoedeVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletore begroting 20082 585 514
Mutaties Slotwet 2008– 75 505
Stand Slotwet 2008 (realisatie)2 510 009

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingen met EUR 75 miljoen wordt grotendeels verklaard door de volgende mutaties. Er zijn extra verplichtingen aangegaan voor de afwikkeling van het ORET-programma voor EUR 250 miljoen. In verband met de regionale ontwikkelingsbanken die bij voorjaarsnota 2008 zijn overgeheveld van Financiën naar Buitenlandse Zaken heeft eind 2008 een koerscorrectie plaatsgevonden op de garanties. Hierdoor is er voor EUR 96 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan. Daartegenover staan een aantal verlagingen van meerjarige verplichtingen voor structurele macrosteun (EUR 110 miljoen), zoals in Burkina Faso en Rwanda, als gevolg van vertragingen in de besluitvorming. Daarnaast zijn de verplichtingen voor de garanties en kapitaalaanvullingen bij de regionale banken en fondsen verlaagd (EUR 140 miljoen). Ook zijn de garanties voor de NIO verlaagd met ruim EUR 50 miljoen in verband met aflossingen van kapitaalmarktleningen. Verder is er minder verplicht voor schuldverlichtingsinitatieven (EUR 10 miljoen) door aanpassingen in de meerjarenramingen, voor het United Nations Capital Development Fund (EUR 10 miljoen) en voor programma’s op het gebied van infrastructuur (EUR 16 miljoen). Tenslotte is er een groot aantal relatief kleinere, per saldo neerwaartse mutaties.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoedeUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20081 081 047
Mutaties Slotwet 2008– 52 189
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 028 858

Uitgaven

In de Decemberbrief werd een verhoging van circa EUR 8 miljoen gemeld. Het ging hierbij onder meer om een hogere bijdrage aan schuldverlichtinginitiatieven en hogere middelenaanvullingen voor de regionale ontwikkelingsbanken. Anderzijds is de begrotingssteun aan Nicaragua gehalveerd (EUR 6 miljoen) en de begrotingssteun aan Rwanda (EUR 3 miljoen) opgeschort. Ten opzichte van de Decemberbrief is onderuitputting opgetreden bij landenprogramma’s op het gebied van ondernemingsklimaat (circa EUR 5 miljoen). Ook is de verlaging van de bijdrage aan de Private Infrastructure Development Group naar 2009 doorgeschoven (EUR 4 miljoen). Tenslotte wordt de omvang van de mutatie beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoedeOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200839 087
Mutaties Slotwet 2008– 33
Stand Slotwet 2008 (realisatie)39 054

Ontvangsten

Geen toelichting.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex post 
4.11. Afrikabeleid (zie ook 2.5)2008
4.22. Stedelijke armoedebestrijding2008
4.33. FMO(verschillende evaluaties: 
 A-financieringen, MASSIF, NIMF, MOL-fonds, CD)2008/2009
4.44. Harmonisatie en aansluiting met nationale structuren (alignment) in Zambia
 Overig evaluatieonderzoek 
4.35. Opbouw handelscapaciteit op het gebied van Sanitary en Phytosanitary Standards (SPS)2008/2009
4.46. Implementatie van de Paris Declaration(multi-donor)2008
4.47. Exitstrategieën (multi-donor)2008

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 3. De evaluatie van het MOL-fonds is opgestart en de evaluaties van CD en MASSIF zullen volgen. Afronding van MOL-fonds is voorzien voor de eerste helft van 2009.

ad 4. Evaluatie zou plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de Zambiaanse overheid. Deze is niet tot uitvoering gekomen.

ad 5. Uitvoering van het evaluatieonderzoek is uitgesteld tot 2009 aangezien het aantal projecten en programma’s op SPS terrein in uitvoering gedurende 2008 vooralsnog geen onderzoek kon rechtvaardigen.

ad 6. Deze evaluatie is inclusief een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd (TK 2008, 31 250, nr. 20).

Beleidsartikel 5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen721 223713 8954 727 790560 4111 574 2091 174 738399 471
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal1 216 3091 190 1211 653 3411 581 0351 683 6661 742 161– 58 495
        
5.1 Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een vol- waardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving225 451218 573397 461464 919364 368493  265– 128 897
5.2 Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader114 333103 425120 379124 889134 635138 046– 3 411
5.3 Gender3 2783 2662 7643 93831 34024 9206 420
5.4 HIV/AIDS225 916200 621277 873282 343313 705304 0709 635
5.5 Reproductieve gezondheid96 00697 457114 087141 698161 873148 95012 923
5.6 Participatie civil society551 325566 779740 777563 248677 745632 91044 835

Verplichtingen

De verplichtingen op dit artikel zijn met ruim EUR 399 miljoen toegenomen. Deze verhoging betreft een saldo van verhogingen en verlagingen waarvan de meest omvangrijke hieronder worden toegelicht.

De verhoging wordt met name veroorzaakt door de meerjarige verplichting van EUR 230 miljoen die in 2008 is aangegaan voor het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM), de verhoging van de bijdrage aan het UNFPA/Global Programma for Reproductive Health Commodity Security (EUR 76 miljoen), de verplichting voor het MDG 3 fonds met EUR 72 miljoen en een nieuwe bijdrage aan UNIFEM/Violance against women trustfund (EUR 6 miljoen), een nieuwe verplichting die aangegaan is voor de Twinningsfaciliteit met Suriname (EUR 8 miljoen), een nieuwe bijdrage aan UNICEF voor het Education in Emergency programma (EUR 13 miljoen). Daarnaast zijn er nieuwe verplichtingen aangegaan met internationale onderwijsinstituten (EUR 82 miljoen), onder andere met het KIT, en ten behoeve van de internationale onderwijsprogramma’s (EUR 83 miljoen). Verder zijn er voor EUR 219 miljoen meer verplichtingen aangegaan ten aanzien van de prioriteit seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en basisgezondheidszorg, grotendeels aangegaan via de landenprogramma’s, en een meerjarige verhoogde bijdrage aan SALIN (EUR 48 miljoen).

De verlaging in de committering vloeit onder meer voort uit verschuiving naar 2009 van de bijdrage aan het EFA/FTI Catalytic Fund wegens vertraging in de programmering van de Wereldbank (EUR 405 miljoen). Verder is de nieuwe verplichting met betrekking tot het vakbondmedefinancieringsprogramma van EUR 65 miljoen doorgeschoven naar 2009 wegens vertraagde totstandkoming van dit nieuwe subsidiekader.

Uitgaven

5.1 Onderwijs

Op dit subartikel is ruim EUR 128 miljoen minder uitgegeven dan voorzien. Deze neerwaartse mutatie is grotendeels het gevolg van het feit dat de voorgenomen bijdrage in 2008 van EUR 110 miljoen aan het Education for All/Fast Track Initiative (EFA/FTI) Catalytic Fund niet doorgaat. Bij hetCatalytic Fund bleek een lagere behoefte aan liquide middelen te bestaan, mede als gevolg van trage goedkeuringsprocessen bij de landenallocaties. Dit is de belangrijkste reden dat dit jaar de inputdoelstelling voor onderwijs van 15% niet is gehaald. Verder is er door vertraging een verlaging van EUR 8 miljoen in het UNICEF Education in Emergency programma. De algemene bijdrage aan UNICEF is daarentegen met EUR 6,5 miljoen verhoogd. De bijdrage aan het Partnershipprogramma ILO is uiteindelijk EUR 2 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Tenslotte zijn de uitgaven in verscheidene landenprogramma’s op het gebied van onderwijs per saldo met circa EUR 14,5 miljoen verlaagd, met name door verlagingen in Pakistan, Tanzania, Zuid-Afrika en in Ghana (School Feeding Programme). Bij de landenprogramma’s in onder meer Ethiopië en Burkina Faso is daarentegen sprake van verhogingen. Bij het landenprogramma in Oeganda is om snel te kunnen reageren op de fragiele situatie in Noord-Oeganda gekozen voor fully aligned ondersteuning ten behoeve van wederopbouw van primaire onderwijsactiviteiten in de twaalf meest getroffen districten in deze regio en van politie en justitie in de Karamoja sub-regio.

5.2 Kennisontwikkeling

De verlaging van EUR 3,4 miljoen op dit subartikel is een saldo. Het centrale onderzoeksprogramma is door een neerwaartse uitgavenraming van bijna EUR 7 miljoen verlaagd vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte bij een groot aantal organisaties die een relatief kleine bijdrage ontvangen. De bijdragen aan de internationale onderwijsinstituten, waaronder het KIT, zijn verhoogd met circa EUR 10 miljoen. Daarnaast is de bijdrage aan het hoger onderwijsprogramma in Indonesië verhoogd met bijna EUR 1,5 miljoen. Aan de andere kant werd de bijdrage aan het internationaal onderwijsprogramma bijna 8 miljoen minder dan begroot.

5.3 Gender

De verhoging van EUR 6,4 miljoen is een gevolg van intensiveringen ten aanzien van de prioriteit «Gender» en Millenium Development Goal 3. Zo is het MDG 3-fonds (thema «vrouwen en ontwikkeling») verhoogd wegens de hoge kwaliteit van de voorstellen wat in 2008 tot ruim EUR 6 miljoen meer uitgaven heeft geleid. Ook de bijdrage aan UNIFEM voor Violance Against Women is verhoogd met ca. EUR 2 miljoen. De intensivering in de landenprogramma’s op het gebied van Gender bleek echter te ambitieus: uiteindelijk lagen de uitgaven EUR 2 miljoen lager dan voorzien.

5.4 HIV/AIDS

Op dit subartikel is per saldo EUR 9,6 miljoen meer uitgegeven dan voorzien. Dit komt door een verhoging van de bijdrage aan het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) met EUR 20 miljoen wegens het aantal kwalitatief goede voorstellen. Ook de bijdrage aan UNFPA, met name voor het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security is uiteindelijk met EUR 20 miljoen verhoogd. Verder is er EUR 2 miljoen extra bijgedragen aan het Human Reproduction Programme van het WHO Partnerschapsprogramma. Daarnaast is sprake van verlagingen in het centrale HIV/AIDS programma dat uiteindelijk EUR 20,8 miljoen lager is uitgekomen dan begroot. Zo is de voorgenomen bijdrage aan UNICEF van EUR 4,5 miljoen doorgeschoven naar 2009 wegens lager dan geraamde liquiditeitsbehoefte bij het partnerschapsprogramma. Binnen het Health Insurance Fund liep de goedkeuringsprocedure van het uitvoeringsplan Tanzania trager dan verwacht wat uiteindelijk een verlaging van EUR 5 miljoen tot gevolg had. Een derde belangrijke oorzaak is vertraging binnen de PDPPP-financieringen (publiek-private partnerschappen voor product ontwikkeling) door een langzaam verloop van de medicijnenontwikkeling. De uitgavenraming van MFS/TMF organisaties is neerwaarts bijgesteld met EUR 2 miljoen. De ramingen voor landenprogramma’s op het gebied van HIV/AIDS zijn in een aantal landen neerwaarts bijgesteld (EUR 10 miljoen). In sommige gevallen kwam het door uitfasering van projecten, in andere gevallen was het een gevolg van inbedding van HIV/AIDS activiteiten binnen bredere programma’s op het gebied van gezondheidszorg waardoor ook de middelen zijn verschoven naar subartikel 5.5. (Tanzania, Burkina Faso en Zambia).

5.5 Reproductieve gezondheid

De verhoging van EUR 12,9 miljoen is het gevolg van intensiveringen ten aanzien van de prioriteit Seksuele Reproductieve Gezondheid en Rechten (srgr) en Millennium Development Goal 5. Dit is met name een gevolg van de verhoging bij de landenprogramma’s op het gebied van basisgezondheidszorg (o.a. Tanzania, Zambia en Burkina Faso) en reproductieve gezondheid (o.a. Bamako en Mali). Daarnaast is sprake van een lichte verhoging van de uitgaven aan de SALIN partners.

5.6 Participatie civil society

De verhoging voor het maatschappelijk middenveld van EUR 44,8 miljoen hangt samen met de bevoorschotting van organisaties met circa EUR 66 miljoen (onder andere Novib met EUR 57 miljoen) die een subsidie krijgen onder het Medefinancieringsstelsel. Verder is er ruim EUR 1 miljoen meer uitgegeven aan het thema «cultuur en ontwikkeling». Ook is er geïntensiveerd ten behoeve van de Twinningsfaciliteit Suriname (circa EUR 1,3 miljoen). De bijdrage aan SNV is daarentegen verlaagd met circa EUR 11 miljoen als gevolg van vertraging bij programma’s. Ook de uitgave aan PSO is met EUR 4 miljoen verlaagd wegens lagere liquiditeitsbehoefte. Tenslotte heeft er een thematische allocatie over de begroting plaatsgevonden van EUR 3,5 miljoen die op dit subartikel waren gereserveerd ten behoeve van subsidie aan jonge en vernieuwende organisaties. De uitgaven voor Sport en Ontwikkeling zijn circa EUR 1 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Tevens is EUR 1,5 miljoen overgeheveld voor dit thema naar VWS. De thematische medefinanciering op het gebied van cultuur en communicatie is circa EUR 2 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.

Slotwet

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkelingVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20082 049 495
Mutaties Slotwet 2008– 475 286
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 574 209

Verplichtingen

De verplichtingenstand wordt met EUR 475 miljoen verlaagd ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. De grootste mutaties (verlagingen en verhogingen) worden hieronder genoemd.

De verplichting voor de bijdrage aan het EFA/FTI Catalytic Fund is door vertraging in de programmering van de Wereldbank doorgeschoven naar 2009 (EUR 405 miljoen). Door vertragingen zijn er minder verplichtingen aangegaan voor de landenprogramma’s voor onderwijs (EUR 36 miljoen), voor centrale onderwijsprogramma’s (EUR 3 miljoen) en voor het centrale onderzoeksprogramma (EUR 19 miljoen). Ten behoeve van de internationale onderwijsprogramma’s zijn echter nieuwe verplichtingen aangegaan (totaal EUR 91 miljoen). Op het gebied van gender zijn de committeringen verlaagd (EUR 3,6 miljoen), onder andere voor het MDG 3 fonds op basis van de toegekende subsidiebeschikkingen. Verder zijn er op het gebied van HIV/AIDS meer verplichtingen aangegaan (14 miljoen), onder andere door een driejarige verplichting voor het UNFPA-Global Programme for Reproductive Health Commodity Security). Door een technische decommittering (EUR 74 miljoen) zijn de verplichtingen voor reproductieve gezondheid verlaagd. De nieuwe verplichting voor het vakbondsmedefinancieringsstelsel zal pas in 2009 worden aangegaan door vertraging in de totstandkoming van het nieuwe subsidiekader (EUR 65 miljoen).

