Gepubliceerd: 11 april 2008
Indiener(s): Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken) (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31423-3.html
ID: 31423-3

31 423
Goedkeuring van de op 15 oktober 2007 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2007, 224)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemene Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).De EU en de Westelijke Balkan

De Kosovo-crisis in 1999 leidde tot de ontwikkeling van een integrale visie over de opbouw en integratie van de Westelijke Balkan alsmede over de toenadering van de regio tot Europa. Het succes van de West-Europese integratie na de Tweede Wereldoorlog, waar nationale belangen hebben plaatsgemaakt voor onderlinge samenwerking, zou daarbij tot inspiratie kunnen strekken.

De concrete vertaling van de gedachte dat de problemen in de Westelijke Balkan niet onafhankelijk van elkaar en van de rest van Europa kunnen worden behandeld, vond zijn weerslag in de conclusies van de Europese Raad van Keulen (juni 1999). Niet alleen werd in Keulen het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa tot stand gebracht, ook werd het Stabilisatie- en associatieproces gelanceerd. De Europese Raad bevestigde daarmee dat de Europese Unie (EU) bereid is het vooruitzicht op volledige integratie in haar structuren voor de landen van de regio naderbij te brengen.

De Europese Raad van Santa Maria de Feira (juni 2000) heeft het Europese perspectief nader geëxpliciteerd. Deze Raad stelde vast dat in het kader van het Stabilisatie- en associatieproces alle landen in de Westelijke Balkan zijn aangemerkt als «potentiële kandidaten voor EU-lidmaatschap». Dit Europese perspectief zou worden vastgelegd in een zogeheten «evolutieve clausule», die zou worden opgenomen in de preambule van elke Stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) die met de landen in de regio zou worden gesloten.

Tijdens de topontmoeting van Thessaloniki tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan in juni 2003 werd het Europese perspectief van de landen in de Westelijke Balkan bevestigd. De gezamenlijk onderschreven «agenda van Thessaloniki» omvat aan het uitbreidingsproces ontleende maatregelen op het gebied van:

– vrede, stabiliteit en democratie;

– verrijking van het Stabilisatie- en associatieproces (onder meer door het Europees partnerschap);

– bestrijding van georganiseerde misdaad en samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ);

– bevorderen van economische ontwikkeling;

– verzoening en stimuleren van regionale samenwerking.

Tijdens de Europese Raad van december 2006 is de uitbreidingsstrategie in het licht van de ervaringen met de recente uitbreiding van de EU met de Laken-10, alsmede met Roemenië en Bulgarije aangepast. Kernwoorden daarbij waren consolidatie, conditionaliteit en communicatie. Op basis van de herziene strategie voor uitbreiding zal strikt de hand gehouden worden aan de criteria. Elk land zal op eigen merites beoordeeld worden. Daarbij is de implementatie van de SAO is een essentieel element in de beoordeling van nieuwe lidmaatschapsaanvragen voor de EU. Van groepsgewijze onderhandelingen of ver van te voren vastgestelde toetredingsdata kan geen sprake zijn. In de onderhandelingen over toetreding zullen moeilijke hoofdstukken zoals op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken in een vroeg stadium aan bod komen

In het reguliere uitbreidingspakket van 2007 noteerde de Commissie enkele positieve ontwikkelingen zoals de inwerkingtreding van de «Central European Free Trade Agreement» (CEFTA), verdere stappen op het gebied van regionale samenwerking door de oprichting van de «Regional Cooperation Council» (RCC) en de ondertekening van overeenkomsten voor visa facilitatie en readmissie met de EU. Naast deze positieve ontwikkelingen noteerde de Commissie ook enkele zorgpunten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om gebrekkige staatsvorming, vertragingen op het gebied van justitiële hervormingen en corruptiebestrijding, voortdurende etnische spanningen en onvoldoende verwerking van het oorlogsverleden.

De RAZEB van 10 en 11 december 2007 ondersteunde de bovenstaande analyse van de Commissie. Daarnaast herbevestigde de Raad het Europees perspectief van de Westelijke landen en de herziene strategie voor uitbreiding van 2006.

Stabilisatie- en associatieovereenkomsten

Stabilisatie- en associatieovereenkomsten zijn verdragen met een gemengd karakter. Zij zijn gebaseerd op artikel 310 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag; zie voor de geconsolideerde tekst Trb. 2003, 150), in samenhang met de eerste zin van artikel 300, tweede lid, eerste alinea en artikel 101, tweede lid, van het op 25 maart 1957 te Rome totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Trb. 1957, 75; zie laatstelijk Trb. 2004, 121).

De materie die door de Stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt bestreken, is evenwel breder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap (onder meer politieke dialoog en samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken), reden waarom ook de lidstaten partij dienen te worden. Qua inhoud wijken deze verdragen weinig af van de Europa-akkoorden die de EU destijds heeft gesloten met de toenmalige kandidaat-lidstaten die in 2004 respectievelijk 2007 zijn toegetreden tot de EU. De meest relevante verschillen betreffen de passage in de preambule waarin het perspectief op EU-lidmaatschap is vastgelegd, de bepalingen betreffende de verplichting tot intra-regionale samenwerking alsmede de reikwijdte van de intentieverklaring om te streven naar geleidelijke aanpassing van de wetgeving aan die van de Gemeenschap.

De Stabilisatie- en assocatieovereenkomst met Montenegro

De Commissie presenteerde in april 2005 haar haalbaarheidsrapportinzake een Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië en Montenegro. De Raad besloot op 3 oktober 2005 de Commissie te machtigen om met Servië en Montenegro de onderhandelingen te voeren. De onderhandelingen gingen van start op 10 oktober 2005.

Na een referendum in mei 2006 nam het parlement van Montenegro op 3 juni 2006 een onafhankelijkheidsverklaring aan waarbij de Republiek Montenegro zich afscheidde van de Statenunie Servië en Montenegro. Dientengevolge werden op 25 september 2006 nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren voor Montenegro goedgekeurd. De onderhandelingen werden hervat op 25 september 2006. Deze onderhandelingen werden afgerond op 1 december 2006 en na overleg met de EU-lidstaten werd de ontwerp-tekst van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst op 15 maart 2007 in Podgorica geparafeerd en op 15 oktober 2007 ondertekend.

De Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro is het vierde verdrag in zijn soort: de eerste werd op 9 april 2001 te Luxemburg ondertekend met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (Trb. 2001, 81). De tweede werd op 29 oktober 2001 te Luxemburg ondertekend met Kroatië (Trb. 2002, 23). De derde werd in werd op 12 juni 2006 ondertekend met Albanie (Trb. 2006, 212). Laatstgenoemd verdrag is op 11 mei 2007 met een wetsvoorstel tot goedkeuring aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/2007, 31 035, nr. 1).

De Stabilisatie- en associatieovereenkomst is het eerste alomvattende verdrag dat tussen de Europese Gemeenschappen en Montenegro tot stand komt. De betrekkingen tussen Montenegro en de Europese Gemeenschap worden thans geregeld door:

– de op 11 mei 1992 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking (PbEG L 343). Het is de bedoeling dat deze Overeenkomst die op 1 december 1992 in werking is getreden, door de SAO zal worden vervangen;

– de handelsregeling waarin de autonome handelspreferenties zijn vastgelegd die de Gemeenschap aan alle landen in de Westelijke Balkan eenzijdig heeft toegekend bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 (PbEG L 240) tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2563/2000 van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2000 (PbEG L 295). De gunstige eenzijdige handelsconcessies (zogeheten «asymmetrische handelspreferenties») blijven overigens van toepassing naast de SAO. Daarnaast zullen de bij Verordening toegekende uitzonderlijke handelspreferenties voorrang hebben op de handelspassages uit de SAO;

– het Memorandum van Overeenstemming inzake handelsbevordering en liberalisering dat op 27 juni 2001 in Brussel is ondertekend. Op basis van dit Memorandum hebben de landen in de regio zich ertoe verbonden onderhandelingen te voeren over een netwerk van bilaterale vrijhandelsovereenkomsten;

– een raadgevende werkgroep EU-Montenegro, die dient als forum voor bilaterale technische besprekingen zolang er geen ander officieel orgaan bestaat.

