31 811
Wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 29 januari 2009

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave:

1. Algemeen 1

2. Wijziging Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) 2

3. Wijziging Ziektewet 3

4. Wijziging arbeidsomstandighedenwet 3

5. Wijziging wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) 4

6. Wijziging van de wet SUWI 5

7. Wijziging van de Wet werk en bijstand 5

8. Wijziging van de Pensioenwet 5

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze verzamelwetgeving SZW betreft diverse wijzigingen van vooral technische aard. Deze leden merken echter op dat het ook gaat om wijzigingen in beleid. Hierbij stellen zij met genoegen vast dat een aantal van deze voorstellen, betreffende het opnemen van discriminatie als psychosociale arbeidsbelasting in de arbo-wet en de vrijlating van inkomsten uit arbeid voor personen met een AOW-uitkering en aanvullende bijstand, tegemoet komt aan eerder geuite wensen van de CDA-fractie. Verder constateren zij dat er ook voorstellen worden gedaan die een oplossing moeten zijn voor door het UWV aangedragen knelpunten in de uitvoering.

Het is voor de leden van de CDA-fractie niet goed te beoordelen in hoeverre in dit wetsvoorstel wijzigingen die van technische aard lijken te zijn, toch ook beleidsmatige wijzigingen met zich meebrengen. Deze leden hebben daarom behoefte aan een schematisch overzicht waarin wordt aangeven welke wijzigingen van de onderhavige Verzamelwet SZW als (klein) beleid kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen van technische aard zijn.

Verder vragen zij de regering schematisch aan te geven of, en zo ja op welke wijze onderhavig wetsvoorstel invloed heeft op degenen die zich bij inwerkingtreding van deze wet reeds in een uitkeringssituatie bevinden. Heeft deze wet invloed op hun rechten en plichten? Zo ja, kan de regering een indicatie geven van de omvang van de groep uitkeringsgerechtigden wier rechten en plichten beïnvloed wordt door deze verzamelwet?

Kan de regering voorts voor nieuwe uitkeringsgerechtigden schematisch aangeven of en zo ja, op welke wijze onderhavige wet invloed heeft op hun rechten en plichten? Indien dit het geval is, kan de regering een indicatie geven van de omvang van de groep uitkeringsgerechtigden, wier rechten en plichten beïnvloed wordt door deze verzamelwet?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het nu voorliggende wetsvoorstel. Op een aantal punten willen zij graag nog duidelijkheid van de regering.

Zij vinden het teleurstellend dat er geen scheiding is aangebracht tussen de technische wijzigingen, zoals leestekens en vernummering, en beleidsmatige wijzigingen. De vraag is om twee aparte stukken aan te leveren.

Heeft de regering alle adviezen van het CBP – betreffende gegevensuitwisseling, het verstrekken van (persoons)gegevens en bijzondere gegevens – verwerkt en overgenomen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wie bepaalt wanneer gegevens de persoonlijke levenssfeer onevenredig schaden? Moeten mensen naar de rechter indien zij vinden dat hun persoonlijke levenssfeer wordt geschaad? Of wordt dit door een andere instantie bepaald?

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met het standpunt van de Raad van State betreft doelbinding. Volgens de leden van de PvdA-fractie moet eenmalige uitwisseling van gegevens hier het uitgangspunt zijn.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel en zien de noodzaak van een groot aantal voorgestelde wijzigingen, met name de redactionele wijzigingen en wijzigingen ter uniformering van de wetgeving. Echter zij vragen om nadere toelichting over de beweegredenen, de argumenten en de feitelijke veranderingen bij enkele artikelen. De leden van de SP-fractie zouden daarom graag willen weten welke veranderingen van technische aard zijn en welke wijzigingen aangemerkt kunnen worden als beleid.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Kan de regering aangeven voor welke gevallen de diverse wetswijzigingen gaan gelden? Graag zien de leden van de VVD-fractie een weergave per voorgestelde wetswijziging of deze voor bestaande en of nieuwe gevallen geldt.

Kan de regering aangeven op welk een wijze de uitwisseling van gegevens tussen de arbeidsinspectie, andere inspecties en SZW juridisch is geborgd in het kader van de privacywetgeving?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen, die zij verwoorden in dit verslag.

