Gepubliceerd: 11 november 2008
Indiener(s): Hirsch Ballin , Wouter Bos (viceminister-president , minister financiƫn) (PvdA)
Onderwerpen: burgerlijk recht economie financiƫn organisatie en beleid overige economische sectoren recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31768-2.html
ID: 31768-2

31 768
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet te wijzigen teneinde de samenloop van de vordering op de boedel en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling in geval van een insolventieprocedure van een kredietinstelling of beleggingsonderneming, te regelen;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3:258 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In deze paragraaf en paragraaf 3.5.6.1A wordt verstaan onder belegger: persoon als bedoeld in artikel 3:259, eerste lid, eerste volzin.

B

Artikel 3:261 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «, alsmede de hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen van beleggers of depo-sitohouders» vervangen door: en de hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen van beleggers of depositohouders, alsmede de hoogte van de vergoeding van de vorderingen.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt de zinsnede «betaling van de ingevolge deze paragraaf voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen» vervangen door: betaling van de vergoeding van de ingevolge deze paragraaf daarvoor in aanmerking komende vorderingen.

3. In het derde lid wordt de zinsnede «voorzover zij de vordering van die belegger of depositohouder heeft voldaan» vervangen door: voor zover zij een vergoeding als bedoeld in het eerste lid aan die belegger of depositohouder heeft betaald.

C

Na artikel 3:261 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:261a

1. De samenloop van vorderingen van beleggers op een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling ten aanzien waarvan een vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel, beleggingsonderneming of financiële instelling hoofdelijk zijn verbonden.

2. De samenloop van vorderingen van depositohouders op een bank ten aanzien waarvan een vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel of de bank hoofdelijk zijn verbonden.

D

Na artikel 3:265 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.5.6.1A Uitvoering van de vangnetregeling in de noodregeling

Artikel 3:265a

De bewindvoerders stellen de Nederlandsche Bank zo spoedig mogelijk na het uitspreken van de noodregeling, bedoeld in Afdeling 3.5.5, in kennis van aan hen bekende

a. beleggers;

b. depositohouders;

c. vorderingen van de personen, bedoeld in de onderdelen a en b, op de financiële onderneming; en

d. vorderingen van de financiële onderneming op de personen, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 3:265b

1. Zodra de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een vordering overeenkomstig artikel 3:261, eerste lid, heeft vastgesteld, deelt zij die en de berekening daarvan mee aan de bewindvoerders.

2. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt, deelt zij dat mee aan de bewindvoerders.

3. De bewindvoerders brengen het aan hen ingevolge het eerste lid medegedeelde bedrag in mindering op het bedrag van de na verrekening geresteerde of te resteren vordering van de belegger of depositohouder op de financiële onderneming.

Artikel 3:265c

1. Indien de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een vordering nog niet ingevolge artikel 3:265b, eerste lid, aan de bewindvoerders heeft medegedeeld op het tijdstip waarop de bewindvoerders tot uitkering van vorderingen overgaan, keren de bewindvoerders het bedrag aan de desbetreffende belegger of depositohouder uit dat zij zouden hebben uitgekeerd in het geval waarin de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding zou hebben vastgesteld op het bedrag waarop de belegger of depositohouder aanspraak maakt.

2. De bewindvoerders doen geen uitkering op het gedeelte van de na verrekening resterende vordering dat resteert na de uitkering ingevolge het eerste lid dan nadat de Nederlandsche Bank de overeenkomstig artikel 3:261, eerste lid, vastgestelde hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende vordering aan de bewindvoerders heeft medegedeeld.

3. Indien de bewindvoerders tot een tussentijdse uitkering overgaan, reserveren zij een bedrag met betrekking tot elke na verrekening geresteerde of te resteren vordering waarop ingevolge het tweede lid nog geen uitkering is gedaan.

4. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt gevormd door een percentage van de na verrekening geresteerde of te resteren vordering waarop ingevolge het tweede lid nog geen uitkering is gedaan, welk percentage gelijk is aan het percentage dat is uitgekeerd op de andere vorderingen met dezelfde rang die wel zijn voldaan.

E

In artikel 3:266, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «Paragraaf 3.5.6.1 is van overeenkomstige toepassing op» vervangen door: . De paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A zijn van overeenkomstige toepassing op.

F

In artikel 3:267, eerste en tweede lid, wordt «paragraaf 3.5.6.1» telkens vervangen door: de paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A.

ARTIKEL II

De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 212m, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel d vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en», wordt na dat onderdeel een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. indien de uitvoering van de vangnetregeling is aangevangen onder de noodregeling, wordt deze tijdens het faillissement voortgezet op de voet van afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht.

B

Na artikel 212m wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 212ma

Indien een kredietinstelling in staat van faillissement wordt verklaard zonder dat artikel 212m, eerste of derde lid, tot toepassing is gekomen, is afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.

C

Na artikel 249 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 249a

Indien de faillietverklaring van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, van een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 van die wet heeft, of van een persoon die een vergunning heeft ingevolge artikel 3:4, eerste lid van die wet, wordt uitgesproken ingevolge een bepaling van deze titel of binnen een maand na het einde van een surseance van betaling die aan een dergelijke onderneming is verleend, wordt de uitvoering van de vangnetregeling die werd uitgevoerd tijdens de surseance van betaling voortgezet tijdens het faillissement op de voet van afdeling 3.5.6 van die wet.

D

Na artikel 281g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 281h

Afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op een surseance van betaling die wordt verleend aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van die wet of een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 van die wet heeft.

ARTIKEL III

Op de afhandeling van een noodregeling, surseance van betaling of faillietverklaring die is vastgesteld, verleend onderscheidenlijk uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het vóór dat tijdstip geldende recht van toepassing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,