Door de totstandbrenging van verdragsrechtelijke betrekkingen met Montenegro in de vorm van een Stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt voorzien in brede samenwerking en krijgt de integratie van Montenegro in de Europese structuren een nieuwe impuls. Het verdrag omvat met name de volgende componenten:

– totstandbrenging van een geformaliseerd kader voor een politieke dialoog met Montenegro;

– intensievere regionale samenwerking;

– stimulering van de economische en handelsbetrekkingen met het vooruitzicht op totstandkoming van een vrijhandelsgebied voor goederen en diensten na een overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst;

– regeling van het verkeer van werknemers, vrijheid van vestiging, verlening van diensten, lopende betalingen en kapitaalverkeer;

– verbintenis van Montenegro om zijn wetgeving af te stemmen op die van de EG, met name voor belangrijke onderdelen van de interne markt;

– bepalingen inzake samenwerking met Montenegro op een groot aantal gebieden waaronder justitie, vrijheid en veiligheid;

– totstandbrenging van een specifiek institutioneel kader in de vorm van instelling van een Stabilisatie- en associatieraad die op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst toeziet.

In de Overeenkomst is specifiek aandacht besteed aan de verplichting om volledig samen te werken met het Joegoslavië Tribunaal, de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorisme.

In tegenstelling tot eerdere SAO’s wordt in deze Overeenkomst (met name in de artikelen 72, 86, 89, 90 en 91) rekening gehouden met feit dat Montenegro de Euro als betaalmiddel gebruikt. Montenegro is geen lid van de eurozone en participeert dan ook niet in het beheer van de gemeenschappelijke munt. Dat er nu relevante passages uit het monetaire en financiële acquis, zoals maatregelen tegen witwassen en valsemunterij, zijn toegevoegd aan de SAO, betekent echter niet dat het gebruik van de Euro door Montenegro op deze manier wordt erkend of verworpen. Gezien de uitzonderlijke geschiedenis van Montenegro (Montenegro gebruikte voor haar onafhankelijkheid al de D-mark en later de Euro als wettig betaalmiddel) vormt het ook geen precedent.

II. Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule bevat, zoals gebruikelijk bij gemengde verdragen van de Gemeenschap met derde landen, een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Partijen benadrukken de gezamenlijke wens om hun banden te versterken en duurzame betrekkingen te ontwikkelen. Daarnaast wordt gewezen op de bijdrage die deze Overeenkomst levert aan de politieke, economische en institutionele stabilisatie van het land en de regio. Specifiek wordt gewezen op het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki, rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de WTO, samenwerking op het gebied van georganiseerde misdaad en het tegengaan van terrorisme. De afspraken die zijn gemaakt tijdens de top in Zagreb en de top van Thessaloniki, alsmede het reeds genoemde Memorandum van Overeenstemming inzake handelsbevordering en liberalisering van 2001 worden in herinnering geroepen. De Europese Gemeenschap onderstreept haar bereidheid Montenegro te ondersteunen bij de hervormingen in Montenegro.

In de zesde considerans wordt expliciet verwezen naar het belang van eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van personen die tot nationale minderheden behoren. Ook wordt er specifiek gewezen op handhaving van democratische beginselen, op basis van een meerpartijen stelsel met vrije en eerlijk verkiezingen.

De Overeenkomst bevat in de derde considerans, de zogeheten «evolutieve clausule», het perspectief op toetreding tot de EU. Montenegro wordt aangemerkt als een «potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap» op basis van het op 7 februari 1992 te Maastricht totstandgekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: het «EU-Verdrag»; zie voor de geconsolideerde tekst Trb. 2003, 151). Deze status van «potentieel EU-lid» wordt afhankelijk gesteld van de succesvolle tenuitvoerlegging van de Overeenkomst (in het bijzonder de bepalingen over de noodzaak tot intra-regionale samenwerking met de overige landen in de Westelijke Balkan). Ook dient Montenegro te voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria (de zogeheten Kopenhagen-criteria) en de voorwaarden in het kader van het Stabilisatie- en associatieproces.

De EU-lidstaten zijn overeengekomen dat de «evolutieve clausules» voor alle daarvoor in aanmerking komende landen in de regio gelijkluidend zullen zijn en dat de bewoording niet onderhandelbaar is met de partnerlanden afzonderlijk. De kleermaker kent slechts een enkele snit voor wat betreft de formulering van de «evolutieve clausule»: de EU differentieert niet in het Europese perspectief dat aan de landen van de regio wordt geboden. Op de technische onderwerpen worden de Stabilisatie- en associatieovereenkomsten evenwel op maat gesneden (overgangstermijnen, uitzonderingen).

Artikel 1

De Stabilisatie- en associatieovereenkomst kent zes hoofddoelstellingen:

– ondersteuning van de Montenegrijnse inspanningen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;

– bijdragen aan de politieke, economische en institutionele stabiliteit in Montenegro alsmede de stabilisatie van de regio;

– tot stand brengen van een passend kader voor de politieke dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen;

– ondersteuning van de Montenegrijnse inspanningen in de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking, ook door de aanpassing van de wetgeving aan die van de Gemeenschap;

– ondersteuning van de Montenegrijnse inspanningen om in de overgang naar een markteconomie te voltooien, harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleidelijk een vrijhandelszone in te stellen tussen de Gemeenschap en Montenegro;

– bevorderen van regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze Overeenkomst vallen.

Titel I – Algemene beginselen (artikelen 2 tot en met 9)

Artikelen 2, 3 en 4

Zoals gebruikelijk is bij gemengde verdragen met derde landen, worden ook in het onderhavige verdrag de eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van internationaal recht en de rechtsstaat, als essentiële onderdelen aangemerkt. In samenhang met artikel 129, vierde lid, van de Overeenkomst kunnen «passende» maatregelen worden genomen bij schending van de desbetreffende bepalingen.

Ingevolge artikel 2 en artikel 4 eerbiedigen partijen de beginselen van internationaal recht en het nakomen van internationale verplichtingen. Daarnaast is Montenegro verplicht om volledig samen te werken met het Joegoslavië Tribunaal.

Artikel 3 bevat een non-proliferatieclausule die als een essentieel element van het verdrag wordt aangemerkt. De non-proliferatie van massavernietigingswapens en de daarmee samenhangende overbrengingsmiddelen is ingevolge artikel 10, derde lid, een essentieel onderwerp voor de agenda van de politieke dialoog.

Artikel 5

In artikel 5 worden de specifieke voorwaarden genoemd die de Europese Unie heeft gesteld aan de landen van de Westelijke Balkan in het kader van de regionale benadering (vastgesteld op de Algemene Raad van april 1997). Dit zijn onder meer voorwaarden op het gebied van democratie, rechtsstaat, respect en bescherming van minderheden, alsmede hervorming van de economie tot een markteconomie.

Artikel 6

Montenegro verbindt zich ertoe intensieve samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen in de regio aan te gaan. In titel III van de Overeenkomst (Regionale samenwerking) wordt deze hoeksteen van de Overeenkomst verder uitgewerkt.

Artikel 7

Het artikel bevestigt het belang dat de partijen hechten aan de bestrijding van terrorisme. In artikel 87 wordt ingegaan op de modaliteiten van de samenwerking in de bestrijding van terrorisme.

