31 911
Voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 20 november 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

• Inleiding 1

• Algemeen 2

• Verbod op het in beeld brengen of ten gehore brengen van goederen of diensten die met het in de reclame-uiting aangeboden geldkrediet kunnen worden aangeschaft 4

• Tijdverbod tv-kredietreclame 5

• Noodzaak tot overheidsinterventie in relatie tot eigen verantwoordelijkheid 6

• Adviezen 7

• Europese regelgeving 7

• Overig 8

• Artikel 4:33a, onderdeel b 9

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen hun waardering uitspreken voor het initiatief dat beoogt mensen in een financieel kwetsbare situatie te vrijwaren van overhaaste leningen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefvoorstel. Gezien de beschreven forse toename van het aantal schuldsaneringen voelen zij een urgentie om het risico op overkreditering en problematische schulden te verkleinen. Over een aantal punten willen de leden graag nader van gedachten wisselen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse het wetsvoorstel van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot zich genomen. De leden van de SP-fractie delen de mening dat het risico op overkreditering en problematische schulden moet worden verkleind.

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet. Enerzijds waarderen de leden van de fractie van de VVD het wanneer collega-Kamerleden gebruik maken van het recht van initiatief en in een initiatiefwetsvoorstel de nodige energie steken. Daarvoor verdienen initiatiefnemers lof. Anderzijds kan de inhoud de leden van de fractie van de VVD niet bekoren. Integendeel zelfs.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman. De leden van de fractie van de ChristenUnie complimenteren de indieners met het voorstel en zijn met hen van mening dat overkreditering tot grote maatschappelijke problemen kan leiden. Het doel van het wetsvoorstel wordt door de leden van de ChristenUnie-fractie dan ook van harte ondersteund.

Algemeen

«Het is allemaal niet zo onschuldig als de reclames voorspiegelen» (31 911-4, blz. 5): een korte en bondige samenvatting van het initiatiefvoorstel van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman om de televisiereclame voor kredietverlening te beperken. Vooral het oogmerk om lenen minder vanzelfsprekend en maatschappelijk minder geaccepteerd te maken, spreekt de leden van de fractie van het CDA aan. In deze tijd van financiële crisis en het afgenomen vertrouwen in financiële instellingen past een wetsvoorstel dat mensen kan helpen weerhouden om al te lichtvaardig leningen af te sluiten, zo menen genoemde leden.

Kunnen de indieners duidelijk maken hoeveel het bedrijfsleven de afgelopen jaren heeft geïnvesteerd in de zogeheten leenreclamemiddelen? Kan hierbij ook aangegeven worden hoeveel op basis van de beoogde wetgeving niet «uitgezet» zal kunnen worden? Kunnen de indieners duidelijk maken hoeveel op Nederland en op het Nederlandse publiek gerichte televisiezenders er zijn die niet direct onder de Nederlandse en/of Europese wet- en regelgeving vallen? Voorziet het voorliggende wetsvoorstel ook in het beperken van «leenreclame» van dag- en streekbladen, tijdschriften en internet? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn de financiële gevolgen van inperking van de «leenreclame»voor omroepen en anderen? Zijn de indieners zich ervan bewust dat bijvoorbeeld bij de publieke omroep hierdoor wellicht compensatie van gederfde inkomsten aan de orde zou kunnen zijn? Vooral de inmiddels failliete DSB bank was actief met leenreclames op de televisie. Kunnen de indieners beargumenteren dat het wetsvoorstel nog steeds relevant is, ondanks het verdwijnen van deze grote aanbieder van leningen via televisiereclames?

Kunnen de indieners nader ingaan op de kritiek van de Raad van State en een dragende motivering geven voor dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

Wat is het nut van dit wetsvoorstel nu de grootste aanbieder van de in dit wetsvoorstel aangehaalde leningen failliet is?