2. Wijziging Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader te onderbouwen, los van het gestelde verzuim dit eerder te bepalen, waarom wordt voorgesteld de duur van een reeds genoten ww-uitkering zoals voorgesteld met het nieuwe artikel 59, derde lid, in mindering te brengen op de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering? Welke beleidskeuze ligt hieraan ten grondslag? Gelden soortgelijke bepalingen reeds in andere gevallen? Zo ja, welke? Kan de regering de financiële gevolgen van het voorstel op dit onderdeel toelichten?

Kan de regering voorts nader toelichten wanneer en voor welke gevallen de voorgestelde regelgeving intreedt? Is dit alleen voor nieuwe gevallen, of bijvoorbeeld ook voor werknemers die nog niet langer dan de genoemde 104 weken ziek zijn?

De leden van de SP fractie vragen om toelichting omtrent de directe aanleiding, de beweegredenen en de feitelijke gevolgen van Artikel III onderdeel M.

3. Wijziging Ziektewet

Kan de regering aangeven in welke situaties in de huidige wetgeving de werkgever niet aan het UWV hoeft te melden dat hij het loon inhoudt wegens het niet meewerken aan de reïntegratie door de werknemer vragen de leden van de CDA- en de VVD-fractie. Zij vragen of als gevolg van de voorgestelde wijziging in de Ziektewet daar waar het gaat om de melding van de werkgever dat hij het loon inhoudt indien een zieke werknemer geen recht meer heeft op loondoorbetaling nog additionele administratieve lasten voor de werkgever zijn te verwachten.

4. Wijziging arbeidsomstandighedenwet

De leden van de CDA-fractie constateren met genoegen dat het voorstel tegemoet komt aan eerder door hun gedane voorstellen en voorziet in de opname van de definitie van psychosociale arbeidsbelasting van direct of indirect onderscheid als een van de factoren in de arbeidssituatie die stress teweeg kunnen brengen. De leden van de CDA-fractie gaan er hierbij van uit dat de huidige risico-inventarisatie kan dienen als startpunt. Is de regering het hiermee eens, of zijn er toch nog nieuwe risico-inventarisaties nodig?

De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van het opnemen van een verbod op discriminatie in de arbeidsomstandighedenwet. De aanname dat in de gelijke behandelingswetten al gebruik wordt gemaakt van de begrippen «direct en indirect onderscheid» in plaats van de term discriminatie is niet juist. Dit moet nog geregeld worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om dezelfde terminologie te gebruiken die in de EU richtlijn gebruikt wordt: «directe discriminatie» en «indirecte discriminatie». Graag ontvangen de leden een reactie van de regering op dit verzoek.

Discriminatie op de werkvloer, of direct/indirect onderscheid, is iets waar Nederland in relatie tot andere landen slecht scoort. Het komt relatief vaak voor in Nederland. De leden van de PvdA-fractie roepen de regering op om veel meer aandacht te besteden aan dit probleem. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie van de regering op deze oproep.

In Artikel V onder F wordt het hoofddoel van de samenwerking binnen domeinen geformuleerd als: vermindering van de toezichtlast bij ondertoezichtgestelden door operationalisering van de Kaderstellende Visie op Toezicht. De leden van de SP fractie vragen naar de concrete invulling, de beweegredenen en de directe aanleiding achter deze doelstelling.

De leden van de VVD-fractie vragen wat volgens de regering de toegevoegde waarde is van het door de werkgever uit te voeren onderzoek psychosociale arbeidsbelasting. Wat zijn de consequenties voor de werkgevers betreffende het psychosociale arbeidsbelasting onderzoek in de zin van administratieve lasten? Is de regering van mening dat de baten opwegen tegen de lasten?

Voldoet de huidige risico-inventarisatie om te dienen als startpunt of zijn nieuwe risico-inventarisaties nodig? Heeft het voorstel om psychosociale arbeidsbelasting als een van de factoren in de arbeidssituatie die stress teweeg kunnen brengen nog gevolgen voor de administratieve lasten van werkgevers?

Bij onderdeel A vragen de leden van de SGP-fractie de regering naar de noodzaak van de voorgestelde wijzigingen van de Arbeidsomstandighedenwet op het punt van psychosociale arbeidsbelasting met betrekking tot de discriminatie op de werkvloer. Zoals de regering terecht aangeeft in de Memorie van Toelichting zijn er al verschillende wettelijke regelingen voorhanden die discriminatie in zijn algemeenheid en op de werkvloer in het bijzonder tegengaan. In dit kader wijzen de leden van de SGP-fractie bijvoorbeeld op de Wet op de ondernemingsraden, waarin is geregeld dat de ondernemingsraad dient te waken tegen discriminatie in de onderneming.