Artikel 8

De associatie zal met een overgangsperiode van maximaal 5 jaar in twee fasen wordt ingevoerd. Deze splitsing is bedoeld om de toepassing van de Overeenkomst door Montenegro tussentijds grondig te kunnen toetsen.

Artikel 9

De Overeenkomst dient volledig verenigbaar te zijn met de relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie, in het bijzonder artikel XXIV van de op 15 april 1994 te Marrakesh totstandgekomen Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (ook wel bekend als «GATT 1994»; Trb. 1994, 235) en artikel V (bepalingen inzake regionale vrijhandelszones) van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (Trb. 1994, 235, blz. 304 e.v.; «General Agreement on Trade and Services», hieronder aangeduid als «GATS»).

Titel II – Politieke dialoog (artikelen 10 tot en met 13)

De artikelen 10 tot en met 13 voorzien in een geïnstitutionaliseerde politieke dialoog tussen de partijen. Deze bepalingen vloeien voort uit de wens om Montenegro op alle terreinen, inclusief het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, zoveel mogelijk de gelegenheid te geven aansluiting te vinden bij de Europese Unie en haar lidstaten. De dialoog stelt de EU mede in staat om op reguliere basis overleg te hebben over de voortgang ten aanzien van de politieke criteria zoals eerbiediging van de beginselen van een democratische rechtstaat met respect voor de mensenrechten en rechten van minderheden.

De politieke dialoog kan op verschillende niveau’s en in verschillende fora worden gevoerd. Op parlementair niveau vindt de dialoog plaats in het kader van het bij artikel 125 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité.

Titel III – Regionale samenwerking (artikelen 14 tot en met 17)

De bepalingen inzake regionale samenwerking vormen een der hoekstenen van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst. Daadwerkelijke integratie in de Euro-Atlantische structuren kan pas plaats vinden indien de landen uit de Westelijke Balkan ook overgaan tot intensieve intra-regionale samenwerking. Dit beginsel is ook opgenomen in de «evolutieve clausule».

De Europese Unie en Montenegro geven zich rekenschap van het gegeven dat onderlinge afhankelijkheid en verstrengeling van politieke en sociaaleconomische belangen van de landen in de Westelijke Balkan onderling, de kans op conflicten in de regio reduceert.

Artikel 14 bevat voor Montenegro de verplichting om de regionale samenwerking actief te steunen. Daarnaast dient het land volledig uitvoering te geven aan de overeenkomsten die zijn gesloten naar aanleiding van het Memorandum van Overeenstemming inzake handelsbevordering en liberalisatie dat op 27 juni 2001 in Brussel is ondertekend.

Artikel 15 bepaalt dat Montenegro bilaterale overeenkomsten inzake regionale samenwerking zal sluiten met de landen die reeds een SAO hebben ondertekend (in casu Macedonië, Kroatië en Albanië). Dergelijke verdragen concentreren zich op:

– totstandbrenging van een politieke dialoog;

– totstandbrenging van een vrijhandelszone;

– wederzijdse concessies op het gebied van verkeer van personen, werknemers, kapitaal, vestiging en dienstverlening;

– samenwerking op andere terreinen zoals Justitie, Veiligheid en Vrijheid.

Daarnaast zal Montenegro streven naar regionale samenwerking met andere landen die deel uit maken van het Stabilisatie- en associatieproces en zal Montenegro onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Turkije starten.

Titel IV – Vrij verkeer van goederen (artikelen 18 tot en met 48)

Artikel 18

De Gemeenschap en Montenegro streven naar volledige vrijhandel binnen een periode van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst. Dit zal conform de GATT 1994 en WTO regelgeving plaatsvinden. Met enkele uitzonderingen zal voor de toepassing van deze overeenkomsten onder douanerechten en heffingen van gelijke werking ook verstaan worden: alle rechten en heffingen op de in- of uitvoer van goederen, met inbegrip van eventuele aanvullende heffingen of belastingen. Na inwerkingtreding van de Overeenkomst worden tariefreducties toegepast. Ook wordt rekening gehouden met eventuele toetreding van Montenegro tot de WTO.

Hoofdstuk I: Industrieproducten (artikelen 19 tot en met 23)

Deze bepalingen zijn van toepassing op alle industrieproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap en uit Montenegro. Met uitzondering van ijzer- en staalproducten, genoemd in bijlage 1, punt I, onder ii, van de Overeenkomst inzake de landbouw die in het kader van de WTO bij de afsluiting van de Uruguay-ronde in 1994 is ondertekend, is de invoer in de Gemeenschap vrij van rechten.

De douanerechten die gelden bij invoer in Montenegro van producten afkomstig uit de Gemeenschap en genoemd in bijlage I bij de SAO, worden geleidelijk binnen een periode van drie jaar na inwerkingtreding van de Overeenkomst afgeschaft. Indien de economische situatie dit toelaat kan Montenegro het proces versnellen.

De douanerechten op invoer van overige producten worden bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst afgeschaft. Eventueel bestaande kwantitatieve beperkingen, of heffingen van gelijke strekking als douanerechten, worden eveneens direct bij inwerktreding van de Overeenkomst afgeschaft.

De Gemeenschap en Montenegro verplichten zich tevens eventuele kwantitatieve beperkingen, douanerechten en overige heffingen van gelijke strekking op exporten direct bij de inwerktreding van de Overeenkomst af te schaffen.

Hoofdstuk II: Landbouw en visserij (artikelen 24 tot en met 33)

De regelgeving betreft producten van origine uit de Gemeenschap en Montenegro en heeft betrekking op alle producten van hoofdstukken 1 tot en met 24 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst schaffen zowel Montenegro als de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen bij invoer van landbouw- en visserijproducten uit de Gemeenschap respectievelijk Montenegro af. Protocol 1 bij deze Overeenkomst bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde bewerkte landbouwproducten.

De Gemeenschap heeft een aantal uitzonderingen bedongen die zijn opgenomen in artikel 26. Het gaat daarbij om levende runderen, vlees van runderen,suiker, insulinestroop en wijn. Voor babybeef is een quotum van 800 ton vastgesteld.

De regeling voor wijn en gedestilleerde dranken wordt uitgewerkt in Protocol 2. Voor wat betreft groenten en fruit, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief bestaat uit een «ad valorem»-recht en een specifiek recht, wordt alleen het «ad valorem»-recht afgeschaft.

Montenegro zal bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst, de douanerechten afschaffen op landbouwproducten vermeld in bijlage IIIa. Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst gaat Montenegro over tot geleidelijke afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten vermeld in bijlage IIIb. Voor landbouwproducten vermeld in bijlage IIIc worden de douanerechten geleidelijk teruggebracht tot 50%.

De Gemeenschap en Montenegro zullen de kwantitatieve beperkingen voor vis en visproducten afschaffen. Met uitzondering van genoemde producten in respectievelijk bijlage IV en V, worden ook alle douanerechten afgeschaft.

Binnen drie jaar zullen de partijen de mogelijkheden voor verdere liberalisering van het handelsverkeer van landbouw- en visserijproducten onderzoeken. Daarbij zal rekening worden gehouden met de dan bestaande handel, de bijzondere gevoeligheden van de agrarische en visserijmarkten, de regels van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid en het Gemeenschappelijk Visserij Beleid, het landbouwbeleid van en de rol van de landbouw in Montenegro, het productie- en exportpotentieel, en de gevolgen van het overleg in de WTO.

Bij marktverstoringen dienen consultaties plaats te vinden. In afwachting daarvan kan de benadeelde partij passende maatregelen treffen.