Uit het wetsvoorstel wordt de leden van de fractie van de SP niet duidelijk hoeveel mensen jaarlijks lenen via tv-reclames en hoeveel van deze huishoudens daardoor in problematische schuldensituaties terecht komen? Kunnen de indieners daar meer duidelijkheid over verschaffen? Ook missen de leden van de SP-fractie een doelstelling bij de initiatiefwet. Welk effect heeft onderliggend initiatiefvoorstel op het aantal problematische huishoudens? Met hoeveel procent en/of huishoudens zal het aantal dalen en waar baseren de indieners dat op (uitgesplitst per voorstel)?

De indieners geven aan dat de huidige initiatieven van het kabinet onvoldoende zijn. Kunnen de indieners een toelichting op dit ingenomen standpunt geven. Kunt u per maatregel (beperken roodstaan, versterking kredietwaardigheidtoets, opzetten van centrale schuldenregistratie, waarschuwingszinnen en symbolen) beschrijven of het initiatief voldoende werkt om problematische schuldensituaties te voorkomen? Mocht dit niet zo zijn, waaraan wijten de indieners dat?

Als televisiereclames misleidend zijn, moeten ze van de buis worden gehaald, aldus de leden van de fractie van de VVD. Maar daar is geen nieuwe wetgeving voor nodig. Dit wetsvoorstel leidt tot verdere betutteling, is vooral symbolisch van aard, want televisiereclames die het wetsvoorstel beoogt te weren, blijft in de avond- en nachtelijke uren gewoon mogelijk. De leden van de VVD-fractie verwachten niet dat de beoogde doelgroep om 21.00 uur de televisieknop op uit zet. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers om een algemene reactie hierop.

Het aantal geregistreerde huishoudens met problematische schulden bedraagt inmiddels 140 000. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners inzichtelijk te maken welk percentage van deze geregistreerde huishoudens met schulden, krediet hebben geleend bij de instellingen die televisiezendtijd gebruiken voor het aan de man brengen van consumptief krediet, en hoeveel van hen juist door middel van deze reclames zijn overgehaald. Voorts willen deze leden weten of deze huishoudens bij een verbod op televisiereclame niet zouden zijn overgegaan tot het aangaan van een persoonlijke lening respectievelijk voor welke alternatieven zij dan zouden hebben gekozen. Ook willen zij weten wat daarvan de consequenties zouden zijn geweest. Verder vragen de leden van de VVD-fractie een uitsplitsing van de problematiek voor en na de deconfiture van DSB-bank. Zien de initiatiefnemers in de deconfiture van deze voormalige grootgrutter in consumptief krediet en dito leenreclames aanleiding hun initiatief niet verder door te zetten c.q. aan te houden?

De leden van de VVD-fractie vragen de indieners inzichtelijk te maken welk percentage, (in hoeveelheid bereikte mensen) van alle beschikbare consumptief kredietreclames (internet/billboards/radio etc.), televisiereclames behelzen. Het onderzoek «overkreditering aan banden» uit 2007 waarnaar de indieners zelf verwijzen stelt met betrekking tot de bestaande regels, dat op basis van het leengedrag van de risicoconsument en de wijze waarop deze zich oriënteert op de kredietmarkt, dergelijke regels effectief lijken om onverantwoorde kredietverlening tegen te gaan. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners te beargumenteren waarom zij, bovenstaande conclusie in ogenschouw nemende, alsnog extra maatregelen initiëren.