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkelingUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 20081 627 565
Mutaties Slotwet 200856 101
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 683 666

Uitgaven

Bij de Decemberbrief is een verhoging van EUR 81 miljoen gemeld. Deze is uiteindelijk op EUR 56 miljoen uitgekomen, voornamelijk als gevolg van de verschuiving van enerzijds een betaling aan HIVOS naar 2009 (EUR 31 miljoen) en anderzijds van een aantal kleine overschrijdingen op het centrale onderwijsbudget ten opzichte van de stand van de Najaarsnota.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
5.31. Man-vrouw gelijkheid in nieuwe hulpmodaliteiten2012
5.62. MFS2008/2009
 Effectenonderzoekex post 
5.13. Impactevaluatiebasisonderwijs in Zambia2008
5.14. Impactevaluatie basisonderwijs in Oeganda2008
 Overig evaluatieonderzoek 
5.25. Subsidie Clingendael2008
5.66. Xplore2008
5.67. Beleidskaders/voortraject MFS2008
5.68. Maatgesneden Monitoring in het MFS2008
5.69. SALIN2010

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 1. In 2007 is de rijksbrede beleidsdoorlichting emancipatie uitgebracht en werd de kabinetsnota «Meer kansen voor vrouwen: Emancipatiebeleid 2008–2011» gepresenteerd. In een bijlage bij deze nota werd nader ingegaan op het emancipatiebeleid van Buitenlandse Zaken (TK 2007–2008, 30 420, nr. 106). De motie-Peters/Gill’ard wordt uitgevoerd in de Resultatenrapportage 2007–2008. De beleidsdoorlichting man-vrouw gelijkheid zal in 2012 worden uitgevoerd op grond van enige deelstudies die via de evaluatieprogrammering zullen worden vastgesteld.

ad 6. Deze evaluatie is inclusief een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd (TK 2008, 31 700, nr. 65).

ad 9. SALIN zal aan het einde van de subsidieperiode worden geëvalueerd.

Beleidsartikel 6

Beter beschermd en verbeterd milieu

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu(x € 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen278 019289 705738 726347 629380 057201 723178 334
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal286 671282 676336 253356 008359 447418 456– 59 009
        
6.1 Milieuen water232 618215 651242 243244 682233 565280 643– 47 078
6.2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen54 05367 02594 010111 326125 882137 813– 11 931

Verplichtingen

Per saldo is er in 2008 sprake van een verhoging van de verplichtingen met EUR 178 miljoen op dit artikel. Deze verhoging wordt vooral veroorzaakt door het aangaan van nieuwe verplichtingen voor de invulling van de doelstelling hernieuwbare energie zoals beschreven in de beleidsnotitie Milieu en Hernieuwbare Energie. Ten behoeve hiervan zijn verplichtingen aangegaan voor een bedrag van EUR 87 miljoen. Door nieuwe committeringen voor landenprogramma’s op het gebied van Milieu, in onder andere Ghana, is een bedrag van EUR 24 miljoen extra verplicht.

Voorts werden extra inspanningen verricht voor programma’s op het gebied van water en sanitatie; ter realisatie van de doelstelling om 50 miljoen mensen te helpen aan drinkwater en sanitatie voorzieningen in 2015.

Uitgaven

6.1 Milieu en Water

Op dit subartikel is EUR 47 miljoen minder uitgegeven. Dit kan grotendeels worden toegeschreven aan een vertraagde start van het programma voor hernieuwbare energie. Hieronder zijn een activiteit met GTZ (EUR 10 miljoen), die in verband met juridische problemen pas in 2009 zal starten, en een bijdrage van circa EUR 10 miljoen aan de Wereldbank. De besprekingen over de opzet van het programma duren langer dan gepland.

Daarnaast is er EUR 6,6 miljoen minder uitgegeven op het centrale programma van «biodiversiteit en bossen», dit is reeds gemeld in de najaarsnota.

Ook zijn er vertragingen in een aantal landenprogramma’s voor milieu, onder andere in Mongolië, Bolivia, Pakistan, Vietnam en Senegal met als gevolg een verlaging van ruim EUR 20 miljoen

6.2 Water en Stedelijke ontwikkeling

De in de voorjaarsnota aangekondigde hogere uitgaven op dit artikel hebben geen doorgang gevonden. Uiteindelijk is op dit subartikel per saldo circa EUR 12 miljoen minder uitgegeven. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een vertraagde opstart van een waterprogramma met de Duitse leaddonor in Tanzania. Hierdoor is een bedrag van EUR 10 miljoen minder uitgegeven op het decentrale programma voor drinkwater en sanitatie. Andere belangrijke wijzigingen zijn het water-programma in Islamabad dat EUR 4 miljoen minder aan uitgaven kent omdat een groot programma met UNICEF niet doorgaat. En een intensivering van EUR 5 miljoen uit centrale middelen voor de 50 miljoen output doelstelling op het gebied van drinkwater en sanitatie.

Slotwet

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieuVerplichtingen (x EUR 1000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008668 740
Mutaties Slotwet 2008– 288 683
Stand Slotwet 2008 (realisatie)380 057

Verplichtingen

De verlaging van EUR 289 miljoen op het verplichtingenbudget op dit artikel wordt veroorzaakt door meerdere vertragingen. De belangrijkste hiervan is voor het centrale programma voor hernieuwbare energie. Doordat de onderhandelingen voor sommige activiteiten (met bijvoorbeeld de Wereldbank en GTZ) meer tijd nodig had dan gepland is er een verlaging ontstaan van EUR 163 miljoen. Verder start een aantal grote decentrale activiteiten langzamer op. Voorbeelden hiervan zijn een programma ten behoeve van ontwatering in Suriname (verlaging EUR 19 miljoen) en een activiteit op het gebied van gasaansluitingen in Bolivia (verlaging 7 miljoen).

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieuUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008400 317
Mutaties Slotwet 2008– 40 870
Stand Slotwet 2008 (realisatie)359 447

Uitgaven

De verlaging op dit artikel betreft een saldo, dat met name voortkomt uit de reeds bij Decemberbrief gemelde vertragingen bij de opstart van activiteiten binnen het programma voor hernieuwbare energie (EUR 38 miljoen) en een lagere liquiditeitsbehoefte voor de klimaatprogramma’s bij de regionale ontwikkelingsbanken (EUR 3 miljoen). Vertragingen in de decentrale landenprogramma’s voor Europa en Centraal Azie, Senegal, en Albanië veroorzaken een verder verlaging van EUR 4,5 miljoen. Daarnaast zijn op de diverse centrale programma’s nog vertragingen ontstaan met als gevolg lagere uitgaven (EUR 2,5 miljoen). Verder is in de Decemberbrief melding gemaakt van de vertraging in het programma voor drinkwater en sanitatie in Tanzania waar de opstart van de samenwerking met de Duitse leaddonor meer tijd in beslag neemt dan gepland (EUR 10 miljoen). Dit wordt echter deels gecompenseerd door een versnelling in andere landenprogramma’s zoals in Bangladesh en Indonesië (EUR 5,5 miljoen). In het waterprogramma in deze landen is overigens een vertraging te melden van in totaal ca. 5,5 miljoen. De in de decemberbrief opgenomen verlaging op het centrale programma voor drinkwater en sanitatie, ontstaan door het deels afkeuren van het WASH II programma (Water and Sanitation and Hygiëne) voor EUR 15 miljoen wordt deels opgeheven doordat er bij andere programma’s een versnelling bewerkstelligd is voor een bedrag van EUR 7,5 miljoen.

Eveneens in de Decemberbrief werd al gemeld dat er tot een herstructurering is besloten van de Nederlandse bijdragen aan het Global Environment Fonds (GEF). Dit leidt tot een verhoging van EUR 20 miljoen.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex post 
6.11. Sectorale benadering in het thema milieu2008
6.12. Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)2008
6.13. Programma Energizing Development2008
6.24. Sectoralebenadering in de sector water2008
6.25. Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Jemen2008
6.26. Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Egypte2009/2010
6.27. Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Mozambique2010/2011
 Overig evaluatieonderzoek 
6.18. Public Private Partnerships (review)2008

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad 6. Dit onderzoek is in uitvoering. Ontbrekende baseline gegevens is aanleiding geweest om de impact evaluatie over een langere periode gefaseerd uit te voeren.

ad 7. Deze impact evaluatie wordt eveneens gefaseerd uitgevoerd waarbij de keuze is gevallen om het door Nederland gefinancierde UNICEF programma «One Million Initiative». In 2008 is een baseline survey uitgevoerd dat in 2010/2011 gevolgd wordt door een impact assessement.

Artikel 7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen114 40486 623108 139104 763190 60886 419104 189
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal106 06886 903104 127111 681189 45086 419103 031
        
7.1 Consulaire dienstverlening5 7019 88112 88015 27613 9779 2784 699
7.2 Vreemdelingenbeleid100 36777 02291 24796 405175 47377 14198 332
        
Ontvangsten25 69625 19328 19141 12738 95528 10110 854
7.10 Consulaire dienstverlening25 69625 19328 19141 12738 95528 10110 854

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties hebben te maken met de uitgaven zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

7.1 Consulaire dienstverlening

Op dit subartikel werd per saldo EUR 4,7 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. Dit werd grotendeels veroorzaakt door verhogingen voor consulaire informatiesytemen zoals het NVIS, dat dit jaar volledig is geïmplementeerd op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.

7.2 Vreemdelingenbeleid

Op dit subartikel werd per saldo EUR 98,3 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. De ODA-toerekening van eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers uit DAC-landen kwam EUR 101 miljoen hoger uit. Dat kwam voornamelijk door een gestegen instroom van deze asielzoekers, die hoger bleek dan geraamd. Daarnaast was er sprake van een onderuitputting van het budget voor migratie en ontwikkeling.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit subartikel waren EUR 10,9 miljoen hoger dan verwacht. Deze hogere ontvangsten zijn met name gerealiseerd bij de afgifte van paspoorten en visa, uitgevoerde legalisaties en de opbrengsten van inburgering.

Slotwet

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008185 123
Mutaties Slotwet 20085 485
Stand Slotwet 2008 (realisatie)190 608

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties hebben te maken met de uitgaven zoals hieronder beschreven.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008184 408
Mutaties Slotwet 20085 042
Stand Slotwet 2008 (realisatie)189 450

Uitgaven

Op dit artikel is sprake van een overschrijding van EUR 5 miljoen. Dit wordt in overwegende mate veroorzaakt door twee meevallers van gezamenlijk EUR 5 miljoen (achterblijvende uitgaven voor consulaire informatiesystemen en minderuitgaven in het kader van migratie en ontwikkeling). Daar tegenover stond een tegenvaller van EUR 10 miljoen bij de ODA toerekening van de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers uit DAC-landen.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeerOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200835 840
Mutaties Slotwet 20083 115
Stand Slotwet 2008 (realisatie)38 955

Ontvangsten

Vooral een hoger dan geraamde visumafgifte en een groter aantal uitgevoerde legalisaties liggen ten grondslag aan de hogere ontvangsten van ruim EUR 3 miljoen.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
  
 Effectenonderzoekex post 
7.21. Legalisatie- en verificatiebeleid2008
 Overig evaluatieonderzoek 
  

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in de evaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Toelichting:

ad 1: Sinds 15 mei 2006 wordt het nieuwe legalisatie- en verificatiebeleid uitgevoerd dat aan de Kamer werd aangekondigd in de beleidsnotitie van 22 december 2005. Cf. de toezegging aan de Kamer is twee jaar na invoering (eerste helft 2008) een evaluatie van dit beleid uitgevoerd. Deze evaluatie gaat uit van de bewindspersonen die verantwoordelijk zijn voor het huidige beleid, t.w. de bewindspersonen van Buitenlandse Zaken, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een gezamenlijke beleidsreactie is in voorbereiding.

Beleidsartikel 8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
Verplichtingen62 23478 725185 20755 42245 02049 520– 4 500
        
Uitgaven:       
Programma-uitgaven totaal77 22677 86586 97697 14684 50293 424– 8 922
        
8.1 Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden17 60814 22715 76820 28415 16518 817– 3 652
8.2 Cultureel erfgoed4 5324 6315 2225 3794 9024 692210
8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid55 08659 00765 98671 48364 43569 915– 5 480
8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland0000000
        
Ontvangsten755755756759701771– 70
8.10 Doorberekening Defensie diversen75575575675970177170

Verplichtingen

Het lagere gerealiseerde verplichtingenbedrag van circa EUR 4,5 miljoen is de resultante van plussen en minnen op de verschillende onderdelen binnen dit artikel. De verhoging die in de eerste suppletoire wet voor een nieuwe subsidieovereenkomst met het Instituut Clingendael werd voorzien is niet gerealiseerd. Naar verwachting zal dit nu in 2009 gebeuren.

Uitgaven

8.1 Nederlandse cultuur

In de eerste suppletoire wet is reeds gemeld dat de verlaging van EUR 3 miljoen een technische correctie ten aanzien van het Sport en Ontwikkeling budget betreft. De in de begroting opgenomen reservering voor dit programma is opgenomen onder artikel 5.6, «Een grote participatie van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingsactiviteiten». Ook is als gevolg van vertraging in de activiteiten van het HGIS-cultuurprogramma het budget verlaagd met circa EUR 3 miljoen. Hier tegenover staan extra uitgaven voor cultuur-instituten van EUR 1,3 miljoen (ondermeer voor het Sieboldhuis, SICA en Institut Néerlandais) en een technische bijstelling voor de subsidieronde MFS Jong en vernieuwend ter grootte van EUR 850 000.

8.2 Cultureel erfgoed

Geen toelichting.

8.3 Draagvlak Nederlands buitenland beleid

Het stageprogramma werd naar beneden bijgesteld met EUR 3,5 miljoen als gevolg van het naar voren halen (2007 en daarvoor) van het kasbudget. Het budget dat via het amendement Van Gennip (31 200 V, nr. 31) aan dit artikel werden toegevoegd (EUR 1 miljoen) voor het opzetten van een bezoekersprogramma (Dutch Visitors Program) werd niet uitgeput. Door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken is in 2008 gewerkt aan de opzet van dit nieuwe programma. Het is de bedoeling dat bestaande reguliere bezoekersprogramma’s voor buitenlandse influentials hierin worden opgenomen. Bij eerste suppletoire begroting 2008 werd voor het bezoekersprogramma een structurele voorziening in de begroting (artikel 8.3) opgenomen. De eerste bezoeken vinden in 2009 plaats.

De extra middelen die in de eerste suppletoire wet aan dit artikel werden toegevoegd voor de uitvoering van de subsidieovereenkomst met de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) zijn als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte van de NCDO niet uitgegeven. In verband met vertraging in het POBB (Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid) is EUR 1,2 miljoen minder uitgegeven.

De middelen die voor het project New York 400 waren gereserveerd zijn niet volledig uitgegeven omdat de voorbereiding van het project meer tijd nam dan eerder werd verwacht. De activiteiten zijn echter wel opgestart en leiden in 2009 tot uitgaven.