Het voorstel voorziet in de opname van de begrippen direct of indirect onderscheid in de definitie van psychosociale arbeidsbelasting die in de arbeidssituatie stress teweeg kunnen brengen. De leden van de SGP-fractie vragen de regering wat onder de begrippen een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze wordt verstaan. Hoe wordt bepaald of er sprake is van psychosociale arbeidsbelastingfactoren in de arbeidssituatie die stress teweegbrengen?

In het wetsvoorstel zijn bepalingen opgenomen dat de werkgever op grond van artikel 3, tweede lid, Arbowet, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid een beleid moet voeren gericht op voorkoming, en indien dat niet mogelijk is beperking van discriminatie op de werkvloer. Binnen de Risico-inventarisatie en -evaluatie moet de werkgever in het vervolg de risico’s ten aanzien van de psychosociale arbeidsbelasting beoordelen. Daarnaast moet de werkgever in het Plan van Aanpak maatregelen vaststellen en uitvoeren om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, of indien dat niet mogelijk is te beperken. Gezien de toch al grote administratieve lasten die gepaard gaan met de Risico-inventarisatie enevaluatie, vragen de leden van de SGP-fractie met nadruk of hier nog extra administratieve lasten aan toegevoegd moeten worden als gevolg van dit wetsvoorstel. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie de administratieve lastendruk van dit wetsvoorstel.

Kan de regering de werkwijze van de arbeidsinspectie bij geconstateerde of gemelde discriminatie nader uitwerken?

In het wetsvoorstel wordt geregeld dat bij de arbeidsomstandigheden, bedoeld in het tweede lid onderdeel C, ook een bedrijfsarts de Risico-inventarisatie en -evaluatie kan toetsen en daarover kan adviseren. Kan de regering beargumenteren waarom hiervoor gekozen is, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Bovendien willen deze leden zien hoe die toetsing concreet door de bedrijfsarts ingevuld wordt.

5. Wijziging wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml)

De leden van de CDA-fractie vragen of de Kamer nog wordt geïnformeerd als het voornemen om het toezicht op naleving van de Wml mede te laten uitvoeren door andere dan SZW toezichthouders wordt omgezet in concreet beleid.

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de aanpassing van de Wet minimumloon (Wml). Deze aanpassing maakt betere handhaving mogelijk.

De leden van de SP-fractie vragen waarom in Artikel XIII onderdeel A de mogelijkheid wordt gecreëerd om voor bepaalde categorieën van arbeid het toezicht te kunnen opdragen aan een ander toezichtorgaan dan de onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ressorterende Arbeidsinspectie. De leden vragen welk concreet voornemen de noodzaak voor de voorgestelde wijziging vormt. De leden vragen of de delegatiebepaling overbodig is indien er geen voornemen bestaat.

6. Wijziging van de wet SUWI

Kan de regering aangeven hoe de gegevensuitwisseling tussen alle in het wetsvoorstel opgevoerde instellingen momenteel verloopt en hoe die na invoering van de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009 zal verlopen vragen de leden van de CDA-fractie.

Kan de regering schematisch aangeven wanneer de in de onderhavige wet opgenomen verschillende wijzigingen in werking zullen treden?

7. Wijziging van de Wet werk en bijstand

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de aanpassing van de Wet werk en bijstand (WWB) betreft 65-plussers met een onvolledige AOW (onderdeel b). De aanpassing maakt bijverdienen mogelijk zonder korting op de AOW.

8. Wijziging Pensioenwet

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering een aantal beperkte wijzigingen in de pensioenwet voorstelt en dat de grootste wijziging in de pensioensfeer in artikel XXIV plaatsvindt. Zij nemen de gelegenheid te baat om een aantal verhelderingen te vragen over de pensioenwet en artikelen die net in werking getreden zijn:

– artikel 25, eerste lid, onderdeel h. dit artikel is op 1 januari 2009 in werking getreden. In hoeverre hebben de verzekeraars redelijke exit-voorwaarden opgenomen in hun collectieve contracten? Wordt daar onderzoek naar gedaan of is de regering bereid dat te onderzoeken en daarvan mededeling te doen aan de Kamer?