In ditzelfde onderzoek wordt in de slotconclusies gesteld dat een direct verband tussen reclame en het leengedrag (in de zin van «hoe meer reclame des te meer wordt geleend») niet kan worden aangetoond. Louter kan worden gesteld dat de reclame de oriëntatie op de kredietmarkt beïnvloedt (welke kredietverstrekker kiest de consument). Ook de Raad van State is van mening dat er onvoldoende zekerheid is dat er een direct en positief verband bestaat tussen het aantal reclame-uitingen op televisie en het leengedrag van consumenten. Ondanks de uitspraken in dit onderzoek en de opmerkingen van de Raad van State trekken de indieners een parallel met een eerder onderzoek over alcoholconsumptie, waaruit blijkt dat door miljardeninvesteringen in de reclame meer alcohol wordt geconsumeerd. Ze gebruiken dit als argument om te stellen dat leenreclames bijdragen tot meer en onverantwoord leengedrag. De leden van de VVD-fractie verbazen zich over deze parallel en vragen de indieners te beargumenteren waarom ze een onderzoek specifiek over overkreditering opzij schuiven en grijpen naar een eerder onderzoek over alcoholconsumptie? De leden van de VVD-fractie verzoeken de indieners eerst te komen met een relevant en doorwrocht onderzoek, waarin wordt geconcludeerd dat leenreclames leiden tot onverantwoord lenen, alvorens een wet aan te passen gebaseerd op assumpties. Uit beantwoording van staatssecretaris Klijnsma op Kamervragen van Spekman en Blanksma-van den Heuvel (Aanhangsel Handelingen, 2009–2010, nr. 576) blijkt dat probleemschulden in de meeste gevallen ontstaan doordat er inkomen wegvalt en door life-events zoals werkloosheid, ziekte en scheiding. De leden van de VVD-fractie willen van de indieners weten waarom zij, dit wetende, hun initiatief onverminderd door willen zetten? De Raad van State maakt de opmerking dat er een mogelijke strijdigheid van het onderhavige wetsvoorstel is met het primaire EG-recht vrij verkeer van diensten. Naar aanleiding hiervan is de memorie van toelichting aangepast. De indieners zijn van mening dat er van die belemmering in het geval van dit wetsvoorstel geen sprake is. Zo is er sprake van een dwingende reden van algemeen belang, is de belemmering proportioneel en maakt het geen onderscheid van herkomst. Hoe kunnen de indieners volhouden dat er sprake is van een algemeen belang als er bij 140 000 huishoudens sprake is van problematische schulden terwijl volgens het CBS Nederland 7 312 579 huishoudens telt in 2009? Hiermee komt het totaal aan huishoudens met problematische schulden op 1,9% van de Nederlandse huishoudens. Waarom beschouwen de indieners eerlijke concurrentie binnen de EU niet als een groter algemeen belang?

Verbod op het in beeld brengen of ten gehore brengen van goederen of diensten die met het in de reclame-uiting aangeboden geldkrediet kunnen worden aangeschaft

Het wetsvoorstel bevat het verbod op het in beeld of ten gehore te brengen van goederen of diensten die met de aangeboden leningen kunnen worden bekostigd, aldus de leden van de fractie van het CDA. De indieners motiveren deze beperking met de opmerking dat deze manier van reclame «dicht in de buurt van misleiding» komt. Kunnen de indieners onderbouwen wanneer naar hun idee sprake is van misleidende reclame en hoe het wetsvoorstel beoogt dit te voorkomen?

In de memorie van toelichting wordt beschreven dat veel tv-kredietreclames misleidend zijn volgens de indieners, aldus de leden van de fractie van de PvdA. Waarom is het misleidend om bijvoorbeeld een auto of flatscreen af te beelden in een geldkredietreclame? Kan met dit krediet geen auto aangeschaft worden? Waarom geldt dit wetvoorstel alleen voor geldkredietreclames en niet voor andere «misleidende» reclames, zoals bijvoorbeeld antirimpelcrèmes?

Waarom richt het wetsvoorstel zich ook niet op andere reclames die de schuldenproblematiek vergroten, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van goederen met behulp van een betaling in termijnen?

Over het algemeen geldt dat inbreuken op grondrechten mogelijk zijn indien voorzien bij wet het verbod niet verder gaat dan noodzakelijk en de doelen niet op een andere wijze behaald kunnen worden, aldus de leden van de fractie van de SP. Hebben de indieners een algeheel verbod op televisiereclames over geldkrediet hierop getoetst? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo neen, waarom niet?