8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland

Geen toelichting.

Ontvangsten

Geen toelichting.

Slotwet

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200867 806
Mutaties Slotwet 2008– 22 786
Stand Slotwet 2008 (realisatie)45 020

Verplichtingen

De oorzaak van de onderuitputting van ruim EUR 22 miljoen, is met name toe te schrijven aan het niet tot stand komen van een nieuwe subsidieovereenkomst met het Instituut Clingendael (EUR 16 miljoen). Daarnaast was er sprake van plussen en minnen (die per saldo in een min resulteren) op diverse onderdelen binnen dit artikel.

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200886 431
Mutaties Slotwet 2008– 1 929
Stand Slotwet 2008 (realisatie)84 502

Uitgaven

De verlaging op dit artikel met in totaal bijna EUR 2 miljoen betreft enerzijds een overschrijding van circa EUR 3 miljoen door hogere uitgaven aan instituten en MFS Cultuur en Communicatie. Daarnaast is er een onderuitputting van circa EUR 5 miljoen ondermeer als gevolg van een vertraagde uitvoering van de activiteiten in het kader van de viering New York 400 en het Programma ondersteuning Buitenlands Beleid.

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten NederlandOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008771
Mutaties Slotwet 2008– 70
Stand Slotwet 2008 (realisatie)701

Ontvangsten

Geen toelichting.

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2008

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding
 Beleidsdoorlichtingen 
8.41. Nederland als gastheer voor internationale organisaties (zie ook 1.3)2008
8.32. Beleidskader publieksdiplomatie2009/2010
 Effectenonderzoekex post 
8.23. Cultuurstichting China – Nederland2009
 Overig evaluatieonderzoek 
8.14. Ondersteuning filmindustrie in ontwikkelingslanden2008
8.35. Europafonds2008
8.26. Samenwerking met SICA2008

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de beleidsonderzoeken zelf, is te vinden in deevaluatieprogrammering van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Specifieke toelichting:

ad. 2 Er is een onderzoek naar percepties over Nederland beschikbaar gekomen dat gebruikt kan worden bij de geplande beleidsdoorlichting. Om die reden zal de beleidsdoorlichting in 2009 van start gaan.

ad 3. Deze evaluatie is eind 2008 van start gegaan. Afronding is voor juni 2009 voorzien.

ad. 5 De evaluatie Europafonds 2006–2007 is inclusief een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 31 702, nr. 14).

Niet-beleidsartikel 9

Geheim

Niet-beleidsartikel 9 Geheim(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
1. Verplichtingen0000000
        
2. Uitgaven0000000

Slotwet

Niet-beleidsartikel 9 GeheimVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008pm
Mutaties Slotwet 20080
Stand Slotwet 2008 (realisatie)0

Niet-beleidsartikel 10

Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
1. Verplichtingen39151992314127 058– 127 044
        
2. Uitgaven:39151992314127 058– 127 044
10.1 Nominaal en onvoorzien39151992314127 058– 127 044

Verplichtingen en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs- en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet.

Slotwet

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzienVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200870
Mutaties Slotwet 2008– 56
Stand Slotwet 2008 (realisatie)14

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzienUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 200870
Mutaties Slotwet 2008– 56
Stand Slotwet 2008 (realisatie)14

Uitgaven

Geen toelichting.

Niet-beleidsartikel 11

Algemeen

Niet beleidsartikel 11 Algemeen(x EUR 1000)RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2004200520062007200820082008
1. Verplichtingen664 202658 492648 113712 357726 318712 290– 14 172
        
2. Uitgaven:662 810653 443650 211718 295702 433716 605– 14 172
11.1 Apparaatsuitgaven662 810653 443650 211718 295702 433716 605– 14 172
        
3. Ontvangsten145 31656 413275 938211 980140 34580 83359 512
11.10 Diversen ontvangsten70 90547 734211 26473 61996 43880 83315 605
11.20 Koersverschillen74 4118 67964 674138 36143 907043 907

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de kasmutaties zoals die hieronder zijn beschreven.

Uitgaven

De onderuitputting op dit artikel van circa EUR 14 miljoen wordt voor een belangrijk deel verklaard door lagere personeelskosten dan aanvankelijk geraamd, veroorzaakt door een lagere personele bezetting. Hogere uitgaven dan gepland hebben zich ook voorgedaan. Dit zijn bijvoorbeeld uitgaven in het kader van de huisvesting buitenland, beveiliging, kosten die samenhangen met het beheer en onderhoud van geautomatiseerde systemen en uitgaven ten behoeve van verder op orde brengen van de archieven. Daarnaast zijn de gedurende 2008 aan dit artikel via de eindejaarsmarge toegevoegde middelen niet allemaal uitgegeven. Het betreft hier ondermeer middelen voor de introductie van biometrie en de opstart van de vervanging van de Basis ICT infrastructuur. Tenslotte hebben uit dit artikel begrotingsoverhevelingen plaatsgevonden naar andere ministeries ter financiering van interdepartementale projecten, zoals de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof, de Nederlandse deelname aan de C-17 en de deelname aan de wereldtentoonstelling te Zaragoza.

Ontvangsten

11.10 Diverse ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn vooral het gevolg van verkopen van residenties in Kiev, Parijs en Berlijn. Daarnaast zijn er meer OS gelden terugontvangen als gevolg van de afwikkeling van activiteiten en zijn er meerontvangsten geweest als gevolg van bijvoorbeeld verkoop van roerende zaken door Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland (bijv, afgeschreven diensauto’s en meubilair). Tenslotte zijn er meer middelen, die in voorgaande jaren zijn uitgegeven, teruggevloeid naar de begroting dan aanvankelijk geraamd.

11.20 Koersverschillen

Als gevolg van een lagere dollarkoers ten opzichte van de gehanteerde corporate rate in euro’s, ontstaat er een positief saldo koersverschillen. Vanwege het grote aantal USD-transacties binnen de ODA-uitgaven is een aanzienlijk deel daarvan ODA.

 begroting 2008realisatie 2008
Personeel  
Loonkosten departement  
Gemiddelde bezetting1 9491 830
Gemiddelde prijs69 00067 276
Toegelicht begrotingsbedrag134 463123 136
   
Loonkosten posten (excl. themadeskundigen)  
Gemiddelde bezetting1 2971 238
Gemiddelde prijs80 00075 201
Toegelicht begrotingsbedrag103 77493 114
   
Loonkosten themadeskundigen (posten)  
Gemiddelde bezetting3316
Gemiddelde prijs79 50079 318
Toegelicht begrotingsbedrag2 6001 301
   
Loonkosten  
Gemiddelde bezetting3 2793 085
Gemiddelde prijs73 45770 521
Toegelicht begrotingsbedrag240 837217 552
   
Vergoedingen  
Gemiddelde bezetting1 3301 255
Gemiddelde kosten*57 87769 266
Toegelicht begrotingsbedrag76 96986 901
   
Lokaal personeel  
Gemiddelde bezetting2 0962 170
Gemiddelde prijs36 10037 788
Toegelicht begrotingsbedrag75 67582 000
   
Materieel  
Gemiddelde bezetting (incl att.)5 7205 646
Gem. Kosten46 59044 348
Toegelicht266 487250 387
   
Totaal659 968636 840
   
Overige apparaatskosten56 63765 593
   
Totaal artikel 11716 605702 433

* De stijging van de uitgaven buitenlandvergoedingen is grotendeels het gevolg is van de fiscalisering van een deel van de buitenlandvergoedingen

Slotwet

Beleidsartikel 11 AlgemeenVerplichtingen (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008713 111
Mutaties Slotwet 200813 207
Stand Slotwet 2008 (realisatie)726 318

Verplichtingen

De hoger dan geraamde realisatie wordt veroorzaakt door enkele relatief omvangrijke contracten die zijn afgesloten op het terrein van ICT (beheer en onderhoud en projecten) gezamenlijk circa EUR 9 miljoen, huisvesting buitenland voor circa EUR 10 miljoen en onderhoud van de hoofdzetel van het departement. Daar tegenover staan meerdere meevallers van relatief geringe omvang, bijvoorbeeld op het terrein van exploitatie en personeel. Uiteindelijk resulteert dit in een ruim EUR 13 miljoen hogere verplichtingenstand.

Beleidsartikel 11 AlgemeenUitgaven (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008700 424
Mutaties Slotwet 20082 009
Stand Slotwet 2008 (realisatie)702 433

Uitgaven

De beperkte overschrijding op artikel 11 hangt samen met een aantal relatief kleine meevallers ondermeer op het terrein van personeelsuitgaven en een aantal tegenvallers. Deze laatste zijn met name te vinden op het terrein van automatisering, beveiliging en huren van kanselarijen.

Beleidsartikel 11 AlgemeenOntvangsten (x EUR 1 000)
Stand 2e suppletoire begroting 2008139 872
Mutaties Slotwet 2008473
Stand Slotwet 2008 (realisatie)140 345

Ontvangsten

Geen toelichting.

Bedrijfsvoeringparagraaf

Het ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem, waaronder de begroting- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst, wordt bewaakt of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt verstaan de comptabele rechtmatigheid (rechtmatigheid van verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en verantwoordingen). De omvang van de fouten en onzekerheden in de begrotingsuitvoering is binnen de tolerantiegrenzen gebleven, zowel op totaal- als op artikelniveau. Op basis van een analyse zullen de aard en aanleiding van de onvolkomenheden worden bezien en zullen eventuele aanvullende beheersmaatregelen worden getroffen.

De totstandkoming van beleidsinformatie

Het proces van de totstandkoming van de beleidsinformatie is vastgelegd in een algemene procesbeschrijving en in een instructie aan het redactieteam, dat verantwoordelijk is voor de teksten van de verschillende doelstellingen in het jaarverslag. In het licht van de nieuwe verantwoordingswijze is een koppeling gemaakt tussen de doelstellingen uit het Beleidsprogramma 2007–2011 van de regering en de verschillende operationele doelen uit de Memorie van Toelichting. Ter waarborging van het proces en de kwaliteit van de beleidsinformatie zijn de deelprocesbeschrijvingen geactualiseerd. In de jaarplannen hebben de budgethouders aangegeven dat de beleidsinformatie volgens dit proces tot stand is gekomen. Om de tijdigheid van het actualisatietraject en de kwaliteit van de deelprocesbeschrijvingen meer te garanderen zal voor het jaarverslag 2009 meer accent worden gelegd op en aansluiting worden gezocht met de voorkant van de cyclus: het begrotingsproces.

Het financieel en materieel beheer

Veiligheid

Het dreigingsniveau voor Nederlandse ambassades en haar medewerkers is in 2008 toegenomen. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de ambassade in Pakistan extra wordt beveiligd. Daar komt bij dat het werk van het departement in toenemende mate wordt uitgevoerd in onveilige landen. Medewerkers die regelmatig afreizen naar de zogenoemde fragiele staten hebben de training «werken in conflictgebieden» ondergaan. Op grote schaal is geïnvesteerd in de kwaliteit van het veiligheidsmanagement op de posten door middel van trainingen, adviezen en aanvullende ondersteuning.

In 2008 is de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) schriftelijk akkoord gegaan met de nieuwe lijst vertrouwensfuncties zowel voor de posten als voor het departement. Het overleg met de AIVD over de doorlooptijd van de veiligheidsonderzoeken verliep moeizaam, waardoor tekening van een af te sluiten prestatieovereenkomst nog niet kon worden afgerond. Het ministerie is soms genoodzaakt om vooruitlopend op de afronding van een (vervolg)veiligheidsonderzoek een functionaris te werk te stellen, zoals het geval kan zijn bij de inzet op korte termijn van politiek adviseurs bij korte missies. Het ministerie voldoet daarmee niet altijd tijdig aan alle vereisten van de wet Veiligheidsonderzoeken. Het betreft hier doorgaans medewerkers die in het verleden al een veiligheidsonderzoek hebben ondergaan, waarmee eventuele risico’s tot een minimum worden gereduceerd.

Informatiebeveiliging

In het kader van de aanbesteding voor het beheer en onderhoud van het Enterprise Resource Planning-systeem (ERP systeem) is een zogenaamde quick scan uitgevoerd met alle functionele eigenaren van het systeem. De quick scan heeft informatie opgeleverd ten behoeve van het Pakket van Eisen (PvE) van de aanbesteding ERP-systeem en de te nemen beveiligingsmaatregelen. De quick scan vormt een standaard maatregel van de «Baseline Informatiebeveiliging Buitenlandse Zaken 2007». Hierin wordt het voor het gehele ministerie afgestemde minimum beveiligingsniveau beschreven dat voor alle informatiesystemen geldt.

Consulair en Personenverkeer

Om zoveel mogelijk de risico’s die met consulaire dienstverlening gepaard gaan, af te dekken, heeft de aanbesteding van een consulair case-management-systeem plaatsgevonden. De uitrol van het Nieuwe Visum Informatie Systeem op de posten is dit jaar voltooid. Om de invoering van biometrie zo goed mogelijk te ondersteunen is een projectorganisatie opgericht. Daarnaast is er een project Fraudebestrijding documenten gestart. Ten behoeve van de vaststelling van de aan ODA toe te rekenen kosten van de 1ste jaaropvang van asielzoekers uit DAC-landen hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken, Financiën en Justitie vastgesteld dat aanpassing van onderdelen van de toerekeningsystematiek wenselijk is. Dit zal in 2009 gebeuren.

Planning & Control

De lijn van vereenvoudiging, differentiatie en maatwerk van de jaarplancyclus is in 2008 verder uitgewerkt. In 2008 hebben de posten in de OS-partnerlanden een meerjarig strategisch plan opgesteld, mede op basis van (sectorale) track records, waarbij een extra slag is gemaakt om de resultaatgerichtheid te vergroten. Deze plannen vormen de basis voor de allocatie van mensen en budgetten tot 2011. Met ingang van 2008 ligt de nadruk voor de OS-partnerlanden op verslaglegging en bijsturing op uitzonderingsbasis. Zodoende ontstaat maximale ruimte voor de uitvoering. Vijf grotere andere (niet OS-)posten hebben een meerjarig strategisch plan opgesteld en daarmee de dialoog met de betrokken departementen over de rijksbrede strategische inzet in het land versterkt. De overige posten en departementsonderdelen schreven hun op maat toegesneden bondige jaarplannen, die de basis vormden voor het resultaatgericht inzetten van menskracht en financiële middelen. Een aantal directies heeft voor de periode 2008–2011 een strategisch keuzeplan opgesteld voor de strategische sturing van de beleidsuitvoering.

In het kader van ontwikkelingssamenwerking is in 2008 de uitvoering van een aanpassingsprogramma gestart om de interne monitoring te versterken en om het proces van de totstandkoming van de niet financiële beleidsinformatie verder te ondersteunen. In 2009 zal het programma worden afgerond.

