31 596
Uitvoering van verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (Pb EU L199) (Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 24 oktober 2008

De vaste commissie voor Justitie 1), belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

ALGEMEEN1  
1.Inleiding1
2.Toepassingsgebied2
3. Het verloop van de Europese procedure voor geringe vorderingen2
3.1Behandeling van de Europese geringe vordering2
3.2Rechtsmiddelen3
4.Verhouding tot andere internationale regelingen3
5.Administratieve lasten en gevolgen voor de kantonrechter3
ARTIKELEN4

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel inzake de Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om sneller en goedkoper te procederen in grensoverschrijdende zaken waarbij het gaat om geringe vorderingen. Met het wetsvoorstel wordt voorkomen dat schuldeisers onnodig kosten maken. De leden van de CDA-fractie constateren met genoegen dat hiermee tegemoet wordt gekomen aan het streven van het kabinet om de administratieve lasten te verlichten.1

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven het beoogde doel van de Uitvoeringswet de procesvoering in geringe consumenten- en commerciële vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen. In aanvulling daarop beoogt de verordening de kosten van die procedure te verminderen door invoering van een alternatieve procedure voor geringe vorderingen, naast de nationale procedure. Deze leden hebben nog wel een vraag aan de regering inzake de implementatie en uitvoering van de wet.

2. Toepassingsgebied

De leden van de CDA-fractie constateren dat de verordening alleen van toepassing is op burgerlijke en handelszaken. Zij vragen of de regering, gezien de aanmerkelijke kostenbesparing voor schuldeisers, Europese ruimte ziet om het toepassinggebied te verruimen, naar bijvoorbeeld het faillissements- of arbeidsrecht. In de ogen van deze leden zou dat een grote winst betekenen. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

3. Het verloop van de Europese procedure voor geringe vorderingen

3.1 Behandeling van de Europese geringe vordering

De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met het feit dat een Europese geringe vordering elektronisch kan worden ingediend. Wel vragen genoemde leden waarom deze mogelijkheid afhankelijk is gesteld van de vraag of de rechtbank deze mogelijkheid in haar procesreglement heeft opgenomen. Is het niet wenselijk dat anno 2008 alle rechtbanken moeten kunnen voorzien in de mogelijkheid van elektronische indiening?

Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de beoogde rol van de gerechten groot is. Zo hoeft de eiser geen juridische onderbouwing te geven en gaat de verordening ervan uit dat bij de gerechten hulp beschikbaar is voor het invullen van het vorderingsformulier. Bij deze leden rijst de vraag of de gerechten voldoende zijn toegerust op deze uitbreiding van het takenpakket. Is de regering niet bevreesd dat dit tot langere doorlooptijden elders in het rechterlijke apparaat zal leiden?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het uitgangspunt van dit wetsvoorstel, het vereenvoudigen en bespoedigen van geringe consumenten- en commerciële vorderingen in grensoverschrijdende zaken, goed is. Het is begrijpelijk en nastrevenswaardig dat de schuldeiser op relatief eenvoudige wijze geringe grensoverschrijdende vorderingen kan incasseren. Van belang blijft wel wat de mogelijkheden zijn voor de (rechts)persoon die zich geconfronteerd ziet met een onterechte vordering. Het blijft van belang, ook voor vorderingen die minder dan € 2 000 bedragen, dat men zich goed kan verweren. Kan de regering deze stelling onderschrijven? Kan de regering hierbij ook de positie betrekken van mensen die reeds in de problematische schulden zitten, en het overzicht kwijt zijn geraakt van wat zij nog moeten betalen?

Het is de leden van de SP-fractie niet geheel duidelijk wanneer bewijsmiddelen moeten worden overlegd. Eiser moet de bewijsmiddelen noemen en «indien nodig overleggen», en ook voor de verweerder geldt dat het antwoordformulier verstuurd wordt, «waar nodig vergezeld van bewijsmiddelen». Kan dit door de regering nader worden toegelicht?

3.2 Rechtsmiddelen

De leden van de CDA-fractie zijn nog niet overtuigd van de keuze van de regering om hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter uit te sluiten. Zij begrijpen het kostenaspect, maar vragen hoe deze keuze zich verhoudt tot de algemeen heersende opvatting dat iedere rechtszoekende het recht moet hebben op een behandeling van zijn zaak bij een tweede feitelijke instantie. Verweerder heeft wel het recht om heroverweging van de beslissing te verzoeken. Hoe verhoudt dit rechtsmiddel zich tot hoger beroep? Graag ontvangen deze leden een reactie op deze punten.