Hoe verhoudt artikel 7 lid 4 van de Nederlandse Grondwet over de vrijheid van meningsuiting zich tot onderhavig wetsvoorstel? Daarin wordt immers aangegeven dat de voorgaande leden niet van toepassing zijn op het maken van handelsreclame. Is het gezien het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (artikel 56) mogelijk dat de minister via algemene maatregel van bestuur of door een wijziging van de Wet financieel toezicht een verbod op televisie voor persoonlijke leningen kan opnemen? Kunnen de indieners dit toelichten?

De indieners geven aan dat zij niet voor een algeheel verbod hebben gekozen om Europese wetgeving te omzeilen. Kunnen de indieners verduidelijken waarom een gedeeltelijk verbod wel mogelijk zou zijn en een algeheel verbod niet? Bent u met de leden van de SP-fractie van mening dat het tijdsverbod voor alcoholreclames voor bepaalde leeftijdsgroepen een functie heeft, maar dat deze functie in het geval van leenreclames ontbreekt?

Volgens de indieners mag een reclame voortaan alleen informatie bevatten waarmee de kredietconsument zich kan oriënteren op de kredietmarkt, aldus de leden van de VVD-fractie. Dit betekent dat in geldkredietreclames op televisie geen goederen en diensten meer in beeld mogen worden gebracht die de consument kunnen verleiden. Zo wordt de consument beschermd tegen misleiding en verleiding. Een reclame wordt over het algemeen uitgezonden in een reclameblok waar allerlei producten worden aangeboden. De eventuele werking wordt dus op voorhand al tenietgedaan doordat een consument in een reclameblok voortdurend aan verleiding bloot staat. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners te beargumenteren waarom de verleiding/misleiding voor een consument wel bestaat als een product wordt aangeboden in de tv-kredietreclame zelf, maar niet als eenzelfde soort product 10 seconden later wordt aangeboden in een andere reclame van hetzelfde reclameblok?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat in elke reclame wordt gepoogd de consument te verleiden tot de aankoop van het product dat in de reclame wordt aangeprezen. Dit is inherent aan een reclame. Willen de indieners de verleiding in andere reclames ook gaan verbieden? Mag een autoreclame dan nog beelden bevatten van de desbetreffende auto laten zien of louter de specificaties van de auto’s? Op televisie wordt ook niet zelden het aanbod gedaan om het product op termijnen af te betalen. Kunnen de leden van de VVD-fractie binnenkort een initiatiefwet verwachten voor het aan banden leggen van dergelijke reclames? Zo ja, wat is de volgende stap en wat kunnen we verder verwachten? Zo neen, waarom hier dan niet? Waar trekken de initiatiefnemers de grens?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de voorstellen rondom kredietreclame zich beperken tot tv-reclame. Waarom is hier voor gekozen? Is het ook mogelijk om voor radioreclame, advertenties in bladen en reclamezuilen ook de beperking vast te leggen dat de geldkredietreclames geen directe link mogen leggen met goederen en diensten?

De indieners stellen nadrukkelijk dat het initiatiefwetsvoorstel niet ziet op reclames voor goederen die op krediet gekocht kunnen worden, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Maar is het gevaar van overkreditering en schuldenproblematiek bij deze producten niet evenzeer aanwezig als bij geldkredietreclames? En zo ja, zou de voorgestelde beperking voor kredietreclames – zoals het invoeren van een tijdverbod – ook niet op deze reclames kunnen worden toegepast, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Tijdverbod tv-kredietreclame

Het tweede voorstel in het wetsvoorstel regelt een tijdverbod om leenreclames uit te zenden tussen 6.00 uur en 21.00 uur, zo merken de leden van de CDA-fractie op. De indieners motiveren deze keuze met de opmerking dat ze aansluiting hebben gezocht bij de tijdstippen waarop een verbod zal gaan gelden voor alcoholreclame. De Raad van State wijst erop dat het tijdverbod voor alcoholreclame is gekozen i.v.m. de doelgroep, namelijk jongeren onder de 18 jaar, terwijl de doelgroep die ontvankelijk is voor leenreclames een geheel andere is, namelijk veelal jongeren tussen 20 en 35 jaar. De leden van de CDA-fractie vragen de indieners in het licht van deze opmerkingen van de Raad van State in te gaan op de vraag waarom ze dan toch vastgehouden hebben aan de tijdstippen die ook voor het verbod van alcoholreclame zal gelden? De beoogde doelgroep zal toch vooral na 21.00 uur ook televisie kijken?