Voorschottenbeheer

In 2007 en 2008 heeft het ministerie fors geïnvesteerd in het op orde brengen van het voorschottenbeheer. De Tweede Kamer is hierover regelmatig geïnformeerd door middel van het plan van aanpak en voortgangsrapportages. De investeringen in het voorschottenbeheer hebben tot goede resultaten geleid. Met uitzondering van enkele voorschotten die betrekking hebben op de ontmanteling van kerncentrales, zijn alle voorschotten, verstrekt tot en met 2002, conform de regelgeving afgewikkeld. Bovendien wordt de uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid nu veel beter beheerst dan in het verleden. Dat wil niet zeggen dat er geen achterstanden meer bestaan. Wel worden achterstanden tijdig gesignaleerd en budgethouders hierop aangesproken. Er is in 2008 sprake van toegenomen draagvlak voor de uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid.

Hierdoor kan het actieve toezicht geleidelijk worden verminderd en zal worden bekeken of de procedures die een juiste uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid moeten waarborgen voldoende zijn ingebed in de organisatie. In 2008 is gewerkt aan verbeteringen in het ERP-systeem die de budgethouders beter in staat moeten stellen toezicht te houden op een juiste uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid. Nieuw ingevoerde rapportageverplichtingen kunnen nooit meer dan tweemaal worden gerappelleerd waarna het systeem automatisch waarschuwt voor toepassing van het sanctiebeleid. Deze waarschuwing blijft in het systeem bestaan totdat er passende actie is ondernomen. Deze verbeteringen zullen begin 2009 operationeel worden.

Personeelsuitgaven

Vastgesteld is dat, in 2008, de regelgeving met betrekking tot de vergoedingen voor actieve representatie en dienstreizen over het algemeen goed is nageleefd. Het aantal onvolkomenheden is in 2008 substantieel afgenomen. Hiermee is de positieve lijn van 2007 voortgezet.

Archief- en dossierbeheer

Naar aanleiding van het jaarverslag van de Algemene Rekenkamer is een drie-sporen strategie ingezet.

Spoor 1 betreft invulling van de toezeggingen die de minister in 2007 aan de Kamer deed: verhoging kwaliteit en capaciteit medewerkers; vergroting bewustwording medewerkers; beperking risico’s van kennisverlies; en verbetering toezicht op archiefbeheer posten. Op deze vier terreinen werden gerichte acties uitgevoerd. Voorbeelden daarvan zijn: instructie financiële dossiers, opleidingen, inbreng in de cursus eerste honderd dagen op de post voor Chefs de Poste en een groot aantal missies. Het aantal «hoog risico posten» nam af van vijftien naar zes. Op het departement zijn geen «hoog risico archieven» aanwezig;

Spoor 2, de centralisering van de archieffunctie, zal medio 2009 gereed zijn. In 2008 hebben de voorbereidingen (reorganisatieplan, opstellen centrale archiefinstructies) centraal gestaan.

Spoor 3, digitalisering van het archief, werd in de steigers gezet. De eerste pilot zal in de eerste helft van 2009 plaatsvinden.

Huisvesting

Binnenland en departement:

De goede en veilige huisvesting van het departement is een kritische factor voor het uitvoeren van de kerntaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

In 2008 is een aantal projecten in uitvoering genomen waarvan uit de risicoanalyse bleek dat zij niet voldeden aan de wettelijke normen (ARBO wet). Het betrof de projecten de valbeveiliging, de brandscan en het inregelen van de klimaatinstallatie.

Buitenland:

In 2008 is een meta-evaluatie van zeventien huisvestingsprojecten uit de periode 2005–2007 uitgevoerd en besproken in het Audit Committee. Naast de conclusie dat veruit de meeste projecten een voldoende scoren qua budget, kwaliteit, proces en doorlooptijd heeft het ook veel inzicht gegeven in verbetermogelijkheden. Zo is de evaluatieprocedure qua reikwijdte, diepgang en tijdigheid aangescherpt. Voor de toekomst zijn de volgende lessen getrokken:

– de aspecten budget, resultaat, doorlooptijd en communicatie/proces telkens helder benoemen;

– bovengenoemde aspecten al aan het begin van het proces zo concreet mogelijk maken (en bij evaluatie daar naar terugkijken);

– evaluaties niet binnen drie maanden opstellen maar meer tijd nemen om gebruikerservaringen (klanttevredenheidsonderzoek) expliciet een plaats te geven.

Inkoop en aanbesteding

De planning van de aanbesteding van het technisch en applicatief beheer van het informatiesysteem is aangepast om de aanbesteding verantwoord te kunnen uitvoeren. De aanbesteding zelf zal nu in 2009 plaatsvinden. In de aanloop heeft het departement visies ontwikkeld op de ontwikkeling van informatiesystemen in de komende jaren. Deze visies vormen de basis voor het formuleren van de aanbestedingsvraag. Vanuit het functioneel beheer is sterk ingezet op het kunnen realiseren van de koppeling van het informatiesysteem met P-direkt voor de verwerking van de salarissen per 1 januari 2009. Deze koppeling is in december 2008 succesvol gerealiseerd.

In 2008 is nader onderzoek uitgevoerd naar de inkoop van vliegreizen. Hieruit is gebleken dat – op één uitzondering na – nergens ter wereld afzonderlijke vliegroutes door overheden worden aanbesteed. Ook ondernemingen kennen dit fenomeen niet. Daarom heeft een heroverweging plaatsgevonden van een eerder veronderstelde aanbestedingsplicht. Besluitvorming wordt voorbereid om de huidige praktijk van inkoop van vliegreizen via een reisagent te continueren, omdat deze aansluit bij wat in de markt gebruikelijk is. De gewenste marktwerking vindt plaats op het moment dat verschillende reismogelijkheden door de reisagent worden voorgelegd en in beginsel de economisch meest voordelige optie moet worden gekozen. Aangezien de Auditdienst constateerde dat deze keuze niet altijd even helder was, wordt een nieuwe beschrijving van het reisbeleid gemaakt dat zowel voor de reiziger als de reisagent als kader zal dienen. Op basis van deze uitgangspunten zal de aanbesteding voor een nieuwe reisagent in 2009 zijn beslag krijgen. De inkoop van vliegreizen door posten maakt hier onderdeel van uit.

Departementaal reviewbeleid

Het staande beleid van dit ministerie is dat een review alleen wordt uitgevoerd indien op basis van een risicoanalyse er concrete signalen of aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de kwaliteit van de accountantscontrole. Hiermee volgt het ministerie het rijksbrede reviewbeleid. Door het uitvoeren van verbijzonderde interne controles door directies tracht het ministerie toe te zien op een goede uitvoering van het beleid. Via trainingen aan medewerkers in de financiële functie werkt het ministerie aan kwaliteitsverbetering van de beoordeling van accountantsrapporten.

Overig activiteitenbeheer

In 2008 is een nieuw formulier voor de beoordeling van activiteiten geïntroduceerd met daarin expliciete aandacht voor corruptie. We hebben geconstateerd dat dit nieuw beoordelingsformulier nog onvoldoende wordt toegepast.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Taakstelling

In het kader van de taakstelling levert het ministerie van Buitenlandse Zaken in de periode 2008–2010 391 fte’s in, rekening houdend met de door het ministerie van Binnenlandse Zaken voorgeschreven ritme. De eerste tranche is in 2008 gerealiseerd. Deze heeft geen invloed op de kwaliteit van de bedrijfsvoering.

Als achtergrondinformatie dient nog het volgende. De aanpak van de taakstelling bij het ministerie is niet alleen gericht op een kleinere, maar ook op een betere organisatie. Met de regie is een veranderteam belast. Wat betreft de fte-reductie van de organisatie ligt het departement op schema. De eerste tranche (2008) is ingeleverd. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan gedetailleerde plannen voor de verdere afslanking tot en met 2011.

Er vindt een aantal aanpassingen van de organisatiestructuur plaats. Deze dienen niet alleen om doublures en versnippering van taken tegen te gaan, maar ook om met geïntegreerd buitenlands beleid te kunnen blijven inspelen op de veranderende internationale agenda. Zo komt er onder meer één directie voor het internationale cultuurbeleid en één geïntegreerde directie voor energie en klimaat. Er worden belangrijke stappen gezet (ook interdepartementaal) in de relatief omvangrijke sector bedrijfsvoering- en stafdiensten.

De posten leveren ook een aandeel in de afslanking. Een klein aantal consulaten wordt gesloten. Om de beschikbare capaciteit van de posten zoveel mogelijk te kunnen inzetten voor hun primaire taken en de efficiency te vergroten, is gestart met een aantal pilot-projecten om te komen tot regionalisering van taken op het gebied van bedrijfsvoering en consulaire zaken.

In het kader van de «Vernieuwing Rijksdienst» ontwikkelt het ministerie initiatieven ter versterking van de internationale functie. Deze hebben onder meer betrekking op de aansturing van het postennet, dat immers dienstbaar is aan de rijksdienst als geheel. Het ministerie werkt actief mee aan het ontwikkelen van rijksbrede kaders op het gebied van de bedrijfsvoering, vooral op het gebied van beveiliging, en aan interdepartementaal bundelen van taken, in het bijzonder op het gebied van de facilitaire diensten.

Het ministerie heeft er uitdrukkelijk voor gekozen de taakstelling te gebruiken om ook een aantal kwaliteitsverbeteringen aan te brengen. Hierbij gaat het onder meer over aanpassingen in het postennet maar daarnaast wordt ook aandacht geschonken aan:

– de personeelsfunctie (een aantal prioritaire onderwerpen)

– de kennis functie: zowel strategisch als meer algemeen

– internationale functie in het kader van de rijksdienst; hierbij wordt onder meer de ’Attachee Notitie’ aangepast aan de eisen van de tijd.

Herziening regelgeving

Herziening van de regelgeving blijkt een proces van lange adem. In 2008 is speciale aandacht gegeven aan de processen van overdracht van financiële middelen. Aan de ene kant loopt men bij deze processen de meeste risico’s in termen van rechtmatigheid en doelmatigheid. Aan de andere kant treft men hier ook een zeer fijnmazig web van procedures aan. Overbodige procedures zijn vereenvoudigd dan wel geschrapt. Programma’s zijn samengevoegd, leidend tot uniforme procedures, meer duidelijkheid en daardoor minder kans op fouten. Ook de toegankelijkheid van de regelgeving is verbeterd door gebruikmaking van nieuwe zogenaamde portalen. In deze portalen wordt de regelgeving in samenhang met handleidingen, goede voorbeelden en mogelijke trainingen aan de gebruiker aangeboden. Tevens is een zogenaamde subsidiewijzer op het rijksbrede internet geplaatst waarin alle subsidieregelingen op een overzichtelijke wijze toegankelijk worden gemaakt.

Integriteit

De bevordering van integer en professioneel handelen van zowel medewerkers als organisatie blijft een onderwerp waaraan veel aandacht besteed wordt. Open handelen, zich bewust zijn van risico’s en daar op een professionele wijze en afgewogen mee omgaan, zijn zaken die constant onderhoud vergen. Dat heeft onder meer te maken met het functieroulatiesysteem van een belangrijk deel van de medewerkers. Het heeft ook te maken met de organisatie van het departement: de vertegenwoordigingen in het buitenland maar ook directies in Den Haag vragen om ondersteuning bij deze permanente professionaliseringsslag. Ambassades vragen om raad in het streven ook onder lang niet altijd makkelijke omstandigheden open en integer te handelen. Extern kunnen ambassades geconfronteerd worden met corruptie en fraude. Het blijft een belangrijk punt van aandacht hoe medewerkers daar mee om moeten gaan. De coördinatie wordt gebracht onder de secretaris-generaal die daarin wordt bijgestaan door de centrale coördinator integriteit als zijn adviseur. Concrete maatregelen die in 2008 zijn genomen om de aandacht voor integriteit onder medewerkers te bevorderen zijn onder andere:

– voorlichting aan alle medewerkers onder andere via nieuwsbrieven;

– opname van het onderwerp integriteit in de introductiecursus voor nieuwe medewerkers;

– aandacht voor integriteit in werkoverleg en staven van budgethouders;

– bewaking van de afhandeling van integriteitzaken.

De dienst «Inspectie en Evaluatie Bedrijfsvoering» van het ministerie, de veiligheidsdienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Auditdienst onderzoeken vanuit hun eigen expertise de opzet en werking van het integriteitbeleid en rapporteren daarover aan de departementsleiding.

Duurzame bedrijfsvoering

Het ministerie continueert het programma «Samen een duurzaam geheel» dat sinds 2006 in uitvoering is en een looptijd heeft tot en met 2010. Een negental thema’s (energie, inkoop, transport, catering, opleidingen, papier, gebouw, sociaal, afval) staan centraal om het doel: zoveel mogelijk duurzaam en klimaat neutraal functioneren te bereiken.

Transport: de vliegreizen zijn gecompenseerd door het investeren in de aanplant van bos en duurzame energieprojecten.

Het ministerie heeft op twintig ambassades wereldwijd de faciliteit videoconferencing beschikbaar gemaakt. Hierdoor hoeft er minder gereisd te worden.

Certificering: wederom is de internationale standaard ISO 14001 met een hoge waardering toegekend aan de facilitaire processen van het departement.

Organisatiecultuur

Het ministerie spant zich op allerlei manieren in om de transparantie, de uitvoeringspraktijk en de integriteit van de bedrijfsvoering te bevorderen door dilemma’s te herkennen en te benoemen en hiervoor passende maatregelen te treffen. Voorbeelden hiervan zijn het beter uitleggen van ons doen en laten, het beter ontsluiten van de principes achter de regels en het vergroten van de uitvoerbaarheid van regels, en medewerkers aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

Conclusie

Met inachtneming van de hierboven genoemde zaken, is bij het ministerie van Buitenlandse Zaken over het begrotingsjaar 2008 sprake geweest van beheerste bedrijfsprocessen. Deze bedrijfsprocessen voorzien tevens in waarborgen voor een rechtmatige begrotingsuitvoering. Voor wat betreft de hierboven genoemde kanttekeningen zijn maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering te verbeteren.