Ingevolge artikel 33 is Montenegro verplicht de geografische indicaties voor landbouw en visserijproducten (anders dan wijn en gedestilleerde dranken) in lijn te brengen met EU wetgeving. Montenegro mag geen conflicterende handelsmerken registreren en vanaf 2009 mogen in het geheel geen conflicterende handelsmerken gebruikt worden op het grondgebied van Montenegro.

Hoofdstuk III: Gemeenschappelijke bepalingen (artikelen 34 tot en met 48)

Artikelen 34 tot en met 39

De algemene bepalingen hebben betrekking op «standstill clausule», het verbod op fiscale discriminatie, vrijwaring en antidumping. Deze bepalingen worden toegepast voor zover niet anders is bepaald in Protocol 1. Verdere, eenzijdige concessies blijven mogelijk Deze bepalingen stemmen overeen met hetgeen reeds in andere overeenkomsten met derde landen is vastgelegd.

In artikel 37 is het verbod op fiscale discriminatie vastgelegd. De partijen onthouden zich van directe en indirecte discriminatie via fiscale maatregelen.

In artikel 39 is vastgelegd dat Montenegro gedurende de periode van geleidelijke afbouw van douanerechten op goederen zoals bedoeld in artikel 21 bestaande grensregelingen tussen Servië en Montenegro en één of meer lidstaten, dan wel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde overeenkomsten die door Montenegro zullen worden gesloten ter bevordering van de regionale samenwerking, mag handhaven. Er is in overleg voorzien over handelspolitieke onderwerpen verband houdende met die overeenkomsten en bij toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie.

Artikelen 40 en 41

In het geval van dumping en subsidies kunnen de partijen bij deze Overeenkomst WTO-conforme handelsbeschermende maatregelen nemen. Artikel 41 behelst de zogenoemde «tekort clausule». Het voorziet in een regeling indien bijvoorbeeld op de Montenegrijnse markt een tekort van levensmiddelen of andere essentiële producten zou ontstaan. Het land mag in een dergelijk geval passende maatregelen, treffen die het onderlinge handelsverkeer zo min mogelijk belemmeren. Alvorens dergelijke maatregelen uit te voeren dient op grond van dit artikel de Stabilisatie- en associatieraad geconsulteerd te worden. In urgente situaties mag de betreffende partij onmiddellijk overgaan tot het treffen van dergelijke maatregelen en zal deze de andere partij daar onmiddellijk van in kennis stellen. De maatregelen kunnen slechts van tijdelijke aard zijn en bij uitvoering ervan zal de Stabilisatie- en associatieraad periodiek worden geïnformeerd.

Artikel 43

Montenegro verplicht zich om vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst alle staatsmonopolies af te schaffen.

Artikel 44

Dit artikel bevat een verwijzing naar Protocol 3. In dit Protocol zijn de regels van oorsprong opgenomen die vergelijkbaar zijn met die in de Europa-akkoorden. In het Protocol is vooralsnog slechts in bilaterale cumulatie van oorsprong voorzien. Nederland acht het wenselijk dat er een grotere integratie in de regio tot stand komt. Dankzij diagonale cumulatie ontstaat er een grotere economische integratie in de regio.

Hiervoor is het wenselijk dat met de andere landen in de Westelijke Balkan soortgelijke overeenkomsten worden afgesloten. In dit verband wordt de inwerkingtreding van het Centraal Europees Vrijhandelsakkoord (Central European Free Trade Agreement 2006, CEFTA) op 26 juli 2007 verwelkomd.

Artikel 45

Zoals gebruikelijk bij dergelijke handelspassages uit Overeenkomsten met derde landen, blijven verbodsbepalingen mogelijk op basis van een beperkt aantal gronden zoals: de bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, bescherming van de volksgezondheid of bescherming van nationaal erfgoed. Dergelijke verboden mogen geen verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikelen 46 en 47

Deze artikelen hebben betrekking op de controle op de preferentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend. Wanneer onvoldoende administratieve samenwerking is verleend en/of onregelmatigheden of gevallen van fraude zijn voorgevallen, kan de preferentiële regeling tijdelijk worden opgeschort. Een dergelijke opschorting mag alleen dienen ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij en kan maximaal zes maanden duren (verlenging is mogelijk). Indien er sprake is van onjuiste toepassing van de preferentiële regeling die gevolgen heeft in de vorm van invoerrechten kan de Stabilisatie- en associatieraad verzocht worden de genomen maatregelen te onderzoeken teneinde de situatie op te lossen.

Titel V – Verkeer van werknemers, vestiging, verrichten van diensten, kapitaal (artikelen 49 tot en met 71)

Hoofdstuk I: Verkeer van werknemers (artikelen 49 tot en met 51)

In artikel 49 leggen partijen vast dat zij binnen de in de betrokken staten geldende voorwaarden en modaliteiten, over en weer elkaars legaal op hun grondgebied in het arbeidsproces actieve werknemers gelijk zullen behandelen als de eigen onderdanen met betrekking tot te hanteren arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag. Nederland voldoet aan de in dit artikel geformuleerde eis van non-discriminatie. Voorts zullen de partijen de bij de werknemers legaal verblijvende echtgenoten en kinderen toegang verlenen tot de arbeidsmarkt gedurende de toegestane duur van tewerkstelling van deze werknemers. Deze toegang geldt niet voor echtgenoten van seizoenswerknemers en werknemers die vallen onder de werking van bilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 51, tenzij deze overeenkomsten anders bepalen.

Artikel 50

De bestaande faciliteiten voor toegang tot werk voor onderdanen van Montenegro toegekend op grond van eventuele bilaterale overeenkomsten, worden met inachtneming van onder meer de arbeidsmarktsituatie gehandhaafd en indien mogelijk verbeterd. De overige lidstaten zullen welwillend de mogelijkheid overwegen om dergelijke overeenkomsten te sluiten. Na drie jaar zal de Stabilisatie- en associatieraad onderzoeken of andere verbeteringen toegekend kunnen worden.

Artikel 51

Het artikel voorziet in coördinatie van de sociale zekerheidssystemen. Deze bepalingen zijn een pendant van de voor binnen de Gemeenschap migrerende gemeenschapsonderdanen geldende coördinatieregels voor de sociale zekerheidsstelsels. Voorgeschreven wordt dat de Stabilisatie- en associatieraad regels stelt met betrekking tot de export van sociale verzekeringsuitkeringen, althans voor zover deze betrekking hebben op ouderdom, overlijden en invaliditeit ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval. Dit laat onverlet dat ook nadat dergelijke regels zijn vastgelegd, op bilateraal niveau afspraken kunnen gelden over de rechtshandhaving van socialezekerheidsuitkeringen. Montenegro zal een soortgelijke behandeling toekennen aan werknemers van lidstaten die legaal tewerkgesteld zijn in Montenegro.

Hoofdstuk II: Vestiging (artikelen 52 tot en met 58)

Artikel 52

Evenals in voorgaande Overeenkomsten met derde landen, worden in dit artikel enkele begrippen gedefinieerd die verband houden met het uitvoeren van economische activiteiten waaronder begrippen als «communautaire vennootschap», «Montenegrijnse vennootschap», «dochteronderneming», en «vestiging».

