Kamerstuk 31700-VIII-207

Uitvoering motie Bosma (31 700-VIII, nr. 158) inzake Engelstalig onderwijs in het Hoger Onderwijs

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 29 juni 2009
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting cultuur cultuur en recreatie financiƫn hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-VIII-207.html
ID: 31700-VIII-207

31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 207
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2009

Hierbij reageer ik op de motie Bosma (31 700-VIII, nr. 158) inzake Engelstalig onderwijs in het Hoger Onderwijs die is ingediend naar aanleiding van een Algemeen Overleg op 15 april jl. tussen uw Kamer en Staatssecretaris Van Bijsterveldt over een advies van de Onderwijsraad inzake vreemde talen in het onderwijs (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 77, blz. 6017-6023). De motie omvat het verzoek tot een inventarisatie inzake de mate waarin in het hoger onderwijs Engelstalig onderwijs wordt gegeven en wat het niveau van dit Engels is.

Voor het studiejaar 2009/2010 worden volgens de gegevens van de NUFFIC1 1388 geaccrediteerde opleidingen volledig in het Engels aangeboden en 14 geaccrediteerde opleidingen deels in het Engels verzorgd. Dit totaal aantal van 1402 international study programmes beslaat ruim 20% van het totaal van de geaccrediteerde opleidingen (voltijd, deeltijd en duaal) in Nederland. Het merendeel van de Engelstalige opleidingen betreft masteropleidingen.

Er is echter momenteel geen systematisch onderzoek beschikbaar naar de kwaliteit van het Engels dat aan die opleidingen wordt gegeven. Ik zal in 2009 een inventarisatie laten doen binnen de hogeronderwijsinstellingen naar de initiatieven en goede voorbeelden op het gebied van verbetering van de kwaliteit van de taalvaardigheid van docenten. Ik zal u hierover voor het eind van 2009 nader berichten. Op basis van de mij nu bekende feiten kan ik u in deze brief alvast het volgende meedelen.

De kwaliteit van het onderwijsaanbod inclusief de beheersing van de taal door het docentenkorps is gewaarborgd via de accreditatie. Instellingen zijn sinds 2007 verplicht expliciet in de accreditatieaanvraag aan te geven in welke taal de opleiding zal worden verzorgd. Tevens wordt in de accreditatieaanvraag getoetst of het personeel gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het opleidingsprogramma. Hieronder wordt ook een voldoende niveau van het Engels verstaan in het geval de opleiding in het Engels wordt gegeven.

De Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs garandeert verder de kwaliteit van het hoger onderwijs aan buitenlandse studenten. In die Gedragscode wordt gesteld dat de onderwijsinstelling erop toeziet dat de docenten de taal waarin de opleiding wordt gegeven voldoende beheersen. Dit betekent overigens niet dat de instelling de docent moet toetsen op zijn taalvaardigheid.

Investeren in de kwaliteit en het opleidingsniveau van docenten staat centraal in mijn beleid. Ik juich dan ook actuele initiatieven binnen de instellingen toe om docenten, indien noodzakelijk, bij te laten scholen op taalvaardigheid. Zo zijn er instellingen die aandacht schenken aan het taalvaardigheidsniveau van hun docenten1, in het bijzonder het Engels. Een groeiend aantal instellingen stelt een instellingsbreed minimumniveau voor alle docenten en andere personeelsleden die betrokken zijn bij Engelstalig onderwijs in. Sommige instellingen stellen een taalvaardigheidsniveau vast waar docenten aan moeten voldoen bij instroom, sommige leggen een taaltoets voor docenten en daaropvolgend al dan niet bijscholing op. Ook zijn er instellingen, die moderne taalbeheersing hebben opgenomen in het personeelsbeleid, in personeelsgesprekken en/of in nieuwe contracten, andere hebben dit punt in vakevaluaties meegenomen.

Zoals eerder opgemerkt zal ik deze initiatieven laten inventariseren. Daarmee zal duidelijk worden welke instellingen zich op welke wijze inspannen om de kwaliteit van het Engels te optimaliseren en welke dat nog niet of te weinig doen. De laatste categorie kan haar voordeel doen met de geïnventariseerde goede voorbeelden. Verder merk ik nog op dat studenten in de loop van 2009 in de Nationale Studenten Enquête gericht worden gevraagd naar een oordeel over «de kwaliteit van het Engels van de docenten».

Ik hecht eraan aan te benadrukken dat het aanbod van Engelstalig onderwijs in Nederland van groot belang is voor de internationale concurrentiepositie van onderwijs en onderzoek in Nederland. Ten eerste wordt door middel van Engelstalig hoger onderwijs de Nederlandse student voorbereid op de groeiende internationale arbeidsmarkt. Ten tweede kunnen Nederlandse instellingen beter concurreren met de buitenlandse universiteiten en daarmee de opleidingen in ons land naar een hoger niveau tillen. Ten derde worden buitenlandse studenten door het aanbod van Engelstalig onderwijs sterker aangetrokken naar onze opleidingen, waardoor dankzij de international classroom die dan ontstaat het kwaliteitsniveau van het onderwijs in Nederland verder versterkt kan worden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

International Degree Programmes 2009/2010, Nuffic, 2009.

XNoot
1

Verkleuring en internationalisering van faculteiten, en de gevolgen voor personeelsbeleid, EIM (in opdracht van Sofokles), 2008.