Jaarrekening

Departementale verantwoordingsstaat 2008 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (x € 1000)
  (1)(2)(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
 TOTAAL 12 673 184772 576 12 787 900895 006 114 716122 430
           
 Beleidsartikelen         
 1Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten97 518101 678 144 210121 966 46 69220 288 
 2Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur637 838759 9851 1551 009 7971 032 3401 262371 959272 355107
 3Versterkte Europese samenwerking7 532 8077 690 293623 6287 417 1817 585 224674 689– 115 626– 105 06951 061
 4Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede960 659937 10538 0882 510 0091 028 85839 0541 549 35091 753966
 5Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling1 174 7381 742 161 1 574 2091 683 666 399 471– 58 495 
 6Beter beschermd en verbeterd milieu201 723418 456 380 057359 447 178 334– 59 009 
 7Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer86 41986 41928 101190 608189 45038 955104 189103 03110 854
 8Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland49 52093 424 77145 02084 502701– 4 500– 8 922– 70
           
 Niet-beleidsartikelen         
 9Geheimpmpm 00 000
10Nominaal en onvoorzien127 058127 058 1414 – 127 044–  127 0440
11Algemeen712 290716 60580 833726 318702 433140 34514 028– 14 17259 512

Ons bekend,

De minister van Buitenlandse Zaken,

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Saldibalans per 31 december 2008 en toelichting

I Saldibalans per 31 december 2008
  x EUR1000  x EUR1000
1Uitgaven ten laste van de begroting12 787 8842Ontvangsten ten gunste van de begroting895 007
      
3Liquide middelen64 2674aRekening-courant RHB11 963 451
      
5Intra-comptabele vorderingen20 1466Intra-comptabele schulden13 839
      
 Intra-comptabele activa12 872 297 Intra-comptabele passiva12 872 297
      
8Extra-comptabele vorderingen854 9118aT.r. extr a-comptabele vorderingen854 911
      
10Voorschotten5 404 27310aT.r. voorschotten5 404 273
      
11aT.r. garantieverplichtingen1 097 59211Garantieverplichtingen1 097 592
      
12aT.r. openstaande verplichtingen10 714 83612Openstaande verplichtingen10 714 836
      
13Deelnemingen61 77113aTegenrekening deelnemingen61 771
      
 Extra-comptabele activa18 133 383 Extra-comptabele passiva18 133 383
      
 Totaal activa31 005 680 Totaal passiva31 005 680

Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2008, die nog met het ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post Rijkshoofdboekhouding (RHB), de rekening-courant tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intracomptabele deel zijn ook de liquide middelen van het ministerie opgenomen. De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2008 is 89% gerealiseerd in Euro, 8% in US dollar en 3% in ruim honderd andere vreemde valuta.

Er is in deze jaarrekening een correctie doorgevoerd op de weergave van de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de Zimbabwaanse dollar. Door de hyperinflatie in Zimbabwe gaf de omrekening tegen corporate rate namelijk geen realistisch beeld meer.

De corporate rate 2008 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,74 EUR. Voor 2009 is dit 0,68 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2008

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 12 787 884 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven in het jaar 2008 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 895 007 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2008 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het Ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 64 267 x EUR 1000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het begrotingsbeleid is er, met betrekking tot de gelden van hoofdstuk V van de rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
3.1 Kassaldi2 8012 614
3.2 Banksaldi62 60445 380
3.3 Girosaldi100100
3.4 Gelden onderweg– 1 238– 2 035
Totaal64 26746 059

3.1 Kassaldi (debet 2 801 x EUR 1000)

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken. Naast de normale kassaldi worden op vierendertig vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Per 31 december 2008 bedroegen deze noodreserves EUR 1,4 miljoen. Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 62 604 x EUR 1000)

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Banksaldi buitenland62 59545 395
Banksaldi binnenland9– 15
Totaal62 60445 380

Van de in het buitenland aanwezige bankgelden bedroeg het tegoed EUR 19,9 miljoen en het equivalent van het saldo in vreemde valuta EUR 42,7 miljoen. De stijging ten opzichte van vorig jaar is onder andere te verklaren uit een terugstorting van EUR 4,3 miljoen op 29 december door World Food Programme (WFP) op de lokale bankrekening van de ambassade te Rome. Dit betrof restfondsen van diverse OS-projecten. Voorts werd in november een bedrag van EUR 1,2 miljoen ontvangen van de EVD op de lokale bankrekening van het Consulaat-Generaal te Shanghai ten behoeve van de Expo 2010. Dit was op balansdatum grotendeels ongebruikt. De ambassade te Luanda had per 31 december een verhoogd banksaldo van ongeveer EUR 1 miljoen vanwege een grote betaling begin januari. Voorts is een aantal lokaal geplande uitgaven niet doorgegaan.

3.4 Gelden onderweg (credit 1 238 x EUR 1000)

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Kruisposten20101
Betalingopdrachten vertegenwoordigingen– 1 258– 2 136
Totaal– 1 238– 2 035

Betalingopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de Vertegenwoordigingen.

4a Rekening-courant RHB (credit 11 963 451 x EUR 1000)

Op de rekening-courant met de rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de rijkshoofdboekhouding (RHB) is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

5 Intra-comptabele vorderingen (debet 20 146 x EUR 1000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
8.1 Ministeries13 7619 324
8.2 Persoonlijke rekeningen361381
8.3 Externe debiteuren3 3614 263
8.4 Overige vorderingen2 6632 953
Totaal20 14616 921

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal2008200720062005 en ouder
– Direct opeisbaar ministeries13 76113 5052083513
– Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen1761552100
– Direct opeisbaar externe debiteuren3 2711 79730481 396
– Direct opeisbaar overige vorderingen2 5702 5066400
Totaal direct opeisbare vorderingen19 77817 963323831 409
Op termijn opeisbare vorderingen90    
Geconditioneerde vorderingen278    
Totaal20 146    

Ministeries (debet 13 761 x EUR 1000)

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Ingevorderd10 7236 872
In te vorderen3 0382 452
Totaal13 7619 324

Het ingevorderde bedrag per 31 december 2008 betreft de volgende debiteuren:

– Defensie 5 972

– Economische Voorlichtingsdienst (EVD) 1 352

– Overige ministeries  3 399

Totaal 10 723

Het nog in te vorderen bedrag per 31 december 2008 betreft de volgende ministeries:

– Defensie 767

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 577

– Economische Voorlichtingsdienst (EVD) 533

– Overige ministeries 1 161

Totaal 3 038

5.3 Externe debiteuren (debet 3 361 x EUR 1000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Ingevorderd2 4403 104
In te vorderen9211 159
Totaal3 3614 263

5.4 Overige vorderingen (debet 2 663 x EUR 1000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen, ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de vertegenwoordiging verrekend worden.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Te vorderen BTW1 6661 930
Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland748709
Diverse vorderingen249314
Totaal2 6632 953

6 Intra-comptabele schulden (credit 13 839 x EUR 1000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Nog af te dragen loonheffing en premies11 6618 412
Ter plaatse te verrekenen2 1783 435
Diverse overige schuldennihil155
Totaal13 83912 002

De nog af te dragen loonheffing en premies zijn begin 2009 afgedragen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal200820072006 en ouder
Direct opeisbare schulden13 83913 7329611

8 Extra-comptabele vorderingen (debet 854 911 x EUR 1000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x EUR100031 december 200831 december 2007
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen303 956333 644
Massif fonds231 8430
MOL fonds162 8900
Verrichte garantiebetalingen NIO61 95659 591
Diverse extra-comptabele vorderingen94 26661 845
Totaal854 911455 080

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot het MOL fonds en het Massif-programma staan uit bij de Financierings Maatschappij Ontwikkelingslanden (FMO) en betreffen roulerende fondsen. De betaalde MOLfondsen staan per 31/12/2013 en de Massiffondsen per 31/12/2015 ter beschikking van de minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen. Voorheen stonden deze verstrekte bedragen opgenomen in de voorschottenstand van het ministerie.

Per balansdatum heeft het MOL fonds een asset waarde van EUR 145,3 miljoen. Het Massif fonds kent naast de inleg van de staat (EUR 231,8 miljoen) een inleg van de FMO zelf van EUR 7,8 miljoen. De asset waarde van het gehele fonds is per balansdatum EUR 226,8 miljoen. De genoemde asset waardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2008 van het FMO blijken.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR1000Totaal2008200720062005 en ouder
– Op termijn opeisbaar begrotingsleningen303 956000303 956
– Op termijn opeisbaar overige vorderingen2 6480002 648
Totaal op termijn opeisbare vorderingen306 604000306 604
– Direct opeisbaar garantiebetalingen61 9562 3834 6104 01750 946
– Direct opeisbaar overige vorderingen31 32115 7241 9991 85311 745
Totaal direct opeisbare vorderingen93 27718 1076 6095 87062 691
Geconditioneerde vorderingen455 030    
Totaal854 911    

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Saldo per 1 januari 2008 333 644

Bij: Consolidaties 2008 0

Af: Aflossingen in 2008 29 688

Af: Kwijtscheldingen       0

Saldo per 31 december 2008 303 956

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. Overeenkomstig het in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 2008 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2009 33 354

2010 13 307

2011 14 226

2012 14 217

2013 18 615

Na 2014 210 237

  303 956

Verrichte garantiebetalingen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Saldo per 1 januari 2008 59 591

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) in 2008 4 247

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) in 2008 1 882

Af: Kwijtscheldingen in 2008 0

Af: Consolidaties      0

Saldo per 31 december 2008 61 956

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post Diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

The Currency Exchange Fund (TCX) 25 000

Stichting ECDPM (einddatum verlengd tot 31 december 2011) 18 378

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO) 17 179

Lening PIDG 13 600

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank) 11 690

Vorderingen RSS (uitstaand saldo per 31/12/2007) 2 648

(Huur)Waarborgsommen 3 009

Invordering loonkosten lokaal personeel bij andereMinisteries 2 061

Buiteninvordering gestelde vorderingen 310

Overige    391

Saldo per 31 december 2008: 94 266

Niet uit de saldibalans blijkende extra-comptabele vorderingen

Het ministerie stelt soms gelden beschikbaar voor de vorming van fondsen. Deze fondsen, onder meer ten behoeve van kredieten en participaties, dienen voor lange termijn financiering van OS-activiteiten. Bij beëindiging van het fonds vloeien de resterende middelen terug naar de staat. Aangezien momenteel de hoogte van de vorderingen op de einddatum van het fonds niet te bepalen is, worden deze niet in de saldibalans opgenomen.

10 Extra-comptabele voorschotten (debet 5 404 273 x EUR 1000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Ouderdomsanalyse31 december 2008 (x EUR 1000)31 december 2007 (x EUR 1000)
Verstrekt in 2002 of eerder2 110126 932
Verstrekt in 20037 306102 440
Verstrekt in 200468 565240 428
Verstrekt in 2005215 860576 605
Verstrekt in 2006606 3041 589 940
Verstrekt in 20071 547 6692 866 511
Verstrekt in 20082 956 4590
Totaal5 404 2735 502 856

De opbouw van stand per ultimo 2007 naar ultimo 2008 is als volgt:

Stand per 31 december 2007 5 502 856

Bij: Verstrekte voorschotten 2008 3 489 080

Af: Verantwoord in 2008 3 443 546

Herwaardering naar corporate rate 2009 –   144 117

Stand per 31 december 2008 5 404 273

Ten opzichte van 2007 is de voorschottenstand licht gedaald met EUR 98 miljoen (1,8%). Dit wordt vooral veroorzaakt door de herwaardering van het openstaande saldo. Er is ongeveer evenveel verstrekt als verantwoord. De voorschottenstand is wel een stuk verjongd in vergelijking met vorig jaar. Er is dan ook veel aandacht geweest in 2008 voor het rechtmatig afboeken van de oude voorschotten.

Herwaardering vindt plaats over de openstaande voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande saldo van EUR 5,4 miljard staat het equivalent van EUR 1,9 miljard uit in vreemde valuta. Dit betreft grotendeels USD voorschotten (tegenwaarde in EUR: 1,5 miljard).

11 Openstaande garantieverplichtingen (credit 1 097 592 x EUR 1000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het ministerie van Financiën.

Opbouw garantieverplichtingen:

Garantieverplichtingen per 1 januari 2008 418 651

Bij: Aangegane verplichtingen in 2008 681 324

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2008     2 383

Garantieverplichtingen per 31 december 2008 1 097 592

Specificatie

ASDB 353 523

IDB 221 437

Garantie Indonesië 178 571

AFDB 158 616

Overige garanties ontwikkelingslanden   185 445

Garantieverplichtingen per 31 december 2008 1 097 592

12 Openstaande verplichtingen (credit 10 714 836 x EUR 1000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2008 10 184 253

Bij: Aangegane verplichtingen in 2008 13 316 084

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2008 12 785 501

Openstaande verplichtingen per 31 december 2008 10 714 836

13 Deelnemingen (61 771 x EUR 1000)

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken ASDB, AFDB, IDB en Inter America Investment Corporation (IIC). Tot 2008 was dit op de balans van het ministerie van Financiën opgenomen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

– Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO

De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en Medium Term Notes. De staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2008 EUR 491 miljoen. (31 december 2007 EUR 583 miljoen). Deze verplichting is niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk acute verplichting zijn opgenomen.

– Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de verdragsmiddelen Suriname schenkingen bedraagt per 31 december 2008 EUR 7,4 miljoen. (EUR 45,8 miljoen per 31 december 2007). Daarnaast is er nog een niet verplichte ruimte van EUR 63,7 miljoen op de pariteitsmiddelen. Voor dit restant zijn nog geen activiteiten gecommitteerd.

– Hervestigingsfonds

In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank.

– Huisvesting Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken staat sedert 1998 garant voor een deel van de huisvesting OPCW. De garantie beloopt per ultimo 2008 circa EUR 4,96 miljoen en duurt nog 4 jaar.

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008 (x EUR 1000)
 –1–2(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst CBI   
Totale baten17 29015 127– 2 163
Totale lasten17 13015 390– 1 740
Saldo van baten en lasten160– 263– 423
    
Totale kapitaalontvangsten3000– 300
Totale kapitaaluitgaven– 475– 566– 91

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(x EUR 1000)
 –1–2(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement17 00514 732– 2 273
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden27532348
Rentebaten107262
Buitengewone baten000
Totaal baten17 29015 127– 2 163
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personele kosten1 6312 6521 021
– materiële kosten15 20412 456– 2 748
Rentelasten151– 14
Afschrijvingskosten  0
– materieel2752816
– immaterieel000
Overige lasten   
– dotaties voorzieningen50– 5
– buitengewone lasten000
Totaal lasten17 13015 390– 1 740
    
Saldo van baten en lasten160– 263– 423

Baten-lastendienst CBI

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2008 (x EUR 1000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting (1)Realisatie (2)Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1 Rekening-courant RHB 1 januari 20085003 4942 994
2 Totaal operationele kasstroom17520429
  Totaal investeringen (-/-)– 300– 521– 221
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3 Totaal investeringskasstroom– 300– 521– 221
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 175– 45130
  Beroep op leenfaciliteit (+)3000– 300
4 Totaal financieringskasstroom125– 45– 170
5 Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)5003 1322 632

Baten-lastendienst CBI

Balans per 31 december 2008 (x EUR 1000)
 Balans tBalans t-1
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa  
– grond en gebouwen00
– installaties en inventarissen710543
– overige materiële vaste activa14169
Debiteuren10966
Nog te ontvangen733 811
Liquide middelen3 3213 664
Totaal activa:4 3548 153
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
– exploitatiereserve753577
– verplichte reserve00
– onverdeeld resultaat– 263176
Leningen bij het MvF2267
Saldo voorschot/onderhanden werk2 5071 691
Voorzieningen4646
Crediteuren3771 430
Nog te betalen9124 166
Totaal passiva4 3548 153
Kengetallen productie 2008 (P x 1 000)
 20082007
ProductPQP x QPQP x Q
ECP157,54784 48862,8830419 114
BSOD244062 640737,7764 427
Marktinformatie0,0065680 6014 4240,00684491 3603 361
Trainingen21 5903 1802,11 4803 108

1 ECP = Export Coaching Programma

2 BSOD = Business Support Organisation Development

Toelichting

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastendienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs en producenten in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de West-Europese markt helpt versterken. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van operationele doelstelling 4.3: «Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden».