– Artikel 33, tweede lid. In dit lid is bepaald dat nadere regelgeving in het bijzonder betrekking kan hebben op de naleving van de bij AmvB aan te wijzen principes van goed pensioenbestuur. In artikel 11 Besluit uitvoering PW zijn de door de Stichting van de Arbeid opgestelde principes aangewezen als de principes voor goed pensioenbestuur. Kan de regering bevestigen dat deze regels ook daadwerkelijk nageleefd dienen te worden?

– Is het mogelijk om onder de Pensioenwet de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan te integreren? Zo dit niet mogelijk is, is de regering bereid dit mogelijk te maken?

– In artikel 34 van de pensioenwet is bepaald dat bij AmvB nadere regels gesteld kunnen worden over de uitbesteding. De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 12 van het besluit die regels gesteld zijn. Zij hebben een aantal vragen over hoe streng het verbod op uitbesteding op dit moment wordt toegepast. Mogen de volgende (rechts)personen dagelijks beleid uitvoeren:

A. werknemers van de sponsor, die bijvoorbeeld door de sponsor gedetacheerd zijn bij het pensioenfonds,

B. een stichting

C. een gezamenlijk bestuursbureau

– Artikel 71, waardeoverdracht. De waardeoverdracht kan herleven. Indien er sprake is van een verschil in waarde (bijvoorbeeld bij overdracht van verzekeraar naar pensioenfonds), wie is er dan verantwoordelijk voor een eventuele bijstorting?

– Artikel 72, waardeoverdracht. De waardeoverdracht wordt opgeschort wanneer het ontvangende pensioenfonds of het overdragende pensioenfonds een dekkingsgraad lager dan 100% heeft. Op welke wijze kan de deelnemer achterhalen of een fonds een dekkingsgraad lager dan 100% heeft? Op welke wijze ziet de DNB toe op dit artikel, nu een groot aantal pensioenfondsen onder de 100% is gezakt?)

– Artikel 72, waardeoverdracht. In artikel 23 van het besluit is bepaald dat het risico dat betrekking heeft op de over te dragen aanspraken, voor risico van de ontvangende partij komt met ingang van de datum van het verzoek van de deelnemer. Is deze overdracht van het risico ook van toepassing indien de waardeoverdracht niet kan plaatsvinden door een te lage dekkingsgraad?

– Artikel 141. Biedt dit artikel ruimte voor de generieke ontheffing van de termijn voor het indienen van een herstelplan door pensioenfondsen? Of dient ontheffing altijd op individuele basis plaats te vinden? Vindt de regering het wenselijk indien de toezichthouder ook een mogelijkheid heeft tot generieke ontheffing?

– Artikel 142. kan de regering een nadere duiding geven van het begrip «bijzondere economische situatie»?

Artikel XXII, wijziging van de wet verevening pensioenrechten bij scheiding: De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering wanneer de lang beloofde herziening van de wet «Verevening Pensioenrechten bij Scheiding» plaatsvindt en welk tijdspad de regering daarbij voor ogen heeft.

Artikel XXIV, wijziging van het burgerlijk wetboek:

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er enige verwarring is over de pensioenrechten die een werknemer heeft en krijgt, wanneer zijn bedrijf wordt overgenomen en zijn pensioenfonds opgaat in een ander pensioenfonds.

Waarop kan deze werknemer aanspraak maken? Kan hij aanspraak maken op zijn oude pensioenregeling, of moet hij deelnemen aan de nieuwe regeling, ook als die slechter is? Is het mogelijk voor de overnemende partij om een deel van het pensioenvermogen van het fonds van het overgenomen bedrijf niet aan te wenden voor pensioenen? Zo ja, acht de regering dat wenselijk?

Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie op dit punt een uitgebreidere toelichting, dan verschaft in de memorie van toelichting.

In antwoord op vraag 6 van de door het lid Blok op 26 augustus 2008 gestelde schriftelijke vragen (antwoord van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 16 september 2008) verklaart de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich bereid de pensioenwet aan te passen zodat achterblijvende partners met het overlijdenskapitaal naar andere pensioenuitvoerders kunnen gaan. De minister zegt hierin toe dit mee te nemen in de verzamelwet. Deze wijziging is echter niet terug te vinden in de Verzamelwet zoals die nu voorligt zo constateren de leden van de VVD-fractie. Waarom heeft de regering nagelaten deze wijziging op te nemen?

De voorzitter van de commissie,

De Wit

Adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Vacature (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).