De indieners halen de nieuwe Mediawet aan, zo constateren de leden van de fractie van de PvdA. Is hiervan een evaluatie bekend? Is vast te stellen of door het verbod op alcoholreclames tot 21.00 uur er minder alcohol genuttigd wordt door jongeren? Zo ja, is het aannemelijk dat kwetsbare groepen (jongeren, jonge gezinnen, werklozen), zoals beschreven in de memorie van toelichting, net zoals jongeren door een verbod positief beïnvloed worden? Waarom strekt het verbod zich niet uit tot een later tijdstip, bijvoorbeeld tussen 06.00 uur en 02.00 uur, ofwel het tijdvak waarin de meeste mensen tv kijken totdat de Tell Sell-reclames beginnen?

De indieners kiezen voor een tijdverbod tussen 6.00 en 21.00 uur, omdat volgens de indieners dit de tijdstippen zijn waarop kwetsbare gezinnen televisie kijken, aldus de leden van de SP-fractie. Kijken kwetsbare gezinnen na 21.00 uur ’s avonds geen televisie meer? Zo ja, kunt u dat garanderen? Zo neen, waarop baseren de indieners van het wetsvoorstel deze stelling?

Kan er tevens worden toegelicht waarom de indieners niet hebben gekozen voor een tijdverbod van 4.00 tot 24.00 uur of van 06.00 tot 03.00 uur? Waarop is het tijdverbod van 6.00 en 21.00 uur precies gebaseerd?

Voorgesteld wordt om een tijdverbod in te voeren voor kredietreclame tussen 06.00 en 21.00, zo merken de leden van de fractie van de VVD op. Dit zijn immers de tijdstippen waarop veel kwetsbare groepen (jongeren en werklozen) volgens de indieners tv zouden kijken. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners een onderzoek dan wel een data overzicht te overhandigen waaruit bovenstaande aanname blijkt. Hoe kunnen de initiatiefnemers garanderen dat bij de doelgroep de knop van de beeldbuis om 21.00 uur uitgaat? Komt er ook nog een verbod op tv kijken na dit tijdstip voor betreffende doelgroep en hoe denken de initiatiefnemers dit te handhaven?

Noodzaak tot overheidsinterventie in relatie tot eigen verantwoordelijkheid

Het wetsvoorstel kan een aanvulling zijn van reeds door het kabinet genomen maatregelen om problematische schulden tegen te gaan, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Het is zorgelijk dat bijna de helft van de mensen die gebruik maakt van een consumentenkrediet het risico loopt op overkreditering of misschien zelfs al overgekrediteerd zijn. De leden van de CDA-fractie hopen dat met deze inperking de financiële bewustwording gediend zal zijn. Een wettelijke inperking is ingrijpend. Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk hoe en wanneer geprobeerd is tot zelfregulering. Met welke partijen uit de markt is overlegd en wat zijn de uitkomsten van dit overleg? Kunnen de indieners aangeven waarom zelfregulering onvoldoende is om het beoogde doel te bereiken? De leden van de CDA-fractie vragen de indieners aan te geven wat de toegevoegde waarde, het nuttige effect, is van dit wetsvoorstel in verhouding tot de maatregelen die al genomen zijn om overkreditering te voorkomen.

Met name onder jongeren is de schuldenproblematiek groot, aldus de leden van de fractie van de PvdA. Wat zijn de oorzaken van dit probleem? Is het verbieden van geldkredietreclames tot een bepaald tijdstip doeltreffend genoeg om de schuldenproblematiek onder jongeren te bestrijden? Waarom is er niet gekozen voor andere aanvullende maatregelen waarvan het effect aantoonbaar groter is?