In 2006 werd, op aanwijzing van het ministerie van Financiën, gestart met de systematiek van vaste, vooraf vastgestelde («ex-ante») prijzen. De opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk het verrichten van bovengenoemde diensten, werd om die reden verdeeld in opdracht 1 (ex-post prijzen voor programma’s gestart voor 2006), opdracht 2 (ex-ante prijzen voor programma’s vanaf 2006) en het budgethouderschap betreffende het International Trade Centre. Het CBI heeft in dit verslagjaar de transformatie naar de nieuwe resultaatgerichte werkwijze met vooraf vastgelegde prijzen voltooid.

Het boekjaar 2008 is afgesloten met een negatief saldo van EUR 263 367. Het vermogen blijft hierdoor binnen de toegestane marges. De interne uurtarieven gaven onvoldoende dekking om de apparaatsuitgaven van het CBI te financieren. Een onduidelijkheid in de uitgangspunten ligt hieraan ten grondslag. In 2009 wordt de allocatie methode van apparaatskosten naar programma’s gewijzigd. De nieuwe methode houdt in dat op basis van de verhoudingen in fte en kasbeslag van de programma’s, de totale werkelijke apparaatskosten worden verdeeld naar de programma’s. Met deze nieuwe methode zal vanaf 2009 geen resultaat meer zichtbaar zijn op het apparaatsuitgaven.

Additionele opdrachten zijn in 2008 ontvangen van de Noorse organisatie NORAD ten behoeve van het product Marktinformatie. Deze opdracht bestaat uit het toegang verlenen tot opgebouwde databases en het toestemming geven voor gebruik teksten.

Ten slotte werd in 2008:

– Wederom geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De omvang van het eigen vermogen en de liquiditeitspositie maakten het mogelijk diverse investeringen, zoals in huisvesting en software-ontwikkeling, uit eigen middelen te financieren.

– De voorraad, evenals in 2007 als passief op de balans opgenomen. De grootste opdrachtgever van het CBI, Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS), heeft gedurende 2008 een voorschot verleend van EUR 20 miljoen. Het voorschot bedraagt 12,1% van de totale opdracht.

– De auditdienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, mede op verzoek van het CBI, de Rijksauditdienst opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de beveiliging van de CRM-webapplicatie. De uit dit onderzoek naar voren gekomen aandachtspunten zijn direct door het CBI opgelost.

Doelmatigheid (informatie over de productie)

Opdracht 1

De stand op 31 december 2008 van de productie onder opdracht 1 blijft binnen de overeengekomen 25%-marges. In 2008 zijn achtenzeventig bedrijven opgeleverd in plaats van de geplande drieënnegentig bedrijven. Met de oplevering hiervan kan de totale opdracht onder opdracht 1 met EUR 4,5 miljoen worden verlaagd tot EUR 13,3 miljoen. Voorgaande heeft tot gevolg een verlaging van de opbrengst van ongeveer EUR 260 000 ten opzichte van de memorie van toelichting 2008.

Opdracht 2

In 2008 zijn tien Export Coaching programma’s voor bedrijven opgestart. Het aantal lopende programma’s komt hiermee op negentien. Geen enkel Export Coaching programma binnen opdracht twee heeft in 2008 tot productie geleid.

In 2008 zijn zes BSOD modules opgeleverd. Dit betreft een verhoging van twee modules ten opzichte van de memorie van toelichting 2008. Daarmee is de opbrengst gestegen met een bedrag van EUR 880 000. De twee extra opgeleverde modules hebben kunnen plaatsvinden door een snellere doorlooptijd van de planning.

Vijf modules zijn gestaakt zonder dat dit heeft geleid tot een facturabel product. Oorzaken hiervan betroffen politieke besluiten in het betreffende land en capaciteitsproblemen bij de ontvangende organisatie. Een grote aanbestedingsprocedure ten behoeve van inhuur van externe experts heeft veel personele capaciteit van het primaire proces getrokken zodat de geplande productie niet gehaald kon worden. De portefeuille is goed gevuld. In 2008 werden veertien nieuwe BSOD-modules gestart. Het aantal lopende programma’s komt hiermee op veertig.

De productie van het product marktinformatie is fors gestegen van 570 046 naar 680 601 eenheden ten opzichte van de memorie van toelichting 2008. Dit heeft kunnen plaatsvinden door de additionele functionaliteit in het CRMS (de abonneer applicatie) waardoor klanten op basis van de door hen opgegeven HS codes zijn voorzien van marktinformatie. De verkoopprijs van een marktinformatie-eenheid is gedaald van EUR 6.84 naar EUR 6.50.

Voorgaande heeft tot gevolg een verhoging van de opbrengst met ongeveer EUR 525 000.

Het trainingsproduct heeft een lagere productie behaald van 1 825 naar 1 590 ten opzichte van de memorie van toelichting 2008. De bijbehorende kosten waren ook lager dan gepland. Oorzaak hiervan is een krappe personele capaciteit waardoor tevens innovatie in dit product beperkt is gebleven. Daarnaast zijn enkele seminars die waren gepland in Rotterdam verplaatst naar goedkopere doelgroeplanden. De verkoopprijs van dit product is ook gedaald van EUR 2 100 naar EUR 2 000 per getraind persoon.

Voorgaande heeft tot gevolg een verlaging van de opbrengst met ongeveer EUR 650 000.

De bevindingen van de evaluatie van het Netherlands Trust Fund van het International Trade Centre (ITC) UNCTAD/WTO, die in 2008 in opdracht van het CBI werd uitgevoerd, zijn over het algemeen positief gebleken. De belangrijkste aanbevelingen betreffen continuering van de huidige partnerschapsovereenkomst met opnieuw een meerjarige periode van 3–4 jaar, het gezamenlijk uitwerken van operationele jaarplannen en het duidelijker afbakenen van rollen en verantwoordelijkheden tussen ITC en CBI.

2007 was het laatste jaar dat de bijdragen aan het ITC vanuit de opdracht van DGIS aan het CBI gefinancierd werden. Vanaf 2008 wordt het ITC direct vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierd. Het CBI treedt hierbij op als budgethouder in Piramide (de financiële administratie van het ministerie van Buitenlandse Zaken)

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2008 vastgesteld op EUR 181 000. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s
FunctieBelastbaar Jaarloon 2007Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Totaal 2007Belastbaar jaarloon 2008Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008OntslagvergoedingTotaal 2008MotiveringOpmerkingen
n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Buitenlandse Zaken heeft geen medewerkers in dienst die boven het normbedrag uitstijgen.

Overzicht inhuur externen

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)(cf. definitie Informatiestatuut 2007 – bijlage 4)

Uitgaven in 2008 (in EUR x 1 000)
 programma- en apparaatskostenCBIKerndept + CBI
1. Interim-management480 480
2. Organisatie- en Formatieadvies0 0
3. Beleidsadvies46 46
4. Communicatieadvisering237 237
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)7630763
    
5. Juridisch Advies9921091 101
6. Advisering opdrachtgevers automatisering974 974
7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie15650206
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)2 1221592 281
    
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)5 5112 0127 523
Ondersteuning bedrijfsvoering5 5112 0127 523
    
Totaal uitgaven inhuur externen8 3962 17110 567

Bijlage 1

Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer

De aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer doet in haar rapport bij het Jaarverslag 2007 Buitenlandse Zaken zijn deels onderschreven. De ministers hebben toezeggingen gedaan ten aanzien van het voorschottenbeheer OS-gelden, het departementale reviewbeleid, de informatiebeveiliging, personele kosten voor representatie en reizen posten, buitengewoon verlof, de beleidsinformatie, de huisvesting, de EU-aanbestedingen, de vertrouwensfuncties, het materieel beheer, en het archief- en dossierbeheer.

Voorschottenbeheer OS-gelden

In oktober 2008 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het voorschottenbeheer. Met uitzondering van drie voorschotten voor de ontmanteling van enkele kerncentrales (non-ODA) zijn alle oude voorschotten afgewikkeld. Door middel van het geven van cursussen, het verstrekken van managementinformatie en het aangaan van gesprekken met beleids- en beheersmedewerkers wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan structurele beklijving van het voorschottenbeheer. Het beheer van openstaande rapportageverplichtingen voldoet aan de vereisten en het sanctiebeleid wordt consequent toegepast. Hiermee is voldaan aan de toezegging aan de Kamer.

Departementaal reviewbeleid

Het ministerie past het staande rijksbeleid toe waarbij een review alleen wordt uitgevoerd indien op basis van een risicoanalyse concrete signalen of aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de kwaliteit van de accountantscontrole.

Via trainingen in activiteitenbeheer en voorschottenbeheer werkt het ministerie aan de verbetering van de kwaliteit van de beoordeling van accountantsrapporten.

Over de invulling van het reviewbeleid door het ministerie is nader overleg gevoerd met de Algemene Rekenkamer. Inmiddels is een interdepartementale discussie gestart over de opzet van het reviewbeleid in het licht van de beperking van de controledruk. Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken neemt hieraan deel. Hangende de discussie blijft het ministerie het staande rijksbeleid uitvoeren.

Informatiebeveiliging

In het kader van de aanbesteding voor het beheer en onderhoud van het Piramide, PINS, en Reis- en declaratie-systeem (PPR) is een zogenaamde «quick scan» uitgevoerd met alle functionele eigenaren van het systeem. De quick scan heeft informatie opgeleverd ten behoeve van het Pakket van Eisen (PvE) van de aanbesteding PPR en de te nemen beveiligingsmaatregelen

Personele kosten voor representatie en reizen posten

Het toezicht op de naleving van de regels met betrekking tot personele kosten voor representatie en reizen posten is in 2008 voortgezet. Op grond van waarnemingen door HDPO Personeel en Organisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken via aselecte steekproeven kan worden geconcludeerd dat het beheer verder aanzienlijk is verbeterd. Uit diezelfde waarnemingen is gebleken dat sprake is van enkele kleine onvolkomenheden die tevens overwegend van administratieve aard zijn. Waar nodig zijn deze onvolkomenheden tijdig geadresseerd en gecorrigeerd. Het percentage van het aantal kleine onvolkomenheden op representatiekosten posten in 2008 op grond van aselecte steekproeven door HDPO bedraagt 5% (percentage in eerdere jaren tussen de 20% en 90%). Voor uitgaven inzake dienstreizen op de posten bedraagt het percentage 3% (percentage eerdere jaren tussen 20% en 67%). Via het geautomatiseerde reis- en declaratiesysteem (RDS) wordt een handreiking gedaan ter verdere verbetering van de naleving van regelgeving op dit vlak.

Personeel: buitengewoon verlof

Geconstateerde onvolkomenheden zijn weggenomen middels een aangepaste detacheringsnotitie. HDPO heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om de aanbevelingen met betrekking tot aanpassing van de circulaire uit 1996 inzake buitengewoon verlof van lange duur ten behoeve van het werken bij internationale organisaties ter hand te nemen.

Beleidsinformatie

Om invulling te geven aan de eisen die worden gesteld aan de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie maakt het ministerie onder meer gebruik van procesbeschrijvingen. Het proces met betrekking tot de totstandkoming van beleidsinformatie is geïntegreerd in de opstelling van het vernieuwde jaarverslag.

Huisvesting

Het budget wordt beter gemonitord. Bij de uitvoeringsrapportage 2008 zijn geen signalen van forse overschrijdingen afgegeven. De meta-evaluatie naar zeventien projecten uit de periode 2005–2007 heeft geleid tot betere normering van projectdoelen.

EU-aanbestedingen

Er is nadrukkelijke aandacht voor naleving van Europese aanbestedingsregels door middel van advisering, begeleiden en toetsen van voorstellen van budgethouders.

Vertrouwensfuncties

De AIVD heeft ingestemd met de aangepaste lijst inzake vertrouwensfuncties.

Materieel beheer

In 2008 is prioriteit gegeven aan het actualiseren en completeren van de Administratieve Organisatie (AO). In de AO zijn alle relevante documenten opgenomen, zoals werkprocessen per afdeling, competentietabel, ondermandaat, en organogram. De kunstobjecten zijn geïnventariseerd en in Planon geregistreerd.

Archief

Er is een drie-sporen strategie ingezet. Zo is de instructie ten behoeve van de zogenaamde f-dossiers geactualiseerd. Verder is gewerkt aan de verdere centralisering van het archief, een proces dat medio 2009 gereed zal zijn, en is het proces met betrekking tot digitalisering van het archief gestart.

Bijlage 2

Sanctiebeleid en malversaties

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd (TK 25 860, nr. 1), is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel, het niet leveren van de prestaties of het anders dan contractueel is overeengekomen besteden van beschikbaar gestelde middelen te melden wanneer er een substantieel belang mee gemoeid is.

Met verwijzing naar Kamerstuk TK 31 444 V, nr 6 10 zijn de criteria voor melding van opgelegde sancties in 2008 verder geobjectiveerd. Een sanctie wordt gemeld in het geval sprake is van:

1. uitsluiting van een organisatie;

2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie

3. vorderingen van EUR 500 000 en meer.

Malversaties

In 2008 zijn in totaal tweeëntwintig gevallen van vermoedens van malversaties gemeld. Alle vermoedens van malversaties zijn of worden nog onderzocht. In de meeste gevallen is dit gedaan door middel van fraude forensisch onderzoek door een accountant. Zestien meldingen zijn inmiddels afgehandeld. De zes overige meldingen worden nog onderzocht. Van de zestien afgesloten meldingen is in acht gevallen geconcludeerd dat er malversatie heeft plaatsgevonden met middelen van het ministerie. Hieronder worden de bewezen malversaties genoemd uit 2008 en één uit 2007 en twee uit 2006.

Bewezen malversaties

Een technisch instituut in Ethiopië had van de ambassade een bijdrage van zo’n EUR 7 800 gekregen voor de aanschaf van boeken. De aanschaf van deze boeken blijkt niet te zijn gebeurd, terwijl wel financiële en voortgangsrapportages waren ingediend. Volgens de directeur-generaal van het instituut is het geld nooit gearriveerd en zijn de boeken nooit gekocht. De programma-directeur is inmiddels vertrokken. De ambassade heeft juridische acties ondernomen.

Een bijdrage van USD 6 750 voor een Libanese niet-gouvernementele organisatie (NGO) is aantoonbaar niet besteed voor het doel waarvoor het bestemd was terwijl de eindrapportage vermeldde dat dit wel was gebeurd. De ambassade is een invorderingsprocedure gestart.