Artikel 53

Vastgesteld is het wederzijdse recht op vestiging van bedrijven op elkaars grondgebied. Een belangrijk beginsel hierbij is de plicht tot het verlenen van «gelijke behandeling»: bedrijven uit de lidstaten en uit Montenegro dienen bij de vestiging op dezelfde manier te worden behandeld als bedrijven uit het eigen land. Die plicht geldt zowel bij vestiging als voor eenmaal gevestigde bedrijven. Het gaat hierbij niet alleen om een discriminatieverbod op grond van formele voorschriften, maar ook om het resultaat van de feitelijke behandeling. Ook is een clausule opgenomen. Vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zal de Stabilisatie- en associatieraad – in het licht van de toestand van de arbeidsmarkt – onderzoeken of de bepalingen moeten worden uitgebreid tot de vestiging van onderdanen van beide partijen, die als zelfstandigen economische activiteiten zouden wensen te ontplooien. Voorts wordt in dit artikel onder meer het recht vastgelegd dat dochterondernemingen of filialen uit de Gemeenschap het recht hebben onroerend goed in Montenegro te gebruiken, te huren en aan te kopen in verband met de uitoefening van hun economische activiteiten.

Artikel 54

Met uitzondering van financiële diensten die in bijlage VI beschreven zijn, kunnen partijen specifieke non-discriminatoire maatregelen treffen met betrekking tot vestiging en bedrijfsuitvoering. Ten aanzien van financiële diensten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de partijen uit hoofde van monetair of investeringsbeleid, uit overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht of met het oog op het vertrouwen in het financieel stelsel, maatregelen kunnen treffen.

Artikel 55

Het eerste lid verwijst naar de op 9 juni 2006 te Luxemburg totstandgekomen Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Montenegro, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (Trb. 2006, 196).

Onverminderd dit verdrag, dat nog ter parlementaire goedkeuring moet worden aangeboden, zijn de in het voorgaande artikel neergelegde beginselen inzake vestiging niet van toepassing op het vervoer door de lucht, over binnenwateren en over zee. De Stabilisatie- en associatieraad kan wel aanbevelingen doen de vestigingsvoorwaarden voor deze sectoren te verbeteren.

Artikel 56

Toegestaan is, dat aan buiten-vennootschapsrechtelijke vormen van vestiging van buitenlandse bedrijven om juridisch-technische redenen bijzondere regels wordt opgelegd. Daaruit resulterende beperkingen moeten evenwel strikt verband houden met de verschillen in status ten opzichte van in het vennootschapsrecht geregelde vestigingsnormen.

Artikel 57

Teneinde de uitoefening van de vrije beroepen te kunnen vergemakkelijken, zal de Stabilisatie- en associatieraad onderzoeken welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma’s.

Artikel 58

Vennootschappen uit de Gemeenschap of uit Montenegro hebben het recht om werknemers met de nationaliteit van de andere partij in dienst te nemen, mits dergelijke werknemers een «sleutelpositie» bekleden. Het tweede lid van dit artikel definieert het begrip «sleutelpositie» (onder meer hoger kader, gespecialiseerde technici).

Nederland voldoet aan deze bepalingen, die overeenkomen met het beleid dat op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen voor deze categorie personen is ingevoerd. Bij de toepassing van paragraaf 21 (versoepelde toelating van concernpersoneel) van de Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen, behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen, houdt de Arbeidsvoorzieningsorganisatie rekening met de specifieke bepalingen van de Overeenkomsten die de EU en haar lidstaten hebben gesloten met derde landen.

Het artikel sluit aan bij hetgeen op dit terrein is voorzien inzake de handel in diensten in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS).

Hoofdstuk III: Het verlenen van diensten (artikelen 59 tot en met 61)

Artikel 59

Partijen verbinden zich er toe om de nodige stappen te ondernemen om het verlenen van diensten voor op het grondgebied van een der verdragsluitende partijen gevestigde vennootschappen en onderdanen en het grensoverschrijdende dienstenverkeer tussen de partijen geleidelijk te liberaliseren. Hiertoe zal de Stabilisatie- en associatieraad vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst de nodige maatregelen kunnen nemen.

Artikel 60

Partijen verbinden zich geen maatregelen te treffen die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door vennootschappen of onderdanen uit een der verdragsluitende partijen aanmerkelijker restrictiever maken dan de situatie op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkintreding van de Overeenkomst.

Artikel 61

Voor het vervoer over land worden regels vastgesteld zoals neergelegd in Protocol 4 bij deze Overeenkomst. Voor het zeevervoer zijn de beginselen van een vrij vervoer neergelegd. Partijen verplichten zich tot toepassing van het principe van onbeperkte toegang tot de markt en het vervoer op een commerciële basis. Daarnaast is overeengekomen dat internationale en Europese normen op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieunormen nagekomen zullen worden.

Hoofdstuk IV: Betalings- en kapitaalverkeer (artikelen 62 tot en met 64)

Artikel 62

De partijen verbinden zich ertoe machtiging te verlenen (in vrije convertibele valuta) tot alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Montenegro.

Artikel 63

Vanaf de dag van inwerkingtreding van de Overeenkomst geldt een vergaande liberalisering van het vrije verkeer van kapitaal tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Montenegro. Het vrije verkeer van kapitaal wordt mogelijk onder meer op het gebied van directe investeringen in ondernemingen, kredieten die verband houden met commerciële transacties en leningen met een looptijd van meer dan één jaar. Hetzelfde geldt voor beleggingen en financiële kredieten voor dezelfde looptijd.

Vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst staat Montenegro, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande procedures, de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie toe. In uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Montenegro ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Montenegro, kunnen partijen vrijwaringsmaatregelen nemen.

Artikel 64

Partijen verplichten zich om in het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van de Overeenkomst maatregelen te treffen die geleidelijke toepassing van de communautaire voorschriften betreffende het vrije verkeer van kapitaal mogelijk maken.

Hoofdstuk V: Algemene bepalingen (artikelen 65 tot en met 71)

Artikelen 65 en 66

De algemene bepalingen zijn van toepassing op het verkeer van werknemers, vestiging en dienstverlening. De nationale wet- en regelgeving van partijen, c.q. lidstaten, op terreinen als bijvoorbeeld het toelatings- en verblijfsbeleid, blijven van toepassing voor zover toepassing ervan geen afbreuk doet aan onder de Overeenkomst ten behoeve van partijen gecreëerde voordelen.

Artikelen 67 en 68

De meestbegunstigingsbepalingen, zoals vastgelegd in Titel V van deze Overeenkomst, zijn niet van toepassing op belastingvoordelen die voortvloeien uit eventuele bilaterale verdragen inzake voorkoming van dubbele belasting dan wel andere fiscale regelingen. Voorts wordt vastgelegd dat geen van de bepalingen in Titel V zal worden uitgelegd als een beletsel voor tenuitvoerlegging van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking.

Artikel 69

De partijen vermijden zoveel mogelijk het opleggen van beperkende maatregelen die verband houden met de betalingsbalans. Mochten zich met betrekking tot de betalingsbalans in een of meer lidstaten van de Gemeenschap of Montenegro ernstige moeilijkheden voordoen, dan kunnen partijen beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen tot beperking van de invoer. Deze maatregelen zullen van beperkte duur zijn.

Artikelen 70 en 71

De bepalingen inzake vestiging en dienstverlening zullen worden aangepast, met name in het licht van de eisen die in de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) worden gesteld. Voorts doen de bepalingen geen afbreuk aan de uitvoering door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van ontduiking van de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt via de bepalingen van deze Overeenkomst.

Titel VI – Harmonisatie van wetgeving, rechtshandhaving en mededingingsregels (artikelen 72 tot en met 79)

Deze titel voorziet in samenwerking op de terreinen van justitie en binnenlandse zaken. De samenwerking betreft onder andere de uitwisseling van informatie. Voor zover deze samenwerking de uitwisseling van justitiële gegevens met zich meebrengt, zal uiteraard de noodzakelijke bescherming van persoonsgegevens worden gewaarborgd, onder meer volgens de regels van het op 28 januari 1981 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7).

