31 746
Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184)

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID IRRGANG

Ontvangen 26 oktober 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel C, komt als volgt te luiden:

C

Artikel 114a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het verzoek» vervangen door: het met redenen omklede verzoek of een voorstel voor een besluit.

2. In het eerste lid wordt «zestigste» vervangen door: honderdtachtigste.

3. In het eerste lid vervallen de woorden «en mits geen zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet».

4. Het derde lid vervalt.

5. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid..

Toelichting

Het agenderingsrecht is een belangrijk en krachtig instrument voor aandeelhouders om invloed uit te oefenen op (het bestuur van) de vennootschap. Om te voorkomen dat dit instrument te krachtig wordt, is het zaak enige aanpassingen te doen.

Met de huidige agenderingstermijn van zestig dagen en een voorziene oproepingstermijn van dertig dagen heeft het bestuur effectief dertig dagen bedenktijd. Om het bestuur meer bedenktijd te geven in geval er een verzoek van aandeelhouders komt, ziet dit amendement daarom toe op een verlenging van de effectieve bedenktijd. Het verzoek van een aandeelhouder zal daarom niet uiterlijk op de zestigste dag, maar uiterlijk op de honderdtachtigste dag voor de vergadering moeten zijn ontvangen door de vennootschap. Het bestuur zal daardoor honderdvijftig dagen bedenktijd hebben.

Ook strekt dit amendement tot het schrappen van het derde lid. Dit lid voorziet erin dat bij statuten ten gunste van de aandeelhouder afgeweken kon worden van de agenderingstermijn en het minimale vereiste aandelenbelang. Gezien de al huidige korte termijn en de voorziene verhoging van het minimale vereiste aandelenbelang, is het niet wenselijk deze uitzonderingsmogelijkheid te behouden.

Irrgang