Eind 2007 kwamen in Tanzania twee geruchtmakende malversaties aan het licht. Eén bij de Centrale Bank van Tanzania (BoT) en één aanbestedingsfraude (de zogenaamde Richmondaffaire). Voor de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de andere donoren was de BoT-affaire aanleiding om de Tanzaniaanse overheid de wacht aan te zeggen voor wat betreft de uitbetaling van de volgende tranche van de begrotingssteun. In de kamerbrief van 17 oktober 2008 is het parlement hier ook al over geïnformeerd. Ook al betrof het hier niet direct malversaties met Nederlandse middelen, toch werd besloten om een sanctie op te leggen en de betaling van Nederlandse begrotingssteun aan te houden totdat de Tanzaniaanse overheid adequate acties had ondernomen. De begrotingssteundonoren zijn gezamenlijk opgetrokken en hebben allen de begrotingssteun voor 2008 opgeschort. De Tanzaniaanse regering en parlement hebben een actieplan met maatregelen om herhaling te voorkomen aangenomen, waarvan de uitvoering nauwlettend wordt gevolgd door het IMF en de donoren. De president van de bank is door president Kikwete ontslagen, evenals een aantal andere medewerkers. Ook zijn verschillende zakenlieden in staat van beschuldiging gesteld. De ambassade dringt er op aan dat alle schuldigen terecht zullen staan. Nadat de donoren gezamenlijk besloten hadden dat de Tanzaniaanse overheid voldoende acties had ondernomen om de schuldigen te straffen en herhaling te voorkomen, hebben alle donoren hun begrotingssteunbijdrage voor 2008 overgemaakt aan de Tanzaniaanse regering. Nederland heeft de begrotingssteun van EUR 30 miljoen betaald.

Bij een project in Kenia waren cheques vervalst. Het ging hier om een totaal bedrag van KES 6 788 693 (EUR 71 960,15). Dit betrof zowel Nederlands geld als van twee andere donoren. De projectpartner heeft dit verlies zelf gedragen; het is niet ten laste van de Nederlandse bijdrage gebracht. De projectpartner heeft de fraude direct bij de ambassade gemeld en actie ondernomen door een audit te laten uitvoeren. Uiteindelijk is het gehele team dat bij de fraude betrokken was, ontslagen door de projectpartner.

In Ghana bracht een audit aan het licht dat projectgelden voor andere doelen waren aangewend. Door indringende gesprekken met de projectpartner zijn geld en goederen voor een bedrag van EUR 156 000 gecompenseerd. De betrokkenen hebben het veld moeten ruimen en de ambassade heeft het project vervolgd.

Uit een andere audit in Ghana bleek dat de procurementregels niet waren gevolgd door de projectpartner en dat de projectgelden op een andere manier waren besteed dan contractueel was overeengekomen. Het geld (EUR 15 000) is teruggevorderd en de activiteit is beëindigd.

Corruptie met procurement heeft plaatsgevonden bij de Bengaalse overheid met programmagelden van een pooled fund. Het betrokken departement heeft een plan gepresenteerd waarin een aantal stappen wordt gepresenteerd ter voorkoming van malversatie bij de inkoop van werk en goederen. Ook werd een overzicht gegeven met de stappen die al genomen waren zoals het ontslaan van corrupte medewerkers en een risk mitigation overzicht werd gegeven dat de post voortaan per kwartaal gaat ontvangen. Of het departement zich aan deze afspraken houdt, zal gemonitord worden door de verschillende werkgroepen van het donorconsortium. De Asian Development Bank zal alsleaddonor de terugvordering met de overheid afhandelen. In de eerstvolgende tranche zal Nederland USD 54 865 in mindering brengen.

In 2007 werd door de post in Bangladesh een vermoeden van malversatie voor een bedrag van ongeveer EUR 170 000 gemeld dat uit een accountantsonderzoek naar voren was gekomen. Het onderzoek naar deze malversatie heeft geruime tijd geduurd en een tweetal audits heeft plaatsgevonden. Inmiddels is de malversatie bewezen en heeft de ambassade de investeringsgoederen (computers en laptops met toebehoren, printers, beamer, mobiele telefoons, etc.) teruggehaald bij de organisatie. De ambassade is nu bezig een herbestemming in de OS-sfeer voor deze spullen te vinden.

Eind 2006 werd een vermoeden van malversatie door de post in Bangladesh gemeld. Het bleek dat een project niet door de gecontracteerde partij was uitgevoerd, terwijl wel rapportages waren ingediend die het tegendeel beweerden. Inmiddels is de malversatie bewezen. De post heeft het voorschot teruggevorderd van zo’n EUR 5 000. De organisatie blijkt echter onvindbaar.

Ambassade Tbilisi had een MATRA-project in Armenië met een NGO. De ambassade vertrouwde een door de NGO ingediende factuur van EUR 975 niet. De contactgegevens op de factuur bleken niet te kloppen. De factuur had betrekking op de kosten die gemaakt zouden zijn voor een round table discussie, maar slechts één van de dertig personen die hierbij aanwezig geweest zouden zijn, kon dit bevestigen. Daarop is besloten om de tweede tranche van EUR 2 844 niet aan de NGO uit te betalen.

Een in 2006 gemelde malversatie bij een Russische NGO, waarbij sprake was van vervalste documenten, is in 2008 administratief afgehandeld. Na melding van de malversatie is de tweede termijnbetaling niet uitgevoerd. De vordering van de eerste termijn van EUR 7 229 bleek oninbaar, omdat de organisatie niet meer bestaat.

Begin 2007 zijn vermoedens gerezen van ongeoorloofd gebruik van projectgelden bij een privaatrechtelijke organisatie in Nicaragua. Het bestuur van de betreffende organisatie heeft op basis van een forensische audit in 2008 vastgesteld dat de toenmalige directeur USD 28 000 voor persoonlijk gebruik heeft aangewend. Het bestuur van de organisatie heeft de directeur op staande voet ontslagen. De ambassade heeft het bedrag van de malversatie in mindering gebracht op de bijdrage.

Zes meldingen uit 2008 en drie meldingen uit 2007 worden nog onderzocht. Bij deze meldingen is nog niet vastgesteld of er een malversatie heeft plaats gevonden.

Opgelegde sancties

In totaal zijn er vijftien (tijdelijke) sancties opgelegd in 2008. Sancties worden opgelegd omdat projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet (tijdig) zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen. Sancties kunnen permanent en tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot dat aan de contractvoorwaarden is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventueel juridische stappen tegen een organisatie.

In overeenstemming met de afspraak met de Tweede Kamer worden sancties toegelicht, waarbij sprake is van een van onderstaande punten:

1. uitsluiting van een organisatie;

2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie;

3. vorderingen van EUR 500 000 en meer.

Aan de Kaapverdiaanse autoriteiten zijn twee vorderingen opgelegd voor een totaal bedrag van EUR 294 000 als gevolg van het niet leveren van de overeengekomen prestaties.

De ambassade in Ghana heeft terugkerende problemen met het financieel beheer van het Ghana Schoolfeeding programma geconstateerd. Daarnaast zijn er ook management problemen. De uitkomsten van de audit 2006 waren in 2007 reden om de tweede tranche in 2007 (EUR 5 miljoen) niet te betalen. Bij de procurement van tomatenpasta was niet volgens de regels gehandeld. Ook werd getracht de auditor om te kopen. Op basis van de financiële audit van 2007 (oordeelsonthouding) en de performance audit van 2008 heeft de ambassade ook de voorziene bijdrage van 2008 (EUR 7,5 miljoen) niet overgemaakt. Hoewel de performance audit aangaf dat verbeteringen zijn waar te nemen, waren de kritische noodzakelijke verbeteringen nog niet opgepakt. Het Ghanese ministerie, waaronder dit programma valt, heeft tot 30 juni 2009 de tijd gekregen om alsnog de gewenste verbeteringen door te voeren. Indien dit niet het geval zal zijn dan zal de financiële bijdrage van de Nederlandse overheid aan het programma worden beëindigd. Evenwel wil de ambassade gedurende 2009/2010 een beperkte technische assistentie component in zetten voor management ondersteuning en verbetering van domestic accountability.

Bij het Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD) bleken onrechtmatige uitgaven te hebben plaatsgevonden wat leidde tot het lager vaststellen van de subsidie (EUR 1 213 883). Daarvan is een deel later alsnog verantwoord en kon een deel gerelateerd worden aan activiteiten die in 2007 hadden plaatsgevonden. EUR 402 265 had echter betrekking op niet geautoriseerde management- en programmakosten. Het betreffende bedrag zal worden ingevorderd. Voorts heeft het NIMD, op grond van de beheersproblemen in de lopende subsidie, een plan van aanpak ter verbetering moeten indienen. Hangende de opstelling van dit plan is er voorzichtigheid betracht met het verstrekken van voorschotten.

Ontheffing sanctiebeleid

In 2008 is in totaal zesentwintig keer (tijdelijke) ontheffing van toepassing van het sanctiebeleid aangevraagd, waarbij de departementsleiding met vierentwintig aanvragen heeft ingestemd. Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagd rapport inlevert is het ministerie verplicht een sanctie op te leggen na drie keer gerappelleerd te hebben. De rappelperioden staan vast (maximaal drie maanden). Het kan echter voorkomen dat bekend is dat een rapport kort na het verstrijken van de uiterste rapportageperiode binnenkomt. In dit geval kan tijdelijk ontheffing verleend worden van het opleggen van een sanctie. Hiervoor is een besluit van de departementsleiding nodig. Nadat het rapport is binnen gekomen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij alsnog in gebreke blijft, wordt alsnog een sanctie opgelegd.

Hieronder volgt een overzicht van vier gevallen waarin is afgezien van het opleggen van een sanctie, maar waarbij geen sprake was van een tijdelijke ontheffing. De eind inhoudelijke en financiële rapportages van een project, beheerd door een internationale NGO in de Verenigde Staten, zijn ontvangen en goedgekeurd. Echter, het auditrapport is niet ontvangen terwijl het project inmiddels al drie jaar afgerond is. De organisatie heeft aangegeven dat het uitvoeren van een audit alleen nog tegen aanzienlijke kosten zal kunnen gebeuren omdat de stukken zijn weggestopt in verspreide archieven en de betreffende veldkantoren zijn inmiddels gesloten. Deze audit was dus niet meer op doelmatige wijze te realiseren. Daarom is geen sanctie opgelegd.

Het ministerie van Justitie in Kenia is verantwoordelijk voor het opstellen van de inhoudelijke rapportages van een programma maar kon als gevolg van de politieke crisis rond de verkiezingen in december 07/januari 08 en alle gevolgen naar aanleiding van de crisis niet tijdig een inhoudelijke rapportage indienen. Het betreft hier een programma dat door meerdere EU-donoren wordt gefinancierd. Een sanctie opleggen was op dat moment niet zinnig. Daarom is ontheffing van sanctie verleend en is uitstel verleend voor het indienen van de rapportage welke enkele maanden later alsnog werd ontvangen en goedgekeurd.

Met betrekking tot de Afrikaanse Unie (AU) is het afgelopen jaar enkele malen ontheffing van sancties verleend. Inmiddels zijn de problemen met achterstallige rapportageverplichtingen opgelost en/of is een structurele oplossing in de maak. Naar verwachting zal de introductie van een nieuw SAP systeem binnen de AU het financieel management binnen de AU op een hoger plan brengen. Dit systeem ondersteunt het financiële proces, procurement en het human resources (HR) proces en is voorzien van een adequate rapportage module. Het zit nu in de testfase en zal in 2009 worden uitgerold.

Een NGO in Teheran was niet in staat om het project af te ronden. De projectleider was door de Iraanse autoriteiten gearresteerd, de administratie was in beslag genomen en de organisatie werd op last van de Iraanse autoriteiten gesloten. Omdat het hier een kwestie van overmacht betrof, is besloten geen sanctie op te leggen aan de organisatie.

Bijlage 3

Toezichtrelatie op het zelfstandig bestuursorgaan: Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft toezicht op de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) als zelfstandig bestuursorgaan.

Er zijn in 2008 geen bijzonderheden naar voren gekomen bij de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening van de NCDO. Evenmin zijn er bijzonderheden te melden met betrekking tot de vermogenspositie van de NCDO over 2008.

Het jaarplan 2008 was geraamd op EUR 35 926 000. Uiteindelijk is er EUR 32 600 000 bevoorschot. De beoogde beleidsintensivering, bij jaarplan goedgekeurd, lijkt daarmee niet bereikt en zal in het jaarverslag 2008 (te ontvangen 31 mei 2009) beoordeeld worden.

De hierboven genoemde punten dienen bezien te worden binnen de totale subsidiebeschikking met de NCDO over de periode 2007–2010. Het totaal van deze beschikking bedraagt EUR 130 400 000.