De leden van de SP-fractie hebben twijfels bij de keuze die gemaakt is om in de Uitvoeringswet geen hoger beroep mogelijk te maken. Weliswaar is een verzoek om heroverweging een mogelijkheid voor de verweerder, maar dit is maar beperkt mogelijk. Vindt de regering dat beide partijen hiermee voldoende rechtsbescherming wordt geboden?

4. Verhouding tot andere internationale regelingen

De leden van de CDA-fractie constateren dat deze verordening nauw samenhangt met de EG-verordening (805/2004) tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen en EG-verordening (1896/2006) tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure. Zij hechten aan een zoveel mogelijk gecombineerde behandeling van de daarbijbehorende wetsvoorstellen. Is het mogelijk om daar bij de verdere behandeling rekening mee te houden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering voorbeelden te geven van vorderingen die naar alle waarschijnlijkheid veelal middels deze Europese procedure voor geringe vorderingen zullen worden geïnd. Zal deze procedure vooral gebruikt worden voor kleine betalingsachterstanden tussen ondernemingen, of voor bijvoorbeeld een onrechtmatige daad (met een kleine schade als gevolg) tijdens een vakantie? Welke problemen spelen er momenteel die met deze nieuwe procedure worden opgelost, en voor welke groepen biedt deze procedure vooral een uitkomst?

De aan het woord zijnde leden constateren dat in de nieuwe procedure rente en kosten kunnen worden gevorderd (in aanvulling op de vordering die maximaal € 2 000 kan bedragen), waarmee het totale beloop het bedrag van € 2 000 kan overschrijden. Zal de rechter steeds ambtshalve toetsen of de gevorderde (incasso)kosten in redelijkheid zijn gemaakt, en of deze kosten ook qua omvang redelijk zijn? Wordt het rapport Voorwerk II hierbij als uitgangspunt genomen?

5. Administratieve lasten en gevolgen voor de kantonrechter

De leden van de SP-fractie begrijpen dat alle kantonrechters met de Europese procedure voor geringe vorderingen te maken kunnen krijgen. Ook staat in de memorie van toelichting vermeld dat de belasting van kantonrechters zal toenemen, maar dat de precieze gevolgen niet kunnen worden ingeschat. Zijn de kantonrechters voldoende voorbereid om hiermee te gaan werken, en zal de werkdruk niet te fors stijgen?

De leden van de VVD-fractie zijn in navolging van de opmerkingen van de Raad van State van mening dat de toelichting nog onvoldoende in gaat op de gevolgen die het voorstel kan hebben voor de belasting van de kantonrechter. In de memorie van toelichting wordt de volgende algemene opmerking gemaakt: «(v)oor deze extra belasting van de rechtspraak geldt echter eveneens dat de precieze gevolgen van de verordening en dit wetsvoorstel op dit moment nog niet goed kunnen worden ingeschat.» Deze leden willen de regering toch vragen aan te geven hoe de Raad voor de Rechtspraak in het algemeen en de kantongerechten in het bijzonder zich dienen voor te bereiden op de mogelijke extra belasting. Bijvoorbeeld als gevolg van de verplichting partijen bij het invullen van de formulieren praktische bijstand te verlenen, de korte termijnen en de verplichting een stuk dat niet in de taal van het gerecht gesteld is in beginsel te aanvaarden.

ARTIKELEN

Artikel 6

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om bij een verzoek tot heroverweging te kiezen voor een termijn van vier weken. Hiermee gaat de regering voorbij aan het advies van de Raad van State om aan te sluiten bij de in de verordening gehanteerde term «onverwijld». Deze leden zien in dat de keuze van de regering om te kiezen voor een concrete termijn overzichtelijk is en praktisch voor betrokkenen en rechtstoepassers, maar zij vragen of een dergelijke concrete termijn juridisch houdbaar is. Zij hebben behoefte aan een nadere toelichting.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Doorn


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Slob (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), vacature (SP), De Vries (CDA), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), vacature (SP), Bouchibti (PvdA) en Van Haersma Buma (CDA).