Adviezen

Naar aanleiding van opmerkingen van de Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs die wees op het ongewenste onderscheid in artikel 53 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen tussen reclame-uitingen op televisie en radio enerzijds en overige reclame-uitingen anderzijds, schrijven de indieners dat het te vroeg is om tot wetswijziging over te gaan en zij verkiezen te wachten op de implementatie van de nieuwe richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten. De leden van de CDA-fractie vragen of het wetsvoorstel in overeenstemming is met genoemde richtlijn.

Wat is de rol van de Autoriteit Financiële Markten op het gebied van schuldenproblematiek, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Waarom is het nog steeds mogelijk dat kwetsbare groepen een lening af kunnen sluiten waarbij ze grote financiële risico’s lopen?

Kunnen de indieners de mening van andere sociale organisaties zoals het Leger des Heils, de Nederlandse Vereniging voor schuldhulpverlening, vakbonden en de AFM aan de commissieleden doen toekomen, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de indieners er niet voor hebben gekozen ook de suggestie van de Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs over te nemen voor het opnemen van een «tabel» in overige reclame-uitingen. De indieners stellen dat dit te vroeg is vanwege de implementatie van de richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten. Maar, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie, geldt dat dan niet ook voor de voorstellen, zoals die in het initiatiefwetsvoorstel zijn geformuleerd?

Europese regelgeving

Het inperken door de overheid van een geldkredietreclame is een ingrijpende maatregel, aldus de leden van de CDA-fractie. Het perkt de vrijheid van meningsuiting in, maar mogelijk is deze maatregel ook strijdig met de vrijheid van dienstverlening op grond van het Europese recht. Wat het eerste betreft, laat het EHRM een ruime marge aan de lidstaten om de verschillende relevante belangen in dezen tegen elkaar af te wegen. Met name nu de initiatiefnemers beogen een beperkt verbod van televisiereclame in te voeren en geen totaal verbod.

Wat betreft een mogelijke strijdigheid met het primaire Europese recht ligt dit lastiger, zo blijkt uit het advies van de Raad van State. Artikel 49 EG bevat een verbod op het beperken van de vrijheid van diensten. Dat is nu precies wat het wetsvoorstel voorstelt. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen kan een dergelijke inperking van het verbod alleen wegens dwingende redenen van algemeen belang. De indieners betogen dat deze dwingende redenen zich wel degelijk voordoen, omdat het wetsvoorstel beoogt kwetsbare consumenten te beschermen. Het Hof van Justitie heeft extra bescherming van groepen consumenten geaccepteerd in samenhang met de eis van proportionaliteit. Kunnen de indieners aangeven of het wetsvoorstel voldoet aan de proportionaliteitseis en beargumenteren welke minder beperkende alternatieven zijn overwogen en terzijde geschoven?

Op 11 mei 2010 moet de nieuwe richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (2008/48/EG, PbEU L 133) geïmplementeerd zijn. Kunnen de indieners aangeven of het beoogde doel ook bereikt kan worden op basis van deze richtlijn? Betekent het wetsvoorstel extra aanscherping van datgene wat in de richtlijn wordt geregeld?

De leden van de CDA-fractie vragen de indieners nader in te gaan op de vraag waarom er een preventieve werking uitgaat van het deels verbiedenvan leenreclames op de televisie. Kan de preventieve werking hiermee voldoende tot zijn recht komen, nu het beperkt is tot het medium televisie. Waarom beperkt het wetsvoorstel zich alleen tot de televisie en geldt het verbod niet voor andere media, zoals bijvoorbeeld de radio.

De indieners geven aan dat een algeheel verbod naar alle waarschijnlijkheid in strijd is met het Europese verdrag voor de rechten van de mens, waarin het kunnen maken van handelsreclame onder de vrijheid van meningsuiting valt, aldus de leden van de SP-fractie. Hoe waarschijnlijk is dat en waar wordt deze these op gebaseerd? Wat zeggen Europese juristen hierover? Kunt u dit toelichten?

