Kamerstuk 31700-VII-71

Problematiek van dubbele woonlasten voor burgemeesters

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 20 februari 2009
Indiener(s): Guusje ter Horst (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: begroting bestuur financiƫn gemeenten huisvesting kopen en verkopen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-VII-71.html
ID: 31700-VII-71

31 700 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2009

nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2009

Op 23 januari 2009 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mij gevraagd om een algemene toelichting en mijn opvatting over de problematiek van dubbele woonlasten zoals die zich voordoet bij burgemeesters. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Daarbij geef ik eerst aan wat het huidige systeem van regelgeving is, vervolgens hoe dit in de praktijk werkt en tenslotte welke acties er in dit verband zijn gestart.

Het huidige systeem van regelgeving

In artikel 71 van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester zijn werkelijke woonplaats in de gemeente heeft. De gemeenteraad kan voor ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van die verplichting. Dat houdt in dat een burgemeester binnen één jaar na zijn benoeming in de gemeente woont waar hij burgemeester is.

Op het niet voldoen aan dit woonplaatsvereiste staat overigens geen sanctie. Het is aan de raad hierop toe te zien.

In de rechtspositie zijn vergoedingen opgenomen voor:

• verhuiskosten en andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten;

• kosten in verband met dubbele woonlasten tijdens de verhuizing gedurende een periode van ten hoogste vier maanden;

• kosten tijdelijke huisvesting tot het moment van definitieve verhuizing;

• reiskosten tussen woonplaats en tijdelijke woning;

• reiskosten tussen de woonplaats en de plaats waar hij burgemeester is.

Voor de van toepassing zijnde artikelen verwijs ik u kortheidshalve naar de bijlage.

Van belang in dit verband is dat artikel 66, derde lid, Gemeentewet bepaalt: «Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de burgemeester als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van de gemeente». Dit betekent dat de burgemeester uitsluitend recht heeft op zijn bezoldiging en op bepaalde, in het Rechtspositiebesluit burgemeesters genoemde voorzieningen. Daarbuiten kunnen dus geen voorzieningen voor de burgemeester worden getroffen.

Huisvesting van burgemeesters in de praktijk

Vanwege de gestegen huizenprijzen blijkt het burgemeesters vaak moeite te kosten om binnen een jaar een passende woning te vinden in hun gemeenten. Dit speelt sterk bij startende burgemeesters. Vroeger werd dit probleem vaak opgevangen door de aanwezigheid van een ambtswoning. Er zijn echter steeds minder ambtswoningen. Tegenwoordig komt daar het probleem bij dat het voor de burgemeester soms lastig blijkt het oude huis te verkopen. Daarmee is de kans op dubbele woonlasten voor burgemeesters toegenomen. De situatie in Den Helder heeft dit via de publiciteit in de media nog eens extra onder de aandacht gebracht. Ik wil de huisvestingsproblematiek van de burgemeester in de volle breedte bezien.

Binnen het geschetste wettelijke kader spannen gemeenten zich in om de overgang van hun burgemeester zo soepel mogelijk te laten plaatsvinden. De variëteit in omstandigheden is echter groot. De beoordeling welke voorziening in het individuele geval het meest gewenst en passend is, is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. Mijn ministerie geeft desgevraagd vanuit de expertiserol de wettelijke mogelijkheden aan. Mijn verantwoordelijkheid betreft in de eerste plaats het scheppen van een toereikend rechtspositioneel kader.

Gestarte acties

Naar aanleiding van de signalen over problemen op het gebied van huisvesting heeft het Nederlands Genootschap Burgemeesters in overleg met BZK en VNG het initiatief genomen om te komen tot een praktische handreiking aan burgemeesters en gemeenten. Hierin zal niet alleen heldere uitleg van de voorzieningen zijn opgenomen, maar ook concreet worden gewezen op mogelijke valkuilen en op al toegepaste oplossingen.

Daarnaast heb ik onlangs met de commissarissen der Koningin gesproken over dit probleem. Zij brengen nu voor elke provincie in kaart welke problemen zich voordoen.

Ik licht de voorzieningen uit het Rechtspositiebesluit burgemeesters door om te bezien of het aanpassing behoeft. Een van de uitgangspunten daarbij is dat de situatie per gemeente kan verschillen. De idee van een woonfonds als een generieke voorziening spreekt me minder aan. Deze doorlichting doe ik in samenwerking met de commissarissen der Koningin, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Georganiseerd Overleg Burgemeesters. Een eventuele aanpassing van het rechtspositiebesluit kan alleen in overleg met het Georganiseerd Overleg Burgemeesters tot stand komen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

BIJLAGE

Er is een aantal tegemoetkomingen waarop een burgemeester aanspraak kan maken bij een verhuizing.

A. Verhuiskosten

Als de burgemeester wordt benoemd in een gemeente en hij verhuist naar de gemeente dan kan hij op grond van artikel 31, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters en artikel 3 van de Regeling rechtspositie burgemeesters aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding, te weten:

a. het bedrag van de transportkosten voor het vervoer van de inboedel naar de nieuwe woning en

b. andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten voor het in- en uitpakken van breekbare zaken tot een maximumbedrag van € 5 445.

c. kosten in verband met dubbele woonlasten tot maximaal € 272,27 per maand gedurende een periode van ten hoogste vier maanden.

B. Pensionkostenvergoeding tot het moment van definitieve verhuizing

Beschikt de burgemeester na benoeming nog niet over woonruimte in de nieuwe gemeente, dan kan hij op grond van artikel 31, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters aanspraak maken op vergoeding van reis- en pensionkosten. De burgemeester heeft in deze situatie dus nog een woning in een andere gemeente.

Noch in artikel 4 van de Regeling rechtspositie burgemeesters noch in de toelichting staat wat precies onder «pensionkosten» verstaan dient te worden. Het kan gaan om een verblijf in een hotel. Veelal is dit een zeer kostbare oplossing.

Door BZK wordt daarom de volgende lijn gehanteerd. Wordt er een woning gehuurd met als doel dat de burgemeester in de gemeente kan verblijven, dan kan onder een vergoeding van de pensionkosten worden verstaan de huur van een tijdelijk appartement/woning. Het moet ter overbrugging zijn voor het wonen in de definitieve woning. In dat geval worden 90% van de pensionkosten tot maximaal 50% van de bezoldiging aan de burgemeester vergoed.

Daarnaast kan de burgemeester een vergoeding ontvangen voor de reiskosten tussen woonplaats en tijdelijke woning als hij bij voorbeeld in de weekeinden naar zijn gezin gaat. Deze vergoeding bedraagt de kosten voor het gebruik openbaar vervoer of € 0,15 per km indien men gebruik maakt van een eigen auto.

C. Reiskostenvergoeding tot het moment van de definitieve verhuizing

Als de burgemeester eerst nog verblijft in zijn oude woning en niet verblijft in een hotel of tijdelijke woning (zie onder B), dan kan hij aanspraak maken op reiskosten tussen de woonplaats en de plaats waar hij burgemeester is, te weten de kosten voor het gebruik openbaar vervoer of € 0,15 per km indien men gebruik maakt van een eigen auto.