Artikel 72

Onder de intentieverklaring van artikel 72 geeft Montenegro aan te streven naar geleidelijke aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap. Deze zal zich in eerste instantie richten op het acquis betreffende de interne markt, justitie, vrijheid en veiligheid en handelsgerelateerde gebieden. Na een periode van vier jaar vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst zal de Montenegrijnse wetgeving zich uitgebreid hebben tot alle gebieden van het acquis. Het programma hiervoor wordt in samenwerking met de Commissie opgesteld.

Artikel 73

Dit artikel geeft in wezen een beknopte weergave van de materiële mededingingsregels zoals die in het EG-verdrag zijn neergelegd, waaronder regelgeving op het gebied van kartels en monopolies. Voor landbouwproducten gelden enkele uitzonderingen. Het artikel verbiedt concurrentieverstorende vormen van staatssteun.

Na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zal Montenegro binnen een jaar een onafhankelijke mededingingsautoriteit oprichten. Binnen vier jaar zal Montenegro haar steunregelingen hebben aangepast. Steun van de overheid zal de eerste vijf jaar worden bezien in het licht van artikel 87, derde lid, onder a, van het EG-Verdrag. In Protocol 5 is een aparte regeling voor staatssteun aan de ijzer en staalindustrie door Montenegro opgenomen.

Artikel 74

Drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zal Montenegro de beginselen van het EG-verdrag toepassen op overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend. Het gaat met name om regels betreffende de mededinging.

Artikel 75

Partijen onderschrijven het belang dat zij hechten aan een adequate bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten. De Gemeenschappelijke Verklaring bij dit artikel bevat een overeengekomen interpretatie van de desbetreffende termen. Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst kennen de partijen aan elkaars ondernemingen en onderdanen een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen toekennen. Montenegro zal uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zijn wetgeving op een niveau brengen dat overeenkomt met dat van de Gemeenschap. Montenegro verplicht zich binnen genoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII genoemde verdragen. In het geval van problemen kan men zich wenden tot de Stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 76

In dit artikel streven partijen naar het openbaar maken van elkaars aanbestedingen van overheidsopdrachten. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst mogen ondernemingen uit Montenegro meedingen met aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap. Vanaf dezelfde datum kunnen ondernemingen uit de Gemeenschap die in Montenegro zijn gevestigd, in het land meedingen op basis van een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Montenegrijnse vennootschappen wordt verleend Ondernemingen uit de Gemeenschap die niet in Montenegro zijn gevestigd krijgen uiterlijk binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Montenegro.

Artikel 77

In dit artikel verplicht Montenegro zich om de nodige maatregelen te nemen teneinde zijn wetgeving in overeenstemming te brengen met de technische standaardisatieregelgeving van de Gemeenschap. Montenegro wordt uitgenodigd deel te nemen aan de activiteiten van de daartoe gespecialiseerde Europese organisaties.

Artikelen 78 en 79

Artikel 78 bevat bepalingen over consumentenbescherming, arbeidsomstandigheden en gelijke kansen. Montenegro verbindt zich om de Europese regelgeving over te nemen.

Titel VII – Justitie, vrijheid en veiligheid (artikelen 80 tot en met 87)

Artikel 80

De partijen schenken bijzondere aandacht aan institutionele versterking. Dit omvat onder meer de opbouw en consolidatie van de rechtsstaat, de onafhankelijkheid en de versterking van de rechterlijke macht, het verbeteren van het functioneren van de politie, alsmede de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad.

Artikel 81

Montenegro zal zijn wetgeving inzake privacy en de bescherming van persoonsgegevens aanpassen en onafhankelijke toezichthoudende organen oprichten.

Artikel 82

De partijen verbinden zich samen te werken op het gebied van visa, grenscontrole, asiel en migratie. Deze samenwerking richt zich onder meer op nauw overleg, coördinatie en technische of administratieve bijstand.

Met betrekking tot asiel wordt specifiek gesteld dat Montenegro zal worden gesteund bij de tenuitvoerlegging van nationale wetgeving opdat deze voldoet aan de normen van het op 28 juli 1951 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1951, 131) en het aanvullende Protocol van New York van 31 januari 1967 (Trb. 1967, 76), zodat gegarandeerd wordt dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging.

Op het gebied van migratie verbinden de partijen zich om onderdanen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.

Artikel 83

Tijdens de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken in december 1999 is besloten dat in verdragen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van gemengde akkoorden, standaard een terug- en overnameclausule dient te worden opgenomen. De rechtsbasis daarvoor is artikel 63, van het EG-verdrag, punt 3, onder b.

Op basis van artikel 83 verplichten de lidstaten van Europese Gemeenschap en Montenegro zich wederzijds tot het terugnemen van eigen onderdanen, alsmede het overnemen van onderdanen van derde landen en staatlozen. In dit verband gaat het om personen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven. Op 18 september 2007 is in dit verband de overname-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Montenegro, alsmede de overeenkomst voor visa-facilitatie met Montenegro totstandgekomen. De Stabilisatie- en associatieraad zal nader onderzoeken welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden gedaan inzake de bestrijding en preventie van illegale immigratie en mensenhandel.

Artikel 84

De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële stelsels worden misbruikt voor het witwassen van opbrengsten van criminele activiteiten en het financieren van terrorisme. Deze samenwerking omvat administratieve en technische bijstand.

Artikel 85

Partijen werken samen om een evenwichtige en geïntegreerde benadering van de drugsproblematiek te bevorderen. Dergelijk beleid is er onder meer op gericht om de levering en de handel alsmede de vraag naar drugs terug te dringen. Uitvoering van dit beleid zal worden gebaseerd op de uitgangspunten van de EU drugs strategie.

Artikel 86

De partijen zullen gezamenlijk optreden tegen de georganiseerde criminaliteit en illegale activiteiten, waaronder mensenhandel, handel in verdovende middelen, smokkel en wapenhandel. Regionale samenwerking en naleving van internationaal erkende normen zullen worden bevorderd. In het artikel is een extra alinea opgenomen met betrekking tot valsemunterij. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de zorgen van lidstaten over het gebruik van de Euro door Montenegro. Met betrekking tot preventie streeft Montenegro naar uitvoeringsmaatregelen die vergelijkbaar zijn met de relevante wetgeving van de Gemeenschap en zal Montenegro zich aansluiten bij verdragen op dit terrein.

Artikel 87

Partijen komen overeen samen te werken ter voorkoming en bestrijding van terroristische daden en financiering daarvan, met name wat betreft grensoverschrijdende activiteiten. Dit gebeurt mede door tenuitvoerlegging van de VN-Veiligheidsresolutie 1373 (2001) en het uitwisselen van informatie, kennis en ervaringen.

Titel VIII – Samenwerkingsbeleid (artikelen 88 tot en met 114)

Artikel 88

Bijdragen aan duurzame economische en sociale ontwikkeling van Montenegro is een van de doelstellingen van het samenwerkingsbeleid. Op alle terreinen van deze samenwerking zullen partijen zorg dragen voor volledige integratie van milieu-aspecten. Voorts zal op alle samenwerkingsterreinen rekening worden gehouden met de eisen van een harmonieuze sociale ontwikkeling. Expliciet wordt gesteld dat het samenwerkingsbeleid in een regionaal samenwerkingskader moet worden geïntegreerd. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Montenegro en zijn buurlanden zullen bevorderen. Aldus wordt een bijdrage geleverd aan de regionale integratie en stabiliteit.

Artikel 89

Aan Montenegro zal bijstand verleend worden bij het tot stand brengen van een functionerende markteconomie en geleidelijke aanpassing van het beleid aan het beleid in het kader van de Economische en Monetaire Unie. Samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechtsstaat op zakelijk gebied. Uitwisseling van informatie behelst onder meer de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.