Hebben de indieners aanwijzingen te veronderstellen dat het EVRM strengere eisen stelt? Kunnen op grond van het EVRM bepaalde reclames niet worden verboden, die op grond van onze eigen Grondwet wel verboden mogen worden? Zo ja, kennen de indieners jurisprudentie van het EHRM waaruit dit blijkt?

Handelsuitingen zoals reclame vallen «in beginsel» ook onder de vrijheid van meningsuiting, artikel 10 EVRM. Echter de wetgever komt een ruime bevoegdheid toe om die in te perken vanwege zaken van algemeen belang (zie artikel 10 lid 2) van het EVRM. Zijn de indieners van mening dat de problematische schuldenproblematiek de inperking van leenreclames rechtvaardigt (gezien voorgenoemd artikel)? Kunt u dit toelichten?

Kunnen de indieners uitvoerig ingaan op de richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt – specifiek punt 9 – waarin wordt verondersteld dat «deze richtlijn op het gebied van financiële diensten en onroerend goed niet het recht van de lidstaten om verder te gaan dan de bepalingen van deze richtlijn beperkt, teneinde de economische belangen van de consumenten te beschermen», zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe verhoudt dit specifieke onderdeel zich tot onderliggend wetsvoorstel? Delen de indieners de mening dat deze richtlijn lidstaten de mogelijkheid biedt om extra maatregelen te nemen op het gebied van financiële diensten? Zo ja, zien de indieners ook mogelijkheden voor een algeheel verbod van televisiereclames voor persoonlijke leningen? Zo nee, waarom niet?

In juni 2010 zal de zogenaamde «Consumer Credit Directive» moeten zijn geïmplementeerd in alle EU-lidstaten, zo merken de leden van de fractie van de VVD op. Hoe verhoudt onderhavig initiatiefwetsvoorstel zich tot de Consumer Credit Directive? Gaat onderhavig initiatiefwetsvoorstel verder dan de Consumer Credit Directive? Met andere woorden, is dit initiatiefwetsvoorstel een nationale kop op de Consumer Credit Directive? De leden van de VVD-fractie vragen de indieners te beargumenteren waarom zij ondanks het feit dat er een richtlijn aankomt alsnog doorgaan met onderhavig voorstel.

De indieners stellen dat het initiatiefwetsvoorstel niet in strijd is met de EVRM. Hebben de indieners dit ook getoetst, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? En zo ja, bij welke instantie?

Overig

De leden van de VVD-fractie vrezen voor oneerlijke concurrentie voor Nederlandse banken als hun reclame-uitingen in verhouding tot het buitenland aan banden wordt gelegd.

In welke andere EU-lidstaten zijn tv-kredietreclames gebonden aan bepaalde uitzendtijden en reclame-uitingen zoals hier voorgesteld? Zijn er überhaupt vergelijkbare eisen aan tv-kredietreclames in andere EU-lidstaten? Zo ja, graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een overzicht.

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat zij het betreuren dat er zoveel mensen schuldhulpverlening nodig hebben. Ook de leden van de VVD-fractie wensen deze aantallen gaarne terug te dringen. Desalniettemin geloven de aan het woord zijnde leden dat de maatregelen die worden aangedragen door de indieners voorbij gaan aan het echte probleem en dat de oplossingen hiertoe elders liggen (bijvoorbeeld educatie). De leden van de VVD-fractie vragen de indieners een overzicht te verschaffen van de maatregelen die andere EU-lidstaten hanteren om problematische schulden aan te pakken.

Artikel 4:33a, onderdeel b

De indieners hebben gekozen voor regelgeving via de wijziging van de Wet op het financieel toezicht. Zij wijzen op een Algemene Maatregel van Bestuur, die «nadrukkelijk aandacht besteedt aan reclame-uitingen via televisie». De leden van de CDA-fractie vragen wat deze AMvB precies regelt ten aanzien van deze reclame-uitingen. Wordt deze AMvB ook gewijzigd als het wetsvoorstel aangenomen wordt?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De adjunct-griffier van de commissie,

Van den Berg


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).