Kamerstuk 31065-25

Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek); Gewijzigd amendement om lijfrentebankspaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten buiten faillissement te houden

Dossier: Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek)


31 065
Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek)

nr. 25
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DEPLA EN BLOK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 24

Ontvangen 3 december 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In hoofdstuk 1, artikel 4, wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 21 wordt na onderdeel 6, onder vervanging van de punt aan het slot van het zesde onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbaar inkomen uit werk en woning.

II

In hoofdstuk 1 komt artikel 4, onderdeel E, te luiden:

E

Artikel 295 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder c, wordt de zinsnede «onder 1°, 3°, 5°, en 6°» vervangen door: onder 1°, 3°, 5°, 6° en 7°.

2. Het vijfde lid komt als volgt te luiden:

5. Niettemin valt een goed als bedoeld in het vierde lid, onder a, in de boedel indien de waarde van dat goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft. In dat geval ontvangt de schuldenaar uit de boedel, indien dat goed op de voet van artikel 347 te gelde wordt gemaakt en voorzover de opbrengst daarvan toereikend is, de waarde van zijn prestatie tot verkrijging van dat goed, bij voorrang te voldoen voordat met betalingen uit de boedel aan schuldeisers kan worden begonnen.

III

In hoofdstuk 4, wordt in artikel 3, voor onderdeel A een onderdeel 0A ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de onderdelen a en b de zinsnede «artikel 25, derde lid» vervangen door: artikel 25, vijfde lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in het eerste lid, onder b, is niet vatbaar voor beslag.

Toelichting

Met dit amendement wordt tegemoet gekomen aan de toezegging die de leden Depla en Blok gedaan hebben bij de behandeling van de initiatiefwet banksparen (Kamerstukken II 2005–2006 30 432, nr. 2). Dit amendement beoogt lijfrentebankspaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten buiten faillissement te houden. Daarmee wordt het onderscheid tussen banksparen voor pensioenen en pensioensverzekeren, ook bij faillissement opgeheven.

Depla

Blok