Artikel 90

Statistische samenwerking is in eerste instantie gericht op de prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeenschap. Het doel van de samenwerking is het nationale statistische systeem in staat te stellen beter aan de behoeften van de overheid en de particuliere sector te voldoen. De partijen werken met name samen om de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te waarborgen, de verzameling van gegevens en doorgifte daarvan aan het Europees statistisch systeem geleidelijk te intensiveren.

Artikelen 91 en 92

De samenwerking inzake het bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten is gericht op het tot stand brengen van een passend kader voor de verdere ontwikkeling van Montenegro op dit gebied.

Samenwerking op het gebied van audit en financiële controle richt zich op de ontwikkeling van efficiënte systemen voor interne controle van overheidsfinanciën en externe boekhoudkundige controle. De samenwerking zal zich ook richten op de opbouw van capaciteit voor de hoogste auditinstantie in Montenegro.

Artikelen 93, 94 en 95

Samenwerking op het gebied van stimulering en bescherming van investeringen richt zich op het creëren van een gunstig klimaat voor binnenlandse en buitenlandse investeringen die van essentieel belang zijn voor Montenegro.

Modernisering, herstructurering en de versterking van de particuliere sector alsmede de bescherming van het milieu zijn doelstellingen van industriële samenwerking tussen de partijen. Op het gebied van de versterking van de Midden en Klein Bedrijf-sector zal nadrukkelijk worden gekeken naar die gebieden waar het groeipotentieel en de samenwerking tussen het MKB in de EG en Montenegro kan worden vergroot.

Artikel 96

Samenwerking op het gebied van toerisme is met name gericht op intensivering van informatiestromen, overdracht van knowhow, ontwikkeling van infrastructuur en deelname van Montenegro aan Europese organisaties voor toerisme.

Artikelen 97 en 98

Samenwerking op het gebied van landbouw en de agro-industriële sector is gericht op herstructurering en modernisering van de sector en de geleidelijke aanpassing aan het communautair acquis. De partijen zullen zoeken naar gebieden van wederzijds belang op het gebied van visserij.

Artikel 99

Samenwerking op het gebied van douane is gericht op het waarborgen van de naleving van de op handelsgebied in te voeren bepalingen en aanpassing van het douanesysteem van Montenegro aan dat van de Gemeenschap. In Protocol 6 zijn de regels inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen de partijen op het gebied van douane vastgelegd.

Artikel 100

Samenwerking op belastinggebied omvat hervorming van het belastingstelsel en herstructurering van de belastingdienst van Montenegro. Het belang van transparantie, consultatie en uitwisseling van informatie ter voorkoming van belastingontduiking wordt erkend.

Artikel 101

Samenwerking op sociaal gebied richt zich mede op hervorming van het Montenegrijnse werkgelegenheidsbeleid, de sociale zekerheid en wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden.

Artikel 102

Samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding richt zich op verbetering van het beroeps- en algemeen onderwijs, alsmede van het jongerenbeleid. Specifiek wordt verwezen naar de Verklaring van Bologna van de EU-ministers van onderwijs op 19 juni 1999. Ook zal gestreefd worden naar gelijke toegang tot alle onderwijsniveaus zonder onderscheid naar sekse, religie, huidskleur of etnische oorsprong.

Artikel 103

Samenwerking op cultureel gebied beoogt ondermeer het wederzijds begrip voor personen, gemeenschappen en volkeren te doen toenemen.

Artikel 104

De partijen werken samen aan de bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie. Samenwerking kan ook plaatsvinden in de vorm van opleiding van journalisten en technische bijstand aan publieke en particulier media. Montenegro zal zijn beleid inzake regulering van grensoverschrijdende televisie afstemmen op dat van de EG.

Artikelen 105 tot en met 107

Samenwerking op het gebied van de informatiemaatschappij heeft mede als doel Montenegro voor te bereiden op het digitale tijdperk, investeringen aan te trekken en te zorgen voor interoperabiliteit van diensten en netwerken. Samenwerking op het gebied van netwerken en diensten voor elektronische communicatie heeft als uiteindelijke doel dat Montenegro drie jaar na inwerkingtreding van deze Overeenkomst het communautair acquis overneemt.

Artikel 108

Samenwerking op het gebied van vervoer is mede gericht op herstructurering en modernisering en verbetering van vrij verkeer en ontwikkeling van trans-Europese netwerken. Daarbij wordt verwezen naar het Memorandum van Overeenstemming inzake het kernnetwerk voor regionaal vervoer in Zuidoost-Europa (zie PbEG L 223 van 24 juni 2004).

Artikel 109

Samenwerking op het gebied van energie is gebaseerd op het regionale Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap (zie PbEG L 198/18 van 20 juli 2006). Dit verdrag is gericht op geleidelijke integratie van Montenegro in de Europese energiemarkten.

Artikel 110

De samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid zal zich onder meer richten op verbetering van wetgeving, alsmede uitwisseling van informatie bij nucleaire ongevallen en paraatheid bij rampen.

Artikel 111

Partijen zullen samenwerking op het gebied van milieu en ecologische duurzaamheid bevorderen. Dit zal ondermeer gebeuren door het stimuleren van verbeteringen in wetgeving, milieueffectrapportages en uitvoering van het op 11 december 1997 totstandgekomen Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170).

Artikel 112

Samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling heeft als uitgangspunt wederzijds voordeel voor de partijen.

Artikel 113

Partijen zetten zich in voor de vermindering van regionale verschillen door regionale en plaatselijke ontwikkelingssamenwerking. Daarbij wordt speciaal aandacht geschonken aan grensoverschrijdende samenwerking.

Artikel 114

Samenwerking op het gebied van openbaar bestuur is met name gericht op opbouw van de rechtsstaat en het goed functioneren van staatsinstellingen. De samenwerking is voornamelijk gericht op institutionele opbouw en heeft betrekking op zowel centrale als lokale overheden.

Titel IX – Financiële samenwerking (artikelen 115 tot en met 118)

Montenegro komt in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van, onder meer, subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank.

Financiële bijstand wordt geleverd in het kader van de daarvoor in het leven geroepen verordeningen. Het leeuwendeel van de communautaire schenkingen aan Montenegro zal worden gegeven in het kader van de Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2006 (PbEG L 210) tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA). In het algemeen draagt de bijstand bij aan institutionele versterking en bij de totstandbrenging van economische, democratische en administratieve hervormingen in Montenegro. De omvang van de steun is ook afhankelijk van vooruitgang op deze gebieden. Met name zal gekeken worden naar de mate van vooruitgang ten aanzien van de in het Besluit van de Raad inzake beginselen, prioriteiten en voorwaarden van het Europees Partnerschap met Montenegro van 8 november 2006 (COM(2008)654). Op verzoek van Montenegro kan de Gemeenschap in geval van bijzondere nood met betrekking tot de externe financieringspositie en bij wijze van uitzondering, in overleg met de Internationale Financiële Instellingen, macro-financiële bijstand geven. Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen toe op optimale coördinatie van de steun van de Gemeenschap met de (bilaterale) assistentie van de lidstaten alsmede de inspanningen van de Internationale Financiële Instellingen.

Titel X – Institutionele, algemene en slotbepalingen (artikelen 119 tot en met 137)

Artikelen 119 tot en met 125

De opzet van de overlegstructuur van de Overeenkomst (artikelen 119 tot en met 125) volgt het klassieke model van de traditionele associatieakkoorden tussen de Gemeenschap en derde landen. Er wordt voorzien in een Stabilisatie- en associatieraad op politiek niveau die tenminste één keer per jaar bijeenkomt. Aan de Stabilisatie- en associatieraad wordt de algemene supervisie toegekend met betrekking tot de toepassing en uitlegging van de Overeenkomst. Er worden in beginsel geen beperkingen opgelegd aan de agenda van de Associatieraad voor wat onderwerpen betreft.