Bijlage 4

Afkortingenlijst

ACSLanden in Afrika, in het Caribisch gebied en in de Stille Oceaan
AfDBAfrican Development Bank
AsDBAsian Development Bank
AIVDAlgemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AVVNAlgemene Vergadering Verenigde Naties
BNIBruto Nationaal Inkomen
BTWBelasting over de Toegevoegde Waarde
BZMinisterie van Buitenlandse Zaken
CBICentrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden
CIMCoördinatie Internationaal Milieubeleid
CRMSCustomer Relation Management System
DACDevelopment Assistance Committee
DCIDevelopment Cooperation Instrument
DDFADutch Design, Fashion and Architecture
DRCDemocratische Republiek Congo
EFAEducation for All
ENBEuropees Nabuurschapbeleid
EOFEuropees Ontwikkelingsfonds
EUEuropese Unie
EUBAMEU Border Assistance Mission
EUFOREU Force
EULEXEU rule of law mission in Kosovo
EUMMEU Monitoring Mission in Georgia
EUPMEU Police Mission in Bosnia and Herzegovina
EUPOLEU Police Mission in the Palestinian Territories
EUROJUSTEU’s Judicial Cooperation Unit
EUSECEU Security Sector Reform Mission Democratic Republic of the Congo
EVDEconomische Voorlichtingsdienst
EVDBEuropese Veiligheids- en Defensiebeleid
EZMinisterie van Economische Zaken
FAOFood and Agricultural Organisation
FMCIFissile Material Control Initiative
FMONederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FTIFast Track Initiative
GBVBGemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
GEFGlobal Environment Facility
GFATMGlobal Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria
GTZDuitse Ontwikkelingsorganisatie
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HIVOSHumanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking
IDBInter-American Development Bank
IFCInternational Finance Corporation
IMFInternationaal Monetair Fonds
IOBInspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
ISAFInternational Security Assistance Force
ITCInternational Trade Center
JMPJoint Monitoring Programme
KFORNato Kosovo Force
KLPDKorps Landelijke Politiediensten
MAPMembership Action Plan
MATRA(Programma) Maatschappelijke Transformatie
MDGMillennium Development Goal
MFSMedefinancieringsstelsel
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MOLMinst Ontwikkeld Land
MONUCUnited Nations Mission in the Democratic Republic of the Congo
MVOMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBSONetherlands Business Support Office
NCDONationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling
NGONiet-Gouvernementele Organisatie
NICHENetherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education
NIMFNederlands Investerings Matching Fonds
NIONederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NPVNon-Proliferatie Verdrag
NTM-1NATO Training Mission – Iraq
NVISNieuw Visum Informatie Systeem
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OECDOrganisation for Economic Co-operation and Development
ODAOfficial Development Assistance
ONHCROffice of the High Commissioner for Human Rights
OPCWOrganisation for the Prohibition of Chemical Weapons
ORETOntwikkelingsrelevante Exporttransacties
ORIOOntwikkelingsrelevante Infrastructurering
OSOntwikkelingssamenwerking
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
PEGASEEuropean mechanisme voor financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit
PRTProvinciaal Reconstructie Team
PSIPrivate Sector Investment
PSOMProgramma SamenwerkingOpkomende Markten
SALINStrategische Allianties met Internationale NGO’s
SCOTSnel Inzetbaar Consulair Ondersteunings Team
SGSecretaris-Generaal
SGVNSecretaris-Generaal Verenigde Naties
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
SNVNederlandse Ontwikkelingsorganisatie
SRGRSeksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
TCXThe Currency Exchange Fund
TFUTask Force Uruzgan
UMREuropean Union – Mediterranean Region
UNAIDSJoint United Nations Programme on HIV/Aids
UNAMIDAfrican Union – United Nations Hybrid Operation in Darfur
UNCTADUnited Nations Conference on Trade and Development
UNDPUnited Nations Development Programme
UNESCOUnited Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNHCRUnited Nations High Commissioner for Refugees
UrencoUranium Enrichment Corporation
UNFPAUnited Nations Population Fund
UNICEFUnited Nations Children’s Fund
UNIFEMUnited Nations Development Fund for Women
UNIFILUnited Nations Interim Force in Lebanon
UNMISUnited Nations Mission in Sudan
UNODCUnited Nations Office on Drugs and Crime
UNRWAUnited Nations Relief and Works Agency
UNTSOUnited Nations Truce Supervision Organization
UN-WATERSamenwerkingsverband van VN organisaties op watergebied
VKVerenigd Koninkrijk
VNVerenigde Naties
WBWorld Bank
WFPWorld Food Programme
WHOWorld Health Organization
WOCCUWorld Council of Credit Unions
WTOWorld Trade Organization

Bijlage 5

Trefwoordenregister

Accountability 92, 147

Acquis 36

ACS 47, 150

Afghanistan 20, 34, 35, 36, 39, 40, 41, 43, 49, 74, 82, 83, 84

Afrika 26, 34, 37, 38, 42, 45, 46, 47, 56, 66, 70, 75, 76, 86, 91, 95, 148, 150

Agentschap 14, 93, 137

AIDS-ambassadeur 21, 55

AIDS 21, 52, 55, 76, 97

Algemene Rekenkamer 5, 6, 7, 14, 119, 142

Apparaatsuitgaven 114, 138

Armoedebestrijding 5, 21, 44, 45, 46, 66, 83, 92, 95

Asiel 26

Asielzoekers 75, 105, 106, 118

Azië 46, 56

Basisonderwijs 49, 50, 76, 100

Bedrijfsleven 21, 41, 47, 48, 68, 70, 71, 72, 75

Bedrijfsvoering 6, 14, 117, 121, 122, 123, 141

Begrotingssteun 44, 45, 83, 92, 94, 144, 145

Beleidsconclusies 12, 27, 30, 33, 38, 43, 59, 60, 64, 67, 71, 72

Beleidskaders 100

Beleidsprioriteiten 64

Beroepsonderwijs 49

Biodiversiteit 101

Bosnië Herzegovina 29, 83

Broeikasgassen 24, 65

Buitenlandbeleid 13, 18, 19, 21, 75

Burundi 35, 39, 42, 45, 58, 63, 83

Capaciteitsopbouw 31, 41, 49

CBI 5, 14, 135, 136, 137, 138, 139, 141, 150

China 63, 70, 111

Clingendael 100, 108, 109

CO2 19, 23, 25, 66, 67

Coördinatie 27, 39, 66, 122, 150

Coherentie 27, 46

Conflictpreventie 39

Consulaire bijstand 69

Consulaire dienstverlening 68, 105, 118

Corruptie 21, 40, 41, 45, 121, 122, 145

Crisisbeheersing 5, 20, 34, 38, 39, 82, 83, 85

Cultureel erfgoed 108

Cultureel profiel 74, 75, 108, 109, 110, 124

Cultuur 13, 70, 98, 108, 110, 111, 121, 123, 151

Cyprus 35, 36

DAC 58, 75, 105, 106, 118, 150

De Algemene Rekenkamer 142

Democratisering 85

Discriminatie 62, 63

Drinkwater 13, 56, 57, 60, 77, 101, 102, 103

Duurzaamheid 21, 44, 60, 66

Duurzame Ontwikkeling 149

Education for All 49, 97, 150

Energiebronnen 19

Energie 19, 21, 23, 24, 25, 27, 42, 44, 60, 66, 75, 76, 101, 102, 121, 122

Energievoorzieningszekerheid 25, 82, 84

EOF 87, 88, 150

EU-afdrachten 87, 88

EUPM 35, 150

Eurojust 72

Europese Commissie 23, 27, 29, 47, 58, 67

Europese Raad 19, 23, 24, 90

Europese Unie 23, 63, 150

Europol 72

Evaluatieprogrammering 13, 81, 86, 90, 95, 100, 104, 111

Evaluatie 12, 13, 27, 45, 48, 72, 81, 86, 90, 95, 100, 104, 107, 111, 120, 122, 139, 143, 150

EVDB 36, 150

EVD 48, 87, 127, 150

EZ 72, 150

FAO 41, 150

Financieel beheer 146

Financiële Perspectieven 90

Financing for Development 59

FMO 46, 93, 95, 130, 131, 150

FTI 97, 99, 150

Garanties 24, 27, 93, 131, 133

GBVB 25, 150

Geïntegreerd buitenlands beleid 121

GEF 103, 150

Gendergelijkheid 55

Gender 20, 35, 44, 49, 50, 59, 75, 96, 97, 99

Gezondheidszorg 17, 41, 52, 71, 75, 96, 98

GFATM 55, 56, 96, 97, 150

Goed bestuur 11, 44, 62, 74, 82, 84, 85, 124

Harmonisatie 45, 57, 60, 72, 95

HGIS 11, 13, 108, 113, 150

HIV/AIDS 53, 55, 59, 76, 97, 98, 99

HIVOS 66, 99, 150

HIV 52, 55, 76, 96, 151

Humanitaire hulp 32, 39, 74

Humanitaire hulpverlening 74, 82, 84, 85, 124

IFC 91, 150

ILO 97

IMF 145, 150

Indonesië 49, 51, 57, 66, 84, 97, 102

Infrastructuur 42, 48, 58, 59, 60, 69, 83, 92, 94, 114

Institut Néerlandais 108

Integriteit 122, 123

Internationaal cultuurbeleid 22, 75

Internationaal onderwijsprogramma 97

Internationaal Strafhof 64, 72, 79, 80, 114

Internationale organisaties 5, 32, 39, 59, 63, 72, 73, 81, 108, 109, 111, 143

IOB 45, 73, 86, 150

IPPF 54

Irak 32, 35, 74, 83

ISAF 20, 34, 41, 150

Jaarplancyclus 117, 118

Justitie 26, 37, 39, 40, 43, 80, 97, 107, 118, 147

Kandidaat-lidstaten 18, 29

KFOR 35, 150

Kinderen 19, 49, 52, 61, 63, 76, 96

KIT 96, 97

Klimaatverandering 23, 66

Libanon 31, 35, 72, 79, 80

LNV 41

Maatschappelijk middenveld 98, 108

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 19

Maatschappelijk 21, 22, 39, 49, 55, 60, 62, 151

Markttoegang 47, 78

Marokko 21, 31, 32, 33

MATRA 63, 84, 146, 151

MDG  58

MDG 11, 12, 13, 17, 20, 21, 44, 46, 49, 50, 51, 52, 53, 56, 58, 59, 75, 76, 77, 78, 96, 97, 99, 151

Medefinanciering 21, 47, 98, 99, 151

Medefinancieringsprogramma 97

Menselijke ontplooiing 74, 75, 96, 99, 124

Mensenrechtenbeleid 19, 61, 63, 64, 79

Mensenrechten 5, 19, 20, 22, 32, 35, 36, 37, 38, 41, 43, 55, 61, 62, 63, 64, 74, 79, 80, 124

MFS 84, 98, 100, 108, 110, 151

Migratie 26, 105, 106

Milieu 18, 25, 44, 48, 66, 70, 74, 75, 82, 84, 101, 102, 104, 124, 150

Millennium Development Goals 11, 44, 50, 59

Moderniseringsagenda 2.0 44, 45, 59

Multilateraal 52, 61, 62, 65

NAVO 32, 34, 35, 36, 38, 40, 83, 151

NBSO 70, 151

NCDO 5, 14, 109, 149, 151

Nederland 5, 11, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39

Nederland 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 79, 80, 81, 83, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 103, 104, 105, 106, 108, 109, 110, 111, 114, 117, 124, 133, 134, 144, 145, 147, 150, 151

NGO 34, 37, 41, 42, 47, 48, 53, 54, 57, 59, 62, 69, 144, 146, 147, 148, 151

NIMF 95, 151

NIO 91, 93, 130, 131, 132, 133, 151

Non-proliferatie 34, 36, 38, 82, 83

Noodhulp 19, 74, 82, 83

NVIS 70, 105, 151

ODA 25, 37, 38, 44, 49, 75, 105, 106, 114, 115, 118, 142, 151

Ondernemingsklimaat 48, 75, 91, 92, 93, 94

Onderwijs 17, 41, 42, 45, 49, 50, 70, 72, 75, 96, 97, 99, 151

Onderzoek 6, 12, 13, 14, 27, 36, 45, 64, 66, 68, 69, 72, 81, 86, 90, 95, 96, 97, 99, 100, 104, 107, 111, 117, 118, 120, 122, 138, 144, 145

Onderzoekscapaciteit 96

Ontheemden 32

Ontwapening 36, 38, 82, 83

Ontwikkelingssamenwerking 7, 11, 19, 20, 21, 22, 25, 28, 32, 43, 44, 45, 49, 53, 55, 58, 59, 63, 91, 93, 96, 118, 124, 133, 144, 150, 151

OPCW 134, 151

ORET 21, 48, 75, 91, 93, 151

OVSE 35, 36, 38, 151

Paris Declaration 95

Partnerlanden 25, 45, 49, 57, 58, 60, 62, 63, 64, 79, 83, 96, 118

Partnerschappen 21, 98

Personenverkeer 74, 75, 105, 106, 118, 124

Plattelandsontwikkeling 91, 92, 93

POBB 83, 109

Postennet 69, 70, 93, 121

PPP 98

Pre-accessie 29

Procurement 145, 146, 148

PSI 21, 41, 47, 151

PSOM 21, 47, 151

PSO 98

Publieksdiplomatie 19, 111

Raad van Europa 13, 87, 134

Rechtsorde 19, 74, 79, 80, 124

Referendum 23, 24, 27

Regionale banken 93

Reisdocumenten 68, 70

Reproductieve gezondheid 44, 52, 53, 54, 55, 59, 75, 96, 98, 99

Rusland 18, 35, 51, 63, 70

Rwanda 42, 44, 49, 92, 93, 94

Samenhang 5, 39, 44, 47, 114, 122

Samenwerking 11, 14, 18, 19, 21, 27, 29, 30, 33, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 46, 47, 48, 49, 50, 55, 57, 58, 59, 66, 68, 70, 74, 75, 78, 87, 88, 89, 93, 102, 109, 111, 124, 149, 150, 151, 152

Sancties 14, 144, 146, 148

Sanitatie 20, 56, 57, 101, 102, 103

Schuldverlichting 75, 91, 92, 94

Sectorale 45, 92, 104, 118

SICA 108, 111, 151

SNV 47, 66, 98, 151

Sociale ontwikkeling 74, 75, 96, 99, 124

SRGR 98, 151

Stabiliteit 18, 20, 23, 24, 30, 32, 39, 41, 42, 43, 74, 82, 83, 84, 85, 124

Stabiliteitsfonds 37, 74, 82, 83, 84, 85

Sub-Sahara Afrika 56

Subsidie 21, 27, 47, 51, 79, 80, 91, 92, 97, 98, 99, 100, 108, 109, 122, 134, 147, 149

Subsidieregeling 92, 122

Subsidiesysteem 56

Suriname 92, 96, 98, 102, 134

Terrorismebestrijding 34, 37, 38

Terrorisme 32, 37, 38, 62, 82, 83

TMF 84, 98

Track record 118

Uitbreiding 5, 25, 29, 30, 41, 70, 72, 92, 134

UNAIDS 21, 55, 151

UNCTAD 139, 151

UNDP 37, 39, 42, 86, 92, 151

UNESCO 49, 151

UNFPA 53, 96, 98, 99, 152

UN-HABITAT 92

UNHCR 32, 82, 83, 152

UNICEF 49, 50, 52, 56, 58, 96, 97, 98, 102, 104, 152

Unie 29, 30, 53, 90, 148

UNIFEM 52, 96, 97, 152

Uruzgan 20, 34, 38, 40, 41, 151

Vakbonden 48

Veiligheid 5, 18, 19, 20, 21, 25, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 44, 52, 60, 62, 74, 75, 79, 82, 83, 84, 85, 105, 106, 117, 118, 122, 124, 150, 151

Veiligheidsraad 52

Verenigde Staten 18, 69, 147

Vertrouwensfuncties 117, 142, 143

Vierde eigen middel 87

Vis 27, 39, 41, 68, 70, 73, 105, 106, 118, 120, 122, 141, 143, 152

Visumaanvragen 70

Visumverlening 70

Voedselveiligheid 59

Voorschottenbeheer 119, 142

Voorzitterschap 18, 24, 27, 29, 36, 90

Vredesopbouw 39, 83

Vredesoperaties 62

Vreemdelingenbeleid 13, 75, 105

Vrouwen 19, 20, 32, 41, 42, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 59, 61, 62, 63, 75, 76, 97, 100

Wapenbeheersing 34, 36, 38, 62, 82, 83, 86

Waterbeheer 101

Wederopbouw 20, 32, 34, 38, 39, 40, 41, 42, 82, 83, 84, 97

Wereldbank 40, 41, 46, 48, 50, 59, 84, 97, 99, 101, 102, 132

WFP 34, 127, 152

WHO 56, 58, 98, 152

WTO 47, 139, 152

Zuid-Afrika 49, 51, 97