De Stabilisatie- en associatieraad wordt bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, dat op hoog ambtelijk niveau bijeenkomt. Dit comité bereidt de zittingen van de Stabilisatie en Associatieraad voor. Deze Raad kan voor gespecialiseerde onderwerpen sub-comité’s in het leven roepen. Er wordt ook voorzien in parlementaire samenwerking. Leden van het Montenegrijnse Parlement en het Europees Parlement kunnen elkaar in het kader van het Parlementair Stabilisatie en Associatiecomité ontmoeten en van gedachten wisselen.

Artikelen 126 tot en met 128

De artikelen 126 tot en met 128 behelzen algemeen gebruikelijke bepalingen: onder meer de non-discriminatoire rechtstoegang van natuurlijke en rechtspersonen alsmede de algemene exceptie op grond van veiligheidsbelangen.

Artikelen 129 en 130

Artikel 129 stelt dat indien één van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting niet nakomt die uit de Overeenkomst voortvloeit, zij passende maatregelen kan treffen. Behalve in speciaal dringende gevallen, verstrekt zij alsdan eerst de Stabilisatie- en associatieraad alle terzake doende informatie. Artikel 130 bevat een procedure voor het beslechten van geschillen. Deze procedure kan in bepaalde gevallen worden opgevolgd door een procedure die in Protocol 7 is omschreven (voor een toelichting zie hieronder).

Artikelen 131 tot en met 139

Deze inmiddels gebruikelijke artikelen in samenwerkingsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen, hebben betrekking op de looptijd, de territoriale toepassing en de inwerkingtreding.

Artikel 139 voorziet in een voorlopige toepassing van het handelsgedeelte van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (voor de EU op grond van artikel 133 van het EG-verdrag). Deze voorlopige toepassing is gebaseerd op de Interim-Overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds die op 15 oktober 2007 tot stand is gebracht.

III. Protocollen

a. Protocol 1 inzake de handel tussen de Gemeenschap en Montenegro in bewerkte landbouwproducten

Bijlage I bij dit Protocol geeft een overzicht van de producten die rechtenvrij en zonder contingent vanuit Montenegro in de Gemeenschap kunnen worden ingevoerd. In bijlage II is een lijst van producten opgenomen die vanuit de Gemeenschap in Montenegro kunnen worden ingevoerd tegen nultarief dan wel tegen een verlaagd meestbegunstigde recht.

De Stabilisatie- en associatieraad kan de lijsten uitbreiden, de douanerechten wijzigen en eventuele tariefcontingenten verhogen of afschaffen. De raad kan ook de in de bijlagen I en II vastgestelde rechten vervangen door een systeem dat is gebaseerd op de marktprijzen van de landbouwproducten die als grondstof dienen voor de verwerkte landbouwproducten. Als de rechten op die basisproducten worden verlaagd, heeft dat zijn relatieve uitwerking op het douanerecht van het betrokken verwerkte landbouwproduct.

b. Protocol 2 betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedestilleerde drank en gearomatiseerde wijnen

Dit Protocol regelt handelspreferentie met betrekking tot wijnen en gedestilleerde dranken. Het betreft in essentie een lijst van namen, productiemethoden en handelsmerken die de lidstaten willen beschermen. Een consultatiemechanisme en een werkgroep worden in het leven geroepen om het Protocol uit te voeren.

c. Protocol 3 betreffende de definitie van het begrip «producten van oorsprong» en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Montenegro

Zie de toelichting bij artikel 44.

d. Protocol 4 inzake vervoer over land

Het doel van dit Protocol is de samenwerking tussen partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen. Het Protocol bevat standaard bepalingen op het gebied van planning, financiële aspecten, de rol van spoorwegen, toegang tot markt en non-discriminatie bepalingen, belasting/tol en andere heffingen, afmetingen en gewichten en sociale aspecten.

d. Protocol 5 inzake staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie

Op basis van dit Protocol kan Montenegro gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden aan staalbedrijven verlenen.

Een nationaal herstructureringsprogramma en individuele bedrijfsplannen voor elk van de bedrijven die herstructureringssteun krijgen, zal ter evaluatie bij de Commissie te worden ingediend. Eventueel wordt technische bijstand verleend. De Stabilisatie- en associatieraad ziet toe op de naleving.

e. Protocol 6 inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Partijen verbinden zich om op het gebied van douane intensief met elkaar samen te werken. Deze samenwerking richt zich onder meer op het uitwisselen van informatie, notificatie en verificatie van documenten. Partijen zullen informatie die voortkomt uit de douane-samenwerking als vertrouwelijk behandelen.

In artikel 9 wordt een aantal gronden aangegeven waarop assistentie in douanezaken kan worden geweigerd; dit zijn onder meer de openbare veiligheid, lopende strafrechtelijke onderzoeken of in gevallen waarin sprake is van industrieel vertrouwelijke gegevens.

f. Protocol 7 inzake beslechting van geschillen

De bepalingen in dit Protocol zijn uitsluitend bedoeld voor situaties gerelateerd aan de Titels IV, V en VI van de Overeenkomst. Voor de toepassing van het Protocol moet slechts de Gemeenschap als partij worden aangemerkt en niet daarnaast nog eens de lidstaten afzonderlijk.

Dit vloeit voort uit het bijzondere interne-marktkarakter van de door het Protocol bestreken Titels.

In Afdeling I wordt aangegeven op welke wijze het arbitragepanel wordt samengesteld. De scheidsrechters worden gekozen uit een lijst die door het Stabilisatie- en associatiecomité is opgesteld. Verder wordt bepaald dat de uitspraak in beginsel binnen 90 dagen aan de partijen en aan het Stabilisatie- en associatiecomité medegedeeld dienen te worden. Ingevolge artikel 17, derde lid, kan de voorzitter van het panel deze termijn, en andere termijnen in het Protocol, verlengen.

Afdeling II gaat in op op de naleving van een uitspraak. Uitspraken van het arbitragepanel zijn bindend voor de partijen. Indien een uitspraak niet wordt nageleefd, bevat artikel 9 een regeling inzake tijdelijke maatregelen.

In Afdeling III wordt bepaald dat het arbitragepanel, waarvan de vergaderingen in beginsel openbaar zijn, op eigen initiatief inlichtingen kan inwinnen. Alle besluiten, inclusief de vaststelling van de uitspraken, worden bij meerderheid genomen. Het panel mag ook bepalingen interpreteren. Echter ingevolge artikel 13 van het Protocol is er geen bevoegdheid om het acquis communautaire uit te leggen. Dat blijft exclusief voorbehouden aan het Hof van Justitie van de EG. Hierdoor worden mogelijke problemen voorkomen die door een dergelijk stelsel van rechterlijke controle kunnen ontstaan (zie in dit verband het advies van het Hof van Justitie over het ontwerp-verdrag betreffende de Europese Economische Ruime, advies 1/91, Jur. 1991, blz. I-6079).

g. Protocol 8 inzake algemene beginselen voor de deelname van Montenegro aan communautaire programma’s

Montenegro mag deelnemen aan communautaire programma’s die worden opgesomd in de bijlage bij de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië en Montenegro inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië en Montenegro aan communautaire programma’s en de programma’s die na 27 juli 2005 werden ingesteld of verlengd en die een openstellingsclausule bevatten die in de deelname van Montenegro voorziet.

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de Stabilisatieen associatieovereenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, kan de Stabilisatie- en associatieraad de tenuitvoerlegging van dit protocol evalueren.

IV. Koninkrijkspositie

Evenals de eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen zal het onderhavige verdrag voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M Verhagen